Planningsmodellen beroepsbeoefenaars. gezondheidszorg

Vergelijkbare documenten
Planningsmodellen beroepsbeoefenaars. gezondheidszorg

Planningsmodellen beroepsbeoefenaars

Planningsmodellen van de beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg

Planningsmodellen beroepsbeoefenaars

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Dir.-gen. Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer Dienst Planning Gezondheidsgroepen

Planningsmodellen beroepsbeoefenaars. gezondheidszorg

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Dir.-gen. Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer Dienst Planning Gezondheidsgroepen

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Dir.-gen. Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer Dienst Planning Gezondheidsgroepen

Planningsmodellen beroepsbeoefenaars. gezondheidszorg

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

BEVRAGING VERPLEEGKUNDIGEN EN VERPLEEG- EN ZIEKENHUISASSISTENTEN

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

De definitie van de informatiebehoeften van de Dienst Planning voor het invoeren en actualiseren van de gegevens van de planningsmodellen

ADDENDUM bij het rapport. Verpleegkundigen op de arbeidsmarkt, 2016

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 ( )

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering betreffende de planning van het medisch aanbod

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Handleiding benchmarkrapport MPG

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Het beroep van loontrekkende kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

PERSBERICHT CIM 22/04/2015

Brussels Instituut voor Milieubeheer

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag

Stap 1: Bepalen van het doel

Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen

De planning van het medisch aanbod in België: artsen STATUSRAPPORT 2010

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Uitzendarbeid: een oplossing voor vele transities

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu

Hoofdstuk 7: De analyse en rapportering van jouw empirisch onderzoek

Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Vlaamse overheid. Departement Omgeving

Inleiding. Bespreking pagina 1

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013

EINDRAPPORT

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Rookprevalentie

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

4. Onderzoeksresultaten

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

BIJLAGE. bij Uitvoeringsverordening (EU).../... van de Commissie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Eindrapport : Mobiliteits- en verplaatsingsonderzoek bij inwoners van de stad Gent

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het comité");

Evaluatie van het vernieuwde EPC -bevraging bij energiedeskundigen. Golf

Directoraat generaal Gezondheidszorg. Dienst Legal Management

Meting stoppers-met-roken juli 2008

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

IE nr. 651 RIZIV Afsluiting van de driemaandelijkse gegevens Financieringen 2018

Directoraat generaal Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen. Dienst Legal Management

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

12 20*02= Heroriëntatie van de carrière ALGEMENE GENEESKUNDIGEN: 09/

Rapport Safe Surgery 2016

Zonder in detail te willen treden, ziet de gevolgde werkmethode er uit als volgt :

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Orde der artsen Oost-Vlaanderen - Aanvraag tot inschrijving op de lijst

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

4. Profiel van de respondenten.

N de question Vraagnummer

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid

Transcriptie:

M.A.S. MARKET ANALYSIS & SYNTHESIS BRUSSELSESTEENWEG 46 A 3000 LEUVEN FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer Cel Planning Gezondheidsberoepen Planningsmodellen beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg Perceel 3 : Uitvoeren enquêtes Beroepsgroep ARTSEN-SPECIALISTEN Eindrapport december 2009

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 2 Colofon Colofon Opdrachtgever Opdrachthouder FOD Volksgezondheid, Cel Planning Gezondheidsberoepen Henk Vandenbroele, Diensthoofd Cel Planning Gezondheidsberoepen, Projectcoördinator en Secretaris Planningscommissie Christophe Cop, Attaché Analyst-statisticus Cel Planning Gezondheidsberoepen M.A.S. Market Analysis & Synthesis Anita Claes, projectcoördinator Virginie Milis, projectadviseur Datum December 2009 Status document Nazicht en correctie Eindrapport Christophe Cop, Henk Vandenbroele, Tite Kubushishi Met dank aan de Werkgroep Artsen Voorzitter Leden Karel Vermeyen D. Bernard E. Cogan A. Geubel B. Himpens R. Lemye K. Maeseneer P. Meeus M. Schetgen

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 3 Inhoud Inhoud 0. INLEIDING... 3 1. METHODOLOGIE... 3 1.1 Chronologisch verloop... 3 1.2 Opmaak van de vragenlijst... 3 1.2.1 Werkwijze... 3 1.2.2 Interpretatie- en verstaanbaarheidonderzoek... 3 1.2.3 Structuur van de vragenlijst... 3 1.3 Steekproef en gegevensverzameling... 3 1.3.1 Theoretische steekproef... 3 1.3.2 Gegevensverzameling... 3 1.3.3 Eigenlijke steekproef... 3 1.4 Verwerking van de gegevens... 3 1.4.1 Datacleaning... 3 1.4.2 Codering... 3 1.4.3 Kwaliteit van de interviews... 3 1.4.4 Nauwkeurigheid van de resultaten... 3 1.4.5 Aanmaak bijkomende variabelen + Analyses... 3 2. ANALYSE NAAR ALGEMENE KENMERKEN ARTSEN-SPECIALISTEN.. 3 2.1 Naar geslacht... 3 2.2 Naar nationaliteit... 3 2.3 Naar leeftijd... 3 2.4 Naar woonplaats... 3 2.5 Naar diploma... 3 2.5.1 Jaar van het behalen eerste specialisatie... 3 2.5.2 Jaar van behalen bijzondere bekwaamheid... 3 2.6 Naar huidige specialisatie... 3 3. ANALYSE NAAR BEROEPSACTIVITEITEN ARTSEN-SPECIALISTEN... 3 3.1 Overzicht... 3 3.2 Tewerkstellingssectoren van zij die niet als arts-specialist in curatieve geneeskunde werken... 3 3.3 Aantal uren per week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde - zowel binnen als buiten RIZIV... 3 3.3.1 Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week... 3 3.3.2 Effectief aantal gepresteerde uren per week... 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 4 Inhoud 4. ANALYSE ARTSEN-SPECIALISTEN WERKZAAM BINNEN KADER RIZIV... 3 4.1 Aantal jaren beroepsactief als arts-specialist... 3 4.2 Aantal werkplaatsen artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde (binnen kader RIZIV)... 3 4.3 Relatie werk- en woonplaats... 3 4.4 Naar statuut van tewerkstelling... 3 4.5 Setting(s) waarbinnen men werkzaam is als arts-specialist... 3 4.6 Huidige gemiddelde tijdsbesteding... 3 4.6.1 Patiëntenzorg en andere beroepsactiviteiten... 3 4.6.2 Wachtdienst... 3 4.6.3 Nascholing... 3 4.7 Inschatting evolutie tijdsbesteding... 3 4.8 Toekomstige projectie van aantal jaren beroepsactiviteit binnen het kader van het RIZIV. 3 4.9 Beoefening andere professionele activiteiten naast arts-specialist in curatieve geneeskunde binnen het kader RIZIV... 3 4.10 Evaluatie beroepssituatie... 3 4.10.1 Algemeen... 3 4.10.2 Principale Componentenanalyse... 3 5. ANALYSE NAAR ARTSEN-SPECIALISTEN (MOMENTEEL) NIET WERKZAAM BINNEN KADER RIZIV... 3 6. BESLUITEN... 3 7. BIJLAGEN... 3 7.1 Bijlage 1 : Nederlandstalige vragenlijst... 3 7.2 Bijlage 2 : Franstalige vragenlijst... 3 7.3 Bijlage 3 : Wegingscoëfficiënten... 3 7.4 Bijlage 4 : Protocol behandeling gegevens... 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 5 Inhoud Tabellen Tabel 1 : Verloop van het veldwerk (met deelnemingspercentages) 3 Tabel 2 : Representativiteit van de steekproef - Leeftijd 3 Tabel 3: Representativiteit van de steekproef - Geslacht 3 Tabel 4: Representativiteit van de steekproef Woonplaats 3 Tabel 5 : Antwoordgraad 3 Tabel 6: Betrouwbaarheidsintervallen 3 Tabel 7 : Gemiddelde leeftijd naar geslacht en taalrol (N=1191) 3 Tabel 8 : Overzicht beroepssituatie artsen-specialisten (N=1210) 3 Tabel 9 : Gemiddeld aantal uren / week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV 3 Tabel 10 : Gemiddeld aantal uren / week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (zowel binnen als buiten RIZIV) - naar geslacht en taalrol 3 Tabel 11 : Gemiddeld aantal uren / week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (zowel binnen als buiten RIZIV) - naar leeftijd 3 Tabel 12 : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) (N=1106) naar taalrol 3 Tabel 13 : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) (N=1102) naar geslacht 3 Tabel 14 : Aantal jaren tussen het behalen van eerste specialisatie en de aanvang van beroepsactiviteiten binnen het kader van het RIZIV naar taalrol (N=1072) 3 Tabel 15 : Aantal plaatsen van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar taalrol 3 Tabel 16 : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV (%) 3 Tabel 17 : Gemiddeld aantal gepresteerde uren / week door artsen-specialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar statuut van tewerkstelling, geslacht en taalrol 3 Tabel 18 : Settings waarbinnen artsen-specialisten werkzaam zijn naar taalrol (meerdere plaatsen mogelijk) 3 Tabel 19 : Overzicht settings waarbinnen artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde al dan niet exclusief - werkzaam zijn naar taalrol 3 Tabel 20 : Settings waarbinnen artsen-specialisten werkzaam zijn naar statuut van tewerkstelling 3 Tabel 21 : Gepresteerde uren per week door artsen-specialisten in curatieve geneeskunde binnen elke setting - totaal 3 Tabel 22 : Gepresteerde uren per week door artsen-specialisten in curatieve geneeskunde in elke plaats van tewerkstelling - zowel binnen kader RIZIV als buiten kader RIZIV 3 Tabel 23 : Aandeel artsen-specialisten die resp. activiteiten effectief opnemen 3 Tabel 24 : Gemiddelde tijdsbesteding in uren per week aan patiëntenzorg en andere beroepsgerelateerde activiteiten (excl. woon-werkverplaatsingen) voor gehele groep van respondenten 3 Tabel 25 : Gemiddelde tijdsbesteding in uren per week aan patiëntenzorg en beroepsgerelateerde activiteiten (excl. woon-werkverplaatsingen) voor respondenten die momenteel effectief de resp. activiteiten uitvoeren 3 Tabel 26 : Wachtdienst (meerdere antwoorden mogelijk) naar taalrol 3 Tabel 27 : Wachtdienst naar taalrol 3 Tabel 28 : Gemiddeld aantal uren wachtdienst per maand naar taalrol en geslacht 3 Tabel 29 : Gemiddeld aantal uren nascholing per maand (excl. verplaatsingen) naar taalrol en geslacht 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 6 Inhoud Tabel 30 : Gemiddeld aantal jaren nog te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV om dan definitief te stoppen naar taalrol 3 Tabel 31 : Aandeel beoefening andere professionele activiteit(en) van zij die beroepsactief zijn binnen het kader RIZIV naar taalrol (beoefening andere professionele activiteit = 100%) 3 Tabel 32 : Aandeel beoefening andere professionele activiteit(en) van zij die beroepsactief zijn binnen het kader RIZIV naar geslacht (N = 1097) 3 Tabel 33 : Aandeel artsen-specialisten die niet werkzaam zijn als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV in België naar taalrol 3 Tabel 34 : Gemiddeld aantal jaren beroepsactief geweest binnen het kader van het RIZIV totaal, naar geslacht, naar taalrol en naar leeftijd (N=56) 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 7 Inhoud Figuren Figuur 1 : Aantal artsen-specialisten naar geslacht en taalrol (N=1210) 3 Figuur 2 : Aantal artsen-specialisten naar nationaliteit en taalrol (N=1203) 3 Figuur 3 : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol (N=1191) 3 Figuur 4 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol - Totaal (N=1191) 3 Figuur 5 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol Franstaligen (N=577) 3 Figuur 6 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol Nederlandstaligen (N=614) 3 Figuur 7 : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol (N=1191) 3 Figuur 8 : Aantal artsen-specialisten naar woonplaats (gewest) en taalrol (N=1203) 3 Figuur 9 : Aantal artsen-specialisten naar woonplaats (provincie) en taalrol (N=1203) 3 Figuur 10 : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen van hun (eerste) specialisatie naar taalrol (N=1186) 3 Figuur 11 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie - Totaal (N=1186) 3 Figuur 12 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie - Franstaligen (N=573) 3 Figuur 13 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie Nederlandstaligen (N=613) 3 Figuur 14 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie - Mannen (N=724) 3 Figuur 15 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie Vrouwen (N=458) 3 Figuur 16 : Overzicht beroepssituatie artsen-specialisten (N=1210) 3 Figuur 17 : Al dan niet werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde naar geslacht en taalrol (N=1206) 3 Figuur 18 : Aantal artsen-specialisten werkzaam uitsluitend in België en zowel in België én buitenland - zowel binnen als buiten het kader van RIZIV naar taalrol (N=1140) 3 Figuur 19 : Aantal uren per week van artsen-specialisten uitsluitend werkzaam binnen het kader van RIZIV (N=954) versus zij actief binnen EN buiten het kader van RIZIV (N=121) - naar taalrol (*) 3 Figuur 20 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV - Totaal (N=954) 3 Figuur 21 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BUITEN het kader van RIZIV) Totaal (N=10) 3 Figuur 22 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Totaal (N=121) 3 Figuur 23 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Franstaligen (N=450) 3 Figuur 24 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Franstaligen (N=71) 3 Figuur 25 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Nederlandstaligen (N=504) 3 Figuur 26 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Nederlandstaligen (N=50) 3 Figuur 27 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Mannen (N=580) 3 Figuur 28 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Mannen (N=76) 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 8 Inhoud Figuur 29 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Vrouwen (N=371) 3 Figuur 30 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Vrouwen (N=44) 3 Figuur 31 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 30-39-jarigen (N=257) 3 Figuur 32 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen én buiten het kader van RIZIV 30-39-jarigen (N=33) 3 Figuur 33 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 40-49-jarigen (N=320) 3 Figuur 34 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen én buiten het kader van RIZIV 40-49-jarigen (N=38) 3 Figuur 35 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 50-59-jarigen (N=257) 3 Figuur 36 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen én buiten het kader van RIZIV 50-59-jarigen (N=40) 3 Figuur 37 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 60 >-jarigen (N=107) 3 Figuur 38 : Histogram : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) Totaal (N=1106) 3 Figuur 39 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) naar leeftijd en taalrol (N=1106) 3 Figuur 40 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) naar leeftijd en geslacht (N=1102) 3 Figuur 41 : Vendiagram : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (N=139) 3 Figuur 42 : Vendiagram : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, woonachtig in het Vlaams Gewest (N=577) 3 Figuur 43 : Vendiagram : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, woonachtig in het Waals Gewest (N=362) 3 Figuur 44 : Statuut van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen kader van RIZIV naar taalrol (N=1116) 3 Figuur 45 : Statuut van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen kader van RIZIV naar taalrol (N=1116) 3 Figuur 46 : Statuut van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen kader van RIZIV - naar exclusiviteit van het statuut (N=1111) 3 Figuur 47 : Vendiagram : Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week artsen-specialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar statuut van tewerkstelling (N=1087) 3 Figuur 48 : Error bar : Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week in België uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep naar taalrol en geslacht (N=801) 3 Figuur 49 : Error bar : Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week in België uitsluitend bediende in hoofdberoep naar taalrol en geslacht (N=200) 3 Figuur 50 : Histogram : Effectief aantal gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep (N=801) 3 Figuur 51 : Histogram : Effectief aantal gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut uitsluitend bediende in hoofdberoep (N=200) 3 Figuur 52 : Overzicht van het aantal effectief gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut 3 Figuur 53 : Belangrijkste settings waar artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam zijn - naar taalrol (N=1110) (meerdere antwoorden mogelijk) 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 9 Inhoud Figuur 54 : Vendiagram : Settings waarbinnen specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam zijn 3 Figuur 55 : Histogram : Effectief aantal uren per week besteed aan onderzoek voor de gehele groep (N=1.074) 3 Figuur 56 : Histogram : Effectief aantal uren/week besteed aan onderzoek voor respondenten die effectief onderzoeksactiviteiten opnemen (N=237) 3 Figuur 57 : Histogram : Effectief aantal uren per week besteed aan onderwijs voor de gehele groep (N=1.072) 3 Figuur 58 : Histogram : Effectief aantal uren per week besteed aan onderwijs voor de respondenten die effectief onderwijsactiviteiten opnemen (N=276) 3 Figuur 59 : Inschatting van verloop van het aantal te presteren uren per week als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV mate van afbouwen / uitbouwen / gelijk houden per tijdsperiodes van 5 jaar naar taalrol 3 Figuur 60 : Inschatting van verloop van het aantal te presteren uren per week als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV mate van afbouwen / uitbouwen / gelijk houden per tijdsperiodes van 5 jaar naar geslacht 3 Figuur 61 : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar leeftijd (N=1100) 3 Figuur 62 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV naar taalrol (N=1093) 3 Figuur 63 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV naar geslacht (N=1093) 3 Figuur 64 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV naar tewerkstellingsstatuut (N=1093) 3 Figuur 65 : Beoordeling beroep als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (N=1097) 3 Figuur 66 : Beoordeling beroep als arts-specialist in de curatieve geneeskunde naar taalrol (N=1097) 3 Figuur 67 : Histogram : Aantal niet langer meer beroepsactieve artsen-specialisten die vroeger als arts-specialist gewerkt hebben binnen het kader van het RIZIV totaal (N=57) 3 Figuur 68 : Histogram : Aantal niet langer meer beroepsactieve artsen-specialisten die vroeger als arts-specialist gewerkt hebben binnen het kader van het RIZIV Franstaligen (N=25) 3 Figuur 69 : Histogram : Aantal niet langer meer beroepsactieve artsen-specialisten die vroeger als arts-specialist gewerkt hebben binnen het kader van het RIZIV Nederlandstaligen (N=31) 3

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 10 0. Inleiding De Planningscommissie medisch aanbod is belast met het onderzoek naar de behoeften i.v.m. het medisch aanbod, in het bijzonder wat betreft geneesheren, tandartsen, artsen-specialisten en verpleegkundigen. Bij de planning van beroepsgroepen wordt rekening gehouden met de behoeften aan medische verzorging en de demografische en sociologische evolutie van de betrokken beroepen. De adviezen van de Planningscommissie worden gebaseerd op een mathematisch model op basis waarvan projecties worden gemaakt m.b.t. de evolutie van de bovengenoemde beroepsgroepen. Dit mathematisch model is onderhevig aan voortdurende aanpassingen middels wetenschappelijke doorlichting en beleidsvragen. Om dit mathematisch model te onderbouwen en data aan te leveren die van belang zijn voor de desbetreffende planningsmodellen dienen er enquêtes uitgevoerd te worden bij de verschillende beroepsbeoefenaars afgebakend in perceel 3 tot de kinesitherapeuten, de tandartsen, de geneesheren (i.c. de specialisten) en de verpleegkundigen. De enquêtes moeten peilen naar elementen die nodig zijn voor een betere beschrijving van de beroepsgroepen en om bekende en eventuele hiaten wat betreft parameterschattingen in het planningsmodel op te vangen inzonderheid inzake turn-over en drop-out uit het beroep. Het is eveneens de bedoeling om in te toekomst op regelmatige basis de bevraging terug uit te voeren elke 4 jaar -, zodat een eventuele evolutie in kaart kan worden gebracht.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 11 1. Methodologie 1.1 Chronologisch verloop Het onderzoek werd uitgevoerd in vier fasen, met name : 1. Opmaak vragenlijst 2. Steekproefsamenstelling en gegevensverzameling 3. Encodering, verwerking en analyse van de data 4. Rapportering In dit hoofdstuk wordt de gevolgde methodologie voor de eerste drie fasen op transparante wijze uitgelegd. Het doel hiervan is enerzijds de resultaten van het onderzoek zo correct mogelijk te interpreteren en anderzijds de FOD Volksgezondheid in de mogelijkheid stellen om het onderzoek in de toekomst te herhalen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 12 1.2 Opmaak van de vragenlijst Een adequate vragenlijst is een noodzakelijke voorwaarde om de kwaliteit van de verzamelde gegevens te garanderen - de kwaliteit van de verzamelde gegevens hangt in de eerste plaats af van de kwaliteit van de vragenlijst. 1.2.1 Werkwijze Aan de hand van de vragenlijsten die werden ontwikkeld in het kader van de bevraging van de kinesistherapeuten en tandheelkundigen werd een eerste ontwerp van vragenlijst opgemaakt. Het ontwerp is besproken in de commissie van experten (Werkgroep Artsen) en vervolgens aangepast om te komen tot een tweede versie dewelke per email aan de leden van de Werkgroep en de Dienst Planning werd overgemaakt. Op basis van de opmerkingen werd een derde versie van de vragenlijst opgemaakt, welke getest werd in een verstaanbaarheids- en interpretatieonderzoek. 1.2.2 Interpretatie- en verstaanbaarheidonderzoek Uit ervaring weten we dat de formulering van de vraagstelling(en) een grote impact kan hebben op de verkregen antwoorden. Zoals reeds gesteld hangt de kwaliteit van de verzamelde gegevens in hoofdzaak af van de kwaliteit van de vragenlijst. De vragen moeten daarenboven verstaan en begrepen worden door de respondenten in kwestie ongeacht hun hoedanigheid 1. Een verstaanbaarheid- en interpretatieonderzoek laat toe de vragenlijst te valideren door te verifiëren of de bevraging beantwoordt aan de eisen van volledigheid, verstaanbaarheid en resultaatgerichtheid. 1 Bijvoorbeeld naar opleidingsniveau van de respondent

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 13 Meer specifiek wordt er tijdens zulk onderzoek ingegaan op: o de duidelijkheid van de instructies: Begrijpt de respondent hoe hij op de vragen dient te antwoorden, hoe werken de doorverwijzingen tussen de vragen, enz. o de interpretatie die we aan de antwoorden moeten geven: Hoe interpreteert de respondent de vooropgestelde antwoorden? Komt dit overeen met wat de onderzoeker in gedachten heeft? o de terminologie die de respondent gebruikt om deze fenomenen te benoemen: Welke woorden gebruikt de respondent om over bepaalde zaken te spreken? o het ontbreken van specifieke elementen in vragenlijst. De pre-test van de vragenlijst werd face-to-face afgenomen bij 5 geneesheer-specialisten 2 en Karel Vermeyen, voorzitter van de werkgroep Artsen. De geselecteerde respondenten werden geïnterviewd aan de hand van het ontwerp voor het enquêteformulier alsof het een reëel interview was. Daaropvolgend werd de enquête opnieuw met de respondent in kwestie doorgenomen en vrij bediscussieerd. De resultaten van het verstaanbaarheidonderzoek werden gerapporteerd aan de commissie van experten - waarbij tegelijkertijd een (voorstel van) aangepaste vragenlijst werd voorgelegd. Na bespreking werd de vragenlijst gefinaliseerd. 1.2.3 Structuur van de vragenlijst De finale vragenlijst bestaat uit 6 delen, te weten : - socio-demografische vragen; - vragen m.b.t. de opleiding professionele informatie; - vragen voor artsen-specialisten die beroepsactief zijn als artsspecialist binnen het kader van het RIZIV; - vragen voor artsen-specialisten die (momenteel) geen patiënten behandelen binnen het kader van het RIZIV. 2 4 Franstaligen en 1 Nederlandstalige

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 14 In wat volgt, wordt beknopt overlopen wat de inhoud is van de vragenlijst per onderscheiden deel. In bijlage wordt de vragenlijst, zoals voorgelegd aan de artsenspecialisten, opgenomen. 1. 2. 3. 1 AL G E M E N E V R AG E N De eerste vragen beogen het verzamelen van socio-demografische gegevens nodig voor een statistische analyse van de gegevens. Het betreft vragen naar het geslacht, de nationaliteit, de geboortedatum en de provincie waarin de woonplaats van de respondent is gelegen. 1. 2. 3. 2 O P L E I D I N G E N P R O F E S S I O N E L E I N F O R M AT I E Het volgende deel van de vragenlijst betreft vragen inzake de opleiding van de respondenten, o.m. het jaar dat men het diploma van de huidige specialisatie heeft behaald alsook het jaar van de huidige bijzondere bekwaamheid. Verder houdt dit deel vragen in aangaande de professionele activiteiten van de respondenten. De cruciale vraag hier of men momenteel werkzaam is als arts-specialist in de curatieve sector of niet? Indien wel, is dit dan binnen of buiten het kader van het RIZIV en hoeveel uren presteren zij gemiddeld per week binnen elk kader? Indien niet, oefenen zij dan een ander beroep uit dan dit van artsspecialist (welk beroep) of oefenen zij hun specialisatie dan uit buiten de curatieve sector of zijn zij niet (meer) beroepsactier?

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 15 1. 2. 3. 3 V R AG E N V O O R AR TS E N - S P E C I AL I S T E N B E R O E P S AC T I E F AL S AR T S I N D E C U R AT I E V E G E N E E S K U N D E - B I N N E N H E T K AD E R V AN H E T R I Z I V Het volgende deel richt zich uitsluitend tot artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde die werken binnen het kader van het RIZIV en tracht op een meer precieze manier hun professionele situatie in kaart te brengen. Op welke plaats(en) werken zij, in welke setting(s) en onder welk statuut? Er wordt hier tevens gevraagd een inschatting te maken van het verloop van hun verdere carrière (naar tijdsbesteding). Ter afsluiting van dit onderdeel dient de respondent het huidige beroep van arts-specialist in de curatieve geneeskunde te evalueren. Men wordt gevraagd om een serie van punten zoals inkomen, jobvoldoening, beroepsstatus, beroepsrisico, enz. te evalueren op een schaal van 1 tot 5 (gaande van zeer negatief tot zeer positief). 1. 2. 3. 4 V R AG E N V O O R AR T S E N - S P E C I AL I S T E N D I E ( M O M E N T E E L ) G E E N P AT I Ë N T E N B E H AN D E L E N B I N N E N H E T K AD E R V AN H E T R I Z I V Wat de artsen-specialisten betreft, die momenteel geen patiënten behandelen binnen het kader van het RIZIV, dient voornamelijk achterhaald te worden wanneer en in welke mate zij activiteiten hebben uitgeoefend binnen het kader van het RIZIV in het verleden. Ten eerste : hebben zij reeds gewerkt als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV en zo ja, van wanneer tot wanneer? Ten tweede : hebben zij de intentie om (opnieuw) het beroep van artsspecialist binnen het RIZIV-kader uit te oefenen in de toekomst of niet? Indien ja, binnen welke termijn?

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 16 1.3 Steekproef en gegevensverzameling In een eerste paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de theoretische steekproef, te weten de populatie en de omvang en het type van de gebruikte steekproef. Vervolgens wordt in een tweede paragraaf het verloop van het veldwerk geschetst en de samenstelling van de steekproef. In een derde paragraaf tenslotte wordt de gerealiseerde finale steekproef opgenomen. 1.3.1 Theoretische steekproef 1. 3. 1. 1 P O P U L AT I E Het objectief van de studie is het verzamelen van belangrijke gegevens voor het actualiseren van het planningsmodel middels een onderzoek bij de erkende artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde, wonende in België en ongeacht of ze al dan niet (nog) beroepsactief zijn als artsspecialist. 1. 3. 1. 2 G R O O T T E V AN D E S T E E K P R O E F De nauwkeurigheid van de resultaten is afhankelijk van de steekproefgrootte. Des te groter de steekproef is, des te nauwkeuriger zal het resultaat zijn. Deze nauwkeurigheid meten we op volgende wijze: de werkelijke waarde in de populatie heeft een kans van x % om zich te bevinden in een interval van +- Y % rond de waarde in de steekproef 3. Hoe groter de steekproef, hoe kleiner het betrouwbaarheidsinterval. 3 Waar x overeenkomt met het betrouwbaarheidsniveau en y met de maximale afwijking, ook betrouwbaarheidsinterval genoemd.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 17 Wanneer we de resultaten weergeven als a ± b % (vb. 43 ± 4 %), zijn de maximale afwijkingen bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 % de volgende : Grootte van de steekproef 4 Maximale afwijking (%) 1.000 3,02 800 3,39 500 4,34 400 4,85 200 6,89 Op basis hiervan werd het aantal te bevragen personen vastgelegd op N = 1000, wat de maximale afwijking limiteert op 3,02%. Zulke steekproef is groot genoeg om betrouwbare statistische conclusies te trekken voor de totale groep respondenten maar ook voor verschillende deelgroepen van de populatie. In dit onderzoek werden twee subgroepen onderscheiden : de subgroep van de Franstaligen enerzijds en deze van de Nederlandstaligen anderzijds: Vooropgesteld werd 500 enquêtes te verzamelen bij iedere taalgroep. Gezien de omvang van deze groepen is de maximale afwijking 4,34 % voor de aparte analyses uitgevoerd op elk van deze groepen. 1. 3. 1. 3 T Y P E S T E E K P R O E F : P R O P O R T I O N E L E E N Q U O T A- S T E E K P R O E F In dit onderzoek werd er een combinatie van een ad-random steekproef en een quotasteekproef toegepast. Bij een at random steekproef hebben alle personen uit de populatie dezelfde kans om opgenomen te worden in de steekproef. De geobserveerde verhoudingen in de populatie vinden we globaal terug in de steekproef (vb: proportionele vertegenwoordiging naar leeftijd) Het voordeel van een ad-random steekproef is dat de steekproef de huidige aandelen binnen de populatie reflecteert, maar het aantal gerealiseerde interviews voor bepaalde deelgroepen is soms te klein om betrouwbare statistische uitspraken te kunnen doen. Bij een quotasteekproef wordt op voorhand bepaald hoeveel personen er van elke groep bevraagd zullen worden (vb: aantal Nederlandstaligen en 4 Gerapporteerde basis.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 18 Franstaligen, mannen en vrouwen, enz.) waarbij ervoor gezorgd wordt dat het aantal enquêtes voor elk van de subgroepen voldoende groot in aantal is om over deze subgroepen betrouwbare statistische uitspraken te kunnen doen. Door de combinatie van een ad-random steekproef en een quotasteekproef kan de quotasteekproef van N = 1000 geldige enquêtes proportioneel gelijk verdeeld worden naar taalrol van de respondenten (N= 500 Franstalige interviews en N = 500 Nederlandstalige interviews). Binnen elke taalgroep worden de steekproefelementen ad-random geselecteerd. De steekproef is getrokken uit een gegevensbestand dat aangeleverd werd door FOD Volksgezondheid. Dit bestand bestond uit 18.382 artsenspecialisten in de curatieve geneeskunde die erkend zijn door FOD Volksgezondheid en gedomicilieerd zijn in België. 1.3.2 Gegevensverzameling 1. 3. 2. 1 M E T H O D I E K Dit onderzoek werd uitgevoerd door middel van postenquêtes. De respondenten kregen een pakket toegestuurd met een begeleidend schrijven, de vragenlijst en een retourenveloppe van het type Port Betaald door Bestemmeling en een antwoordkaart (alsook port betaald door bestemmeling). Met het oog op een efficiëntere opvolging van de bevraging en verhoging van de respons, werd beslist in het postpakket een antwoordkaart mee te sturen. Er werd gevraagd aan de geadresseerde bij ontvangst en na invulling van de enquête, de antwoordkaart terug te sturen en dit afzonderlijk van de vragenlijst en op een ander retouradres dan de vragenlijst, dit om een absolute anonimiteit van de antwoorden te garanderen. De geretourneerde antwoordkaarten zou M.A.S. toelaten te registreren wie de vragenlijst heeft ingevuld en teruggestuurd. Circa 4 weken na verzending van de eerste mailing, werd een gerichte herinneringsmailing gestuurd, d.w.z. enkel naar diegenen waarvan M.A.S. geen teruggestuurde antwoordkaart had ontvangen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 19 Het officiële begeleidend schrijven (opgemaakt in overleg met de Werkgroep Artsen) ging uit van de FOD Volksgezondheid en verduidelijkte bondig het kader van de studie en het belang van de respondent zijn of haar deelname. In de brief werd tevens de uiterste datum voor het terugzenden van de vragenlijst vermeld alsook de coördinaten van de contactpersonen bij M.A.S. en/of FOD mocht de respondent vragen hebben m.b.t. de bevraging. Het begeleidend schrijven eerste zending en herinneringsbrief zijn opgenomen in bijlagen. Indien na verstrijken van de uiterste terugstuurdatum van de eerste mailing (incl. herinneringsmailing) het voorop gezette aantal valide enquêtes niet was bereikt, diende een nieuwe (tweede) zending (incl. herinneringsmailing) georganiseerd te worden. Hetgeen hier ook heeft plaatsgevonden. 1. 3. 2. 2 V E L D W E R K E N S T E E K P R O E F S AM E N S T E L L I N G Het verzamelen van de gegevens heeft plaats gevonden in de periode van 21 april 2009 tot 17 juli 2009. Een eerste golf van verzending betrof een 2000-tal artsen-specialisten (1.100 Franstaligen en 900 Nederlandstaligen 5 ) die ad-random getrokken waren uit het gegevensbestand dat aangeleverd was door FOD Volksgezondheid. De vragenlijsten werden verzonden op 21 april 2009 en dienden ingevuld teruggestuurd te worden vóór 8 mei 2009. Drie weken na de eerste verzending (15 mei) hadden 596 artsenspecialisten (310 FR / 286 NL) de vragenlijst ingevuld teruggestuurd (d.i. 29,8% van de verzonden enquêtes). Op 18 mei 2009 werd aan diegenen die de vragenlijst nog niet hadden geretourneerd een herinneringsmailing overgemaakt (brief en vragenlijst). Het betrof in totaal 1.495 pakketten (848 FR / 647 NL). In het begeleidend schrijven werd nogmaals geduid op het belang van hun medewerking en alsnog de vragenlijst in te vullen vóór 2 juni 2009. 5 Uit de bevraging van de twee vorige beroepsgroepen (artsen-specialisten en tandartsen) is gebleken dat de medewerkingsgraad bij de Nederlandstaligen steeds enkele percentages hoger is dan bij de Franstaligen. En aangezien de quota zijn vastgelegd op 500 FR en 500 NL te rapporteren enquêtes, wordt een hogere bruto steekproef voor de Franstalige artsen-specialisten vooropgesteld dan voor de Nederlandstaligen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 20 Mede door deze (selectieve) herinneringsmailing beschikte M.A.S. begin juni 2009 over 813 (444 FR / 369 NL) volledig ingevulde enquêtes (d.i. een totale respons van 40,65%). Er dienden in totaal nog circa 195 enquêtes (60 FR / 135 NL) verkregen te worden. Uitgaande van een bescheiden deelnamegraad van 30% werd gesteld dat een tweede mailing van 800 pakketten (325 FR / 475 NL) 6 nodig was om finaal 1.000 valide enquêtes te realiseren. Op 10 juni werd de tweede postmailing verstuurd en vóór 26 juni 2009 (voor de grote schoolvakantie) dienden de ingevulde vragenlijsten aan M.A.S. te worden teruggestuurd. De herinneringsmailing werd uitgevoerd in de week van 22 juni (in totaal 625 pakketten met 240 FR en 385 NL). Begin juli beschikten we over in totaal 1.190 enquêtes (594 Franstalige en 596 Nederlandstalige). Het veldwerk (inclusie data-entry) werd definitief afgesloten op 17 juli 2009. In totaal werden er 2.800 vragenlijsten verstuurd en 1.222 vragenlijsten werden ontvangen op de datum van het afsluiten van het veldwerk. Hiervan waren er evenwel een 6-tal niet compleet en zijn derhalve ook niet geëncodeerd. Er werden ook 6 dubbel ingevulde vragenlijsten geïndentificeerd. De meest volledige of meest coherente werden behouden. 18 vragenlijsten zijn ons na het afsluiten van het veldwerk nog toegestuurd. De fase van data cleaning en zelfs analyse van de gegevens was reeds aangevangen, waardoor deze enquêtes niet werden opgenomen in de analyse. 6 De nieuwe artsen-specialisten werden ook op ad-random basis getrokken uit hetzelfde initiële gegevensbestand

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 21 In onderstaande tabel wordt het verloop van de gegevensverzameling in de veldwerkfase opgenomen. Tabel 1 : Verloop van het veldwerk (met deelnemingspercentages) Verzendingsdatum Periode Vragenlijsten verwacht voor... Aantal verzonden enquêtes Aantal ontvangen enquêtes Deelnamegraad FR NL Totaal FR NL Totaal FR NL TOT Golf 1 21 april 2009 8 mei 2009 1.100 900 2.000 310 286 596 28,2% 31,8% 29,8% Herinnering golf 1 18 mei 2009 2 juni 2009 848 647 1.495 169 109 278 19,9% 16,9% 18,6% Golf 2 10 juni 2009 26 juni 2009 325 475 800 93 164 257 28,6% 34,5% 32,1% Herinnering golf 2 24 juni 2009 3 juli 2009 240 385 625 34 57 91 14,2% 14,8% 14,6% TOTAAL terrein 21 april 2009 17 juli 2009 1.425 1.375 2.800 606 616 1.222 42,5% 44,8% 43,6% Laattijdig toegekomen enquêtes 3 15 18 TOTAAL 21 april 2009 mi sept. 2009 1.425 1.375 2.800 609 631 1.240 42,7% 45,9% 44,3% De algemene responsgraad aan de studie bedraagt dus 44%, wat voor wat een schriftelijke bevraging een zeer behoorlijke medewerking betekent. De medewerking van de Nederlandstaligen was hoger dan deze van de Franstaligen (resp. 46% tegenover 43%). 1.3.3 Eigenlijke steekproef In wat volgt, wordt een beschrijving gegeven hoe de steekproef er werkelijk uitziet na afloop van het veldwerk. 1. 3. 3. 1 G E R AP P O R T E E R D E B AS I S Onder steekproefgrootte of omvang verstaan we steeds de gerapporteerde basis. Deze gerapporteerde basis is het aantal valide interviews op het einde van de rit, i.c. het aantal interviews dat verwerkt en gerapporteerd zal worden.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 22 De gerapporteerde basis bedraagt hier 1.210 enquêtes 7 (ongewogen : 607 Nederlandstalige en 603 Franstalige 8 ). Dit aantal overschrijdt voldoende het vooropgestelde aantal van 1.000 enquêtes. 1. 3. 3. 2 V E R G E L I J K I N G M E T D E T H E O R E T I S C H E S T E E K P R O E F In wat volgt, wordt het originele FOD-databestand van de erkende artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde waaruit de steekproef is getrokken, vergeleken met de verkregen steekproef (zijnde zij die geantwoord hebben) naar leeftijd, geslacht en woonplaats van de respondenten. Er kunnen geen significante verschillen worden opgetekend. LEEFTIJD Tabel 2 : Representativiteit van de steekproef - Leeftijd Origineel databestand - populatie Steekproef N % N % < 30 jaar 27 0,15 0 0,00 30-39 jaar 5124 27,88 336 28,21 40-49 jaar 5893 32,06 359 30,14 50-59 jaar 5157 28,05 349 29,30 60 of meer jaar 2181 11,86 147 12,34 Totaal 18382 100,00 1191 100,00 Chi² = 3,91. grenswaarde op 95% = 9,5 / 3,91 < 9,5 : niet significant GESLACHT Tabel 3: Representativiteit van de steekproef - Geslacht Origineel databestand - populatie Steekproef N % N % Vrouw 7152 38,91 488 40,53 Man 11230 61,09 716 59,47 Totaal 18382 100,00 1204 100,00 Chi² = 1,25. grenswaarde op 95% = 3,84 / 1,25 < 3,84 : niet significant 7 Zes van 1.222 ontvangen vragenlijsten zijn niet weerhouden voor de data-entry wegens te grote onvolledigheid. Daarnaast werden zes dubbel ingevulde vragenlijsten geïdentificeerd : artsen-specialisten die de vragenlijst 2 maal hadden ingevuld en opgestuurd (dezelfde antwoorden en dezelfde schrijfwijze). 8 Gewogen : 622 Nederlandstaligen, 588 Franstaligen (zie verder)

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 23 W OONPLAATS - REGIO Tabel 4: Representativiteit van de steekproef Woonplaats Origineel databestand - populatie Steekproef N % N % Brussels Gewest 2526 13,74 155 12,92 Waals Gewest 6048 32,90 421 35,08 Vlaams Gewest 9808 53,36 624 52,00 Totaal 18382 100,00 1200 100,00 Chi² = 2,57. grenswaarde op 95% = 5,99 / 2,57 < 5,99 : niet significant Voor dit onderzoek werd er, zoals vermeld, geopteerd voor een combinatie van een at random steekproef en een quotasteekproef. Hoewel dit soort van steekproef de representativiteit van de resultaten garandeert, kan niet worden vermeden dat een aantal subgroepen van respondenten (bv. 40 49-jarigen vrouwelijke specialisten woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) over- of ondervertegenwoordigd zijn in de eigenlijke steekproef. Om de representativiteit bijkomend te verhogen werden de resultaten gewogen in functie van geslacht, leeftijd en woonplaats. De wegingsfactoren werden als volgt bepaald. Op basis van het bestand werd de populatieverdeling bepaald. Er werd met andere woorden een tabel opgesteld met het aantal artsen-specialisten opgenomen in het bestand - per geslacht, leeftijd en woonplaats. Eenzelfde tabel werd opgemaakt m.b.t. de steekproefverdeling van dit onderzoek. Deze tweede tabel bevatte aldus per geslacht, leeftijd en woonplaats het aantal artsen-specialisten dat heeft meegewerkt aan het onderzoek. Door de populatieverdeling te delen door de steekproefverdeling bekomt men de wegingsfactoren die ervoor zorgen dat de resultaten herwogen worden in functie van geslacht, leeftijd en woonplaats van de respondent. Een overzicht van de wegingscoëfficiënten wordt gegeven in bijlage 2. De analyse van de resultaten is doorgevoerd o.b.v. deze gewogen cijfers. 1.4 Verwerking van de gegevens 1.4.1 Datacleaning

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 24 Onder datacleaning wordt verstaan het optimaliseren van de datamatrix zodanig dat deze zo correct en zo volledig mogelijk is. Eerst en vooral werd de datafile uitgezuiverd. Dit wil zeggen dat de onvoldoende ingevulde enquêtes uit de database geweerd werden. Na deze uitzuivering werden ook nog volgende controles op de datafile uitgevoerd : - controle wat betreft de conditionele vragen: is men steeds naar de juiste vraag overgegaan, werden er vragen beantwoord die niet voor de respondent in kwestie bedoeld waren, ; - coherentie tussen het aangegeven aantal werkuren bij verschillende vragen (komen de totalen globaal overeen of niet?); - consistentie tussen leeftijd respondent en het jaar waarop hij zijn hoogst behaalde diploma haalde en het jaar waarop hij is beginnen werken. Vervolgens werden correcties aangebracht indien en waar dit nodig was. Het protocol van datacleaning en behandeling van de gegevens is opgenomen in bijlage. Hierin is het geheel van de uitgevoerde verificaties op het gegevensbestand opgenomen alsook de correcties die zijn aangebracht. 1.4.2 Codering Naast de controle op coherentie van de enquêtes en de correcties die uitgevoerd werden op dit niveau, moesten de antwoorden op de open vragen gecategoriseerd worden. De open vragen die gecodeerd werden, zijn: - V6 : de andere specialisaties en/of bijzondere bekwaamheden die men thans beoefent en die niet opgenomen zijn in de antwoordmogelijkheden; - V9 : de andere sectoren van tewerkstelling niet opgenomen in de antwoordmogelijkheden; - V16 : de andere settings van tewerkstelling niet opgenomen in de antwoordmogelijkheden; - V17 : de andere beroepsgerelateerde activiteiten niet opgenomen in de antwoordmogelijkheden;

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 25 1.4.3 Kwaliteit van de interviews Een enquête dient aan een aantal criteria te voldoen vooraleer zij als een geldige enquête weerhouden wordt. Het zijn enkel deze geldige enquêtes die deel uitmaken van de gerapporteerde basis. Enkele voorbeelden van deze criteria zijn: - minstens 90% van de karakteriserende variabelen moeten volledig en correct zijn; - minstens 90% van een batterij van items die normaliter te beantwoorden zijn, moeten ook beantwoord zijn; - minstens 90% van de relevante vragen moeten ook beantwoord zijn; - er moet coherent geantwoord worden op inhoudelijk overeenkomstige vragen. De afgenomen enquêtes blijken over het algemeen zeer volledig te zijn. Het aantal missing values is beperkt waardoor we een antwoordgraad hebben van 90% tot 100% op alle vragen. De kwaliteit van de enquêtes kan ook geëvalueerd worden middels de antwoordgraad op eenvoudige vragen (zoals bijvoorbeeld de sociodemografische vragen) enerzijds en over centrale vragen uit de vragenlijst anderzijds. De volgende tabel toont dat het aantal missings op socio-demografische vragen en op centrale vragen in de vragenlijst zeer laag is:

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 26 Tabel 5 : Antwoordgraad Vragen Antwoordgraad % V1. Geslacht 99,5% V2. Nationaliteit 99,4% V3. Leeftijd 98,4% V4. Provincie 99,4% V6. Opleiding 99,3% V7. Beroepssituatie 98,8% V10. Kader uitoefening specialisatie 91,7% De coherentie tussen het totaal aantal werkuren dat men verklaart te presteren bij de verschillende vragen die hiernaar peilen (vragen 10, 15, 16 en 17) was niet altijd aanwezig. De verificatie van de coherentie tussen de antwoorden en de correctie van de inconsistenties was dan ook noodzakelijk. De werkwijze die hier gehanteerd werd, is opgetekend in het protocol (zie bijlage 3). 1.4.4 Nauwkeurigheid van de resultaten De nauwkeurigheid van de resultaten is in de eerste plaats afhankelijk van de steekproefgrootte. Hoe groter de steekproef, des te groter is de nauwkeurigheid. Dit laatste moet begrepen worden als het reële % zal met 95% nauwkeurigheid ± x % afwijken van het gemiddelde voor de steekproef. Deze ± x % noemt men het betrouwbaarheidsinterval. Hoe groter de steekproef, des te kleiner zal deze x en het betrouwbaarheidsinterval zijn.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 27 In onderstaande tabel worden de afwijkingen van het gemiddelde voor verschillende steekproefgroottes gegeven. Tabel 6: Betrouwbaarheidsintervallen N ± % ± % ± % ± % bij P = 0,5 bij P = 0,1/0,9 bij P = 0,05 bij P = 0,01/0,99 100 9,80 5,88 4,27 1,95 250 6,20 3,72 2,70 1,23 500 4,38 2,63 1,91 0,87 750 3,58 2,15 1,56 0,71 1000 3,10 1,86 1,35 0,62 1210 2,73 1,64 1,19 0,54 2000 2,19 1,32 0,96 0,44 N = steekproefgrootte P = proportie; is het deel van de steekproef dat het respectievelijke antwoord geeft (P = 0.5 betekent "50% van de steekproef" en geeft het grootste betrouwbaarheidsinterval). Concreet komt dit erop neer dat bij een betrouwbaarheidsinterval van 95% en bij een steekproefgrootte van N=1.210 (de gerapporteerde basis van dit onderzoek) verschillen in percentages slechts statistisch significant zijn als ze groter zijn dan 2,73% wanneer het antwoord 50% is. Is het antwoord op een vraag bvb. 10%, dan spreken we van significante verschillen indien dit verschil groter is dan 1,64% in plus of in min. 1.4.5 Aanmaak bijkomende variabelen + Analyses 1. 4. 5. 1 AAN M AAK B I J K O M E N D E V AR I AB E L E N In het kader van de verwerking van de gegevens werden er, naast de variabelen uit het oorspronkelijke gegevensbestand, nog extra variabelen aangemaakt. We denken hierbij in eerste instantie aan de variabelen voor de hercodering van de open vragen. Soms werden er echter ook variabelen bijgemaakt die een inzicht geven op de antwoorden van meerdere vragen/variabelen tegelijk. Enkele voorbeelden : - er werd een variabele gecreëerd om zicht te krijgen op het jaar waarin de eerste specialisatie werd behaald;

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 28 - een tweede variabele maakt de balans op van de professionele situatie van de gehele groep respondenten; - een derde drukt de tijd uit tussen het behalen van de eerste specialisatie en het moment waarop men begint te werken binnen het kader van het RIZIV; - een vierde variabele drukt de tijd uit tussen het huidige jaar van beroepsactiviteit en het jaar dat men gestart is met werken binnen het kader van het RIZIV (sinds hoevaal jaar bent u actief...?); - er werd een variabele gecreëerd om de relatie tussen werkplaats(en) en woonplaats aan te geven; - enz. 1. 4. 5. 2 AN AL Y S E S Univariate- en bivariate analyses werden uitgevoerd, waarvan de interessantste resultaten besproken worden in het volgende deel. Het geheel van de analyses is terug te vinden in het tabellenrapport dat werd overhandigd aan het FOD Volksgezondheid. De volgende bivariate analyses werden uitgevoerd: - kuistabellen volgens taal; - kuistabellen volgens geslacht; - kuistabellen volgens taal en geslacht; - kruistabellen volgens leeftijd. Een principale componentenanalyse is uitgevoerd op vraag 24 van de vragenlijst, zijnde de evaluatie van de professionele situatie van de artsen-specialisten. Het doel van deze analyse was het aantal evaluatieitems te verminderen en het identificeren van de dimensies die deze wezenlijk onderliggen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 29 2. Analyse naar algemene kenmerken artsen-specialisten 2.1 Naar geslacht 61% van de respondenten zijn mannen het proportioneel aandeel mannen ligt 4% hoger bij de Nederlandstalige specialisten. Figuur 1 : Aantal artsen-specialisten naar geslacht en taalrol (N=1210) 100% 80% 41 37 39 60% 40% 20% 59 63 61 0% Franstalig Nederlandstalig Totaal Man Vrouw

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 30 2.2 Naar nationaliteit 96% van de ondervraagde artsen-specialisten is Belg en 4% is een onderdaan van de Europese Unie van niet-belgische nationaliteit. Het proportioneel aandeel Belgen ligt bij de Nederlandstaligen 2% hoger dan bij de Franstaligen. Figuur 2 : Aantal artsen-specialisten naar nationaliteit en taalrol (N=1203) 100% 5 4 3 80% 60% 40% 95 97 96 20% 0% Franstalig Nederlandstalig Totaal Belg Onderdaan Europese Unie (niet-belg) Onderdaan buiten Europese Unie

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 31 2.3 Naar leeftijd 28% van de respondenten is tussen de 30 en 39 jaar oud en 32% is tussen de 40 en 49 jaar oud. 28% bevindt zich in de leeftijdscategorie 50-59 jaar en 11% is ouder dan 60 jaar. Bij de Franstalige ondervraagden vindt men enerzijds proportioneel minder jongere specialisten terug (resp. 25% tegenover 31% 30-39- jarigen) en anderzijds meer oudere (resp. 44% tegenover 37% +50- jarigen). Figuur 3 : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol (N=1191) 100% 13 11 12 80% 60% 30 26 28 40% 32 32 32 20% 25 31 28 0% Franstalig Nederlandstalig Totaal 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar > 60 jaar In bijgevoegde histogrammen zien we de frequentieverdeling van de artsen-specialisten naar leeftijd voor zowel de gehele groep als de Nederlandstaligen en Franstaligen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 32 Figuur 4 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol - Totaal (N=1191) 225 200 175 N respondenten - totaal 150 125 100 75 50 25 0 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Leeftijd Figuur 5 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol Franstaligen (N=577) 100 90 N respondenten - Franstaligen 80 70 60 50 40 30 20 10 0 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Leeftijd

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 33 Figuur 6 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol Nederlandstaligen (N=614) 110 100 N respondenten - Nederlandstaligen 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 30 35 40 45 50 55 60 65 70 Leeftijd Dat de Nederlandstalige groep jonger is dan de Franstalige blijkt eveneens uit Figuur 7 : 58% van alle ondervraagden is ouder dan 45 jaar waarbij dit aandeel voor de Nederlandstalige groep 55% bedraagt en voor de Franstaligen 60%. Figuur 7 : Aantal artsen-specialisten naar leeftijd en taalrol (N=1191) 100% 80% 60% 60 55 58 40% 20% 40 45 42 0% Franstalig Nederlandstalig Totaal < 45 jaar > 45 jaar

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 34 De verdeling naar geslacht geeft aan dat een ruime meerderheid van de vrouwelijke specialisten (57%) jonger is dan 45 jaar tegenover slechts 33% bij de mannelijke specialisten. Bij beschouwing van de gemiddelde leeftijd, zien we dat deze voor de gehele ondervraagde groep 47 jaar bedraagt (minimum 30 jaar en maximum 66 jaar). Voor de Nederlandstalige artsen-specialisten is de gemiddelde leeftijd 46,4 jaar tegenover 47,7 jaar bij de Franstalige specialisten. (met een minimum van 30 jaar en een maximum van 66 jaar) Tabel 7 : Gemiddelde leeftijd naar geslacht en taalrol (N=1191) Nederlandstalig Franstalig Totaal Gemiddeld N Gemiddeld N Gemiddeld N Mannen 48,56 389 49,41 340 48,96 729 Vrouwen 42,56 226 45,13 236 43,88 462 Totaal 46,36 614 47,65 577 46,98 1191

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 35 2.4 Naar woonplaats Uit onderstaande figuur blijkt dat 53% van de respondenten woonachtig is in het Vlaams Gewest, 33% in het Waals Gewest en 14% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG). Naar taalrol beschouwd, zien we dat van de Franstalige artsenspecialisten er 66% woonachtig zijn in het Waals Gewest, 25% in het BHG maar ook 8% in het Vlaams Gewest (7% in Vlaams-Brabant). Figuur 8 : Aantal artsen-specialisten naar woonplaats (gewest) en taalrol (N=1203) 100% 80% 60% 66 95,5 33 40% 8 53 20% 0% 25 2,5 14 Franstalig Nederlandstalig Totaal Brussels Hoofdstedelijk Gew est Vlaams Gew est Waals Gew est Naar provincie kan dan vastgesteld worden dat de meeste respondenten woonachtig zijn in de provincie Antwerpen en het BHG (telkens 14%), gevolgd door Vlaams-Brabant (13%), Oost-Vlaanderen (12,5%), Luik (12%), Henegouwen (9%) en West-Vlaanderen (8%).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 36 Figuur 9 : Aantal artsen-specialisten naar woonplaats (provincie) en taalrol (N=1203) 100% 80% 60% 40% 20% 0% 2 14 25 19 4 12 8 14 9 23 6 24 13 8 19 13 13 27 7 14 Franstalig Nederlandstalig Totaal Antw erpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant Henegouw en Luik Brussels Hoofdstedelijk Gew est Limburg West-Vlaanderen Waals-Brabant Luxemburg Namen Ik w oon in het buitenland

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 37 2.5 Naar diploma 2.5.1 Jaar van het behalen eerste specialisatie 65% van de ondervraagden heeft in de laatste 20 jaar zijn/haar (eerste) specialisatie behaald : 33% tussen 1990 en 1999 en 32% tussen 2000 en 2009. Verder heeft 11,5% van de specialisten zijn/haar (eerste) erkenning behaald in de periode 1970-1979 en 24% tussen 1980 en 1989. Bijna alle respondenten (97%) hebben hun specialisatie behaald in hun respectievelijke taal. Ook 97% van de respondenten behaalde zijn/haar specialisatie in België. Figuur 10 : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen van hun (eerste) specialisatie naar taalrol (N=1186) 2000-2009 30% 32% 34% 1990-1999 33% 34% 1980-1989 24% 23% 25% 1970-1979 12% 1960-1969 0% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% Franstalig Nederlandstalig Totaal In bijgevoegde histogrammen wordt de frequentieverdeling van de artsen-specialisten weergegeven naar jaar van het behalen van de eerste specialisatie voor zowel de gehele groep als afzonderlijk beschouwd naar taalrol en naar geslacht.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 38 Figuur 11 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie - Totaal (N=1186) 100 80 N respondenten - totaal 60 40 20 0 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar van behalen eerste specialisatie (diploma) Mean = 1993 Std. Dev. = 9,911 N = 1.186 Figuur 12 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie - Franstaligen (N=573) 50 N respondenten - Franstaligen 40 30 20 10 0 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar van behalen eerste specialisatie (diploma) Mean = 1992,66 Std. Dev. = 9,746 N = 573

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 39 Figuur 13 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie Nederlandstaligen (N=613) 60 N respondenten - Nederlandstaligen 50 40 30 20 10 Mean = 1993,31 Std. Dev. = 10,06 N = 613 0 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar van behalen eerste specialisatie (diploma) Figuur 14 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie - Mannen (N=724) 70 60 N respondenten - Mannen 50 40 30 20 10 0 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar van behalen eerste specialisatie (diploma) Mean = 1991,11 Std. Dev. = 9,852 N = 724

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 40 Figuur 15 : Histogram : Aantal artsen-specialisten naar jaar van behalen eerste specialisatie Vrouwen (N=458) 60 50 N respondenten - Vrouwen 40 30 20 10 0 1970 1980 1990 2000 2010 Jaar van behalen eerste specialisatie (diploma) Mean = 1996,01 Std. Dev. = 9,249 N = 458 2.5.2 Jaar van behalen bijzondere bekwaamheid 21,5% van de ondervraagde artsen-specialisten heeft een bijzondere bekwaamheid. Iets meer dan de helft (51%) heeft zijn/haar huidige bijzondere bekwaamheid behaald de laatste 10 jaar (2000-2009), 35% tussen 1990 en 1999, 12% in 1980 en 1989 en 2% in de periode 1970-1979. 92% heeft de huidige bijzondere bekwaamheid behaald in hun respectievelijke taal, 4% in de andere landstaal (FR/NL) en nog eens 4% in een andere taal. 12% van de resp. respondenten behaalde de bijzondere bekwaamheid in het buitenland.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 41 2.6 Naar huidige specialisatie In onderstaande tabel wordt de verdeling weergegeven van de ondervraagden naar hun resp. specialisatie. In de tabel wordt tevens de foutenmarge (of maximale afwijking) opgenomen. Zoals reeds gesteld, is de nauwkeurigheid van de resultaten is afhankelijk van de steekproefgrootte. Hoe groter de steekproef, hoe naukeuriger het resultaat. De nauwkeurigheid wordt als volgt gemeten : de werkelijke waarde in de populatie heeft een kans van x% om zich te bevinden in een interval van + / - Y% rond de waarde van de steekproef (waar x overeenkomst met het betrouwbaarheidsniveau (hier 95%) en Y met de maximale afwijking, ook betrouwbaarheidsinterval genoemd. Dus met een celgroote van N=116 voor wat de anestesisten-reanimatie betreft (en bij een betrouwbaarheidsinterval van 95%) is de maximale afwijking (of foutenmarge) hier 9,1%, hetgeen betekent dat de antwoorden van deze groep zich situeren in een betrouwbaarheidsinterval van - 9% en + 9% (bv. indien 30% van de anestisten antwoordt zeer tevreden te zijn, dient hier rekening gehouden te worden dat dit antwoord zich in realiteit kan situeren tussen de 21% (- 9%) en 39% (+ 9%). Kijken we naar de groep van stomatologen (N=10), dan zien we dat de maximale afwijking hier 31% bedraagt en zodoende de betrouwbaarheid van de antwoorden zeer klein is omdat de antwoorden van deze groep zich situeren in een interval van 31% en + 31 %. Taal Totaal Foutenmarge Franstalig Nederlandstalig N % N % N % Anesthesie-reanimatie 53 9,1 63 10,2 116 9,7 9,1% Andere 48 8,2 46 94 7,8 10,1% Heelkunde 38 6,5 50 8,0 88 7,3 10,4% Inwendige geneeskunde 49 8,3 38 6,1 86 7,2 10,5% Pediatrie 43 7,3 29 4,7 72 6,0 11,5% Gynaecologie-verloskunde 41 7,0 30 4,9 71 5,9 11,6% Radiodiagnose 30 5,2 34 5,6 65 5,4 12,1% Oftalmologie 25 4,3 38 6,2 63 5,3 12,3% Orthopedie 30 5,2 28 4,5 58 4,8 12,6% Intensieve zorgen 21 3,7 36 5,8 57 4,8 13,0% Cardiologie 31 5,4 23 3,7 54 4,5 13,3% Psychiatrie 20 3,5 30 4,8 50 4,2 13,8% Gastro-enterologie 23 4,0 22 3,6 45 3,8 14,6% Dermato-venerologie 21 3,7 22 3,6 44 3,6 14,8%

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 42 Taal Totaal Foutenmarge Franstalig Nederlandstalig N % N % N % Pneumologie 21 3,6 22 3,6 43 3,6 14,9% Psychiatrie, m.b. volwassenpsychiatrie 20 3,4 20 3,3 40 3,3 15,5% Oto-rhino-laryngologie 16 2,8 20 3,3 37 3,1 16,1% Neurologie 16 2,7 14 2,3 30 2,5 17,9% Endocrino-diabetologie 17 2,9 13 2,0 29 2,4 18,2% Klinische biologie 13 2,2 16 2,6 29 2,4 18,2% Fysische geneeskunde en revalidatie 11 2,0 16 2,7 28 2,3 18,5% Psychiatrie, m.b. kinder- en jeugdpsychiatrie 14 2,3 11 1,7 24 2,0 20,0% Nefrologie 13 2,2 9 1,5 22 1,8 20,9% Urologie 7 1,2 15 2,5 22 1,8 20,9% Acute geneeskunde (getuigschrift) 8 1,3 13 2,1 21 1,7 21,4% Functionele, sociale, professionele revalidatie 13 2,3 7 1,1 20 1,7 21,9% Neuropsychiatrie 4 0,7 15 2,5 20 1,6 21,9% Urgentiegeneeskunde (bijz. beroepstitel) 7 1,3 12 2,0 20 1,6 21,9% Acute geneeskunde (specialist) 7 1,1 11 1,8 18 1,5 23,1% Plastische heelkunde 10 1,7 5 0,8 15 1,2 25,3% Radiotherapie 5 0,8 11 1,7 15 1,3 25,3% Geriatrie 7 1,1 7 1,2 14 1,2 26,2% Medische oncologie 11 1,9 3 0,5 14 1,2 26,2% Nucleaire geneeskunde 12 2,1 2 0,3 14 1,2 26,2% Anatomo-pathologie 2 0,3 10 1,7 12 1,0 28,3% Reumatologie 6 1,0 5 0,9 11 1,0 29,5% Urgentiegeneeskunde (specialist) 7 1,2 4 0,7 11 0,9 29,5% Neonatologie 6 1,0 4 0,7 10 0,8 31,0% Stomatologie 6 1,0 4 0,7 10 0,8 31,0% Neurochirurgie 5 0,9 4 0,7 9 0,8 32,7% Mond-, kaak- en aangezichtschirurgie 5 0,9 3 0,5 8 0,7 36,6% Nucleaire geneeskunde in vitro 2 0,4 3 0,5 5 0,4 43,8% Verzekeringsgeneeskunde - - 0,8 5 0,4 43,8% Arbeidsgeneeskunde 3 0,6 1 0,2 4 0,4 49,0% Klinische hematologie 4 0,7 - - 4 0,3 49,0% Beheer van gezondheidsgegevens 1 0,2 2 0,3 3 0,2 56,6% Gerechtelijke geneeskunde - - 3 0,5 3 0,3 56,6% Hematologie 2 0,3 1 0,2 3 0,2 56,6% Pediatrische neurologie 1 0,1 1 0,2 2 0,1 69,3% TOTAAL 583 100,0 619 100,0 1202 100,0

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 43 3. Analyse naar beroepsactiviteiten artsen-specialisten 3.1 Overzicht Uit onderstaande tabel en figuren blijkt dat 97% van de respondenten (N=1169) momenteel werkzaam is als arts-specialist in de curatieve geneeskunde : 92,5% uitsluitend in België, 2% in België én in het buitenland en 2% uitsluitend in het buitenland. Van de respondenten die werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (N=1169), doet 84% dit uitsluitend binnen het kader van het RIZIV en 1% enkel buiten het kader van het RIZIV. 10% beoefent zijn/haar specialisatie in de curatieve geneeskunde zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV. 3% van de respondenten (N=40) werkt thans niet als arts-specialist in de curatieve geneeskunde : 1% heeft momenteel een ander beroep dan arts-specialist, 1,6% oefent thans geen of niet langer meer een professionele activiteit uit en 0,5% beoefent zijn/haar specialisatie buiten het curatieve kader. Tabel 8 : Overzicht beroepssituatie artsen-specialisten (N=1210) Franstalig Nederlandst. Totaal N % N % N % Werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde : - Uitsluitend in België - uitsluitend BINNEN het kader RIZIV 467 79,5 514 82,6 981 81,1 - Uitsluitend in België - binnen EN buiten het kader RIZIV 74 12,6 48 7,8 122 10,1 - Uitsluitend in België uitsluitend BUITEN het kader RIZIV 9 1,5 5 0,8 14 1,2 - In België en buitenland binnen en buiten het kader RIZIV 10 1,8 12 1,9 22 1,8 - Uitsluitend in het buitenland 8 1,4 20 3,3 29 2,4 Subtotaal 568 96,7 599 96,5 1169 96,8 Beoefenen van specialisatie BUITEN het curatieve kader 5 0,9 1 0,2 6 0,5 Beoefenen van een ander beroep dan arts-specialist 8 1,3 7 1,1 14 1,2 Niet (meer) beroepsactief 5 1,8 14 2,3 19 1,6 Onbekende situatie 1 0,2 - - 1 0,1 Subtotaal 19 4,2 22 3,6 40 3,4 Totaal 588 100,0 622 100,0 1210 100,0

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 44 Figuur 16 : Overzicht beroepssituatie artsen-specialisten (N=1210) Werkzaam momenteel als arts-specialist in de curatieve geneeskunde 97% GESPECIFIEERD Uitsluitend in België - enkel BINNEN kader RIZIV 81% Uitsluitend in België - binnen EN buiten kader RIZIV 10% Uitsluitend in België - enkel buiten kader RIZIV 1% In België en buitenland - binnen EN buiten kader RIZIV 2% Uitsluitend in buitenland 2% Niet w erkzaam momenteel als arts-specialist in de curatieve geneeskunde 3% GESPECIFIEERD Beoefent zijn specialisatie buiten het curatieve kader 0,5% Beoefent een ander beroep dan arts-specialist 1% Niet (meer) beroepsactief 1,5% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120% Proportioneel zijn er, betreffende het totale aandeel, geen verschillen naar taalrol voor zij die werkzaam zijn als arts-specialist in de curatieve geneeskunde. Beschouwen we de diverse kaders waarbinnen men werkzaam kan zijn, dan zien we dat bij de Nederlandstaligen er proportioneel meer artsen-specialisten werkzaam zijn uitsluitend binnen het kader van het RIZIV dan dit het geval is bij de Franstaligen (resp. 83% tegenover 79,5%). Bij de Franstaligen noteren we dan weer een hoger aandeel beroepsactieven binnen én buiten het kader van het RIZIV (resp. 13% tegenover 8%). Bij de Nederlandstaligen zijn er ook meer artsen-specialisten die uitsluitend actief zijn als arts-specialist in het buitenland (resp. 3% tegenover 1%).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 45 Geen noemenswaardige verschillen naar taalrol en geslacht kunnen opgetekend worden betreffende de artsen-specialisten die momenteel niet als arts-specialist in de curatieve geneeskunde werken (zie ook volgende figuur). Figuur 17 : Al dan niet werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde naar geslacht en taalrol (N=1206) Franstalig Nederlandstalig Totaal Totaal Vrouw Man Totaal Vrouw 93 91 91 92 94 96 2 2 3 2 3 4 1 4 4 2 3 3 21 3 12 Man 92 3 1 4 0% 20% 40% 60% 80% 100% Werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde UITSLUITEND in BELGIE Werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde in België EN in het buitenland Werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde UITSLUITEND in BUITENLAND Neen, ik w erk momenteel niet als arts-specialist in de curatieve geneeskunde Van zij die in België werken (zowel diegenen die uitsluitend in België werkzaam zijn als zij die in België en het buitenland werken -> N=1140), werkt 86% uitsluitend BINNEN het kader van het RIZIV, 13% zowel binnen als buiten het kader, 1% BUITEN het kader van het RIZIV.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 46 Hier zien we ook dat binnen de groep van de Nederlandstalige specialisten er proportioneel meer zijn die binnen het kader van het RIZIV werken in vergelijking met de groep van de Franstaligen (resp. 89% tegenover 83%). Figuur 18 : Aantal artsen-specialisten werkzaam uitsluitend in België en zowel in België én buitenland - zowel binnen als buiten het kader van RIZIV naar taalrol (N=1140) 100% 80% 10 15 13 2 1 1 60% 40% 89 83 86 20% 0% Franstalig Nederlandstalig Totaal Werkzaam binnen EN buiten het kader van het RIZIV Uitsluitend w erkzaam BUITEN het kader van het RIZIV Uitsluitend w erkzaam BINNEN het kader van het RIZIV

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 47 3.2 Tewerkstellingssectoren van zij die niet als arts-specialist in curatieve geneeskunde werken Van zij die thans niet werkzaam zijn als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (N=40) is circa de helft (N=19) niet (meer) beroepsactief. Het respectievelijke aantal binnen de groep van de Nederlandstaligen is hier beduidend hoger dan bij de Franstaligen (resp. N=14 tegenover N=5). 14 respondenten oefenen een ander beroep uit dan arts-specialist en 6 artsen-specialisten tenslotte, beoefenen hun specialisatie buiten het curatieve kader. Aan de respondenten van deze laatste twee categorieën (N=20) werd dan de vraag gesteld in welke sector zij thans werkzaam zijn : o.m. 6 respondenten zijn werkzaam in de gezondheids- of medische sector, 5 in de commerciële sector en nog een 5 in het onderwijs.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 48 3.3 Aantal uren per week werkzaam als artsspecialist in de curatieve geneeskunde - zowel binnen als buiten RIZIV 3.3.1 Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week 9 Per week werkt een arts-specialist in de curatieve geneeskunde gemiddeld 48,41 uren (minimum 4 uren / maximum 94 uren). Zij die uitsluitend beroepsactief zijn binnen het kader van het RIZIV presteren gemiddelde 48,21 uren per week. De specialisten die enkel en alleen beroepsactiviteiten verrichten buiten het kader van het RIZIV werken gemiddeld 45,33 uren per week. Zij die zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV werkzaam zijn als specialist in België werken gemiddeld per week iets meer dan 50 uren. Tabel 9 : Gemiddeld aantal uren / week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV Gemid. N Min.uren Max.uren Mediaan St.afw. Beoefening specialisatie uitsluitend BINNEN kader RIZIV Beoefening specialisatie binnen EN buiten kader RIZIV Beoefening specialisatie uitsluitend BUITEN kader RIZIV 48,21 951 4 94 50 13,01 50,25 120 14,5 90 50 13,01 45,33 10 5 90 50 21,60 TOTAAL 48,41 1081 4 94 50 13,11 Beschouwd naar taalrol, zien we dat de Nederlandstalige artsenspecialisten gemiddeld meer uren per week presteren dan hun Franstalige collega s (zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV). 9 Inbegrepen : de beoefening van de specialisatie(s) binnen het curatieve kader, de administratie betreffend het kabinet/praktijk, logistiek, instrumentenzorg, overleg met collega s, nascholing, de verplaatsingen excl. de woon-werkverplaatsingen. Niet-inbegrepen : de wachtdiensten en onderzoeksactiviteiten onderwijs.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 49 Naar geslacht stellen we vast dat de vrouwelijke specialisten gemidddeld minder uren per week presteren dan hun mannelijke collega s (zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV en zonder onderscheid naar taalrol). Tabel 10 : Gemiddeld aantal uren / week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (zowel binnen als buiten RIZIV) - naar geslacht en taalrol Uitsluitend BINNEN RIZIV Nederlandstalig Franstalig Totaal Gemid. N Gemid. N Gemid. N 50,53 502 45,61 449 48,21 951 - Mannen 52,66 316 48,93 264 50,96 580 - Vrouwen 46,93 186 40,88 185 43,91 371 Uitsluitend BUITEN RIZIV 59,75 4 35,03 6 45,33 10 - Mannen 62,67 2 50,00 1 57,53 3 - Vrouwen 57,00 2 30,40 4 39,06 6 Binnen EN buiten het RIZIV 54,00 50 47,53 70 50,25 120 - Mannen 53,43 35 49,85 41 51,52 76 - Vrouwen 55,35 15 44,28 29 48,06 44 Totaal 50,92 557 45,75 525 48,41 1081 Uit onderstaande tabel naar leeftijd blijkt dat gemiddeld het meeste uren per week worden gepresteerd door de leeftijdscategorie 50-54jarigen (50,53 uren), gevolgd door de 45-49-jarigen (49,71 uren) en 35-39- jarigen (48,89 uren). De artsen-specialisten van 60 jaar en ouder werken gemiddeld 43,88 uren per week.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 50 Voor zij die uitsluitend binnen het kader van het RIZIV werkzaam zijn, noteren we het hoogste gemiddeld aantal gepresteerde uren bij de 50-54-jarigen (49,74 uren) en de 40-44-jarigen (49,50 uren). Ook hier werken de 60+-jarigen gemiddeld het minst aantal uren per week (43,05). Binnen de groep van de artsen-specialisten die zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV beroepsactief zijn, wordt er gemiddeld het meeste uren gepresteerd door de 50-54-jarige specialisten (55,35 uren), gevolgd door de 35-39-jarigen (52,17 uren) en 45-49-jarigen (51,64 uren). De specialisten van 60 jaar en ouder die binnen deze categorie werkzaam zijn (N=8) presteren gemiddeld veel uren in vergelijking met de resp. groep uitsluitend actief binnen het kader van het RIZIV, resp. 50 uren tegenover 43 uren. Tabel 11 : Gemiddeld aantal uren / week werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (zowel binnen als buiten RIZIV) - naar leeftijd 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60+ Gemid. N Gemid. N Gemid. N Gemid. N Gemid. N Gemid. N Gemid. N Uitsluitend BINNEN RIZIV Uitsluitend BUITEN RIZIV Binnen EN buiten het RIZIV 48,35 104 48,44 153 48,53 142 49,5 177 49,74 131 48,11 126 45,05 107 40,00 1 47,80 6 5,00 1 - - 30,00 1 - - 90,00 1 45,75 10 52,17 23 45,84 18 51,64 20 55,35 25 45,84 15 50,00 8 Totaal 48,07 115 48,89 182 47,97 161 49,71 197 50,53 157 47,87 141 43,88 115 3.3.2 Effectief aantal gepresteerde uren per week Beschouwd naar het effectief aantal gepresteerde uren per week gegroepeerd in categorieën -, kan vastgesteld worden dat 57% van de specialisten in de curatieve geneeskunde die uitsluitend binnen het kader van het RIZIV werken, meer dan 45 uren per week presteert (46% tussen de 46 en 60 uren per week en 10% meer dan 60 uren per week). 36% van de respondenten werkt tussen de 31 en 45 uren per week, 7% tussen de 16 en 30 uren en tenslotte 1% minder dan 15 uren. De artsenspecialisten die werkzaam zijn zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV werken proportioneel eenzelfde aantal uren : 57% werkt meer dan 45 uren per week en 1% werkt minder dan 15 uren per week. De onderstaande figuur geeft tevens aan dat de Nederlandstalige specialisten proportioneel meer vertegenwoordigd zijn in de categorieën van hogere gepresteerde uren dan de Franstaligen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 51 Van de 10 specialisten die uitsluitend buiten het kader van het RIZIV werken, presteert de helft hiervan meer dan 45 uren per week. 3 werken tussen de 31 en 45 uren en 2 minder dan 30 uren. Figuur 19 : Aantal uren per week van artsen-specialisten uitsluitend werkzaam binnen het kader van RIZIV (N=954) versus zij actief binnen EN buiten het kader van RIZIV (N=121) - naar taalrol (*) 100% 7 13 10 5 24 13 80% 60% 38 52 46 46 43 45 40% 44 20% 28 36 45 30 39 0% 9 6 7 2 1 12 4 3 1 Franstalig Nederlandstalig Totaal Franstalig Nederlandstalig Totaal Uitsluitend BINNEN kader RIZIV Binnen EN buiten het kader RIZIV 1-15 u 16-30 u 31-45 u 46-60 u > 60 u (*) de verdeling van specialisten naar uitsluitend actief BUITEN het kader van het RIZIV worden hier niet opgenomen omwille van de kleine aantallen : totaal N=10

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 52 In wat volgt, wordt het effectieve aantal gepresteerde uren per week a.d.h.v. histogrammen weergegeven en dit m.b.t. de effectieve uren gepresteerd zowel (uitsluitend) binnen als (uitsluitend) buiten het kader van het RIZIV - voor de totale groep van beroepsactieve artsenspecialisten in de curatieve geneeskunde alsook naar taalrol, geslacht en leeftijd. Gezien het aantal artsen-specialisten die uitsluitend BUITEN het kader van het RIZIV werkzaam zijn, klein is (N=10), wordt in wat volgt enkel een histogram voor het totaal gegeven maar niet naar de subcategorieën taal, geslacht en leeftijd. Figuur 20 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV - Totaal (N=954) 300 250 N respondenten totaal 200 150 100 50 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 48,19 Std. Dev. = 13,005 N = 954

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 53 Figuur 21 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BUITEN het kader van RIZIV) Totaal (N=10) 3 N respondenten totaal 2 1 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend buiten het kader van het RIZIV Mean = 45,33 Std. Dev. = 21,596 N = 10 Figuur 22 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Totaal (N=121) 50 40 N respondenten totaal 30 20 10 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 50,3313 Std. Dev. = 12,99036 N = 121

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 54 Figuur 23 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Franstaligen (N=450) 100 80 N Franstaligen 60 40 20 Mean = 45,57 Std. Dev. = 12,633 N = 450 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Figuur 24 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Franstaligen (N=71) 30 25 N Franstaligen 20 15 10 5 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 47,7059 Std. Dev. = 10,79977 N = 71

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 55 Figuur 25 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Nederlandstaligen (N=504) 120 100 N Nederlandstaligen 80 60 40 20 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 50,52 Std. Dev. = 12,9 N = 504 Figuur 26 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Nederlandstaligen (N=50) 20 15 N Nederlandstaligen 10 5 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 54,0028 Std. Dev. = 14,89538 N = 50

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 56 Figuur 27 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Mannen (N=580) 140 120 100 N Mannen 80 60 40 20 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 50,96 Std. Dev. = 13,002 N = 580 Figuur 28 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Mannen (N=76) 30 25 20 N Mannen 15 10 5 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 51,5225 Std. Dev. = 11,90113 N = 76

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 57 Figuur 29 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV Vrouwen (N=371) 100 80 N Vrouwen 60 40 20 Mean = 43,91 Std. Dev. = 11,825 N = 371 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Figuur 30 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen EN buiten het kader van RIZIV Vrouwen (N=44) 15 N Vrouwen 10 5 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 48,0591 Std. Dev. = 14,62226 N = 44

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 58 Figuur 31 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 30-39-jarigen (N=257) 60 50 N 30-39-jarigen 40 30 20 10 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 48,4 Std. Dev. = 12,565 N = 257 Figuur 32 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen én buiten het kader van RIZIV 30-39-jarigen (N=33) 12 10 N 30-39-jarigen 8 6 4 2 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 50,1848 Std. Dev. = 13,53503 N = 33

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 59 Figuur 33 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 40-49-jarigen (N=320) 80 60 N 40-49-jarigen 40 20 0 0 20 40 60 80 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 49,06 Std. Dev. = 12,046 N = 320 Figuur 34 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen én buiten het kader van RIZIV 40-49-jarigen (N=38) 15 N 40-49-jarigen 10 5 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 48,902 Std. Dev. = 11,58537 N = 38

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 60 Figuur 35 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 50-59-jarigen (N=257) 50 40 N 50-59-jarigen 30 20 10 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 48,94 Std. Dev. = 13,088 N = 257 Figuur 36 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week binnen én buiten het kader van RIZIV 50-59-jarigen (N=40) 15 N 50-59-jarigen 10 5 0 0 20 40 60 80 100 Uren / Week binnen én buiten het kader van het RIZIV Mean = 51,7837 Std. Dev. = 13,72394 N = 40

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 61 Figuur 37 : Histogram : Aantal gepresteerde uren per week UITSLUITEND BINNEN het kader van RIZIV 60 >-jarigen (N=107) 25 20 N 60-69-jarigen 15 10 5 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Uren / Week uitsluitend binnen het kader van het RIZIV Mean = 43,05 Std. Dev. = 15,763 N = 107

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 62 4. Analyse artsen-specialisten werkzaam binnen kader RIZIV 4.1 Aantal jaren beroepsactief als artsspecialist 1 op 5 van de respondenten (21%) is binnen de laatste 5 jaar (periode 2009-2004) beginnen te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV. Het resp. aandeel bij de Nederlandstaligen is hier groter dan dit bij de Franstaligen (resp. 22,5% tegenover 19%). 17% is reeds 6 tot 10 jaar beroepsactief als artsspecialist binnen het kader van het RIZIV, 16% 16 tot 20 jaar en 15% 11 tot 15 jaar. 8% van de ondervraagden is langer dan 30 jaar werkzaam als arts-specialist binnnen het kader van het RIZIV. Tabel 12 : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) (N=1106) naar taalrol Franstalig Nederlandstalig Totaal N % N % N % 0-5 jaar 101 18,8% 128 22,5% 229 20,7% 6-10 jaar 97 18,0% 96 17,0% 193 17,4% 11-15 jaar 92 17,2% 76 13,4% 169 15,2% 16-20 jaar 76 14,2% 101 17,7% 177 16,0% 21-25 jaar 66 12,3% 59 10,3% 125 11,3% 26-30 jaar 63 11,7% 67 11,7% 130 11,7% 31-35 jaar 35 6,5% 35 6,1% 70 6,3% 36-40 jaar 8 1,4% 7 1,3% 15 1,4% Totaal 538 100,0% 568 100,0% 1106 100,0%

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 63 Figuur 38 : Histogram : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) Totaal (N=1106) 120 100 N respondenten totaal 80 60 40 20 Mean = 15,3231 Std. Dev. = 9,85205 N = 1.106 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 Sinds hoeveel jaar bent u actief als arts-specialist binnnen het kader van het RIZIV? (2009 - jaar van begin van de activiteit)

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 64 Figuur 39 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Aantal jaren beroepsactiviteit als artsspecialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) naar leeftijd en taalrol (N=1106) Aantal jaren beroepsactief als arts-specialist binnnen het kader van het RIZIV (2009 - jaar van begin van de activiteit) 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 Taal Frans Nederlands 30 40 50 60 70 Leeftijd Naar geslacht beschouwd, zien we dat de aandelen beroepsactiviteit bij de vrouwen voor de laatste 15 jaar (periode 2009-1994) beduidend hoger zijn dan deze bij de mannen. Hoe langer de periode van beroepsactiviteit, hoe hoger het aandeel mannen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 65 Tabel 13 : Aantal jaren beroepsactiviteit als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) (N=1102) naar geslacht Man Vrouw Totaal N % N % N % 0-5 jaar 118 17,4% 110 26,2% 229 20,7% 6-10 jaar 98 14,4% 95 22,5% 193 17,5% 11-15 jaar 92 13,6% 74 17,7% 167 15,1% 16-20 jaar 122 17,9% 54 12,9% 176 16,0% 21-25 jaar 88 13,0% 36 8,6% 125 11,3% 26-30 jaar 93 13,7% 36 8,6% 130 11,8% 31-35 jaar 56 8,2% 13 3,1% 69 6,2% 36-40 jaar 14 2,0% 1,4% 15 1,4% Totaal 682 100,0% 420 100,0% 1102 100,0% Figuur 40 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Aantal jaren beroepsactiviteit als artsspecialist binnen het kader van het RIZIV (2009 jaar van begin van activiteit) naar leeftijd en geslacht (N=1102) Aantal jaren beroepsactief als arts-specialist binnnen het kader van het RIZIV (2009 - jaar van begin van de activiteit) 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 Geslacht Man Vrouw 30 40 50 60 70 Leeftijd

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 66 Uit volgende figuur blijkt verder dat 8 op 10 van de respondenten dadelijk na het behalen van de eerste specialisatie zijn beginnen te werken als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV. 10% is gestart 1 jaar na behalen van de eerste specialisatie. Naar taalrol zien we dat binnen de groep van de Franstalige specialisten het aandeel directe starters hoger is in vergelijking met dit van de Nederlandstalige collega s (resp. 84% tegenover 77%). Tabel 14 : Aantal jaren tussen het behalen van eerste specialisatie en de aanvang van beroepsactiviteiten binnen het kader van het RIZIV naar taalrol (N=1072) 100 80 84 77 80 60 40 20 0 13 10 7 4 3 2 1 2 1 3 1 1 1 1 2 1 1 1 0 1 1 1 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 jaar en meer Franstalig Nederlandstalig Totaal

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 67 4.2 Aantal werkplaatsen artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde (binnen kader RIZIV) 46% van de artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde beroepsactief binnen het kader van het RIZIV, werkt in deze hoedanigheid op één werkplaats. 34% werkt op 2 plaatsen en nog eens 14% op 3 verschillende plaatsen. Nederlandstalige specialisten werken proportioneel meer op 1 werkplaats dan hun Franstalige collega s (resp. 54% tegenover 38%). Deze laatste werken proportioneel meer op 3, 4 en zelfs meerdere verschillende plaatsen. Tabel 15 : Aantal plaatsen van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar taalrol Taal Totaal Franstalig Nederlandstalig N % N % N % 1 204 38% 306 54% 510 46% 2 184 34% 199 35% 384 34% 3 106 20% 52 9% 158 14% 4 38 7% 13 2% 52 5% 5 8 2% 1 0% 9 1% 6 2 0% 2 0% 7 1 0% 1 0% 544 100% 572 100% 1115 100% Gemiddeld is men op 1,8 werkplaatsen werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV (minimum 1 / maximum 7 werkplaatsen). De Franstaligen werken gemiddeld op 2 werkplaatsen en voor de Nederlandstalige artsen-specialisten is dit 1,6.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 68 4.3 Relatie werk- en woonplaats Om de al dan niet interne migratie van de artsen-specialisten in kaart te brengen, wordt de relatie beschouwd van het Gewest waarin de woonplaats van de specialisten is gelegen met de regio s waarin de 4 belangrijkste werkplaatsen van hen gelegen zijn. Hieruit blijkt dat zij die woonachtig zijn in het Vlaams Gewest praktisch niet intern migreren (89% werkt m.n. ook in het Vlaams Gewest). Voor zij die wonen in het Waals Gewest is dit percentage iets minder (87%). De in het BHG wonende specialisten migreren proportioneel het meest : 80% van de resp. specialisten woont en werkt in het BHB maar voor 10% van de in het BHG wonende specialisten is de werkplaats gelegen in het BHG én het Waals Gewest en nog eens 6% woont in het BHG maar oefent zijn beroepsactiviteiten uit in het Waals Gewest. Tabel 16 : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV (%) Regio van 4 belangrijkste werkplaats(en) Gewest van ligging woonplaats BHG Waals Gewest Vlaams Gewest Totaal N % Betrouwbaarheidsinterval 95% BHG 79,7% 5,6% 6,1% 166 15,4% Waals Gewest 6,3% 87,2% 1,3% 332 30,8% Vlaams Gewest 1,0% 0,2% 88,9% 515 47,8% BHG & Waals Gewest 9,9% 7,0% 0,8% 43 4,0% BHG & Vlaams Gewest 2,1% 2,1% 15 1,4% Vlaams & Waals Gewest 1,1% 0,7% 6 0,5% Vlaams & Waals & BHG 0,2% 1 0,1% 79,7% -> [72,9%;86,4%] -> +/- 6,7% 87,2% -> [83,7%;90,6%] -> +/- 3,5% 88,9% -> [86,3%;91,5%] -> 2,6% Totaal 100,0 (N=139) 100,0 (N=362) 100,0 (N=577) 1078 100,0 ** Exclusief respondenten die Brabant hebben geantwoord indien deze minstens 1x Brabant geantwoord hebben, zijn ze niet opgenomen in deze tabel

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 69 Figuur 41 : Vendiagram : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (N=139) BHG Woon- en werkplaats 80% 10% 2% 6% 1% 1% Waals Gewest Werkplaats Werkplaats Vlaams Gewest Figuur 42 : Vendiagram : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, woonachtig in het Vlaams Gewest (N=577) Vl.G Woon- en werkplaats 89% 1% 0,2% 2% 1% 1% 6% Waals Gewest Werkplaats Werkplaats BHG

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 70 Figuur 43 : Vendiagram : Relatie werk- en woonplaats artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, woonachtig in het Waals Gewest (N=362) Wa.G Woon- en werkplaats 87% 7% 0,2% 6% Vlaams Gewest Werkplaats Werkplaats BHG

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 71 4.4 Naar statuut van tewerkstelling Uit onderstaande figuur blijkt dat 74% van de artsen-specialisten die beroepsactief zijn in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV in een uitsluitend zelfstandigenstatuut werkt. 19% is enkel beroepsactief als bediende en 7% werkt zowel in een zelfstandigen- als een bediendenstatuut (hetzij in hoofdberoep, hetzij in bijberoep). De Franstalige specialisten laten hier een hoger aandeel noteren dan de Nederlandstaligen (resp. 9% tegenover 5%). Figuur 44 : Statuut van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen kader van RIZIV naar taalrol (N=1116) Totaal 7% 19% 74% Nederlandstalig 5% 20% 75% Franstalig 9% 18% 73% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Uitsluitend zelfstandigenstatuut Zelfstandigen- én bediendenstatuut Uitsluitend bediendenstatuut Uit volgende figuur blijkt verder dat 3 op 4 van de beschouwde artsenspecialisten werkzaam zijn binnen het RIZIV-kader als zelfstandige in hoofdberoep (74%) (al dan niet exclusief). 24% werkt in een bediendenstatuut in hoofdberoep (al dan niet exclusief). 7% van de ondervraagde groep beoefent zijn/haar specialisatie binnen het RIZIVkader als zelfstandige in bijberoep en bijna 2% als bediende in bijberoep (al dan niet exclusief).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 72 Beschouwd naar taalgroep, blijkt dat het proportioneel aandeel van Nederlandstalige artsen-specialisten die werkzaam zijn als zelfstandigen in hoofdberoep hoger is dan dit bij de resp. Franstalige collega s (resp. 76% t.o.v. 72%). Het aandeel van de Franstalige zelfstandige specialisten in bijberoep is dan weer beduidend hoger dan dit bij de resp. Nederlandstalige groep (resp. 10% tegenover en 4%). De verdeling naar geslacht geeft aan dat proportioneel meer mannelijke specialisten als zelfstandige in hoofdberoep werken in vergelijking met de resp. vrouwelijke groep van specialisten (resp. 75% tegenover 72%). Het aandeel van de vrouwelijke specialisten die beroepsactief zijn als bediende in hoofdberoep is dan weer hoger dan het resp. aandeel bij de mannelijke specialisten (resp. 27% tegenover 23%). Figuur 45 : Statuut van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen kader van RIZIV naar taalrol (N=1116) Totaal 2% 7% 24% 74% Nederlandstalig 2% 4% 23% 76% Franstalig 2% 10% 25% 72% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Zelfstandige in hoofdberoep Bediende in hoofdberoep Zelfstandige in bijberoep Bediende in bijberoep Uit de analyse naar exclusiviteit van het statuut, blijkt dat 73% van de artsen-specialisten uitsluitend werkt als zelfstandige in hoofdberoep, 19% enkel als bediende in hoofdberoep, 6% als bediende in hoofdberoep gecombineerd met een zelfstandigenstatuut in bijberoep en 1% als zelfstandige in hoofdberoep gecombineerd met een bediendenstatuut in bijberoep.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 73 Figuur 46 : Statuut van tewerkstelling artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen kader van RIZIV - naar exclusiviteit van het statuut (N=1111) 0% 1% 19% 1% 6% 73% Uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep Uitsluitend bediende in hoofdberoep Uitsluitend zelfstandige in bijberoep Uitsluitend bediende in bijberoep Zelfstandige in hoofberoep én bediende in bijberoep Bediende in hoofdberoep én zelfstandige in bijberoep Voor wat het gemiddeld aantal gepresteerde uren per week naar statuut van tewerkstelling betreft, zien we dat een arts-specialist die enkel als zelfstandige in hoofdberoep beroepsactief is, gemiddeld 48,17 uren per week werkt binnen het kader van het RIZIV. Een arts-specialist in een uitsluitend bediendenstatuut in hoofdberoep presteert gemiddeld 46,48 uren per week. De artsen-specialisten die het zelfstandigenstatuut in hoofdberoep combineren met het bediendenstatuut in bijberoep werken gemiddeld 51,64 uren per week. Zij die tewerkgesteld zijn als bedienden in hoofdberoep en in bijberoep zelfstandige zijn, presteren gemiddeld 44,79 uren per week. Naar taalrol beschouwd, zien we dat de Nederlandstalige artsenspecialisten binnen elk onderscheiden statuut van tewerkstelling gemiddeld meer uren presteren dan hun resp. Franstalige collega s. Een gelijkaardige vaststelling kan ook gemaakt worden voor de mannelijke artsen-specialisten versus de vrouwelijke collega s

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 74 Tabel 17 : Gemiddeld aantal gepresteerde uren / week door artsen-specialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar statuut van tewerkstelling, geslacht en taalrol Uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep Nederlandstalig Franstalig Totaal Gemid. N Gemid. N Gemid. N 50,77 422 45,29 380 48,17 801 - Mannen 52,54 270 49,17 226 51,00 496 - Vrouwen 47,66 150 39,71 152 43,65 302 Uitsluitend zelfstandige in bijberoep 20,23 3 12,86 8 14,70 11 - Mannen 20,31 2 12,56 8 14,20 10 - Vrouwen 20,00 1 16,00 1 18,00 1 Uitslutend bediende in hoofdberoep 47,83 109 44,58 91 46,35 200 - Mannen 50,36 64 48,38 48 49,51 112 - Vrouwen 44,22 45 40,27 43 42,29 88 Uitsluitend bediende in bijberoep 6,23 2 35,82 3 23,09 5 - Mannen 5,00 1 38,73 2 26,39 3 - Vrouwen 7,50 1 30,00 1 18,16 2 Zelfstandige in hoofdberoep én bediende in bijberoep 52,46 11 49,08 4 51,64 15 - Mannen 52,65 9 49,08 4 51,64 13 - Vrouwen 44,39 2-0 51,67 2 Bediende in hoofdberoep & zelfstandige in bijberoep 45,43 16 44,52 38 44,79 54 - Mannen 47,92 12 44,39 22 45,65 35 - Vrouwen 37,74 4 44,70 16 43,32 20

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 75 Figuur 47 : Vendiagram : Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week artsenspecialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar statuut van tewerkstelling (N=1087) Zelfstandigen in hoofdberoep N = 801 x = 48,17 N = 15 x = 51,64 Zelfstandigen in bijberoep N = 5 x = 23,09 N = 11 x = 14,70 Bedienden in bijberoep N = 54 x = 44,79 N = 200 x = 46,35 Bedienden in hoofdberoep In wat volgt, wordt het gemiddeld aantal gepresteerde uren per week voor elk onderscheiden statuut van tewerkstelling naar taal en geslacht weergegeven a.d.h.v. error bars. Het aantal effectief gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut wordt middels histogrammen voorgesteld. De onderstaande figuren zijn enkel opgemaakt voor de artsen die enkel als zelfstandige in uitsluitend hoofdberoep werken en zij die enkel als bediende tewerkgesteld zijn enkel en alleen in hoofdberoep; de overige types van tewerkstellingsstatuut (en combinaties) worden niet grafisch weergegeven omwillen van de té kleine aantallen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 76 Figuur 48 : Error bar : Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week in België uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep naar taalrol en geslacht (N=801) 95% CI Zelfstandige in hoofdberoep 55,0 50,0 45,0 40,0 Geslacht Man Vrouw 35,0 Frans Taal Nederlands Figuur 49 : Error bar : Gemiddeld aantal gepresteerde uren per week in België uitsluitend bediende in hoofdberoep naar taalrol en geslacht (N=200) 55,0 Geslacht Man Vrouw 95% CI Bediende in hoofdberoep 50,0 45,0 40,0 35,0 Frans Taal Nederlands

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 77 Figuur 50 : Histogram : Effectief aantal gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep (N=801) 180 N uitsluitend zelfstandigen in hoofdberoep 160 140 120 100 80 60 40 20 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Aantal gepresteerde uren per week Mean = 48,171 Std. Dev. = 13,3701 N = 801 Figuur 51 : Histogram : Effectief aantal gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut uitsluitend bediende in hoofdberoep (N=200) 50 N uitsluitend bedienden in hoofdberoep 45 40 35 30 25 20 15 10 5 Mean = 46,35 Std. Dev. = 12,6024 N = 200 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Aantal gepresteerde uren per week

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 78 Figuur 52 : Overzicht van het relatief aantal effectief gepresteerde uren per week naar tewerkstellingsstatuut (in %) 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 1-15u 16-30u 31-45u 46-60u > 60u Uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep Uitsluitend bediende in hoofdberoep Zelfstandige in hoofdberoep + Bediende in bijberoep Uitsluitend zelfstandige in bijberoep Uitsluitend bediende in bijberoep Bediende in hoofdberoep + Zelfstandige in bijberoep

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 79 4.5 Setting(s) waarbinnen men werkzaam is als arts-specialist Op de vraag in welke setting(s) men momenteel als arts-specialist in de curatieve geneeskunde werkt niet per definitie exclusief, dus met meerdere antwoordmogelijkheden -, antwoordt 92% van de betrokken respondenten dat dit binnen het ziekenhuis is. 42% is werkzaam als specialist buiten het ziekenhuis en 8% werkt nog in een andere setting. Inzoomend op de diverse types van settings, kan vastgesteld worden dat proportioneel de raadplegingen binnen het ziekenhuis het meest vernoemd worden (65%), gevolgd door de gewone/klassieke hospitalisatie (54%), de daghospitalisatie (33%), de medico-techniek en/of laboratorium (28%) en de privé praktijk alleen (28%). Tabel 18 : Settings waarbinnen artsen-specialisten werkzaam zijn naar taalrol (meerdere plaatsen mogelijk) Franstalig Nederlandst. Totaal N % N % N % Binnen het ziekenhuis 510 93,1 522 91,4 1032 92,2 Spoed 126 23,2 176 31,2 303 27,3 Gewone / klassieke hospitalisatie 285 52,4 312 55,2 598 53,8 Daghospitalisatie 162 29,7 203 35,9 365 32,9 Raadplegingen 367 67,4 352 62,2 719 64,8 Medico-techniek en/of laboratorium 172 31,6 139 24,5 311 28,0 Andere (binnen het ziekenhuis)(*) 83 15,2 104 18,3 186 16,8 Buiten het ziekenhuis 255 46,6 211 36,9 466 41,7 Privé praktijk alleen 176 32,3 138 24,5 314 28,3 Privé groepspraktijk enkel met arts-specialisten 61 11,1 65 11,5 126 11,3 Privé groepspraktijk met arts-specialisten en andere disciplines 37 6,8 17 3,0 54 4,9 Laboratorium 6 1,1 4 0,7 10 0,9 Andere 48 8,8 42 7,3 90 8,0 Medisch-pedagogisch instituut (MPI) 5 1,0 4 0,8 10 0,9 Revalidatiecentrum in het kader van het forfait van het RIZIV 10 1,8 14 2,4 24 2,1 Geïsoleerde SP-dienst 1 0,2 3 0,5 4 0,3 Andere (buiten het ziekenhuis)(**) 33 6,0 22 3,9 55 4,9 Totaal 545 565 1110 (*) Voor wat de categorie andere binnen het ziekenhuis betreft (N=186), hier wordt het meest vernoemd : operatie(kwartier) (N=87 respondenten), administratie en management (N=38) en intensieve zorgen (N=12). (**) Binnen de categorie andere buiten het ziekenhuis wordt het meest vermeld : SSM/CSM (N=16), ONE (N=5), polykliniek (N=5).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 80 Figuur 53 : Belangrijkste settings waar artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam zijn - naar taalrol (N=1110) (meerdere antwoorden mogelijk) 0 20 40 60 80 100 BINNEN HET ZIEKENHUIS GESPECIFIEERD 93 91 92 Spoed 23 31 27 52 Gewone / klassieke hospitalisatie Daghospitalisatie Raadplegingen Medico-techniek en/of laboratorium Andere (binnen het ziekenhuis) 15 18 17 30 36 33 32 25 28 55 54 62 65 67 BUITEN HET ZIEKENHUIS GESPECIFIEERD 37 42 47 Privé praktijk alleen Privé groepspraktijk enkel met arts-specialisten Privé groepspraktijk met artsspecialisten en andere disciplines Laboratorium 1 1 7 3 5 11 12 11 24 28 32 ANDERE GESPECIFEERD Medisch-pedagogisch instituut (MPI) Revalidatiecentrum in het kader van het forfait van het RIZIV Geïsoleerde SP-dienst Andere (buiten het ziekenhuis) 1 1 2 2 2 0 6 4 5 9 7 8 Franstalig Nederlandstalig Totaal

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 81 Verder kan aangegeven worden dat van de artsen-specialisten die werken binnen het ziekenhuis, er 70% in het ziekenhuis raadplegingen houdt, 58% er werkzaam is in het kader van de gewone/klassieke hospitalisatie en 35% in het kader van de daghospitalisatie. Van zij die werken buiten het ziekenhuis is 67% actief in zijn/haar privé praktijk alleen, 27% in een privé groepspraktijk enkel met artsen-specialisten en 12% in een privé groepspraktijk met artsen-specialisten en andere disciplines. Zoals onderstaande tabel aangeeft, is 55% van de artsen-specialisten uitsluitend binnen een ziekenhuiskader werkzaam en 31% zowel binnen als buiten dit ziekenhuiskader. 6% van de respondenten beoefent zijn/haar specialisatie uitsluitend buiten het ziekenhuis en 7,5% in een ander kader (zij het niet exclusief). Het proportioneel aandeel Nederlandstalige specialisten die enkel in een ziekenhuis werken is beduidend hoger dan dit van de Franstaligen (resp. 60% t.o. 50%). De Franstalige specialisten daarentegen combineren het ziekenhuiskader meer met beroepsactiviteiten buiten het kader van het ziekenhuis dan de Nederlandstalige collega s (resp. 37% t.o. 26%). Van de 55% van de specialisten die uitsluitend binnen het ziekenhuiskader werken (N=616), is dit voor 3% enkel en alleen voor het houden van raadplegingen. 33% houdt er raadplegingen maar is tevens werkzaam binnen andere ziekenhuissettings (bv. spoed, daghospitalisatie, labo,...) en 19% is in het ziekenhuis beroepsactief enkel en alleen in de andere ziekenhuissettings, uitgezonderd de raadplegingen. Tabel 19 : Overzicht settings waarbinnen artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde al dan niet exclusief - werkzaam zijn naar taalrol Franstalig Nederlandstalig Totaal N % N % N % Uitsluitend BINNEN het ziekenhuis (*) 273 49,8 343 60,1 616 55,0 - Uitsluitend raadplegingen 3,1 3,1 34 3,1 - Raadplegingen en andere settings 30,9 34,3 357 32,7 - Uitsluitend andere settings 15,7 22,6 210 19,2 Uitsluitend BUITEN het ziekenhuis 25 4,6 37 6,5 63 5,6 Uitsluitend in een ander kader 4 0,8 2 0,3 6 0,5 Binnen + buiten het ziekenhuis 201 36,8 149 26,1 351 31,3 In een ander kader niet exclusief 43 7,8 40 7,0 84 7,5 Totaal 548 100,0 572 100,0 1119 100,0 (*) de som van de delen is niet gelijk aan het totaal omwille van de missings

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 82 Figuur 54 : Vendiagram : Settings waarbinnen specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam zijn Binnen het ziekenhuis N=616 55% - Spoed - Hospitalisaties - Raadplegingen - Medico-techniek & labo - Andere N=351 31% N=35 3% N=31 3% Buiten het ziekenhuis - Privé praktijk alleen - Privé groepspraktijk - Laboratorium N=63 6% N=18 2% N=6 0,5% Ander kader - MPI - Revalidatiecentra - Geïsoleerde SP-dienst - Andere Beschouwen we de settings waar de specialisten beroepsactief zijn naar statuut van tewerkstelling, dan zien we logischerwijze - dat de specialisten die in een uitsluitend zelfstandigenstatuut in hoofdberoep en zij die zelfstandige zijn in hoofdberoep in combinatie met een bediendenstatuut in bijberoep (en omgekeerd) proportioneel meer beroepsactief zijn buiten het ziekenhuis en/of in een ander kader. De specialisten die tewerkgesteld zijn in een uitsluitend bediendenstatuut in hoofdberoep zijn proportioneel meer aanwezig binnen het ziekenhuiskader dan de specialisten werkzaam in een zelfstandigenstatuut.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 83 Tabel 20 : Settings waarbinnen artsen-specialisten werkzaam zijn tewerkstelling Statuut van tewerkstelling Setting van tewerkstelling Binnen het ZH Uitsluitend zelfstandige in hoofdberoep Uitsluitend zelfstandige in bijberoep Uitsluitend bediende in hoofdberoep Uitsluitend bediende in bijberoep Zelfst. hoofdberoep + Bediende in bijberoep naar statuut van Bediende in hoofdberoep + Zelfst. in bijberoep Totaal N % N % N % N % N % N % N % Spoed 241 29,9 1 9,6 43 21,2 - - 3 19,6 11 17,8 299 27,2 Gewone / klassieke hospitalisatie 429 53,3 3 25,6 122 59,7 2 38,0 9 55,3 26 43,0 591 53,6 Daghospitalisatie 283 35,2 1 9,6 56 27,5 1 18,0 6 38,8 15 25,1 363 33,0 Raadplegingen 510 63,5 7 60,3 145 71,1 4 81,0 8 48,7 37 60,7 711 64,5 Medico-techniek en/of laboratorium 216 26,8 - - 68 33,3 1 19,0 7 46,0 17 27,6 309 28,0 Andere (binnen het ziekenhuis) 135 16,7 - - 43 20,9 1 20,0 - - 6 9,9 184 16,7 Buiten het ZH Privé praktijk alleen 267 33,2 7 65,3 6 2,7 - - 5 29,4 29 48,6 314 28,5 Privé groepspraktijk enkel met artsspecialisten 111 13,8 - - 3 1,5 1 21,1 2 11,2 9 14,6 126 11,4 Privé groepspraktijk met arts-specialisten 47 5,8 1 10,7 2 1,0 - - 2 11,9 1 1,7 53 4,8 en andere disciplines Laboratorium 6 0,7 - - 2 1,1 - - - - 2 3,1 10 0,9 In ander kader Medisch-pedagogisch instituut (MPI) Revalidatiecentrum in het kader van het forfait van het RIZIV Geïsoleerde SPdienst Andere (buiten het ziekenhuis) Totaal 804 6 0,7 - - 2 0,8 - - - - 2 3,5 10 0,9 13 1,6 - - 5 2,5 - - 1 5,6 5 7,5 24 2,1 4 0,5 - - - - - - - - 4 0,3 35 4,4 1 6,6 5 2,2 - - 3 19,4 11 18,5 55 5,0 100, 0 11 100, 0 204 100, 0 5 100, 0 16 100, 0 60 100, 0 1101 100, 0 GEMIDDELD AANTAL GEPRESTEERDE UREN PER W EEK BINNEN ELKE SETTING 10 De artsen-specialisten presteren gemiddeld 42,23 uren (minimum 1; maximum 90 uren) in het ziekenhuis waar ze werken (al dan niet exclusief). Buiten het ziekenhuis (privé praktijk of labo) presteert men gemiddeld 18,89 uren (minimum 1; maximum 80 uren). Zij die in een ander kader werken (MPI, revalidatiecentrum,...) presteren er gemiddeld 13,21 uren (minimum 0,5; maximum 36 uren). 10 Inbegrepen : de beoefening van de specialisatie(s) binnen het curatieve kader, de administratie betreffend het kabinet/praktijk, logistiek, instrumentenzorg, overleg met collega s, nascholing, de verplaatsingen excl. de woonwerkverplaatsingen. Niet-inbegrepen : de wachtdiensten en onderzoeksactiviteiten onderwijs.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 84 Beschouwen we het gemiddeld aantal gepresteerde uren per week binnen elke setting waarin de artsen-specialisten werkzaam zijn (voor wat het totaal betreft), dan zien we dat binnen het ziekenhuis gemiddeld het meeste tijd gepresteerd wordt in de medico-techniek en/of laboratorium (bijna 26 uren/week), gevolgd door andere (20 uren/week), de gewone/klassieke hospitalisatie en de raadplegingen (telkens 19 uren/week). Buiten het ziekenhuis wordt de meeste tijd besteed in het laboratorium (20 uren/week) en de privé praktijk alleen (18 uren/week). Uit onderstaande tabel blijkt verder voor het geheel van de artsenspecialisten en dit o.b.v. het totaal aantal gepresteerde uren per week, dat de meeste tijd besteed wordt aan het houden van raadplegingen (25%), gevolgd door de gewone/klassieke hospitalisatie (21%) en mediotechniek en/of laboratorium (15%). Tabel 21 : Gepresteerde uren per week door artsen-specialisten in curatieve geneeskunde binnen elke setting - totaal Aantal gepresteerde uren per werkplaats door geheel van groep Totaal aantal gepresteerde uren : N Min. uren Max. uren Gemid. N*gemid. % BINNEN het ziekenhuis 905 1 90 42,23 38213,5 80,40% Spoed 252 0,5 90 13,82 3487,8 7,28% Gewone / klassieke hospitalisatie 516 1 80 19,08 9844,7 20,55% Daghospitalisatie 310 0,5 62 8,90 2761,4 5,77% Raadplegingen 626 0,5 65 19,00 11888,5 24,82% Medico-techniek en/of laboratorium 276 1 80 25,82 7126,1 14,88% Andere (specifieer) 170 1 72 20,41 3470,3 7,25% BUITEN het ziekenhuis 435 1 80 18,89 8216,4 17,29% Privé praktijk alleen 296 1 80 18,19 5394,2 11,26% Privé groepspraktijk enkel met arts-specialisten 116 1 63 17,15 1989,0 4,15% Privé groepspraktijk met arts-specialisten en andere disciplines 48 2 42 13,16 629,7 1,31% Laboratorium 10 3 64 20,28 203,5 0,42% In een ander kader 83 0,5 36 13,21 1101,6 2,32% Medisch-pedagogisch instituut (MPI) 8 3 24 9,66 81,7 0,17% Revalidatiecentrum in het kader van het forfait van het RIZIV 23 3 35 13,13 296,5 0,62% Geïsoleerde SP-dienst 4 12 36 25,39 96,2 0,20% Andere (specifieer) 51 0,5 28 12,22 627,2 1,31% 2707 47896,8 100,00%

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 85 Wordt de groep van artsen-specialisten beschouwd die werken binnen het kader van het RIZIV, dan blijft hoger vermelde vaststelling ook hier gelden : raadplegingen (25%), gewone/klassieke hospitalisatie (21%) en medico-techniek en/of labo (15%). Voor zij die werken buiten het kader van het RIZIV, wordt eveneens de meest tijd besteed aan raadplegingen en gewone/klassieke hospitalisatie. Op de derde plaats komt hier echter prestaties privé praktijk alleen (14%). Tabel 22 : Gepresteerde uren per week door artsen-specialisten in curatieve geneeskunde in elke plaats van tewerkstelling - zowel binnen kader RIZIV als buiten kader RIZIV BINNEN het kader RIZIV BUITEN het kader RIZIV Aantal gepresteerde uren per werkplaats door geheel van groep Aantal gepresteerde uren per werkplaats door geheel van groep N Gemid N*gemid. % N Gemid N*gemid. % BINNEN het ziekenhuis 880 41,51 36535,2 80,77% 54 12,87 694,8 61,16% Spoed 248 14,03 3473,7 7,59% 1 7,00 7,5 0,66% Gewone / klassieke hospitalisatie 501 18,82 9426,5 20,60% 19 11,83 226,2 19,88% Daghospitalisatie 300 8,62 2590,7 5,66% 11 3,81 43,3 3,80% Raadplegingen 609 18,52 11279,7 24,64% 35 8,96 311,5 27,37% Medico-techniek en/of laboratorium 269 25,88 6957,4 15,20% 4 8,98 34,8 3,06% Andere (*) 166 20,14 3339,3 7,30% 7 9,64 71,5 6,29% BUITEN het ziekenhuis 408 18,90 7705,8 17,04% 44 7,76 339,5 29,88% Privé praktijk alleen 285 18,09 5160,0 11,27% 24 6,70 162,6 14,29% Privé groepspraktijk enkel met arts-specialisten 103 17,57 1813,4 3,96% 18 6,10 110,5 9,71% Privé groepspraktijk met arts-specialisten en andere disciplines 46 11,87 545,2 1,19% 3 17,51 56,1 4,93% Laboratorium 9 21,69 191,4 0,42% 1 10,00 12,1 1,06% ANDER KADER 71 13,99 993,3 2,20% 11 9,03 101,8 8,96% Medisch-pedagogisch instituut (MPI) 7 11,23 76,9 0,17% 2 3,00 4,8 0,43% Revalidatiecentrum in het kader van het forfait van het RIZIV 21 13,49 290,0 0,63% - - - - Geïsoleerde SP-dienst 4 25,39 96,2 0,21% - - - - Andere (**) 41 13,00 530,2 1,16% 11 9,21 96,9 8,52% 2609 45770,5 100% 136 1137,9 100% (*) binnen RIZIV heeft niet enkel betrekking op de groep van artsen-specialisten die uitsluitend werkzaam zijn binnen het kader van het RIZIV maar ook zij die zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV hun specialisatie beoefenen. (**) idem.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 86 4.6 Huidige gemiddelde tijdsbesteding 4.6.1 Patiëntenzorg en andere beroepsactiviteiten Uit onderstaande blijkt dat praktisch alle ondervraagde artsenspecialisten aan patiëntenzorg doet (97%). 78% neemt activiteiten op van administratieve en logistieke aard, 47% doet verplaatsingen andere dan de woon-werkverplaatsingen en 44% is betrokken bij activiteiten aangaande beleid en management. Verder treedt ruim een kwart van de artsen-specialisten op als stagemeester (27,5%) en/of geeft les (26,5%) en/of doet aan onderzoek (23%). 17% houdt zich bezig met preventieve geneeskunde en slechts 3% is actief binnen de verzekeringsgeneeskunde. Tabel 23 : Aandeel artsen-specialisten die resp. activiteiten effectief opnemen Aandeel specialisten die activiteiten opnemen Patiëntenzorg 96,6% Administratie, logistiek 77,9% Verplaatsingen andere dan deze van woon-werk 46,8% Beleid en management 44,4% Stagebegeleiding (stagemeester ASO) 27,5% Onderwijs 26,5% Onderzoek 22,8% Preventieve geneeskunde 17,3% Andere (o.m. medico-techniek & labo, congressen, advies, vrijwilligerswers, overleg,...) 3,6% Verzekeringsgeneeskunde 2,8% In wat volgt wordt de gemiddelde tijdsbesteding in uren per week aan enerzijds patiëntenzorg en aan anderzijds beroepsgerelateerde activiteiten (excl. woon-werkverplaatsingen) beschouwd. In Tabel 24 zijn bij de berekening van de gemiddelden alle respondenten opgenomen, ook al nemen ze de activiteiten niet op. In Tabel 25 hebben de gemiddelden enkel betrekking op de respondenten die momenteel ook effectief de resp. activiteiten uitvoeren. Uit Tabel 24 blijkt althans dat gemiddeld 37,4 uren per week besteed worden aan patiëntenzorg en 5 uren aan administratie en logistiek. Op

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 87 basis van de gepresteerde uren door alle respondenten, kan gesteld worden dat 73% van de tijd van de artsen-specialisten besteed wordt aan patientenzorg, 10% aan adminstratie en logistiek en telkens 4% aan beleid en management en stagebeleiding. Tabel 24 : Gemiddelde tijdsbesteding in uren per week aan patiëntenzorg en andere beroepsgerelateerde activiteiten (excl. woon-werkverplaatsingen) voor gehele groep van respondenten Gepresteerde uren door geheel van groep voor elke activiteit N Minimum Maximum Gemid. N*Gemid. % Patiëntenzorg 1068 0 96 37,4 39941,3 72,6% Preventieve geneeskunde 1072 0 60 1,1 1173,5 2,1% Administratie, logistiek 1063 0 50 5,1 5460,4 9,9% Beleid en management 1067 0 48 2,0 2112,3 3,8% Onderzoek 1074 0 40 1,2 1270,1 2,3% Onderwijs 1072 0 38 0,9 1014,6 1,8% Verzekeringsgeneeskunde 1078 0 16 0,1 97,6 0,2% Stagebegeleiding (stagemeester ASO) 1071 0 65 1,9 2013,0 3,7% Verplaatsingen andere dan deze van woon-werk 1072 0 40 1,4 1523,0 2,8% Andere (o.m. medico-techniek & labo, congressen, advies, vrijwilligerswers, overleg,...) 1075 0 40 0,4 402,1 0,7% TOTAAL 55007,8 100,0% Nemen we enkel de respondenten in beschouwing die momenteel ook effectief de aangeduide werkzaamheden uitvoeren (cfr. Tabel 25) dan zien we hier eveneens dat gemiddeld de meeste uren besteed worden aan patiëntenzorg (bijna 39 uren per week). Gemiddeld 7 uren doet men aan stagebeleiding en bijna 7 uren per week besteedt men (telkens) aan preventieve geneeskunde en administratie en logistiek.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 88 Tabel 25 : Gemiddelde tijdsbesteding in uren per week aan patiëntenzorg en beroepsgerelateerde activiteiten (excl. woon-werkverplaatsingen) voor respondenten die momenteel effectief de resp. activiteiten uitvoeren Gepresteerde uren door geheel van groep voor elke activiteit N Minimum Maximum Gemid. N*Gemid. % Patiëntenzorg 1031 1 96 38,75 39941,3 72,6% Preventieve geneeskunde 177 0,5 60 6,63 1173,5 2,1% Administratie, logistiek 822 0,5 50 6,64 5460,4 9,9% Beleid en management 465 0,25 48 4,54 2112,3 3,8% Onderzoek 237 0,5 40 5,35 1270,1 2,3% Onderwijs 276 0,5 38 3,68 1014,6 1,8% Verzekeringsgeneeskunde 27 0,5 16 3,59 97,6 0,2% Stagebegeleiding (stagemeester ASO) 288 0,5 65 7,00 2013,0 3,7% Verplaatsingen andere dan deze van woon-werk 494 0,5 40 3,08 1523,0 2,8% Andere (o.m. medico-techniek & labo, congressen, advies, vrijwilligerswers, overleg,...) 36 1 40 11,21 402,1 0,7% TOTAAL 55007,8 100,0% Aan de hand van histogrammen wordt het effectieve aantal gepresteerde uren per week weergegeven dewelke worden besteed aan onderzoek en onderwijs en dit enerzijds voor de gehele groep (steekproef) en anderzijds voor de respondenten die effectief de resp. activiteiten opnemen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 89 Figuur 55 : Histogram : Effectief aantal uren per week besteed aan onderzoek voor de gehele groep (N=1.074) 800 N respondenten totaal 600 400 200 0 0 10 20 30 40 Uren/week besteed aan 'onderzoek' Mean = 1,1823 Std. Dev. = 3,56091 N = 1.074 Figuur 56 : Histogram : Effectief aantal uren/week besteed aan onderzoek voor respondenten die effectief onderzoeksactiviteiten opnemen (N=237) 80 N respondenten die effectief onderzoek doen 60 40 20 0 0 10 20 30 40 Aantal uren/week besteed aan 'onderzoek' Mean = 5,3539 Std. Dev. = 5,93131 N = 237

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 90 Figuur 57 : Histogram : Effectief aantal uren per week besteed aan onderwijs voor de gehele groep (N=1.072) 1000 800 N respondenten totale groep 600 400 200 0 0 10 20 30 40 Uren/week besteed aan 'onderwijs' Mean = 0,9466 Std. Dev. = 2,65194 N = 1.072 Figuur 58 : Histogram : Effectief aantal uren per week besteed aan onderwijs voor de respondenten die effectief onderwijsactiviteiten opnemen (N=276) 100 N respondenten die effectief 'onderwijzen' 80 60 40 20 0 0 10 20 30 40 Uren/week besteed aan 'onderwijs' Mean = 3,676 Std. Dev. = 4,16111 N = 276

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 91 4.6.2 Wachtdienst 18% van de ondervraagde artsen-specialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde doet nooit wachtdienst. Blijkens de cijfers doen vrouwelijke specialisten beduidend minder nooit wachtdienst (resp. 23% tegenover 15% bij de mannen). Tabel 26 : Wachtdienst (meerdere antwoorden mogelijk) naar taalrol Taal Totaal Franstalig Nederlandstalig N % % N % % N % % Wachtdienst met verplichte aanwezigheid TER PLAATSE 161 29,9 36,9 201 35,2 42,1 362 32,6 39,6 Wachtdienst OPROEPBAAR 385 71,3 88,2 438 76,6 91,6 823 74,0 90,0 Subtotaal 437 80,9 100,0 478 83,7 100,0 914 82,3 100,0 Ik doe nooit wachtdienst 103 19,1 94 16,4 197 17,7 Totaal 540 100,0 571 100,0 1111 100,0 Van diegenen die wachtdienst doen (N=893), doet 10% wachtdienst uitsluitend ter plaatse, 60% uitsluitend waarbij men oproepbaar is en de overige 30% van de artsen-specialisten doet beide soorten van wachtdienst. Tabel 27 : Wachtdienst naar taalrol Taal Franstalig Nederlandstalig Totaal Doet wachtdienst? N % % N % % N % % Ja, uitsluitend ter plaatse 52 9,8 12,1 40 7,2 8,6 92 8,4 10,3 Ja, uitsluitend oproepbaar 271 50,8 63,0 266 47,8 57,5 537 49,3 60,1 Ja, zowel ter plaatse als oproepbaar 107 20,1 24,9 157 28,2 33,9 264 24,2 29,6 Subtotaal 430 80,7 100,0 463 83,1 100,0 893 81,9 100,0 Neen, ik doe nooit wachtdienst 103 19,3 94 16,9 197 18,1 Totaal 533 100,0 557 100,0 1090 100,0

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 92 Voor de totale groep beschouwd - inclusief zij die géén wachtdienst doen -, wordt er gemiddeld per maand 113,48 uren wachtdienst gedaan. Beschouwen we enkel de groep van artsen-specialisten die effectief wachtdienst doen, dan zien we dat het gemiddeld aantal uren wachtdienst per maand beduidend hoger is : gemiddeld wordt er 138,48 uren per maand wachtdienst. Voor de specialisten die wachtdienst doen uitsluitend ter plaatse (dus nooit oproepbaar), bedraagt het gemiddeld aantal uren per maand 79,33. Voor zij die wachtdienst doen uitsluitend oproepbaar (dus nooit met verplichte aanwezigheid ter plaatse) ligt het gemiddeld aantal uren per maand beduidend hoger, zijnde 144,25. Verder blijkt uit de cijfers dat gemiddeld 147,36 uren per maand gepresteerd wordt door de groep van specialisten die zowel wachtdienst ter plaatse doen als wachtdienst waarbij men oproepbaar is. Tabel 28 : Gemiddeld aantal uren wachtdienst per maand naar taalrol en geslacht Nederlandstalig Franstalig Totaal Gemid. N Gemid. N Gemid. N Wachtdienst uitsluitend ter plaatse 91,10 40 70,23 52 79,33 92 - Mannen 102,62 24 75,92 28 88,34 52 - Vrouwen 73,43 16 63,60 24 67,51 40 Wachtdienst uitsluitend oproepbaar 152,76 265 135,91 270 144,25 535 - Mannen 158,11 177 135,32 176 146,74 352 - Vrouwen 142,06 88 137,00 94 139,45 183 Wachtdienst ter plaatse & oproepbaar 160,52 156 128,05 106 147,36 262 - Mannen 171,35 106 130,34 62 156,25 168 - Vrouwen 137,30 50 124,84 44 131,43 94 Totaal exclusief zij die effectief wachtdienst doen 150,04 461 126,03 428 138,48 889 - Mannen 158,33 307 127,93 266 144,23 573 - Vrouwen 133,49 154 122,91 163 128,06 316 Totaal inclusief zij die geen wachtdienst doen 124,67 555 101,77 530 113,48 1085 - Mannen 136,22 357 107,30 317 122,63 674 - Vrouwen 103,80 198 93,55 214 98,48 411

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 93 Algemeen geldt dat enerzijds de Nederlandstalige specialisten en anderzijds de mannen meer uren wachtdienst opnemen (ongeacht het type van wachtdienst) dan resp. de Franstalige collega s en de vrouwen. 4.6.3 Nascholing Praktisch alle ondervraagde specialisten volgen nascholing (99,5%). Voor de totale groep zien we dat er gemiddeld 7,71 uren per maand wordt besteed aan nascholing (verplaatsingen niet inbegrepen) (N=1089). Uit onderstaande tabel blijkt verder dat de mannelijke artsenspecialisten gemiddeld meer uren nascholing volgen dan hun vrouwelijke collega s. Deze vaststelling geldt ook voor de Nederlandstalige specialisten tegenover hun Franstalige collega s. Nemen we enkel de groep van specialisten die effectief nascholing volgen (N=1084) dan volgt men per maand gemiddeld 7,78 uren nascholing. Tabel 29 : Gemiddeld aantal uren nascholing per maand (excl. verplaatsingen) naar taalrol en geslacht Nederlandstalig Franstalig Totaal Gemid. N Gemid. N Gemid. N Totaal inclusief zij die effectief nascholing volgen 8,10 562 7,30 527 7,71 1089 - Mannen 8,80 358 7,98 316 8,41 675 - Vrouwen 6,87 203 6,29 211 6,57 414 Totaal exclusief zij die geen nascholing volgen 8,11 563 7,42 521 7,78 1084

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 94 4.7 Inschatting evolutie tijdsbesteding Niet enkel werd de vraag gesteld naar een inschatting van de huidige tijdsbesteding in België in aantal te presteren uren per week - maar eveneens of deze tijdsbesteding in de toekomst zal toenemen, afnemen of status quo blijven. Op deze vraag hoe men het verloop van de verdere carrière ziet aan te duiden per tijdsperiodes van 5 jaar - en dit in concreto m.b.t. het aantal te presteren uren per week, antwoorden 6 op 10 van de artsen-specialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV dat zij in de thans volgende 5 jaar een status quo verwachten. Dit aandeel daalt evenwel naarmate men het gevraagde verder in de tijd dient te projecteren. Consequent hiermee nemen dan wel enerzijds de aandelen afname en volledig stoppen gradueel toe en neemt anderzijds het aandeel toename af. Voor de eerste twee periodes van 5 jaar (nu tot 5 jaar en 6-10 jaar) denken proportioneel beduidend meer Nederlandstalige specialisten dan de Franstaligen dat hun aantal prestaties per week zullen toenemen, dit eerder dan status quo te blijven. Voor wat de periode 16-20 jaar betreft, zien de Franstaligen dan weer proportioneel meer hun prestaties af te bouwen en voor de periode 21 tot 25 jaar (vanaf heden) meer volledig te stoppen (resp. 52% t.o.v. 46%) eerder dan dat het aantal te presteren uren per week gelijk blijft in vergelijking met nu. Naar geslacht beschouwd, kan vastgesteld worden dat voor alle periodes, uitgezonderd deze van de laatste projectie (21-25 jaar), proportioneel meer mannelijke specialisten dan hun vrouwelijke collega s aan volledig te stoppen denken terwijl bij de vrouwen voor de resp. periodes meer gedacht wordt aan een status quo van prestaties alsook een afname van prestaties.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 95 Figuur 59 : Inschatting van verloop van het aantal te presteren uren per week als artsspecialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV mate van afbouwen / uitbouwen / gelijk houden per tijdsperiodes van 5 jaar naar taalrol Totaal 4 22 25 49 Binnen 5 jaar 6-10 jaar 11-15 jaar 16-20 jaar 21-25 jaar Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig 4 24 4 19 5 32 6 35 4 28 8 9 7 14 18 10 18 23 13 25 25 27 22 31 43 44 42 47 47 46 60 56 64 25 24 22 46 52 21 17 25 37 37 36 25 25 26 18 18 19 12 11 13 10 10 10 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Toename Status quo Afname Volledig stoppen

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 96 Figuur 60 : Inschatting van verloop van het aantal te presteren uren per week als artsspecialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV mate van afbouwen / uitbouwen / gelijk houden per tijdsperiodes van 5 jaar naar geslacht Totaal 4 22 25 49 Binnen 5 jaar 6-10 jaar 11-15 jaar 16-20 jaar 21-25 jaar Vrouw Man Totaal Vrouw Man Totaal Vrouw Man Totaal Vrouw Man Totaal Vrouw Man 2 5 5 3 7 8 7 9 14 13 15 18 18 19 26 18 32 36 28 43 46 41 21 29 46 50 44 27 28 25 60 64 57 22 24 51 48 27 21 23 20 37 33 40 25 19 29 18 15 21 12 10 12 7 13 12 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Toename Status quo Afname Volledig stoppen

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 97 4.8 Toekomstige projectie van aantal jaren beroepsactiviteit binnen het kader van het RIZIV Uit de bevraging blijkt algemeen dat 1 op 5 artsen-specialisten (20%) nog 16 tot 20 jaar denkt te werken als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV; hier is quasi geen verschil naar geslacht en taalrol. 82% van zij die deze projectie doen, is 40 tot 49 jaar oud. 19% en 16 % van de specialisten denken de beroepsactiviteiten stop te zetten binnen resp. 11 tot 15 jaar en 6 tot 10 jaar. Het aandeel bij de mannen enerzijds en bij de Franstaligen anderzijds is hier hoger in vergelijking met de vrouwen en de Nederlandstaligen. Deze resp. projecties worden het merendeel geuit door specialisten die thans 50 tot 59 jaar oud zijn. Globaal geeft 10% van de specialisten aan te willen stoppen binnen dit en 5 jaar, met hier een hoger proportioneel aandeel voor de mannen dan de vrouwen maar met geen verschil naar taalrol. Het betreft hier voor meer dan drie kwart van de resp. specialisten die 60 jaar en ouder zijn. Slechts 5% van de ondervraagden denkt te stoppen binnen 31 jaar en meer, met hierbij iets meer Franstaligen (5%) en meer vrouwen (5%). Het gaat hier uitsluitend om specialisten van 30 tot 39 jaar. Naar leeftijd beschouwd, kan vastgesteld worden dat van de 30-39- jarigen specialisten bijna de helft (49%) aangeeft nog 26 tot 30 jaar te werken vooraleer men gaat stoppen en 26% heeft de intentie nog 21 tot 25 jaar te werken. Van de groep van specialisten die thans 40 tot 49 jaar oud zijn, wil 49% nog 16 tot 20 jaar werken en 30% nog 26 tot 30 jaar. 46% en 41% van de 50-59-jarigen beroepsactieve specialisten geven aan resp. nog 16 tot 20 jaar en 11 tot 15 jaar te werken vooraleer men definitief stopt. Bij de oudste leeftijdsgroep (60+) kan genoteerd worden dat 66% binnen de 5 jaar gaat stoppen en nog eens 28% binnen de 10 jaar (6 tot 10 jaar).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 98 Figuur 61 : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV naar leeftijd (N=1100) 36-40 jaar 31-35 jaar 5 16 14 26-30 jaar 21-25 jaar 16-20 jaar 11-15 jaar 6-10 jaar 1 1 2 4 6 7 6 17 20 19 14 16 26 30 28 41 46 49 49 5 jaar 1 10 66 0 10 20 30 40 50 60 70 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60 jaar of meer Totaal In wat volgt, wordt aan de hand van een strooi- en spreidingsdiagram de samenhang beschouwd tussen de toekomstige projectie van het aantal nog te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV in België en de leeftijd van de respondent, verdeeld naar taalrol, geslacht en tewerkstellingsstatuut.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 99 Figuur 62 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV naar taalrol (N=1093) Projectie aantal jaren nog te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV om dan definitief te stoppen als arts-specialist binnen dit kader. 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 Taal Frans Nederlands 30 40 50 60 70 Leeftijd Figuur 63 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV naar geslacht (N=1093) Projectie jaren nog te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV om dan definitief te stoppen als arts-specialist binnen dit kader. 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 Geslacht Man Vrouw 30 40 50 60 70 Leeftijd

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 100 Figuur 64 : Spreidingsdiagram (scatter plot) : Toekomstige projectie naar het nog aantal te werken jaren als arts-specialist binnen het kader van het RIZIV naar tewerkstellingsstatuut (N=1093) Projectie aantal jaren nog te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV om dan definitief te stoppen als arts-specialist binnen dit kader 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00 Statuut van tewerkstelling Uitsluitend zelfstandigen Uitsluitend bedienden Zelfstandigen en bedienden 30 40 50 60 70 Leeftijd Gemiddeld denken onze respondenten nog 17,7 jaren werkzaam te zijn als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIVIZ om dan definitief te stoppen. Het gemiddeld geprojecteerd aantal jaren is hoger bij de vrouwen dan bij de mannen (resp. 19,4 jaren t.o. 16,7 jaren). Naar taalrol is er omzeggens geen verschil. Tabel 30 : Gemiddeld aantal jaren nog te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV om dan definitief te stoppen naar taalrol Nederlandstalig Franstalig Totaal Gemid. N Gemid. N Gemid. N Totaal 17,85 559 17,57 534 17,71 1093 - Mannen 16,68 360 16,64 318 16,66 678 - Vrouwen 19,96 199 18,94 216 19,43 415

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 101 4.9 Beoefening andere professionele activiteiten naast arts-specialist in curatieve geneeskunde binnen het kader RIZIV 48% van de artsen-specialisten werkzaam in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV beoefent nog een andere andere professionele activiteit uit, hetzij werkzaam zijnde in de curatieve geneeskunde maar buiten het kader van het RIZIV, hetzij actief zijnde in een andere beroepssector. Naar taalrol is er globaal geen noemenswaardig verschil op de tekenen. Van zij die niet werken in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV (N=527), is het grootste aandeel actief in het onderwijs (60%), gevolgd door navorsing (50%) en de curatieve geneeskunde buiten het kader van het RIZIV (28%). Binnen de groep van de Franstalige specialisten noteren we een hoger aandeel beroepsactieven in de curatieve geneeskunde buiten het kader van het RIZIV in vergelijking met het resp. aandeel binnen de groep van de Nederlandstaligen (resp. 34% t.o. 23%). De Nederlandstaligen laten dan weer een hoger aandeel noteren op het vlak van onderwijs (resp. 62% t.o. 60%) en navorsing (resp. 53% t.o. 47%).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 102 Tabel 31 : Aandeel beoefening andere professionele activiteit(en) van zij die beroepsactief zijn binnen het kader RIZIV naar taalrol (beoefening andere professionele activiteit = 100%) Franstalig Nederlandstalig Totaal N % N % N % Neen, geen beoefening andere professionele activiteit Ja, beoefening andere professionele activiteit Beoefening curatieve geneeskunde, buiten het kader van RIZIV 292 53,8 291 51,3 583 53,5 251 46,2 276 48,7 527 47,5 84 33,7 61 22,7 145 28,0 Preventieve geneeskunde 9 3,5 7 2,5 15 3,0 Gezondheids- of medische sector Verzekeringen / Mutualiteit / Expertise Commerciële sector (incl.farmaceutische) 9 3,5 8 3,0 17 3,3 22 8,9 24 9,1 47 9,0 5 2,0 2 0,7 7 1,4 Onderwijs 147 58,9 166 61,5 313 60,2 Navorsing 116 46,5 142 52,5 258 49,6 Dienstverlening (privé) 2 0,9 4 1,6 6 1,2 Overheid 9 3,7 7 2,5 16 3,1 Andere 6 2,5 9 3,3 15 2,9 Totaal 543 100,0 567 100,0 1110 100,0 Andere sectoren/activiteiten zijn : actief binnen commissies, adviesorganen, professionele organisaties (N=5), brandweer, esthetische heelkunde, politiek, brandweer,... Naar taalrol beschouwd, zien we dat proportioneel meer vrouwelijke specialisten beroepsactief zijn in de preventieve geneeskunde dan hun mannelijke collega s (resp. 6% tegenover 1%). De mannelijke specialisten richten zich proportioneel meer naar onderwijs (resp. 63% tegenover 55%) en navorsing (resp. 53% tegenover 45%).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 103 Tabel 32 : Aandeel beoefening andere professionele activiteit(en) van zij die beroepsactief zijn binnen het kader RIZIV naar geslacht (N = 1097) Man Vrouw Totaal N % N % N % Neen, geen beoefening andere professionele activiteit Ja, beoefening andere professionele activiteit Beoefening curatieve geneeskunde, buiten het kader van RIZIV 346 51,1 236 56,8 581 52,9 331 48,9 185 43,2 516 47,1 94 28,4 50 27,0 144 27,9 Preventieve geneeskunde 4 1,2 11 5,9 15 2,9 Gezondheids- of medische sector Verzekeringen / Mutualiteit / Expertise Commerciële sector (incl.farmaceutische) 13 3,9 4 2,2 17 3,3 32 9,7 15 8,1 47 9,1 7 2,1 - - 7 1,4 Onderwijs 209 63,1 101 54,6 310 60,1 Navorsing 174 52,6 83 44,9 257 49,8 Dienstverlening (privé) 5 1,5 1 0,5 6 1,2 Overheid 13 3,9 3 1,6 16 3,1 Andere 12 3,6 3 1,6 15 2,9 Totaal 677 100,0 421 100,0 1097 100,0

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 104 4.10 Evaluatie beroepssituatie 4.10.1 Algemeen In een laatste deel van de vragenlijst worden alle respondenten die hun specialisatie beoefenen in de curatieve geneeskunde (binnen het kader van het RIZIV) gevraagd een beoordeling te geven m.b.t. hun huidig beroep als arts-specialist in de curatieve geneeskunde. De items die het positiefste worden beoordeeld (en die een significant hoger aandeel kennen dat positief is) zijn jobvoldoening en werkzekerheid (beiden 68% positief) en de tevredenheid van de patiënten (62%). Items die het negatiefste worden beoordeeld (en die een significant hoger aandeel kennen dat negatief is) zijn werklast (60%), psychologische druk, stress (59%) en eisen van de patiënten (54%). De aspecten waarvan het aandeel negatieve beoordeling hoger ligt dan een positieve, zijn : algemene evolutie van het beroep (resp. 39% t.o. 30%), inkomen (resp. 38% t.o. 31%) en uurrooster (resp. 39% t.o. 20%). Figuur 65 : Beoordeling beroep als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (N=1097) 0 % 2 0 % 4 0 % 6 0 % 8 0 % 10 0 % Werkzekerheid 68% 22% 10% Jobvoldoening 68% 19% 14% Tevredenheid patiënten 62% 28% 11% Beroepsstatus 38% 36% 27% Inkomen 31% 32% 38% Algemene evolutie beroep 30% 31% 39% Uurrooster 20% 41% 39% Evenw icht privéleven-professioneel leven 20% 32% 49% Eisen van patiënten 13% 34% 54% Werklast 10% 31% 60% Psychologische druk, stress 10% 31% 59% Beroepsrisico's 10% 42% 48% Positief Noch negatief, noch positief Negatief

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 105 De Franstalige artsen-specialisten beoordelen over het algemeen de opgegeven aspecten negatiever dan hun Nederlandstalige collega s inzonderheid voor wat het item evenwicht privé- en professioneel leven : hier zijn de aandelen identiek verdeeld.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 106 Figuur 66 : Beoordeling beroep als arts-specialist in de curatieve geneeskunde naar taalrol (N=1097) Evenwicht privélevenprofessioneel leven Beroepsrisico's Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig 48% 40% 57% 49% 49% 49% 42% 47% 32% 32% 32% 36% 10% 13% 7% 20% 20% 20% Tevredenheid van patiënten Beroepsstatus Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig 27% 21% 33% 11% 10% 12% 24% 28% 31% 37% 36% 34% 66% 62% 57% 42% 38% 33% Psychol. druk, stress Uurrooster Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig 39% 36% 43% 54% 59% 65% 41% 41% 41% 35% 31% 27% 20% 23% 17% 10% 12% 8% Totaal 60% 31% 10% Eisen van patiënten Werklast Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig 56% 64% 54% 49% 59% 34% 27% 34% 37% 30% 10% 9% 13% 14% 11% Algemene evolutie beroep Inkomen Werkzekerheid Jobvoldoening Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig Totaal Nederlandstalig Franstalig 14% 19% 10% 15% 17% 10% 22% 5% 16% 15% 38% 30% 46% 39% 31% 47% 23% 28% 32% 32% 32% 31% 68% 75% 59% 68% 79% 58% 32% 31% 31% 38% 23% 30% 37% 23% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Negatief Noch negatief, noch positief Positief

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 107 4.10.2 Principale Componentenanalyse Op deze laatste vraag m.b.t. de evaluatie van de beroepssituatie van de artsen-specialisten werd eveneens een principale componentenanalyse (PCA) uitgevoerd. Het doel van deze analyse is het bekomen van coherenties van opinies en bijgevolg de verkregen informatie m.b.t. de onderscheiden tien variabelen te reduceren. De multivariate analysetechniek hergroepeert variabelen met een gelijkaardig profiel. De PCA zal toelaten het aantal dimensies te bepalen die achter de verscheidene evaluatie-items schuilgaan, maar ook welke evaluatie-items achter iedere dimensie liggen. De PCA zal gebruikt worden om de latente structuur van de set van variabelen (evaluatie-items) te achterhalen, waarbij aldus de set van variabelen gereduceerd wordt tot één of meerdere dimensies. Vervolgens wordt per dimensie (component) nagegaan hoe hoog de variabelen laden op die specifieke component, hetgeen een indicatie geeft van de belangrijkheid van die variabele voor die component. In onderstaande tabel wordt het geheel van de gevonden componenten alsmede hun initiële eigenwaarde vóór en na rotatie weergegeven. Initiële eigenwaarde Extractie van de ladingen van de som van kwadraten Rotatie van de ladingen van de som van kwadraten Component Variantie Cumulatief Variantie Cumulatief Variantie Cumulatief Totaal % % Totaal % % Totaal % % 1 4,179 37,995 37,995 4,179 37,995 37,995 3,025 27,503 27,503 2 1,459 13,268 51,263 1,459 13,268 51,263 2,100 19,095 46,598 3 1,075 9,774 61,037 1,075 9,774 61,037 1,588 14,439 61,037 4,766 6,968 68,004 5,679 7,053 74,180 6,656 6,175 80,143 7,559 5,964 85,223 8,499 5,079 89,764 9,472 4,541 94,055 10,359 3,263 97,318 11,295 2,682 100,000 Extractiemethode : Principale Componentenanalyse

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 108 Op basis van de Keisercriteria worden vervolgens de componenten die tenminste evenveel informatie als de aanvankelijke variabelen overbrengen weerhouden. Enkel de drie eerste componenten zijn hier weerhouden, zijnde deze die samen 61,037% van de informatie overbrengen. De onderstaande Componentenmatrix geeft aan dat vóór rotatie, de meeste variabelen middelmatig tot sterk verbonden zijn aan meerdere componenten. Componentenmatrix - extractie van drie componenten Componenten 1 2 3 1. Inkomen,524,281,515 2. Werkzekerheid,331,534,535 3. Jobvoldoening,592,439 -,010 4. Eisen van patiënten,657,093 -,387 5. Werklast,758 -,374 -,007 6. Psychologische druk, stress,752 -,273 -,048 7. Uurrooster,692 -,447,151 8. Tevredenheid van patiënten,511,367 -,529 9. Beroepsstatus,603,444 -,195 10. Evenwicht privéleven - professioneel leven,645 -,369,173 11. Beroepsrisico's,596 -,107,023 Extractiemethode : Principale Componentenanalyse / a 3 components extracted. Na rotatie (middels Varimax met Kaisernormalisatie) is iedere variabele veel meer verbonden met één bepaalde component dan met de anderen. Het is dus veel gemakkelijker om de componenten te interpreteren : ieder component geeft ons informatie over het standpunt van de respondenten over een selectie van problemen (vb. over de variabelen die sterk verbonden zijn met de factor).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 109 Geroteerde componentenmatrix (a) Component 1 2 3 Inkomen,290,088,726 Werkzekerheid -,015,099,819 Jobvoldoening,172,541,469 Eisen van patiënten,388,663,000 Werklast,813,226,046 Psychologische druk, stress,739,302,072 Uurrooster,831,048,097 Tevredenheid van patiënten,084,817,002 Beroepsstatus,150,686,326 Evenwicht privéleven - professioneel leven,748,048,141 Beroepsrisico's,524,255,165 Extractiemethode : Principale Componentenanalyse Rotatiemethode : Varimax met Kaisernormalisatie (a) Rotatie geconvergeerd in 5 iteraties Uit bovenstaande tabel blijkt dat de eerste component sterk verbonden is met de volgende variabelen: Werklast Psychologische druk, stress Uurooster Evenwicht privé-leven professioneel leven Beroepsrisico s deze wordt aangeduid als werkdruk, werklast (tijd en stress) De tweede component hangt samen met volgende items : Jobvoldoening Eisen van de patiënten Tevredenheid van de patiënten Beroepsstatus deze wordt aangeduid als intrinsieke jobvoldoening

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 110 De derde component wordt opgemaakt uit de variabelen : Inkomen Werkzekerheid Jobvoldoening deze wordt aangeduid als extrinsieke jobvoldoening (inkomen) Deze analyse toont aan dat de respondenten coherente opinies hebben m.b.t. een aantal items, met name deze die telkens verbonden zijn met een achterliggende factor. De evaluatie van het inkomen is dus verbonden met deze van werkzekerheid bijvoorbeeld.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 111 5. Analyse naar artsenspecialisten (momenteel) niet werkzaam binnen kader RIZIV 7% van de ondervraagde artsen-specialisten is niet werkzaam als artsspecialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV in België (N=82). Dit betreft zowel diegenen die hun specialisatie uitsluitend beoefenen in het buitenland (N=29) als zij die niet (langer) beroepsactief zijn (N=19) of zij die tegenwoordig een ander beroep uitoefenen dan artsspecialist (N=14), of hun specialisatie beoefenen buiten het curatieve kader (N=6) of als arts-specialist werkzaam zijn uitsluitend buiten het kader van het RIZIV (N=14) Tabel 33 : Aandeel artsen-specialisten die niet werkzaam zijn als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV in België naar taalrol Franstalig Nederlandstalig Totaal N % N % N % Beoefening specialisatie uitsluitend in het buitenland 8 1,36 20 3,22 29 2,40 Niet meer beroepsactief 5 0,85 14 2,25 19 1,57 Beoefening specialisatie buiten het curatieve kader Beoefening specialisatie uitsluitend buiten het kader RIZIV Beoefening ander beroep dan arts-specialist 5 0,85 1 0,16 6 0,50 9 1,53 5 0,80 14 1,16 8 1,36 7 1,13 14 1,16 Totaal 35 (N=588) 5,95% 47 (N=622) 7,56% 82 (N=1210) 6,78%

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 112 59 van de 82 artsen-specialisten die (momenteel) geen patiënten binnen het kader van het RIZIV in België, hebben vroeger als arts-specialist gewerkt in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV in België. Naar taalrol zijn verhoudingsgewijs meer Franstaligen vroeger beroepsactief geweest binnen het kader van het RIZIV en naar geslacht noteren we hogere positieve aandelen voor de mannen ongeacht de taalrol waartoe ze behoren. Logisch gezien zijn proportioneel meer 60-plussers (en hier ook 50-59- jarigen) in het verleden beroepsactief geweest binnen het kader van het RIZIV dan de jongere leeftijdsklassen. Figuur 67 : Histogram : Aantal niet langer meer beroepsactieve artsenspecialisten die vroeger als arts-specialist gewerkt hebben binnen het kader van het RIZIV totaal (N=57) N respondenten niet langer beroepsactief als specialist - totaal 15 12 10 8 5 2 Mean = 13,5183 Std. Dev. = 10,67194 N = 57 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Aantal jaren uitoefening van de specialisatie in België

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 113 Figuur 68 : Histogram : Aantal niet langer meer beroepsactieve artsenspecialisten die vroeger als arts-specialist gewerkt hebben binnen het kader van het RIZIV Franstaligen (N=25) N respondenten niet langer beroepsactief zijnde als specialist - Franstaligen 8 7 6 5 4 3 2 1 Mean = 14,5059 Std. Dev. = 10,05548 N = 25 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Aantal jaren uitoefening van de specialisatie in België Figuur 69 : Histogram : Aantal niet langer meer beroepsactieve artsenspecialisten die vroeger als arts-specialist gewerkt hebben binnen het kader van het RIZIV Nederlandstaligen (N=31) 10 N respondenten niet langer beroepsactief als specialist - Nederlandstaligen 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Mean = 12,7277 Std. Dev. = 11,23932 N = 31 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Aantal jaren uitoefening van de specialisatie in België

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 114 Beschouwen we het jaar waarin gestart werd met de specialisatie binnen het kader van het RIZIV versus het jaar waarin gestopt werd, dan zien we dat in het laatste decennia (2000-2009) 12 respondenten gestart zijn met betreffende activiteiten tegenover 35 die gestopt zijn met hun specialisatie binnen het kader van het RIZIV. Voor de periode 1990-1999 zijn er eveneens meer specialisten gestopt met hun beroepsactiviteiten binnen het kader van het RIZIV dan starters terzake (resp. 18 tegenover 12). In de periode die hieraan voorafgaat (1970-1989), is de situatie omgekeerd : beduidend meer starters dan stoppers (resp. 32 tegenover 21). Het gemiddeld aantal jaren dat men beroepsactief geweest is binnen het kader van het RIZIV bedraagt 12,35 jaren. Dit gemiddelde ligt hoger bij de Franstaligen dan bij de Nederlandstaligen (resp. 14 jaren tegenover 11,6 jaren). Naar geslacht is het verschil minimaal (12,5 jaren bij de mannen en 12,1 jaren bij de vrouwen). Het gemiddeld aantal gewerkte jaren als arts-specialist ligt uiteraard ook hoger in de leeftijdsklasse > 60 jaar dan zij die jonger zijn. Tabel 34 : Gemiddeld aantal jaren beroepsactief geweest binnen het kader van het RIZIV totaal, naar geslacht, naar taalrol en naar leeftijd (N=56) Gemiddeld aantal jaren beroepsactief geweest binnen het N kader van het RIZIV Totaal 12,35 56 Man 12,47 36 Vrouw 12,13 20 Franstaligen 14,04 25 Nederlandstaligen 11,64 31 30-39 jaar 1,78 14 40-49 jaar 8,53 7 50-59 jaar 11,89 18 > 60 jaar 23,70 16 Op de vraag of men al dan niet de intentie heeft om in de toekomst zijn/haar specialisatie binnen het kader van het RIZIV (terug) uit te oefenen, antwoordt de overgrote meerderheid van de betrokkenen (62 van de 76 respondenten) hierop negatief.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 115 Bij de Nederlandstaligen antwoorden 10 van de 43 resp. respondenten hierop ja; bij de Franstaligen zijn dit slechts 3 op de 33. Naar geslacht zien we dat 7 van de 32 vrouwen hierop positief antwoorden tegenover 7 van de 43 mannen. Uit de significantietoets blijkt er geen significant verschil is tussen de Franstaligen en de Nederlandstaligen specialisten enerzijds en de vrouwen en de mannen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 116 6. Besluiten 61% van de ondervraagde artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde (al dan niet beroepsactief) zijn mannen en de gemiddelde leeftijd van de respondenten is 47 jaar (minimum 30 jaar en maximum 66 jaar). 53% van de bevraagden is woonachtig in het Vlaams Gewest, 33% in het Waals Gewest en 14% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 65% van de respondenten heeft in de voorbije 20 jaar zijn/haar (eerste) specialisatie behaald : 33% tussen 1990 en 1999, 32% tussen 2000 en 2009 en 11,5% in de periode 1970-1979. 97% van de ondervraagden is op het ogenblik van de bevraging (mei/juni 2009) werkzaam als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (N=1169) : 92,5% doet dit uitsluitend in België, 2% in België én in het buitenland en 2% uitsluitend in het buitenland. Van deze groep van artsen-specialist in de curatieve geneeskunde, beoefent 84% zijn/haar specialisatie in de curatieve geneeskunde uitsluitend binnen het kader van het RIZIV, 1% enkel buiten het kader van het RIZIV en 10% zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV. 3% van de respondenten (N=40) werkt niet als arts-specialist in de curatieve geneeskunde; hiervan is bijna de helft niet (meer) beroepsactief (N=19). 14 respondenten oefenen een ander beroep uit dan artsspecialist en 6 beoefenen hun specialisatie buiten het curatieve kader. De sectoren waarin de respondenten van de laatste twee categorieën werkzaam zijn, zijn inzonderheid de gezondheids- of medische sector (N=6), de commerciële sector en het onderwijs (telkens N=5). Van zij die in België werken (zowel diegenen die uitsluitend in België werkzaam zijn als zij die in België én het buitenland werken (N=1.140)), is 86% uitsluitend binnen het kader van het RIZIV beroepsactief, 13% zowel binnen als buiten het kader en 1% buiten het kader van het RIZIV.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 117 Per week werkt een arts-specialist in de curatieve geneeskunde gemiddeld 48,41 uren. Zij die uitsluitend beroepsactief zijn binnen het kader van het RIZIV presteren gemiddeld 48,21 uren per week. De artsen-specialisten die enkel en alleen beroepsactiviteiten als specialist verrichten buiten het kader van het RIZIV werken gemiddeld 45,33 uren per week. Zij die zowel binnen als buiten het kader van het RIZIV werkzaam zijn als specialist werken gemiddeld per week iets meer dan 50 uren. Naar taalrol beschouwd, presteren de Nederlandstalige specialisten gemiddeld meer uren per week dan hun Franstalige collega s (zowel (uitsluitend) binnen als (uitsluitend) buiten het kader van het RIZIV). De vrouwelijke specialisten werken gemiddeld minder uren per week dan hun mannelijke collega s. Gemiddeld worden de meeste uren gepresteerd door de groep van de 50-54-jarigen (50,53 uren per week), gevolgd door de 45-49-jarigen (49,71 uren per week). De specialisten van 60 jaar en ouder werken gemiddeld het minste aantal uren per week (43,88). Beschouwd naar effectief aantal gepresteerde uren per week, werkt meer dan de helft van de specialisten die uitsluitend binnen het RIZIV-kader actief zijn meer dan 45 uren per week (46% tussen de 46 en 60 uren per week en 10% meer dan 60 uren per week). De artsen-specialisten die zowel binnen als buiten het RIZIV-kader activiteiten verrichten, werken proportioneel eenzelfde aantal uren (57% werkt meer dan 45 uren per week). 21% van de respondenten is de laatste 5 jaar (periode 2009-2004) beginnen te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV. 17% is reeds 6 tot 10 jaar beroepsactief binnen het kader van het RIZIV, 16% 16 tot 20 jaar, 15% 11 tot 15 jaar en 8% is langer dan 30 jaar werkzaam als specialist binnen het kader van het RIZIV. Hoe langer de periode van beroepsactiviteit, hoe hoger het aandeel mannen. 4 op 5 van de ondervraagden zijn dadelijk na het behalen van de eerste specialisatie beginnen te werken binnen het kader van het RIZIV. Voor 10% was dit na één jaar.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 118 46% van de artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde beroepsactief binnen het kader van het RIZIV, werkt in deze hoedanigheid op één werkplaats; 34% werkt op 2 plaatsen en nog eens 14% op 3 verschillende plaatsen. Gemiddeld is men op 1,8 werkplaatsen beroepsactief als arts-specialist (minimum 1, maximum 7). 89% van de in het Vlaams Gewest wonende artsen-specialisten werkt ook in het Vlaams Gewest. Van zij die wonen in het Waals Gewest, werkt 87% in dit Gewest. De in het Brussels Gewest wonende specialisten migreren proportioneel het meest : 80% werkt er ook maar voor 10% is de werkplaats gelegen in het BHG én het Waals Gewest en 6% woont in het BHG maar werkt in het Waals Gewest. 74% van de artsen-specialisten die actief zijn binnen het kader van het RIZIV werkt uitsluitend in een zelfstandigenstatuut. 19% is enkel beroepsactief in een bediendenstatuut en 7% werkt zowel in een zelfstandigen- als een bediendenstatuut (hetzij in hoofdberoep, hetzij in bijberoep). 73% van de specialisten werkt binnen het RIZIV-kader uitsluitend als zelfstandige in hoofdberoep. 19% werkt enkel en alleen als bediende in hoofdberoep, 6% als bediende in hoofdberoep gecombineerd met een zelfstandigenstatuut in bijberoep en 1% is zelfstandige in hoofdberoep én bediende in bijberoep. Een zelfstandige specialist in uitsluitend hoofdberoep werkt gemiddeld 48,17 uren per week binnen het kader van het RIZIV. Een arts-specialist in een bediendenstatuut in uitsluitend hoofdberoep presteert gemiddeld 46,48 uren per week. De specialisten die het zelfstandigenstatuut in hoofdberoep combineren met het bediendenstatuut in bijberoep werken gemiddeld 51,64 uren per week en zij die tewerkgesteld zijn als bedienden in hoofdberoep en in bijberoep zelfstandige zijn, presteren gemiddeld 44,79 uren per week. 55% van de artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde is uitsluitend werkzaam binnen een ziekenhuiskader (spoed, hospitalisatie, raadplegingen,...). 6% beoefent zijn/haar specialisatie uitsluitend buiten het ziekenhuis (privé praktijk, labo,...), 31% doet dit zowel binnen als buiten het ziekenhuiskader, 0,5% uitsluitend in een ander kader (MPI, revalidatiecentrum,...) en 7,5% in een ander kader gecombineerd met en/of het ziekenhuiskader en/of buiten het ziekenhuis. De artsen-specialisten presteren gemiddeld 42,23 uren (minimum 1; maximum 90 uren) in het ziekenhuis waar ze werken (al dan niet

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 119 exclusief). Buiten het ziekenhuis (privé praktijk of labo) presteert men gemiddeld 18,89 uren (minimum 1; maximum 80 uren). Zij die in een ander kader werken (MPI, revalidatiecentrum,...) presteren er gemiddeld 13,21 uren (minimum 0,5; maximum 36 uren). Op basis van het totaal aantal gewerkte uren per week door de gehele groep van de ondervraagde artsen-specialisten blijkt dat 80% van de uren gepresteerd worden binnen een ziekenhuiskader (met 25% gaande naar het houden van raadplegingen). 17% van de uren wordt opgenomen buiten het ziekenhuis (met 11% gaande naar de privé praktijk alleen) en 2% wordt gepresteerd in het nog ander kader. Bij beschouwing van de gemiddelde tijdsbesteding in uren per week naar enerzijds patiëntenzorg en anderzijds andere beroepsactiviteiten, kan vastgesteld worden dat gemiddeld de meeste uren besteed worden aan patiëntenzorg (37,4 uren per week). Ten aanzien van het totaal aantal gepresteerde uren door de gehele groep, geeft dit 73%. Voor wat de beroepsgerelateerde activiteiten betreffen, gemiddeld wordt er 5 uren per week besteed aan administratie, logistiek (= 10% van het de totaal aantal gepresteerde uren). 2 uren gaat zowel naar beleid en management als naar stagebeleiding (stagemeester ASO) (= telkens 4% van het totaal aantal uren). 18% van de respondenten werkzaam in de curatieve geneeskunde in België doet nooit wachtdienst. Van zij die wel wachtdienst doen, doet 60% dit uitsluitend in het systeem waarbij men oproepbaar is en 10% enkel in het systeem waarbij men verplicht aanwezig moet zijn ter plaatse. 30% verricht wachtdienst binnen de twee systemen. Algemeen wordt er gemiddeld door de specialisten die effectief wachtdienst doen, 138,48 uren per maand wachtdienst gepresteerd. Voor zij die uitsluitend wachtdienst doen ter plaatse (dus nooit oproepbaar), bedraagt het gemiddeld aantal uren per maand 79,33. Voor de groep die uitsluitend oproepbare wachtdienst doen is dit 144,25 uren per maand. De specialisten die beide soorten wachtdienst verrichten, presteren hieraan gemiddeld 147,36 uren per maand. Ongeacht het type van wachtdienst nemen de mannelijke specialisten gemiddeld meer uren per maand wachtdienst op dan hun vrouwelijke collega s. Voor wat nascholing betreft, omzeggens alle ondervraagde specialisten volgen nascholing (99,5%). Deze groep besteedt hieraan gemiddeld 7,78 uren per maand.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 120 Op de vraag hoe men het verloop van de verdere carrière ziet en dit m.b.t. het aantal te presteren uren per week, geeft 60% van de specialisten aan dat het aantal uren prestaties de eerst komende 5 jaar status quo zal blijven, 18% voorziet in deze periode een toename, 12% een afname en 10% denkt er aan tussen 2009 en 2014 volledig te stoppen met werken. Deze laatste twee aandelen nemen gradueel toe naarmate men het gevraagde verder in de tijd dient te projecteren. Consequent hiermee nemen de aandelen status quo en toename van aantal te presteren uren af. 20% van de ondervraagde beroepsactieve artsen-specialisten denkt nog 16 tot 20 jaar te werken als arts-specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV 4 op 5 zijn 40 tot 49 jaar oud. 19% en 16 % van de respondenten denken de beroepsactiviteiten stop te zetten binnen resp. 11 tot 15 jaar en 6 tot 10 jaar. Deze projecties zijn het merendeel afkomstig van specialisten die thans 50 tot 59 jaar oud zijn. 10% geeft aan te willen stoppen binnen dit en 5 jaar het betreft hier voor meer dan drie kwart van de resp. specialisten die 60 jaar en ouder zijn. Gemiddeld raamt de ondervraagde groep het aantal nog te werken jaren als specialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV (vooraleer er definitef mee te stoppen) op 17,8 jaren. 48% van de artsen-specialisten in de curatieve geneeskunde werkzaam binnen het kader van het RIZIV beoefent nog een andere professionele activiteit, hetzij in de curatieve geneeskunde buiten het kader van het RIZIV, hetzij in een andere beroepssector. Van zij die niet werken in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV, is 60% van de resp. artsen-specialisten actief in het onderwijs, 50% in de sector van navorsing en 28% in de curatieve geneeskunde buiten het kader van het RIZIV. Uit de vraag hoe men het huidig beroep als arts-specialist in de curatieve geneeskunde (binnen het kader van het RIZIV) beoordeelt, blijkt dat de items jobvoldoening en werkzekerheid als de meest positieve worden beoordeeld (telkens 68%). Ook het item tevredenheid van de patiënten wordt hoog ingeschat (62%). Items die het meest negatief worden beoordeeld zijn : werklast (60%), psychologische druk (59%) en eisen van de patiënten (54%).

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 121 De aspecten waarvan het aandeel negatieve beoordeling hoger is dan de positieve, zijn : algemene evolutie van het beroep (resp. 39% tegenover 30%), inkomen (resp. 38% tegenover 31%) en uurrooster (resp. 39% tegenover 20%). 7% van de ondervraagde artsen-specialisten is niet werkzaam als artsspecialist in de curatieve geneeskunde binnen het kader van het RIZIV (N=82). Het betreft zowel diegenen die hun specialisatie uitsluitend beoefenen in het buitenland (N=29) als zij die niet (langer) beroepsactief zijn (N=19) of zij die tegenwoordig een ander beroep uitoefenen dan artsspecialist (N=14), of hun specialisatie beoefenen buiten het curatieve kader (N=6) of werkzaam zijn uitsluitend buiten het RIZIV-kader (N=14). Het aantal jaren dat men beroepsactief geweest is binnen het kader van het RIZIV is gemiddeld 12,35 jaren. Iets meer dan vier op vijf van de resp. respondenten heeft niet de intentie om in de toekomst zijn/haar specialisatie binnen het kader van het RIZIV (terug) uit te oefenen.

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 122 7. Bijlagen 7.1 Bijlage 1 : Nederlandstalige vragenlijst

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 123

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 124

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 125

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 126

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 127

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 128

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 129

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 130 7.2 Bijlage 2 : Franstalige vragenlijst

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 131

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 132

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 133

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 134

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 135

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 136

EINDRAPPORT BEVRAGING BEROEPSGROEP ARTSEN-SPECIALISTEN 137