1.-bladeren duidelijk naaldvormig 2. -bladeren geen naalden (vlak blad, grote-of kleine schubben, aanliggend aan twijgen, dakpansgewijze geplaatst) 49

Transcriptie

1 Determinatiesleutel voor enkele coniferen (naar M. Van Miegroet) 1.-bladeren duidelijk naaldvormig 2 -bladeren geen naalden (vlak blad, grote-of kleine schubben, aanliggend aan twijgen, dakpansgewijze geplaatst) naalden aan kortloten (2-5 mm) 2-5 samen of meer, aan de langloten staan de naalden afzonderlijk 3 -naalden steeds afzonderlijk, geen kortloten naalden aan kortloten in bundels van hoogstens 5 4 -naalden aan kortloten in bundels van meer dan steeds 5 naalden per kortlot (Pinus strobus) -minder dan 5naalden aan kortlot (2 of 5) -naalden langer dan 7-8 cm (Pinus nigra) -naalden korte dan 7-8 cm (Pinus sylvestris) 17.-naalden met meer dan 15 op kortloten, op langloten afzonderlijk -stijve, vierkante naalden (wintergroen),aan de langloten op bruine kussens zittend 18 -zachte weke naalden (afvallend) zonder kussens aan langloten (Larix) 18.-overhangende lichtgrijze twijgen, naalden langer dan 3 cm, vierkant in doorsnede (nooit meer dan 30 samen) (Cedrus deodora) -twijgen niet grijs en hangend, afgeronde knoppen, naalden korter dan 3 cm, stijf en rechthoekig op doorsnede (30/40 samen) (Cedrus libani, C. atlantica) 21.-naalden aan langloten kruisgewijs tegenovereenstaand of in kransen van naalden wisselstandig, spiraalsgewijs langs de twijg ingeplant of gespreid of duidelijk 2- rijig 24

2 22.-naalden met blauwwitte huidmondjes aan bovenzijde, naalden in kransen van 3, naaldbasis niet aanliggend (vrucht bes) (Juniperus communis) -onderzijde naalden met blauwwitte huidmondstreepjes of groen aan beide zijden enkel jonge exemplaren dragen naalden, later door schubben vervangen. - naalden aan de onderzijde grijsgroen (Thuja) - naalden aan de onderzijde blauwachtig wit (Chamaecyparis) 24.-bladeren naald- of priemvormig, op twijg aflopend (benedendeel naald aanliggend of ermee verbonden) 25 -bladeren naaldvormig, niet op de twijg aflopend, al dan niet gesteeld, met of zonder bladkussens op twijg zittend naalden veschillend van vorm, aan de zijtwijgen lang en vlak (tot 2cm), lijnvormig en tweezijdig geplaatst, aan de hoofdscheut korter (tot 6mm), dikker en bijna schubvormig. (Sequoia sempervirens) -naalden gelijk, geen lengteverschil naalden max. 10mm, recht of iets naar binnen gekromd, aan de jonge twijgen bijna volledig aanliggend, in 3 lengte rijen langsheen de twijg geplaatst (Sequoiadendron giganteum) -naalden meestal langer dan 10mm (12-25mm), drie- tot vierhoekig, afstaand, sikkelvormig binnenwaarts gekromd en in 5 lengterijen langsheen de twijg geplaatst. (Crytomeria japonica) 27.-naalden gesteeld, steeltje loopt evenwijdig aan de twijg (bijna aanliggend) 28 -naalden niet of onduidelijk gesteeld, wel met versmalling aan de basis (die wel in het verlengde van de twijg ligt maar niet evenwijdig met de twijg) geen huidmondjes zichtbaar, naald met ietswat verheven middennerf, 2geelgroene strepen aan de onderzijde, dakpansgewijs geplaatste knopschubben (vrucht schijnbes) (Taxus baccata) -huidmondjes aan de de onderzijde zichtbaar als witte strepen, naald zonder verheven middennerf (Tsuga)

3 30.-naalden met schijfvormige verbreding aan de voet op de twijg zittend. -schijfvormige verbreding groen, boven verbreding steelvormig versmald (bij uittrekken blijft een vlak litteken zitten) (Abies) -naalden aan de voet niet schijfvormig verbreed naalden niet vesmald aan de basis, zittend op kussentje dat overblijft na de naaldval (tak is hierdoor ruw) bij uittrekken komt kussentje mee (vlaggetje), kegels groot en hangend. (Picea) -naalden niet versmald aan de basis, als groene lijsten aan de twijg zittend naalden niet versmald aan de basis, als groen lijsten langsheen de twijg aflopend. 43 -naalden aan de basis ingesnoerd tot steelachtig versmald, maar nooit met brede basis op de twijg ingeplant naalden korter dan 3cm, niet van scherpe spits voorzien -verschillende naaldtypen: aan de zijtwijgen lang (2cm), kamvormig of 2-rijig ingeplant, aan de eindscheut korter en bijna schubvormig (Sequoia sempervirens) -naalden overal en altijd gelijk naalden korter dan 12mm.bijna schubvormig rect of ietwat binnenwaarts gekromd, aan jonge twijgen bijna aanliggend (in drie lengterijen omheen de twijg geplaatst) (Sequoiadendron giganteum) -naalden langer dan 12mm, drie-of vierhoekig, duidelijk afstaand, sikkelvormig binnenwaarts gekromd in 5 lengterijen (Crytomeria japonica) 45.-naalden met steelvormige basis op bultvormige verhevenheid zittend 46 -naalden aan de basis ingesnoerd, maar niet op bultvormige verhevenheid zittend 48

4 46.-naaldsteeltje aan twijg aanliggend, knievormig verbogen, zeer kleine knoppen (Tsuga) -naaldsteeltje op kleine bultvormige verhevenheid, naald schuin op twijg ingeplant maar zonder knievormige verbuiging, zeer grote knoppen. (Pseudotsuga) 48.-naalden ingesnoerd, maar niet steelvormig, zeer week, in de herfst op kortloten (10cm.afvallend),niet breder dan 1mm, bladverliezend. (Taxodium distichum) -twijgen en takken tegenoverstaand (Metasequoia glytostroboides) -naalden blijvend, breder dan 2mm, steelvormig ingesnoerd duidelijke middennerf aan de bovenzijde, bladsteel als groene lijst langs de twijg. (Taxus baccata) 49.-blad met bladsteel, waaiervormig met ingesneden top, over de twijgen verspreid op kortloten (afvallend). (Ginkgo biloba) -bladeren hebben de vorm van schubben schubben dik, vlezig,groot, driehoekig tot breed lancetvormig met scherpe spits (Araucaria) -schubben klein, dichtrond de twijg aanliggend, vaak dakpansgewijs schubbladeren wisselstandig of spiraalsgewijs rond de twijg, schubben recht of zwak binnenwaarts gebogen. (Sequoiadendron giganteum) -schubbladen tegenovereenstaand of in kransen met 3 à 4 samen zowel naalden als schubben aan dezelfde boom, indien naalden: witte huidmondjes aan de bovenzijde (vrucht :bes) (Juniperus) -alleen schubben, naaldvorming bij jeugdvormen, twijg afgeplat (vrucht: kegel) 54

5 54.-twijgen 4-8 mm breed, sterk platgedrukt, bovenzijde glanzend groen, onderzijde blauwachtig wit (Thujopsis) - twijgen plat maar nooit breder dan 3mm randen van de tegenovereenstaande kantblaadjes lopen op de vlakke twijgzijde vanaf de basis uiteen en raken elkaar zodat slechts een klein gedeelte van het vlakblaadje zich. 56 -randen van de tegenovereenstaande kantblaadjes lopen op de vlakke twijgzijde vanaf de basis uiteen en raken elkaar niet zodat een groot deel van het vlakblaadje zichtbaar is geen duidelijk verschil tussen kant- en vlakblaadjes omdat de twijg rond of kantig is (Juniperus) -duidelijk verschil tussen kant- en vlakblaadjes omdat de twijg afgeplat is eindscheut hangend, onderzijde twijgen altijd witte strepen of vlekken, kegelschubben schildvormig naast elkaar, centraalstandig. (Chamaecyparis) Eindscheut rechtopstaand, onderzijde twijg met of zonder witte vlekken kantschubben langer dan vlakschubben (Thuja) -kantschubben even lang dan vlakschubben (Calocedrus, Libocedrus) 59.-kegel kogelvormig met naast elkaar liggende schildvormige schubben, centraalstandige schubben, eindscheut hangend. (Chamaecyparis) -kegelvormige eivormig-langwerpig dakpansgewijze schubben, eindscheut meestal rechtopstaand. (Thuja)