Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Vergelijkbare documenten
ROC Albeda College ten opzichte van de sector

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Financiële positie MBO-scholen: Sector laat stabiel beeld zien. Inzichten uit de financiële benchmark MBO. Sectorresultaten verslagjaar 2016

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Financiële positie MBO-scholen: sector financieel gezond, maar beeld per school verschilt

ROC Albeda College ten opzichte van sectorgemiddelden

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Mbo-scholen gemiddeld genomen financieel gezond. Inzichten uit de financiële benchmark MBO. Sectorresultaten verslagjaar 2014

Vierde benchmark middelbaar beroepsonderwijs. Financiële prestaties MBO-instellingen voor het vierde achtereenvolgende jaar gebenchmarkt

Financiële positie MBO-scholen: tijdig inspelen op nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk

Mijn resultaat medewerkerstevredenheid ten opzichte van sectorgemiddelden

Jaarlijkse urenomvang van het beweeg- en sportaanbod per mbo-instelling

Voortijdige schoolverlaters MBO

Aanval op schooluitval

CMHF is een van die Centrales en deze vertegenwoordigt de FvOv-verenigingen in het IGO.

Voortijdige schoolverlaters MBO

ROC Alfa College ten opzichte van sectorgemiddelden

ONDERZOEKSBERICHT. Mbo-studenten in Kenteq-kwalificaties (globale analyse)

Duurzaam Middelbaar Beroepsonderwijs. Rob de Vrind Duurzaamheidscoördinator Koning Willem I College en voorzitter van DMBO (

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

Sector Handel en ondernemerschap

Ontwikkeling aantal leerlingen Reclame, Presentatie en Communicatie 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1

ONDERZOEKSBERICHT. Mbo-studenten in Kenteq-kwalificaties (globale analyse)

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Studenttevredenheid grote/kleine scholen

Voortijdige schoolverlaters MBO

Resultaten steekproef themaonderzoek onderwijstijd 2011 Instelling Opleiding oordeel eindoordeel na verbetering Albeda College ICT medewerker

Voortijdige schoolverlaters MBO

RECLAME, PRESENTATIE EN COMMUNICATIE. Gediplomeerden 2013/2014. Sector Reclame Presentatie en Communicatie. Datum: maart 2015 Auteur: Savantis

Leerlingcijfers 2014/2015

Ontwikkeling aantal leerlingen en gediplomeerden Reclame, Presentatie en Communicatie 2014 RECLAME, PRESENTATIE EN COMMUNICATIE

JAARREKENINGEN 2012 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS. FINANCIEEL BEELD PER SECTOR Versie 1.0 definitief

Doorstroom naar het mbo in de regio Haaglanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Leerlingaantallen. Studiejaar

JAARREKENINGEN 2010 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS FINANCIEEL BEELD PER SECTOR

Financiën (VO) RSG Magister Alvinus

Definitie: Eigen vermogen gedeeld door het vreemde vermogen.

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

MBO Veldtest handleiding aanvraag TBG-i op DUO.nl. Inhoud. DUO Versie oktober 2016

RAPPORT FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT

DOELMATIGHEIDS-ATLAS. Doelmatig opleiden in de Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2015

INSTELLINGEN BVE GEPROFILEERD

Patronen van bekostigd volwassenenonderwijs. Volwassen deelnemers in het middelbaar beroepsonderwijs van 2005/2006 tot en met 2011/2012

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

SCHOOLVERLATERSONDERZOEK Onderzoek onder studenten die uw instelling in schooljaar 2013/2014 met een diploma hebben verlaten

MBO Veldtest handleiding aanvraag TBG-i op DUO.nl. Inhoud. DUO Versie november 2016

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

Overzicht examenresultaten per onderwijsinstelling van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015

Instroom onderwijs 2011 Oost-Nederland, MBO en HBO

TIEN PUNTEN VOOR GOED MBO.

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

Overzicht examenresultaten per onderwijsinstelling van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013

Opleidingen hout en meubel Een selectie van data van DUO

Instroom onderwijs Oost-Nederland, mbo en hbo

Berenschot. Evaluatie wet VTH. Op weg naar een volwassen stelsel BIJLAGE 3 ANALYSE FINANCIËLE RATIO S OMGEVINGSDIENSTEN

Overzicht examenresultaten per onderwijsinstelling van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012

Statistisch jaaroverzicht Schoonmaak en Glazenwassen 2011/2012

RAPPORT FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

Positionering informatiebeveiliging en privacy (enquête)

tot meer vraag naar EVC? Inventarisatie onder EVC-aanbieders

SCHOONMAAK EN GLAZENWASSEN. Leerlingcijfers. Sector Schoonmaak en Glazenwassen. Datum: 16 februari 2015 Auteur: Savantis

Selectielijst voor onderwijsinstellingen in het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT

Bestuursnummer : Datum onderzoek : 2013 Datum vaststelling : 3 december 2013 Onze Referentie :

Schoolverlatersonderzoek MBO Inzicht in uw extern rendement

Schoolverlatersonderzoek MBO. Onderzoek onder studenten die uw instelling in schooljaar 2014/2015 met een diploma hebben verlaten.

Verschillen in het MBO

Schoolverlatersonderzoek MBO Hoe vergaat het uw oud-studenten?

Jaarverslag Sportbedrijf Deventer Smeenkhof 12a Deventer sportbedrijfdeventer.nl

Omgaan met krimp in het mbo

Statistisch jaaroverzicht Reclame, Presentatie en Communicatie 2011/2012

A fbouw. Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1. Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink

FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT. Bij Vereniging Scholen der Evangelische Broedergemeente te Zeist

Ontwikkeling leerlingaantallen

Verantwoording Beschrijvingen van Examentaken en Scan Examentaken

Financiële benchmark over de cijfers van 2014

Inventarisatie derivaten (actualisatie) bij onderwijsinstellingen in het mbo

Impressie ICT Benchmark BVE 2010 Vergelijken en leren door benchmarking van ICT-kosten

Factsheet Groenvoederdrogerijen 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Jaarverslag. Wij staan graag tot uw dienst! Duurzaam ondernemen met hoofd en hart

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

Benchmark Onderwijs 2011 Regio Noord, Oost en Midden. Benchmark 2011 Onderwijsinstellingen Sector-rapportage Noord, Oost en Midden Nederland

BALANS PER 31 DECEMBER 2013 (na verwerking resultaatbestemming)

Aanval op schooluitval. Nieuwe voortijdige schoolverlaters Definitieve cijfers. 5 e editie. VSV-Atlas

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers

6 Zeven jaar ICT Benchmark Woningcorporaties

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Factsheet Varkensverbetering 2016

Transcriptie:

Inzichten uit de financiële benchmark MBO Sectorresultaten kalenderjaar 2011 November 2012

Inhoud Samenvatting 5 Financiële kengetallen Rentabiliteit MBO gedaald naar 0,2% na twee jaar van stijging 9 Ruim een derde instellingen behaalt negatief rendement 10 Werkelijke rentabiliteit ligt lager dan door instellingen was begroot: 0,2% versus 0,7% 11 Instellingen begroten voor 2012 een gemiddeld negatieve rentabiliteit: - 0,1% 12 Solvabiliteit licht gedaald: van 49,6% naar 48,8% 13 Liquiditeit blijft 1,2 en is daarmee op orde 15 Nadere analyse financiële kengetallen Toenemende financiële verschillen tussen ROC s, AOC s en vakscholen 17 Grotere instellingen staan voor grotere financiële opgave 18 Instellingen uit alle grootteklassen voldoen aan combinatiegrenzen rentabiliteit en solvabiliteit 19 Toegenomen aantal instellingen valt binnen combinatiegrenzen rentabiliteit en liquiditeit 20 Kosten en baten Daling aantal deelnemers beroepsonderwijs met 1,9% 23 Rijksbijdragen beroepsonderwijs gestegen met 1,7%, maar totale baten gedaald 24 Aandeel personeelskosten beroepsonderwijs daalt licht, van 69,7% naar 69,3% 25 Formatie toegenomen met 1,4%, marginale en afvlakkende stijging salariskosten 27 Marginale stijging in de salariskosten geldt voor alle schooltypen en grootteklassen 28 Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel gedaald van 16,0 tot 15,7 29 Huisvestingskosten per vierkante meter gestegen van 99 tot 104 30 Bijlagen Bijlage 1: Begripsomschrijvingen en aantal deelnemers aan financiële benchmark 2011 33 Bijlage 2: Onderzoeksverantwoording 34 Bijlage 3: Financiële positionering MBO-instellingen 35 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 3

Samenvatting Het uitbrengen van dit rapport met benchmarkgegevens op sectorniveau vormt de afronding van de financiële benchmark MBO voor kalenderjaar 2011. De financiële benchmark is een initiatief van de MBO Raad. Aan de benchmark hebben 61 MBO-instellingen (93,8%) deelgenomen; op basis van het aantal studenten/deelnemers bedraagt de deelname 98,0%. In opdracht van de MBO Raad is de benchmark uitgevoerd door PwC. Bij de benchmark is gebruik gemaakt van gegevens in het Elektronisch Financieel Jaarverslag; daarnaast hebben de deelnemende instellingen aanvullend benodigde gegevens aangeleverd via de benchmarkinfrastructuur die de MBO Raad voor de leden heeft ontwikkeld. Kerndoel van de benchmark is de instellingen spiegelinformatie te bieden over hun financiële positie ten opzichte van de positie van vergelijkbare instellingen. De deelnemende instellingen ontvingen na validatie van hun gegevens een voorlopige factsheet met benchmarks, en vervolgens een instellingsrapportage met vergelijkingen en trends over de jaren heen. Nieuw is de functionaliteit op de portal van de benchmark MBO waarmee instellingen zelf vergelijkingsgroepen kunnen kiezen, om relevante en toegespitste vergelijkingen te kunnen maken. De eerste ervaringen hiermee van de deelnemende organisaties zijn positief. De benchmarkcijfers worden daarnaast gebruikt om een sectorbreed beeld van de financiële positie binnen het MBO-veld te schetsen in het perspectief van een zeven jaar omvattende vergelijkende cijferreeks. Op basis hiervan is het goed mogelijk om trends en ontwikkelingen te analyseren; niet alleen als terugblik naar het verleden, maar ook om het inzicht in de te verwachten financiële positie van de branche te vergroten. Om die reden wordt in de benchmark bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan de begrotingen van de instellingen voor 2012. De MBO Raad constateert met genoegen dat de leden de benchmark steeds vaker gebruiken als referentiekader voor leer- en verbeterpunten. De uitwisseling van ervaringen tussen leden komt op gang en wordt bevorderd door de hiertoe ontwikkelde benchmarkinfrastructuur. De MBO Raad zelf gebruikt de benchmark als kader voor positiebepaling en belangenbehartiging. Kernbevindingen samengevat De benchmark 2011 toont opnieuw aan dat er sprake is van een grote diversiteit in de sector. De verschillen tussen minimumen maximumwaardes van de kengetallen zijn groot. Dat geldt ook voor de verschillen tussen de schooltypes AOC s, ROC s en vakscholen. Hieronder de belangrijkste uitkomsten op sectorniveau. Tabel 1: Benchmarkuitkomsten in één oogopslag Kengetal 2010 2011 Mutatie Rentabiliteit 1,0% 0,2% - 0,8 procentpunt Percentage instellingen met negatief rendement 30,6% 36,1% 5,5 procentpunt Percentage instellingen met meerjarig negatief rendement 11,4% 16,4% 5 procentpunt Solvabiliteit 49,6% 48,8% - 0,8 procentpunt Liquiditeit 1,2 1,2 - Aantal deelnemers BOL en BBL in de sector, gewogen voor leerweg en type onderwijs Rijksbijdrage beroepsonderwijs (cijfers van 56 instellingen die in de jaren 2009-2011 deelnamen) 411.279 408.708-0,6 procentpunt 3.048.506 3.098.984 1,7 procentpunt Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel 16,0 15,7-0,3 Aandeel onderwijzend plus direct onderwijsondersteunend personeel in personeelslasten Bron: Benchmark MBO 2010 en 2011 81,2% 81,3% 0,1 procentpunt De druk op de sector is toegenomen. De rentabiliteit van de sector daalt van 1,0% naar een bescheiden 0,2%. Gemiddeld is het resultaat van de AOC s neutraal en lijden de ROC s verlies (-0,5%); het gemiddelde rendement van de vakscholen bedraagt positief 3,2%. De sector als geheel lijdt een absoluut verlies van 37,7 miljoen; over 2010 was het netto rendement nog 21,9 miljoen positief. Daarbij dient wel bedacht te worden, dat deze cijfers worden beïnvloed door een aantal instellingen met een zeer fors verlies. Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 5

Ruim de helft van de instellingen voldoet in 2011 niet aan de signaleringsgrens van +1% rentabiliteit, de grens die financiële instellingen hanteren bij de beoordeling van financieringsaanvragen. Uit de begrotingen van de instellingen blijkt dat voor 2012 een negatief rendement op brancheniveau wordt verwacht. Van de 47 instellingen waarvan een begroting beschikbaar is, begroten 10 instellingen (21,3%) een verlies. De solvabiliteit op sectorniveau is en blijft op orde maar is wel iets gedaald, namelijk van 49,6% in 2010 naar 48,8% in 2011. Het vreemd vermogen neemt toe van 1,08 miljard in 2010 tot 1,19 miljard in 2011; een stijging van 10,2%, vooral veroorzaakt door investeringen in vastgoed door enkele ROC s. De gemiddelde liquiditeit in 2011 is 1,2 en is daarmee gelijk aan die in 2010. Kengetallen in onderling verband De kengetallen rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit zijn in figuur 1 samengevat. De omvang van de bollen in de figuur geeft de omvang van de solvabiliteit weer. Instellingen met solvabiliteit kleiner dan 25% zijn rood weergegeven. Dit is de minimumgrens die door financiële instellingen wordt gehanteerd. Figuur 1: Rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit 2011 per instelling 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% Rentabiliteit 2% 0% -2% -4% Signaleringsgrens financiële instellingen: rentabiliteit minimaal 1% Solvabiliteit Solvabiliteit <25% -6% -8% -10% -12% -14% Signaleringsgrens financiële instellingen: liquiditeit minimaal 1-16% -18% 0 1 2 3 4 5 6 7 Liquiditeit n = 61 instellingen Uit de figuur blijkt dat 45 instellingen buiten een of beide signaleringsgrenzen vallen die financiële instellingen hanteren. Dat is bijna driekwart. Voor de financiële continuïteit van de instellingen hoeft dit overigens niet direct consequenties te hebben, zeker niet wanneer de solvabiliteit goed op orde is. 6 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Kosten en baten Voor het eerst in jaren is het aantal deelnemers afgenomen. Het aantal deelnemers in de voltijds beroepsopleidende leerweg is nog licht gestegen, maar het aantal deelnemers in de beroepsbegeleidende leerweg is fors gedaald. Het aantal deelnemers waarop de bekostiging is gebaseerd - het aantal deelnemers gecorrigeerd voor leerweg en type instelling - is met 0,6% gedaald. De totale baten van de instellingen zijn met 1,3% gedaald; dit komt vooral door een daling van de baten voor volwasseneneducatie en contractonderwijs. De rijksbijdrage voor het MBO is met 1,1% gestegen. De salariskosten per fte zijn met 0,7% gestegen, terwijl de personeelsformatie met 1,4% is uitgebreid. De sector heeft het kostenaandeel voor personeel dat direct bij het onderwijs is betrokken, op gelijk niveau gehouden (2010 81,2% en 2011 81,3%). Het aantal deelnemers per fte onderwijzend personeel is in 2011 licht gedaald: van 16,0 in 2010 naar 15,7 in 2011 (deelnemers gecorrigeerd voor leerweg en type instelling). Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 7

Financiële kengetallen

Rentabiliteit MBO gedaald naar 0,2% na twee jaar van stijging De rentabiliteit van MBO-instellingen - het gemiddelde resultaat voor MBO, educatie, contractactiviteiten en andere diensten - bedroeg in 2011 0,2%. Een zeer bescheiden resultaat en duidelijk lager dan de 1,0% over 2010 en de 0,6% in 2009. Wat betreft 2009 tekenen wij hierbij aan dat het rendement zonder de in dat jaar voor het eerst opgenomen incidentele baten -1,3% zou hebben bedragen. Figuur 2: Ontwikkeling rentabiliteit 2006 tot en met 2011 4% 3% 3,2% 2% 1% 0% -1% 0,0% -0,5% 0,6% 1,0% 0,2% Rentabiliteit Theoretische rentabiliteit 2009 zonder incidentele baten -2% 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60-1,3% 2009 n=59 2010 2011 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 De rentabiliteit varieert - inclusief de uitschieters - van 15,7% negatief tot 13,9% positief. Figuur 3: Rentabiliteit per instelling 2011 20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% -15% ROC AOC Vakschool Gemiddelde 7e benchmark = 0,2% -20% n = 61 instellingen MBO-instellingen die een beroep doen op kredietverschaffing dienen te voldoen aan eisen die financiële instellingen opleggen. Ook het ministerie van OCW stelt eisen aan de rentabiliteit. Daarom is het relevant om op te merken dat ruim een kwart van de MBO-instellingen beneden de zogeheten signaleringsgrenzen van het ministerie valt en meer dan de helft beneden die van financiële instellingen. Deze percentages zijn vergelijkbaar met die van het voorgaande jaar. Tabel 2: Instellingen buiten de signaleringsgrenzen OCW en financiële instellingen: rentabiliteit Hoogte signaleringsgrens Aantal instellingen boven de grens Aantal instellingen beneden de grens Percentage instellingen beneden Signaleringsgrens de grens OCW 0-5% (bandbreedte) 8 22 36,1% Financiële instellingen Minimaal 1% Geen bovengrens 35 57,4% Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 9

Ruim een derde instellingen behaalt negatief rendement Uit tabel 3 blijkt dat 22 van de 61 instellingen (36,1%) in 2011 een negatief rendement behaalde. Dit is het hoogste percentage in drie jaar. Van de instellingen met een negatieve rentabiliteit is de gemiddelde rentabiliteit in 2011-4,3%. Een eenmalig verlies behoeft bij een solide vermogenspositie geen probleem te zijn, een meerjarig negatief rendement kan wijzen op een structureel probleem. Uit tabel 4 blijkt dat 10 instellingen (16,4%) over zowel 2010 als 2011 een verlies hebben geleden. 7 instellingen (11,4%) hebben over de jaren 2009 tot en met 2011 een verlies geleden. Tabel 3: Instellingen met een negatief rendement 2006-2011 Totaal aantal instellingen Instellingen met negatieve rentabiliteit Jaar in de benchmark Aantal Percentage Gemiddelde 2011 61 22 36,1% - 4,3% 2010 62 19 30,6% - 2,7% 2009 59 19 32,2% - 3,4% 2008 60 27 45,0% - 4,1% 2007 55 23 41,8% - 4,5% 2006 54 8 14,8% - 6,6% Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Tabel 4: Instellingen met een meerjarig negatief rendement 2006-2011 Totaal aantal instellingen Instellingen met negatieve rentabiliteit Jaar in alle jaren van de benchmark deelgenomen Aantal Percentage Gemiddelde 2010 en 2011 negatief 61 10 16,4% - 3,3% 2009 t/m 2011 negatief 56 7 11,4% - 3,2% 2008 t/m 2011 negatief 56 6 9,8% - 2,9% 2007 t/m 2011 negatief 53 4 6,6% - 2,2% 2006 t/m 2011 negatief 47 1 1,6% - 1,7% Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Totale omvang resultaat voor het eerst in vier jaar weer negatief Het saldo van de positieve en negatieve rendementen van de MBO-instellingen is in 2011 37,7 miljoen negatief. Daarmee is het rendement beneden het niveau van 2008 gekomen. Wel moet worden bedacht, dat het grote negatieve brancheresultaat wordt veroorzaakt door een beperkt aantal instellingen. Zonder de vijf instellingen met de grootste tekorten zou het brancheresultaat positief zijn, en wel 32,3 miljoen. Tabel 5: Ontwikkeling omvang resultaat 2008-2011 (bedragen x 1miljoen) Aantal instellingen Totale omvang resultaat Aantal instellingen met positieve rentabiliteit Omvang resultaat instellingen met positieve rentabiliteit Gemiddeld resultaat instellingen met positieve rentabiliteit Aantal instellingen met negatieve rentabiliteit Omvang resultaat instellingen met negatieve Gemiddeld resultaat instellingen met negatieve Jaar rentabiliteit rentabiliteit 2011 61-37,7 39 52,1 1,3 22-89,8-4,1 2010 62 21,9 43 60,5 1,4 19-38,6-2,0 2009 59 22,5 40 58,8 1,5 19-36,3-1,9 2008 60-35,9 33 49,8 1,5 27-83,7-3,1 Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 10 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Werkelijke rentabiliteit ligt lager dan door instellingen was begroot: 0,2% versus 0,7% De MBO-instellingen hadden voor 2011 een rentabiliteit geraamd van gemiddeld 0,7%. Voor 2010 was een rendement van 0,1% geraamd. Daar waar de werkelijke rentabiliteit in 2010 met 1% de geraamde rentabiliteit overtrof, was in 2011 het omgekeerde het geval. De rentabiliteit was met 0,2% lager dan de begrote 0,7%. Ook voor deze constatering geldt echter dat de afwijking van het begrote rendement in belangrijke mate wordt veroorzaakt door vijf instellingen die een fors hoger verlies hebben geleden dan begroot. Tabel 6: Begroot versus gerealiseerd rendement 2011 Werkelijk rendement in relatie tot begroot rendement Aantal instellingen Percentage instellingen 2010 2011 Meer dan 5 procentpunt hoger dan begroot 4 6,5% 6,6% 2,5 tot 5 procentpunt hoger dan begroot 11 19,4% 18,0% 1 tot 2,5 procentpunt hoger dan begroot 9 16,1% 14,8% 0 tot 1 procentpunt hoger dan begroot 11 21,0% 18,0% 0 tot 1 procentpunt lager dan begroot 10 12,9% 16,4% 1 tot 2,5 procentpunt lager dan begroot 6 14,5% 9,8% 2,5 tot 5 procentpunt lager dan begroot 4 6,5% 6,6% Meer dan 5 procentpunt lager dan begroot 6 3,2% 9,8% Totaal 61 100% 100% Tabel 7: Analyse afwijkingen begroot versus gerealiseerd rendement 2011 Werkelijk rendement hoger of lager dan begroot Aantal instellingen Percentage instellingen 2010 2011 Werkelijk rendement was hoger dan begroot 35 62,9% 57,4% Werkelijk rendement was lager dan begroot 26 37,1% 41,6% Totaal 61 100% 100% Het percentage instellingen dat een hoger rendement maakte dan was begroot, is iets gedaald. Tabel 8: Analyse omvang afwijkingen begroot versus gerealiseerd rendement 2011 Omvang verschil tussen begroot en gerealiseerd rendement Aantal instellingen Percentage instellingen 2010 2011 Verschil tussen werkelijk en begroot rendement > 1 procentpunt 40 66,1% 65,6% Verschil tussen werkelijk en begroot rendement > 2,5 procentpunt 25 25,8% 41,0% Verschil tussen werkelijk en begroot rendement > 5 procentpunt 10 9,7% 16,4% Zestien instellingen dachten 2011 met verlies af te sluiten; het werden er 22. Het totaal begrote verlies van deze instellingen bedroeg 31,0 miljoen, het werkelijke verlies 90 miljoen. 35 instellingen hadden een rendement begroot dat beneden de signaleringsgrens van de financiële instellingen lag. Dat is exact het aantal waarvan het rendement ook daadwerkelijk beneden de signaleringsgrenzen lag, maar dat zijn maar gedeeltelijk dezelfde instellingen. Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 11

Instellingen begroten voor 2012 een gemiddeld negatieve rentabiliteit: - 0,1% Vorig jaar zijn in de benchmark voor het eerst ook de begrotingen van de MBO-instellingen geanalyseerd, met het doel de benchmark mede te gebruiken als forecast. Ook dit jaar zijn de begrotingen geanalyseerd. Vanuit de jaarverslagen van de instellingen waarin meestal een begroting is opgenomen is onderzocht wat de verwachtingen ten aanzien van 2012 zijn. Van 47 instellingen was op deze wijze een begroting beschikbaar. De 47 instellingen hebben voor 2012 een rendement van gemiddeld - 0,1% geraamd. Uit de analyse in tabel 9 blijkt dat de ramingen voor 2012 dichter bij elkaar liggen en dichter bij de 0% liggen dan die voor 2011. Vooral het aantal instellingen dat een rendement tussen de 0 en 1% verwacht, is gegroeid. Tabel 9: Begrote rentabiliteit 2012 Begroot voor 2012 Aantal instellingen 2012 Percentage instellingen 2011 2012 Meer dan 5 % rendement 0 7,8% 0,0% 2,5% tot 5% rendement 4 11,8% 8,5% 1% tot 2,5% rendement 10 15,7% 21,3% 0% tot 1% rendement 23 33,3% 48,8% 0% tot - 1% rendement 4 7,8% 8,5% - 1% tot - 2,5% rendement 2 13,7% 4,3% - 2,5% tot - 5% rendement 2 7,8% 4,3% Minder dan - 5% rendement 2 2,0% 4,3% Totaal 47 100% 100% Tien van de 47 instellingen verwachten 2012 met verlies af te sluiten, dat is 21,3%. 12 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Solvabiliteit licht gedaald: van 49,6% naar 48,8% De solvabiliteit van de sector is licht gedaald, van 49,6% in 2010 naar 48,8% in 2011. In 2010 was er sprake van een stijging, maar deze werd voor het overgrote deel veroorzaakt door de verlaging van de voorziening voor toekomstige verplichtingen in het kader van de Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen (bapo). Figuur 4: Ontwikkeling solvabiliteit 2006 tot en met 2011 60% 50,8% 48,6% 49,6% 48,8% 40% 41,2% 41,9% Solvabiliteit 20% 0% 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60 2009 n=59 2010 2011 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 De spreiding van de solvabiliteit is ten opzichte van vorig jaar toegenomen; de solvabiliteit varieert nu van 8,2% tot 91,3%. Figuur 5: Solvabiliteit per instelling 2011 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% ROC AOC Vakschool Gemiddelde = 48,8% n = 61 instellingen Ook voor de solvabiliteit hanteren het ministerie van OCW en de financiële instellingen signaleringsgrenzen. Dit jaar is de solvabiliteit van één instelling lager dan de signaleringsgrens van OCW. Van negen instellingen is de solvabiliteit lager dan de 30%-grens van de financiële instellingen, exact hetzelfde aantal als in 2010. Ook hier dus een nagenoeg stabiel beeld. Van vier instellingen is de solvabiliteit lager dan 25%. De gemiddelde solvabiliteit van de sector als geheel ligt met 48,8% ruim boven de signaleringsgrens van OCW. Tabel 10: Instellingen buiten de signaleringsgrenzen OCW en financiële instellingen: solvabiliteit Signaleringsgrens Hoogte signaleringsgrens Aantal instellingen beneden de grens Percentage instellingen beneden de grens OCW Minimaal 20% 1 1,6% Financiële instellingen Minimaal 25-30% 9 14,8% Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 13

Gemiddeld eigen vermogen gedaald met 2,8% De omvang van het eigen vermogen in de sector is afgenomen met 96 miljoen euro (berekend over 61 instellingen, in 2010 over 62). Het gemiddelde eigen vermogen per instelling is daarmee eveneens afgenomen: van 35,2 miljoen in 2010 tot 34,2 miljoen in 2011, een daling van 2,8%. Tabel 11: Omvang eigen vermogen 2008 tot en met 2011 (bedragen x 1 miljoen) Jaar Totale omvang eigen vermogen Aantal instellingen Gemiddelde eigen vermogen per instelling 2011 2.088 61 34,2 2010 2.184 62 35,2 2009 1.693 59 28,7 2008 1.657 60 27,6 Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 Omvang vreemd vermogen stijgt met 10,2% Sinds 2007 het jaar waarin de benchmark is gestart met de inventarisatie van het vreemd vermogen in de sector is de omvang van het vreemd vermogen gestaag gegroeid, evenals het aantal instellingen dat vreemd vermogen aantrekt. In 2011 bedroeg het totale vreemd vermogen in de sector 1,19 miljard, in 2010 met één deelnemer meer aan de benchmark 1,08 miljard; een stijging van 10,2%. In 2011 had 88,5% van de instellingen vreemd vermogen op de balans staan, in 2010 82,3%. Figuur 6: Ontwikkeling vreemd vermogen 2007-2011 (bedragen x 1 miljard) 1,2 1,0 0,8 0,6 Vreemd vermogen 0,4 0,2 0 2007 n=55 2008 n=60 2009 2010 2011 n=59 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2007 tot en met 2011 Het bedrag aan nieuwe leningen overtreft het bedrag aan aflossingen: 265 miljoen versus 153 miljoen. Het bedrag aan nieuwe leningen ligt in 2011 op een hoger niveau dan in 2010 ( 143 miljoen); de aflossingen liggen op een iets lager niveau dan in 2010 ( 173 miljoen). In 2011 hebben drie instellingen in totaal 153 miljoen aan leningen aangetrokken ten behoeve van de financiering van nieuwe gebouwen. De totale investeringen in materiële vaste activa lagen in 2011 op hetzelfde niveau als in 2010, bijna 300 miljoen. Percentage privaat vermogen gedaald naar 3,2% De MBO-instellingen hebben in 2011 van het totale eigen vermogen (totaal 2,1 miljard) 3,2% afgesplitst als privaat vermogen. In 2010 was dat 4,1%. 14 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Liquiditeit blijft 1,2 en is daarmee op orde De liquiditeit van de branche is gelijk gebleven ten opzichte van 2010: afgerond in beide jaren 1,2. Figuur 7: Liquiditeit 2006-2011 1,6 1,4 1,2 1,1 1,1 1,3 1,0 1,0 1,3 0,8 Liquiditeit 0,4 0,0 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60 2009 2010 2011 n=59 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 De liquiditeit varieert in 2011 van 0,1 tot 6,7; de spreiding is vergelijkbaar met die in 2010 als wordt afgezien van een uitschieter in 2010. Figuur 8: Liquiditeit per instelling 2011 8 7 6 5 4 3 2 1 ROC AOC Vakschool Gemiddelde 7e benchmark =1,25 0 n = 61 instellingen Het aantal instellingen buiten de signaleringsgrenzen is vergelijkbaar met 2010. Tabel 12: Instellingen buiten de signaleringsgrenzen OCW en financiële instellingen: liquiditeit Signaleringsgrens Hoogte signaleringsgrens Aantal instellingen boven de grens Aantal instellingen beneden de grens Percentage instellingen beneden de grens OCW 0,5-1,5 (bandbreedte) 13 16 26,2% Financiële instellingen Minimaal 1 Geen bovengrens 37 60,6% Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 15

Nadere analyse financiële kengetallen

Toenemende financiële verschillen tussen ROC s, AOC s en vakscholen Figuur 9: Rentabiliteit 2006 2011 per type instelling 4% 3% 2,7% 2,8% 2,5% 2% 1,0% 1% 0,8% 0,7% 0,2% 0% -1% -1,3% -1,1% 3,2% 2,7% 1,5% 0,7% 0,7% 0,1% 0,0% -0,6% -0,5% -2% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 n=54 n=55 n=60 n=59 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 ROC AOC Vakschool De uitsplitsing van de rentabiliteit van de branche (0,2%) naar type instelling laat duidelijk de toegenomen verschillen zien. De rentabiliteit in de vakscholen is toegenomen (voor het vierde jaar achtereen), maar in de AOC s en ROC s afgenomen. De daling bij de AOC s is licht, maar bij de ROC s is een daling van 1,2 procentpunt te zien. Gemiddeld is het resultaat van de AOC s neutraal en lijden de ROC s verlies. De omslag tussen 2006 en 2007 heeft te maken met de toenmalige stelselwijziging in de jaarverslaggeving. Figuur 10: Solvabiliteit 2006 2011 per type instelling 80% 64,9% 60,0% 60% 56,0% 57,9% 54,4% 56,2% 56,0% 58,3%57,6% 52,3% 48,7% 50,3% 47,2% 45,0% 45,7% 44,6% 40% 36,1% 36,3% ROC AOC Vakschool De solvabiliteit van de AOC s is nog steeds de hoogste, maar het verschil met de vakscholen is geminimaliseerd. De solvabiliteit van de ROC s blijft daarbij achter, maar ook daar is de solvabiliteit goed op orde. 20% 0% 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60 2009 n=59 2010 n=62 2011 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Figuur 11: Liquiditeit 2006 2010 per type instelling 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 1,3 1,1 2006 n=54 2,0 1,1 0,8 2007 n=55 1,6 1,0 1,0 2008 n=60 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 1,7 0,9 1,6 1,1 0,8 0,8 2009 n=59 2010 n=62 2,2 ROC AOC Vakschool De liquiditeit bij de vakscholen was al de hoogste, maar het verschil is groter geworden door een forse toename bij deze instellingen. De liquiditeit van de AOC s is ongewijzigd gebleven en die van de ROC s gestegen. Samengevat blijven de financiële kengetallen van de AOC s en ROC s achter bij die van de vakscholen. Met name de negatieve rentabiliteit van de ROC s in 2011 wekt enige bezorgdheid. Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 17

Grotere instellingen staan voor grotere financiële opgave Figuur 12: Rentabiliteit 2006 2011 per grootteklasse 6% 5% 4,8% 4% 3% 2,2% 2,4% 2,5% 1,9% 1,9% 2% 1,5% 1% 1,1% 1,0% 0,8% 0,4% 0,4% 0,1% 0,2% 0,3% 0% -1% -0,3% -0,6% -0,3% -0,3% -0,3% -0,4% -2% -1,8% -1,8% -3% -2,4% 2006 2007 2008 2009 2010 2011 n=54 n=55 n=60 n=59 n=62 n=61 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-170 miljoen In alle vier de grootteklassen is de rentabiliteit gedaald. Wel blijft de rentabiliteit van de grootteklasse 2 (rijksbijdrage tussen de 31 en 60 miljoen) met 1,9% het hoogste. Het rendement van de kleinere instellingen blijft positief, maar dat van de grotere instellingen niet. Met name de rendementsdaling van de 12 grootste instellingen (meer dan 90 miljoen) is aanzienlijk. Het rendement in deze grootteklasse is gemiddeld - 2,4%. Er zijn echter ook grote instellingen met een rentabiliteit die boven het sectorgemiddelde ligt. Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Figuur 13: Solvabiliteit 2006 2011 per grootteklasse 60% 40% 20% 57% 54% 50% 51% 52% 53% 53% 52% 50% 49% 47% 45% 46% 45% 46% 42% 40% 41% 41% 39% 39%39%39% 36% 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-170 miljoen De lichte daling van de solvabiliteit in de branche is toe te schrijven aan de daling bij de grootste instellingen: daar daalt de solvabiliteit van 45% naar 41%, de minst hoge van alle grootteklassen. 0% 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60 2009 n=59 2010 n=62 2011 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Figuur 14: Liquiditeit 2006 2011 per grootteklasse 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 1,6 1,5 1,0 2006 n=54 1,2 1,4 1,0 1,0 1,0 2007 n=55 1,3 1,3 2008 n=60 1,3 1,2 0,8 0,8 0,8 0,8 2009 n=59 1,6 1,7 1,5 1,5 0,9 0,8 0,7 0,7 2010 2011 n=62 n=61 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-170 miljoen De liquiditeit van de kleinste instellingen is iets gestegen. De liquiditeit van de grootste instellingen is iets gedaald en lager dan 1, wat kan betekenen dat zij - tenzij er sprake is van een gericht treasurybeleid - problemen ondervinden bij het nakomen van hun betalingsverplichtingen. Samengevat staan de instellingen met een rijksbijdrage van meer dan 60 miljoen voor een steeds grotere financiële opgave. Het rendement is gemiddeld negatief. Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 18 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Instellingen uit alle grootteklassen voldoen aan combinatiegrenzen rentabiliteit en solvabiliteit Het ministerie van OCW en financiële instellingen bezien de financiële kengetallen van instellingen niet afzonderlijk, maar in combinatie met elkaar. Daarom in dit hoofdstuk aandacht voor de combinatie van rentabiliteit en solvabiliteit, respectievelijk rentabiliteit en liquiditeit. Voor wat betreft de rentabiliteit is in de analyses uitgegaan van het gemiddelde over de laatste drie jaar, om te voorkomen dat een incidentele uitschieter in een van de jaren het beeld te zeer beïnvloedt. In de figuren zijn de signaleringsgrenzen van het ministerie van OCW aangegeven. De instellingen in het gekleurde vak voldoen aan de eisen ten aanzien van zowel de rentabiliteit als de solvabiliteit. Figuur 15: Gemiddelde rentabiliteit over 2009 tot en met 2011 en solvabiliteit per ultimo 2011 15% 10% 0-30 miljoen Rentabiliteit 5% 0% 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-170 miljoen -5% 0 3-10% 0 35-15%- 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Solvabiliteit n = 61 instellingen 1 22 Bron: Benchmark MBO 2009 tot en met 2011 In de blokjes rechtsonder in de figuur zijn de aantallen instellingen per vak aangegeven. 35 instellingen, dat is ruim de helft, vallen binnen beide grenzen. 22 instellingen vallen binnen de solvabiliteitsgrens maar beneden de rentabiliteitsgrens van het ministerie. 3 instellingen vallen binnen de solvabiliteitsgrens maar hebben een hoger rendement dan de signaleringsgrens die het ministerie van OCW hanteert. 1 instelling valt buiten beide grenzen. Het aantal instellingen dat aan beide eisen voldoet, is iets groter dan dat van 2010 (29). Dat komt vooral omdat het jaar 2008, een financieel moeilijk jaar voor de sector, nu niet meer in de berekening van de driejarige rentabiliteit wordt betrokken. De figuur laat zien dat het niet alleen de kleinere instellingen zijn die aan de combinatie van beide eisen voldoen; ook onder de grotere zijn er instellingen die daarin slagen en omgekeerd zijn er kleinere instellingen die niet aan de eisen voldoen. Als in de analyse de grenzen van de financiële instellingen worden gehanteerd dus een rentabiliteit van minimaal 1% en een solvabiliteit van minimaal 25% voldoen 26 instellingen aan beide eisen, dat is 42,6%. Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 19

Toegenomen aantal instellingen valt binnen combinatiegrenzen rentabiliteit en liquiditeit Op dezelfde wijze als hiervoor de combinatie van rentabiliteits- en solvabiliteiteisen is weergegeven, toont de figuur hieronder de combinatie van rentabiliteits- en liquiditeitseisen. Figuur 16: Rentabiliteit 2009 2011 en liquiditeit 2011 15% 10% Rentabiliteit 5% 0% 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-170 miljoen -5% - 10% - 15%- 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 Liquiditeit n = 61 instellingen Bron: Benchmark MBO 2009 tot en met 2011 1 6 9 0 2 20 9 12 2 Twintig van de 61 instellingen uit alle grootteklassen voldoen aan de rentabiliteitsgrenzen én aan de liquiditeitsgrenzen van het ministerie. Dit aantal is groter dan in 2010 (16); ook dit heeft te maken met het feit dat de exploitatieresultaten over het moeilijke jaar 2008 nu niet meer in de analyses is meegenomen. Als de eisen van de financiële instellingen worden gehanteerd, vallen er 16 instellingen binnen de grenzen, in 2010 waren dat er 15. 20 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Kosten en baten

Daling aantal deelnemers beroepsonderwijs met 1,9% Voor het eerst sinds 2007 is het aantal deelnemers aan het MBO gedaald. De daling is vooral toe te schrijven aan de daling in het aantal deelnemers in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en in mindere mate aan de daling in de beroepsopleidende leerweg (BOL) deeltijd. Het aantal deelnemers in de voltijd-bol is opnieuw gestegen, met 0,4%. Tabel 13: Ontwikkeling aantal deelnemers beroepsonderwijs 2007 tot en met 2011, ongewogen Aantal deelnemers Mutatie 1-10-10 t.o.v. 1-10-11 Type deelnemer Per 1-10-07 Per 1-10-08 Per 1-10-09 Per 1-10-10 Per 1-10-11 Aantal Percentage BBL 156.229 167.059 167.091 169.029 159.239-9.790-5,8% BOL deeltijd 11.269 9.690 8.966 9.162 7.915-1.247-13,6% BOL voltijd 335.819 329.963 339.491 347.164 348.395 1.231 0,4% Totaal 503.317 506.712 515.548 525.355 515.549-9.806-1,9% Bron: Benchmark MBO 2007 tot en met 2011 Het aantal deelnemers is in totaal met 9.806 oftewel 1,9% gedaald. Dat bij de voltijd-bol nog steeds sprake is van een stijging, heeft mogelijk te maken met het economisch klimaat. Wellicht kiezen meer jongeren voor een voltijdse opleiding, omdat zij als gevolg van de financiële crises moeilijker een baan vinden. Voor de bekostiging weegt een deelnemer aan een voltijdse opleiding meer mee dan een deelnemer aan een deeltijdopleiding: een deelnemer aan een voltijd-bol telt voor 1,0 mee in de weging, een deelnemer aan een deeltijdopleiding voor 0,5 (AOC) of 0,35 (ROC of vakschool). Het aantal gewogen deelnemers is in 2011 gedaald met 0,6%. Dat deze daling kleiner is dan de daling van het absolute aantal deelnemers komt omdat het aantal deelnemers aan een voltijdsopleiding, die immers meer meewegen, is gestegen. In 2010 bedroeg de mutatie van het aantal gewogen deelnemers nog +2,1%. Tabel 14: Ontwikkeling aantal deelnemers beroepsonderwijs 2007 tot en met 2011, gewogen voor leerweg en type instelling Aantal deelnemers Mutatie 1-10-10 t.o.v. 1-10-11 Type deelnemer Per 1-10-07 Per 1-10-08 Per 1-10-09 Per 1-10-10 Per 1-10-11 Aantal Percentage Totaal gewogen aantal deelnemers 394.443 391.825 402.895 411.279 408.708-2.571-0,6% Bron: Benchmark MBO 2007 tot en met 2011 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 23

Rijksbijdragen beroepsonderwijs gestegen met 1,7%, maar totale baten gedaald De tabel hierna toont de ontwikkelingen in de rijksbijdragen 2008 2011. De cijfers zijn gebaseerd op de 56 instellingen die al deze jaren aan de benchmark hebben deelgenomen; dit is gedaan om te voorkomen dat een ontwikkeling te zien zou zijn die wordt veroorzaakt door een wijziging in het aantal instellingen. Tabel 15: Ontwikkelingen rijksbijdragen 2009 2011 gebaseerd op 56 instellingen Rijksbijdrage in miljoenen euro s Mutatie 2011 Baten 2009 2010 2011 versus 2010 Rijksbijdragen beroepsonderwijs 2.982.039 3.048.506 3.098.984 1,7% Rijksbijdragen voortgezet onderwijs 427.770 446.200 411.458-7,8% Overige baten 853.162 784.446 714.599-8,9% Totale baten 56 instellingen 4.262.971 4.279.151 4.225.041-1,3% Bron: Benchmark MBO 2009 tot en met 2011 De totale baten zijn met 1,3% gedaald. De rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs (inclusief geoormerkte en niet-geoormerkte subsidies) is gestegen. De rijksbijdrage per deelnemer was in 2010 8.006, in 2011 8.216; dit is een stijging van 2,6%. De rijksbijdrage per fte in het beroepsonderwijs blijft door een lichte stijging van het aantal fte stabiel: 84.685 in 2010 en 84.689 in 2011. In de jaren daarvoor was steeds sprake van een stijging. Figuur 17: Ontwikkeling rijksbijdrage per fte beroepsonderwijs 100.000 90.000 83.119 84.685 84.689 80.000 78.037 70.000 60.000 2008 n=60 2009 n=59 2010 2011 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 24 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Aandeel personeelskosten beroepsonderwijs daalt licht, van 69,7% naar 69,3% Hoewel de kostenstructuur in het beroepsonderwijs stabiel is en blijft, zijn er lichte mutaties zichtbaar. Het aandeel afschrijvingskosten neemt sinds 2007 toe, en bedraagt nu 7,0% tegen 5,8% in 2007. Het aandeel personeelskosten neemt voor het tweede achtereenvolgende jaar iets af en bedraagt nu 69,3%. Figuur 18: Kostenstructuur beroepsonderwijs 2006-2011 1 100% 90% 80% 70% 13,8% 8,2% 6,1% 3,9% 13,2% 7,6% 5,8% 4,8% 14,1% 6,4% 6,1% 4,2% 13,3% 6,7% 6,1% 4,0% 13,8% 6,5% 6,4% 3,5% 13,3% 6,7% 7,0% 3,6% 60% 50% 40% 30% 68,2% 68,7% 69,2% 69,9% 69,7% 69,3% 20% 10% 0% 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60 2009 n=59 2010 n=62 2011 n=61 Overige kosten Huisvestingskosten Afschrijvingen Overige personele kosten Personeelskosten Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Aandeel kosten onderwijzend personeel marginaal gestegen Het aandeel kosten van onderwijzend personeel binnen de personele kosten is iets gestegen, van 68,3% naar 68,5%. Als het aandeel direct onderwijsondersteunend personeel daarbij wordt opgeteld, is het aandeel zo goed als gelijk gebleven (81,2% in 2010, 81,3% in 2011). Figuur 19: Opbouw personele lasten 2006-2011 100% 75% 50% 67,5% 66,4% 66,5% 67,8% 68,3% 68,5% 80,3% 80,0% 79,9% 80,8% 81,2% 81,3% 25% 12,8% 13,6% 13,4% 13,0% 12,9% 12,8% 14,6% 14,7% 14,7% 14,3% 14,0% 14,1% 0% 5,1% 2006 5,3% 2007 5,4% 2008 4,8% 2009 4,7% 2010 4,7% 2011 Onderwijzend personeel Direct onderwijsondersteunend personeel Indirect onderwijsondersteunend personeel Directie en management Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 1 In staafdiagrammen kan het voorkomen dat de som van de onderdelen als gevolg van afronding niet exact op 100,0% uitkomt. Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 25

De trend dat elk jaar een iets groter aandeel wordt ingezet voor onderwijzend plus direct onderwijsondersteunend personeel, is in alle instellingstypes zichtbaar. In de vakscholen is de stijging het meest duidelijk. Het aandeel middelen voor deze beide functiegroepen is in alle jaren het grootst in de AOC s. Het kostenaandeel voor directie en management is in alle jaren het hoogst in de vakscholen. Figuur 20: Opbouw personele lasten per type instelling 2008-2011 100% 75% 66,2% 72,0% 66,5% 67,6% 70,6% 68,1% 68,1% 71,5% 68,9% 68,3% 71,2% 68,3% 50% 25% 0% 13,6% 12,6% 13,0% 12,9% 13,0% 10,7% 13,1% 12,4% 12,8% 12,7% 13,1% 12,7% 14,9% 11,8% 14,8% 14,6% 11,3% 13,5% 14,2% 11,0% 13,2% 14,2% 11,2% 13,4% 5,3% 5,6% 6,0% 4,8% 5,0% 5,4% 4,7% 4,8% 5,6% 4,7% 4,5% 5,6% ROC AOC VAK ROC AOC VAK ROC AOC VAK ROC AOC VAK 2008 2009 2010 2011 Onderwijzend personeel Direct onderwijsondersteunend personeel Indirect onderwijsondersteunend personeel Directie en management Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 De doorsnede naar grootteklassen laat zien dat het aandeel dat wordt ingezet voor onderwijzend plus direct onderwijsondersteunend personeel zich per grootteklasse in 2011 verschillend heeft ontwikkeld. In de grootteklassen 1 (tot 30 miljoen) en 3 ( 61-90 miljoen) zien we een daling van respectievelijk 1,1 en 1,0%. In de grootteklassen 2( 31en60miljoen) en 4 (boven 90 miljoen) zien we een marginale stijging met respectievelijk 0,2% en 0,1%.Verder valt op dat het kostenaandeel directie en management voor de instellingen in de grootteklassen 1 tot en met 3 gedaald is. Figuur 21: Opbouw personele lasten per grootteklasse 1 t/m 4, 2008-2011 100% 75% 68,7% 67,4% 67,4% 65,1% 69,9% 68,8% 68,2% 66,6% 71,5% 69,0% 68,5% 67,3% 69,6% 69,3% 68,8% 67,7% 50% 25% 11,9% 14,2% 12,6% 13,8% 12,1% 14,0% 13,7% 12,3% 11,0% 13,3% 13,9% 12,5% 11,8% 13,2% 13,6% 12,2% 12,7% 14,3% 14,8% 15,2% 12,1% 13,5% 14,0% 15,5% 11,6% 13,4% 13,7% 15,0% 13,2% 13,4% 13,8% 14,7% 0% 6,7% 4,2% 5,1% 5,8% 5,9% 3,7% 4,1% 5,6% 5,8% 4,3% 4,0% 5,2% 5,4% 4,1% 3,8% 5,5% 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2008 2009 2010 2011 Onderwijzend personeel Direct onderwijsondersteunend personeel Indirect onderwijsondersteunend personeel Directie en management Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 26 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Formatie toegenomen met 1,4%, marginale en afvlakkende stijging salariskosten De toename van het aandeel in de kosten dat wordt ingezet voor het directe onderwijs, kan onder meer worden verklaard uit een lichte toename van de personeelsformatie en een eveneens lichte toename van de salariskosten per fte. De formatie is toegenomen met 544 fte, 1,4%. Tabel 16: Mutatie personeelsformatie Formatie Mutatie 2010-2011 Functiegroepen 2010 2011 Fte Procentueel Onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel 30.238 30.628 390 1,3% Indirect onderwijsondersteunend personeel en directie/management 7.951 8.105 154 1,9% Totaal 38.189 38.733 544 1,4% Bron: Benchmark MBO 2010 en 2011 De salariskosten zijn gestegen van 61.320 in 2010 tot 61.752 in 2011. Een analyse van de ontwikkeling over de jaren heen leert dat de jaarlijkse stijging is afgevlakt. De mutatie tussen 2010 en 2011 bedraagt niet meer dan 0,7%. Figuur 22: Salariskosten per fte in loondienst beroepsonderwijs 2008 tot en met 2011 100.000 80.000 60.000 57.113 60.187 61.320 61.752 40.000 20.000 0 2008 n=60 2009 n=59 2010 n=62 2011 n=61 Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 De salarisontwikkeling kan het gevolg zijn van CAO-effecten maar ook van een andere leeftijds- of functieopbouw of een gewijzigd inschalingsbeleid van instellingen. Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 27

Marginale stijging in de salariskosten geldt voor alle schooltypen en grootteklassen De beperkte stijging van de salariskosten is te zien bij zowel de ROC s als de AOC s en vakscholen. De salariskosten per fte blijven in de vakscholen iets hoger dan in de ROC s en daar weer iets hoger dan in de AOC s. De stijging in de AOC s is iets groter geweest dan in de andere instellingen, zodat het verschil kleiner is geworden. Figuur 23: Salariskosten per fte in loondienst beroepsonderwijs 2008 tot en met 2011 per type instelling 70.000 60.000 58.593 57.052 55.580 60.386 61.247 57.736 61.221 63.018 61.643 59.705 60.439 63.125 50.000 40.000 30.000 ROC AOC Vakschool 20.000 10.000 0 2008 n=60 2009 n=59 2010 2011 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 De salariskosten per grootteklasse ontlopen elkaar niet veel. De kosten zijn in de kleinste instellingen iets hoger dan in de grotere. In de grootste instellingen (rijksbijdrage > 90 miljoen) zijn de kosten iets meer gestegen dan in de andere instellingen, daar waar in deze grootste instellingen in 2010 de kosten gelijk waren gebleven. Figuur 24: Salariskosten per fte in loondienst beroepsonderwijs 2008 tot en met 2011 per grootteklasse 70.000 60.000 60.856 59.825 62.115 61.379 62.682 61.621 58.089 57.512 59.212 60.629 61.059 56.569 60.580 60.910 61.539 56.423 50.000 40.000 30.000 20.000 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-170 miljoen 10.000 0 2008 n=60 2009 2010 2011 n=59 n=62 n=61 Bron: Benchmark MBO 2008 tot en met 2011 28 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel gedaald van 16,0 tot 15,7 Een combinatie van de kengetallen voor het aantal deelnemers en de formatie onderwijzend personeel levert het kengetal aantal deelnemers per fte op. Uitgegaan wordt van het gewogen aantal deelnemers, omdat BBL-deelnemers minder uren onderwijs krijgen dan BOL-deelnemers. De weging is 1,0 voor een voltijdopleiding, 0,5 voor een deeltijdopleiding aan het AOC en 0,35 voor een deeltijdopleiding aan een ROC of vakschool. Figuur 25: Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel beroepsonderwijs 2006 tot en met 2011 25 20 15 17,9 16,5 15,6 16,1 16,0 15,7 10 5 0 2006 n=54 2007 n=55 2008 n=60 2009 n=59 2010 n=62 2011 n=61 Bron: Benchmark MBO 2006 tot en met 2011 Het aantal gewogen deelnemers per onderwijzende fte is (voor het tweede jaar op rij) gedaald. De daling met 0,3 - is de resultante van een mix van vele factoren: de sterke daling van het aantal deelnemers BBL bijvoorbeeld, de stijging van het aantal deelnemers BOL en het tempo van aanpassingen in de personeelsformatie bij de individuele instellingen. Het aantal deelnemers per fte onderwijzend plus onderwijsondersteunend personeel is eveneens gedaald: van 13,4 naar 13,2. Het aantal varieert van 8,6 tot 17,1. De verschillen zijn binnen eenzelfde schooltype aanmerkelijk. Figuur 26: Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel beroepsonderwijs 2011 per instelling 18 16 14 12 10 8 6 4 2 ROC AOC Vakschool Gemiddelde benchmark = 13,2 0 n = 61 instellingen Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 29

Huisvestingskosten per vierkante meter gestegen van 99 tot 104 Het aandeel huisvestingskosten in de totale kosten is na een daling in 2006 tot en met 2008 nagenoeg stabiel gebleven; de stijging van 6,5% in 2010 naar 6,7% in 2011 is marginaal. Wel zijn de huisvestingskosten per vierkante meter gestegen, van 99 naar 104. Dat is een stijging van 5%. Het aantal vierkante meters is dus gedaald, en wel van 4,30 miljoen naar 4,28 miljoen; de daling heeft alleen betrekking op panden in eigendom. De daling van het aantal deelnemers zal daar een rol in hebben gespeeld. De kosten per vierkante meter lopen nog steeds sterk uiteen, ook per schooltype. De kosten variëren van 61 tot 247. Figuur 27: Huisvestingskosten per vierkante meter 2011 per instelling 250 200 150 100 50 ROC AOC Vakschool Gemiddelde = 104 0 1 333333344444444445555555555666 n = 61 instellingen MBO-instellingen hebben relatief veel panden in eigendom. Flexibiliteit in de bestemming (huur versus eigendom) zou een factor van belang kunnen zijn bij een eventuele terugloop van het aantal deelnemers in verband met de demografische ontwikkelingen. Figuur 28: Aantal vierkante meters eigendom als percentage van het totale aantal vierkante meters per instelling 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% ROC AOC Vakschool Gemiddelde: 83,2% n = 61 instellingen Zes instellingen hebben alle panden in eigendom (in 2010 vijf), twee instellingen huren alle panden (in 2010 eveneens twee). 30 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Bijlagen

Bijlage 1: Begripsomschrijvingen en aantal deelnemers aan financiële benchmark 2011 Tabel 17: Begripsomschrijving Begrip Omschrijving Rentabiliteit Solvabiliteit Liquiditeit Signaleringsgrenzen Het resultaat van de gewone bedrijfsvoering als percentage van de baten van de gewone bedrijfsvoering Het eigen vermogen als percentage van het totale vermogen Vlottende activa gedeeld door de kortlopende schulden (current ratio) Grenzen die het ministerie van OCW dan wel financiële instellingen (waaronder banken) hanteren voor de risicobepaling. De grenzen van de financiële instellingen zijn gebaseerd op gesprekken met enkele financiële instellingen Tabel 18: Aantal deelnemers per instellingstype in 2011 Instellingstype Aantal deelnemers ROC 42 AOC 8 Vakschool 11 Totaal 61 Tabel 19: Aantal deelnemers per grootteklasse in 2011 Grootteklasse in rijksbijdrage per jaar Aantal deelnemers Klasse 1: minder dan 30 miljoen 18 Klasse 2: tussen 30 en 60 miljoen 18 Klasse 3: tussen 60 en 90 miljoen 13 Klasse 4: meer dan 90 miljoen 12 Totaal 61 De namen van de deelnemende instellingen zijn opgenomen in de figuren in bijlage 3. De volgende instellingen hebben niet aan de benchmark deelgenomen: AOC Oost Lentiz Onderwijsgroep Onderwijsgroep Noord STC-Group Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 33

Bijlage 2: Onderzoeksverantwoording De financiële benchmark MBO wordt door PwC uitgevoerd in opdracht van en in nauwe samenwerking met de MBO Raad. PwC maakt hierbij gebruik van gegevens uit het Elektronisch Financieel Jaarverslag (EFJ). Deze gegevens worden door de instellingen die aan de benchmark deelnemen, aangevuld en aangeleverd bij PwC via de door mbo raad voor de leden ontwikkelde benchmark infrastructuur. Het benchmarkteam heeft geconstateerd dat de gegevens uit het EFJ niet altijd aansluiten bij de gegevens in de jaarrekening. Dit geldt bijvoorbeeld voor de segmentatie. Het borgen van de kwaliteit van het EFJ behoeft dan ook aandacht, om te voorkomen dat onbedoeld door derden onjuiste conclusies worden geformuleerd op basis van niet-juiste gegevens uit het EFJ. De gegevens die in de benchmark zijn gebruikt, zijn door PwC gevalideerd maar er is geen accountantscontrole uitgevoerd. De instellingen zijn en blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aan PwC aangeleverde gegevens. De gevalideerde gegevens zijn door PwC verwerkt tot spiegelrapportages voor de individuele deelnemers en tot het sectorbeeld dat in deze rapportage is weergegeven. De conclusies in dit sectorrapport zijn door de MBO Raad geaccordeerd. De financiële benchmark is zoveel mogelijk toegespitst op het MBO. Eventuele andere activiteiten van de instellingen zijn buiten beschouwing gebleven, behalve als de kengetallen niet uit te splitsen waren; dit is het geval bij de rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit. Deze kengetallen hebben dan ook betrekking op de gehele instelling. Om tot een toerekening van kosten aan het MBO te komen, hebben de instellingen zelf de kosten van het onderwijzend personeel gesplitst. De andere personeelskosten zijn door PwC toegerekend op basis van het aandeel MBO in de rijksbijdrage van de instelling. Figuur 29: Schematische opbouw kosten instelling Totaal instellingen Middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs/vmbo Educatie Contractonderwijs Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten ondersteunende diensten Afschrijvingen Huisvestingskosten Overige kosten De sectorcijfers in dit rapport zijn de ongewogen gemiddelden van alle aan de benchmark deelnemende instellingen. De scores van de instellingen zijn dus bij elkaar opgeteld en gedeeld door 61, zonder rekening te houden met de omvang van de instelling. Die keuze is gemaakt omdat het in de benchmark gaat om de prestaties van de instelling, ongeacht de omvang. Daar waar absolute cijfers (zoals de hoogte van de rijksbijdrage) over meerdere jaren zijn vergeleken, is de vergelijking gebaseerd op het aantal instellingen dat in alle betreffende jaren aan de benchmark heeft deelgenomen. Dit is gedaan om te voorkomen dat mutaties uitsluitend worden veroorzaakt door een ongelijk aantal deelnemers in de benchmark in de verschillende jaren. 34 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)

Bijlage 3: Financiële positionering MBO-instellingen A. Rentabiliteit 2011 Grafisch Lyceum Rotterdam ROC Leiden SOMA College Hout- en Meubileringscollege Grafisch Lyceum Utrecht Mediacollege Amsterdam SG De Rooi Pannen Citaverde College ROC Westerschelde ROC A12 ROC De Leijgraaf ROC Zeeland ROC Arcus College Cibap Rijn IJssel Leeuwenborgh Opleidingen Drenthe College ROC Friese Poort ROC Midden Nederland ROC Aventus SVO Houten ROC Kop van Noord Holland Deltion College AOC De Groene Welle Graafschap College Alfa-college Aeres Groep Albeda College ROC West-Brabant SintLucas - De Eindhovense School ROC Tilburg Da Vinci College Helicon Opleidingen ROC ID College ROC Ter AA Nimeto AOC Friesland ROC van Twente Edudelta OWG Koning Willem 1 College Noorderpoort ROC Nova College ROC Eindhoven Friesland College ROC Gilde Opleidingen Clusius College Leidse Instrumentenmakersschool Hoornbeeck College ROC Mondriaan Regio College Landstede ROC Nijmegen ROC Horizon College Wellantcollege ROC Menso Alting ROC van Amsterdam Amarantis Onderwijsgroep Berechja College ROC Rivor Zadkine ROC Flevoland Gemiddelde = 0,2% -20% -15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% n = 61 instellingen Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012) 35

B: Solvabiliteit 2011 Gemiddelde = 48,8% Grafisch Lyceum Rotterdam SintLucas - De Eindhovense School Berechja College ROC Arcus College Hout- en Meubileringscollege ROC Friese Poort Graafschap College Clusius College ROC A12 Koning Willem 1 College ROC Nova College AOC Friesland Citaverde College AOC De Groene Welle Edudelta OWG Grafisch Lyceum Utrecht ROC Eindhoven Wellantcollege SVO Houten SG De Rooi Pannen Rijn IJssel ROC Menso Alting Regio College ROC West-Brabant ROC Kop van Noord Holland ROC Horizon College ROC Mondriaan Leeuwenborgh Opleidingen ROC De Leijgraaf ROC Ter AA Helicon Opleidingen ROC Midden Nederland ROC Aventus Alfa-college SOMA College ROC Westerschelde Albeda College Hoornbeeck College ROC Tilburg ROC Gilde Opleidingen Leidse Instrumentenmakersschool ROC van Twente Friesland College Da Vinci College Deltion College ROC ID College Aeres Groep Nimeto Mediacollege Amsterdam Drenthe College ROC Rivor ROC Zeeland ROC Flevoland Cibap Noorderpoort Zadkine ROC Nijmegen Landstede ROC Leiden ROC van Amsterdam Amarantis Onderwijsgroep 0% 20% 40% 60% 80% 100% n = 61 instellingen 36 Inzichten uit de financiële benchmark MBO (november 2012)