Moraceae. Grote familie (48 geslachten, soorten) Broussonetia Ficus Maclura Morus

Transcriptie

1 Moraceae Grote familie (48 geslachten, soorten) Broussonetia Ficus Maclura Morus

2 Broussonetia 8 soorten, Verspreid over Oost Azië, en Polynesië Broussonetia kazinoki Broussonetia papyrifera

3 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit. Papiermoerbei, Paper mulberry (E), Murier à papier (Fr), Papier Maulbeerbaum (D) Herkomst: Japan, Taiwan en China. (waarschijnlijk één van de meest verspreide bomen ter wereld) Kan 5-12m hoog worden. (in de natuur tot 15m) Kroon: aanvankelijk vrijwel rond later uitdeinend tot een gespreide kroon.

4 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit.

5 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit. Schors grijsgroen of grijsbruin gevlekt, aanvankelijk glad, later oppervlakkig opensplijtend. Twijgen grijsgroen tot grijsbruin, behaard, later kaal. Knoppen eivormig, omsloten met 2 of 3 schubben.

6 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit. Bladeren: Eivormig tot breedeivormig met drie hoofdnerven vertrekkend van de basis, bladtop spits, bladschijfvoet hartvormig. Bladvorm zeer variabel, drielobbig met diepe afgeronde insnijdingen. Maar ook ongelobd Bovenzijde grijsgroen, ruw stug behaard Onderzijde intens maar zacht behaard. Bladsteel bijna zo lang als de bladschijf, bevat latex x 6-16cm Herfstkleur geel.

7 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit. Bloei: bloei in augustus/september Tweehuizig Mannelijke lange donzige katjes 10 x 1cm, grijsgroen, 3-5 bij mekaar. Vrouwelijke bloemen bolrond 1-1,5cm groengeel, later met paarse stampers. Vruchten: rijpen vanaf september, rond, 2-2,5cm bezet met roodoranje druppelvormige schijnvruchten

8 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit. Cultuureisen: Vraagt een kalkrijke vruchtbare bodem. Goed bestand tegen luchtvervuiling en droogte. Graag zonnige beschutte standplaats. Last van vorst. Op winderige plaatsen, op rijke grond last van takbreuk, door snelle groei. Verdraagt snoei zeer goed, kan zelfs in hakhoutbeheer. Winterhardheidszone 8 Gebruik: Parkboom en solitair Ook als experimenteel als kleine straatboom.

9 Broussonetia papyrifera (L.) L Herit. Cultivars: Billardii : gelijkt op Laciniata doch met krachtigere groei. Cuculata : met veel grotere bladeren, niet gelobd, lepelvormig gewelfd. Laciniata : zeer zwak groeiend struikje, bladeren bestaan nog maar uit de nerven met enkel aan de toppen restanten van de bladschijf. Macrophylla : met bijzonder grote niet gelobde bladeren. Variegata : bladeren witbond gepanacheerd.

10 Morus 12 soorten, Zuid Europa, Westelijk Noord-Amerika, Oost Azië tot Japan Tot in tropisch Afrika. Morus alba Morus australis Morus cathayana Morus microphylla Morus nigra Morus rubra

11 Morus alba L. Witte moerbei, White mulberry (E), Murier blanc (Fr), Weisse Maulbere (D) Herkomst: China. Kan 10-15m hoog worden. Kroon: breed eirond tot vrijwel rond Soort die in China gebruikt wordt om de zijderupsen te voeden.

12 Morus alba L.

13 Morus alba L. Schors grijsgroen, tot rozebruin beetje ruw maar later slechts ondiep regelmatig gegroefd. Twijgen grijs, eerst fijn behaard, later kaal. Knoppen eivormig, klein

14 Morus alba L. Bladeren: Breed eirond tot eirond, bladtop gepunt maar soms ook afgerond. Bladschijfbasis afgerond tot hartvormig. Bladvorm zeer variabel, vaak ongelobd maar soms tweelobbig of drielobbig. Bladrand getand Bovenzijde glanzend groen, zelden ruw Onderzijde licht glanzend groen, met opliggende behaarde nerven. Bladsteel gegroefd, licht behaard, 1,2-2,5cm x 5-12cm Herfstkleur niet uitgesproken.

15 Morus alba L. Bloei: bloei in mei/juni Eénhuizig volgens sommige bronnen Tweehuizig Mannelijke vrij korte donzige katjes grijsgroen. Vrouwelijke bloemen bolrond groengeel. Vruchten: braambes achtige vrucht 1-2,5cm, roomwit over roze tot purperzwart.

16 Cultuureisen: Vraagt een lichte, goed gedraineerde kalkrijke bodem. Graag zonnige beschutte standplaats. Jong wat vorstgevoelig. Matig windbestendig. Winterhardheidszone 5 Gebruik: Parkboom en solitair Morus alba L.

17 Morus alba L. Cultivars: Laciniata : blad diep ingesneden Macrophylla : met bijzonder grote plataanachtige bladeren Pendula : dwergvorm met afhangende takken, brede treurvorm. Pyramidalis : wat onregelmatige zuilvorm.

18 Morus nigra L. Zwarte moerbei, Black mulberry (E), Murier noir (Fr), Schwarze Maulbere (D) Herkomst: West Azië. Kan 6-10m hoog worden. Kroon: breed rond tot koepelvormig

19 Morus nigra L.

20 Schors Oranjebruin tot grijs, ruw en grillig, vaak met verdikkingen op de stam. Twijgen stijf, bruin tot purper roodbruin en lange tijd behaard. Knoppen konisch eivormig,gepunt, donkerpaars klein Morus nigra L.

21 Morus nigra L. Bladeren: Breed eirond bladtop abrupt gepunt, bladvoet hartvormig Bladvorm zeer variabel, meestal ongelobd heel soms drielobbig. Bladrand getand Bovenzijde ruw met korte haren dofgroen. Onderzijde lichtgroen, behaard, met opliggende behaarde nerven. Bladsteel gegroefd, behaard, 1,2-2,5cm x 6-8cm Herfstkleur niet uitgesproken.

22 Morus nigra L. Bloei: bloei in mei/juni Eénhuizig Mannelijke vrij korte donzige katjes grijsgroen. Vrouwelijke bloemen bolrond groengeel. Vruchten: braambes achtige vrucht 1-2,5cm, rijpend van rozerood tot purperzwart. Vruchten zeer kleurrijk.

23 Cultuureisen: Vraagt vochthoudende, goed gedraineerde kalkrijke bodem, mag arm zijn. Graag zonnige beschutte standplaats. Jong wat vorstgevoelig. Laat snoei goed toe, ook gebruikt als leiboom. Matig windbestendig. Vrijgroeiende bomen hebben toch de neiging om om te vallen. Winterhardheidszone 6 Gebruik: Parkboom en solitair Morus nigra L.