zondag 5 feb 2017 in het Kruispunt lezing oude testament (lector) Jesaja 43, 9-12 lied Liedboek 513 God heeft het eerste woord... lezing nieuwe testament (lector) Matteus 5, 13-16 lied Liedboek 838, 1. 2. O grote God... uitleg en verkondiging Gemeente, lieve mensen van onze Heer, Jullie zijn het zout van de aarde. Jullie zijn het licht in de wereld. Zegt Jezus. ---zijn!!!-zijn???--- Maar je kunt je afvragen of we dat wel geloven. We, daarmee bedoel ik dan de christenen die in het spoor van Jezus hun inspiratie zoeken, of ook: de gemeente van Christus, zeg maar: het kerkvolk. Want als we dat zouden geloven dan zou dat toch te vinden moeten zijn in de uitingen van het beleven van geloof, waartoe ook het Liedboek hoort. Dat hoort natuurlijk bij mijn wekelijks pakket: passende liederen zoeken bij de teksten van de zondag, of bij de sfeer of thema in de kerkdienst. En dan valt meteen op dat het zout
het er aanzienlijk minder goed van afbrengt dan het licht. Als je in het Liedboek zoekt op trefwoord zout, zijn er twee liederen. Als je zoekt op trefwoord licht, 694. Dat is bijna driekwart van het Liedboek. Maar dan gaat het om het licht dat God is of van hem uitgaat, of van Jezus, of het licht dat we moeten zoeken, of het licht waarnaar wij verlangen. Maar nergens, nergens in het Liedboek een regel die gaat over het licht dat we zijn! Zelfs het lied wat we net gezongen hebben en dat bij deze bijbeltekst geschreven is, 838, heeft het over zout en licht als iets waar om gevraagd moet worden: laat ons het zout der aarde zijn, het licht der wereld, klaar en rein... En straks, als ik uitgepraat ben, zingt u ook weer een lied met het oog op deze tekst, en dan heb ik dus al buiten het Liedboek gezocht, maar dat heeft niet geholpen, want ook dan zingt u: Maak ons tot het zout der aarde. Als je het gemaakt moet worden ben je het dus niet. Of nog niet. Maar nergens, nergens is er een lied dat verwoordt dat we het zijn: zout en licht. Dus ik durf te concluderen: we geloven het niet, dat we het zijn. We geloven wel dat we het zouden móeten zijn, of nog moeten wórden, of meer ons best zouden moeten doen, of er meer naar verlangen of om bidden. Er moet van alles gebeuren met dat zout en dat licht en met ons, maar dat we zout en licht zijn - is nergens te vinden. Jezus denkt een stuk positiever over ons dan ons Liedboek, zou je kunnen zeggen. ---de kerk dan?---
Ja, of mag ik dat zo niet zeggen? Ik ga natuurlijk wat kort door de bocht door te doen alsof Jezus ons hier op het oog zou hebben gehad met zijn uitspraken. Daar heeft hij waarschijnlijk niet aan gedacht. En waarschijnlijk ook niet aan al die mensen die het Liedboek gebruiken om woorden en klanken te vinden waarin ze iets van hun geloof in Jezus verwoordt zien. Waarschijnlijk heeft Jezus niet eens aan een kerk gedacht die er na hem zou komen. Hij heeft er zeer zeker wel aan gedacht dat er na zijn tijd op aarde mensen zouden zijn die leven in het spoor van zijn woorden en daden. En dat dat verschil zou maken, leven in het spoor van Jezus, of dat niet doen. We zijn nog steeds, wat de tekst betreft, aan het begin van de bergrede. Jezus zag de mensenmassa's en ging de berg op. Zijn leerlingen kwamen bij hem zitten. En hij opende zijn mond en onderwees hen: gelukkig de armen van geest... (de woorden van vorige zondag). Hij richt zich dus tot zin leerlingen dichtbij en de mensen die om zijn woorden geven, want ze zijn niet voor niets met hem meegekomen. Tegen al de mensen die om zijn woorden geven zegt hij dus: jullie zijn het zout van de aarde, het licht in de wereld... Al had Jezus dan geen kerk in gedachten maar mensen die in zijn spoor doorgaan, is de kerk, toch, zeg maar, de mensen die om de woorden en daden van Jezus geven, daarnaar willen leven, en daarvoor elkaar opzoeken. Dus het is zo gek nog niet om te zeggen dat Jezus mede de mensen van de kerk bedoelt. In de kerk is het toch de bedoeling dat we elkaar helpen en inspireren om het spoor van Jezus te blijven volgen?
En, dat is ook heel belangrijk om te horen: Jezus spreekt die mensen die om zijn woorden en daden geven, als een geheel aan: jullie zijn het licht in de wereld. Dus niet de gedachte dat ieder van ons een lichtje is, 'dat wij lichtjes zijn, jij in jouw klein hokje en ik in't mijn' om met een kinderkerstliedje te zeggen. Ja, lichtjes zijn we ook. Maar Jezus bedoelt hier: jullie, die voor mijn woorden komen en om mijn daden geven, jullie zijn samen het licht. Niet iedereen voor zichzelf een lichtje, daar gaat het niet om. Jullie samen het Licht in de wereld. De verbondenheid met de anderen, die moet het hem doen. Mij lijkt dat het ons als kerk dus wel terdege aangaat dat Jezus zo over zijn volgelingen spreekt: jullie zijn het zout, het licht. Misschien wel weer te begrijpen dat het zo niet in het Liedboek voorkomt, want dan lijkt het al gauw alsof de kerk zichzelf bezingt. En dat is niet de bedoeling natuurlijk, zij is er voor anderen, niet voor zichzelf. De kerk is niet de doelgroep van Jezus. Dat de aarde niet bederft. Dat er licht schijnt in het donker. Mensen van de hoop, die hoop verspreiden. Misschien wringt het ook een beetje omdat we merken dat de kerk in onze samenleving eerder voortdurend minder zichtbaar wordt. De meeste mensen kunnen best zonder. Geloof is iets voor achter de voordeur, het hoort niet thuis in de publieke ruimte, zo is steeds meer de trend. Dat het de kerk zo zou vergaan kon Jezus niet voorzien natuurlijk. Maar zijn woorden zouden daardoor niet anders geweest zijn. De volgelingen van hem waren ook in die tijd een vreemd element in de samenleving, veel meer nog dan nu bij ons. En dat hindert hem niet om te zeggen:
jullie zijn het zout, het licht. Zonder jullie is er niks aan. Zonder jullie bederft de samenleving en tasten mensen in het donker... ---pretentieus?--- Maar misschien is er een andere reden waarom we het niet geloven dat we zout en licht zijn, en het daarom niet in ons Liedboek staat. Misschien is het eerder omdat het dan zo pretentieus klinkt. Alsof wij de betere mensen zijn. Zijn wij mensen-in-het-spoor-van-jezus dan zoveel anders, of beter, of meer dan anderen verwijzend naar God, naar Jezus? Het klinkt zo gauw naar zelfverheffing om van jezelf te zeggen of te zingen dat je licht in de wereld bent. Licht van de wereld, dat was toch Jezus zelf? Dat zei hij toch? Wie hoort dan bij het donker? Wie zou ons licht moeten zien? Het lijkt iets van ons te vragen dat we niet waar kunnen maken. Jezus zegt daar niets over in zijn woorden. Hij zegt níet wie die anderen zijn, die het licht moeten zien. En misschien moeten wij dat dan ook maar niet doen, denk ik. Want dan krijg je dat misschien dat je niets meer in het Liedboek zet. Zijn we het een beetje afgeleerd om onze eigen bronnen te vertrouwen? Hebben we eigenlijk meer potentieel dan wij denken en brengen we meer teweeg dan we voor mogelijk houden? We hebben ons aangeleerd om op onze tellen te passen. Niet al te nadrukkelijk over geloven praten, het zou wel eens niet in goede aarde kunnen vallen. De meeste mensen die we ontmoeten hebben weinig met geloof. Zijn we ergens bang voor? Is het dat we gaan merken dat geloof
een gevaarlijk element in de samenleving wordt? Godsdienst wordt de laatste tijd in verband gebracht met onverdraagzaamheid, geweld, oorlog. IS, Salafisten, Jihadisten - het zijn vertrouwde begrippen geworden voor ons. Men heeft vaak geen goed gevoel bij het woord geloof, men ziet de nare ontwikkelingen, en men is geseculariseerd genoeg om voor ons christenen geen uitzondering te maken in de beeldvorming. ---licht--- Zonder jullie is er niks aan! Zegt Jezus. Zonder jullie is het er donker! Zonder jullie vergeten de mensen God te danken en te prijzen! Dat zegt hij hoewel hij van allerlei miskleunen en tekortkomingen van zijn mensen als geen ander op de hoogte was. Misschien is het goed voor ons om scherpte en lichtkracht te zoeken. Dat het zout niet dof wordt. Anders kan ons gedrag snel lijken op onverschilligheid. Nu zingen we straks: "MAAK ons tot het zout der aarde..." Ik kan het ook niet helpen. Liever had ik een lied gehad met als inhoud: "we zijn het zout der aarde". Ook buiten het Liedboek is het nog lastig het goede lied te vinden. Maar wat ik voordat we dat zingen nog graag wil zeggen is, dat ik denk te weten waarom Jezus zei "Jullie zijn het zout der aarde" en niet "Probeer het zout der aarde te zijn". Want zolang wij nog zeggen: maak ons tot het zout der aarde
zeggen we impliciet ook: we zijn het niet. Nog niet. Er moet nog veel gebeuren voordat we het zijn. En dan hebben we reden om ons te verstoppen. Want we zijn er dan nog niet klaar voor. Als christenen, als kerk, als mensen van Jezus. En dan blijf je aan de gang. Maar als we tot ons door laten dringen: "Jullie zijn het zout der aarde, het licht in de wereld" - dan hebben wij geen reden om ons te verstoppen, om er eerst nog klaar voor te willen worden. Daarom: wij zijn zout van de aarde, licht in de wereld. Geen mitsen en geen maren, of het nou in het Liedboek staat of niet: je bent het, laat er wat van zien. Geen beter woord om mee af te sluiten, lijkt me, dan de vaker gehoorde tekst van Marianne Williamson, die ook Nelson Mandela gebruikte bij zijn inauguratie: " Wij zijn bestemd om te stralen zoals kinderen dat doen. We zijn geboren om de glorie Gods die in ons is te openbaren. Die glorie is niet slechts in enkelen, maar in ieder mens aanwezig. En als we ons licht laten schijnen, schept dat voor de ander de mogelijkheid hetzelfde te doen. " Amen. Jan-Hendrik Kip stilte lied Maak ons tot het zout der aarde