Evaluatie multipilots

Vergelijkbare documenten
Curriculumevaluatie bètavakvernieuwing:

4 juni conferentie vakvernieuwingen

Voortgangsverslag Multipilots schooljaar

Ervaringen in en uit de Multipilot scholen

DAS Conferentie Applied Science

Curriculumevaluatie bètaonderwijs tweede fase. SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

Het Multipilot project op het St. Bonifatiuscollege

Evaluatie multipilots

Aligning science curriculum renewal efforts and assessment practices

Bijlage 3 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten scheikunde

Het Multipilot project op het Marianum Groenlo

Bijlage 2 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten natuurkunde

1 Context, vraagstelling en opzet

Het Multipilot project op de Interconfessionele Scholengemeenschap Maartenscollege (Haren)

Het invullen neemt ongeveer 20 minuten in beslag. U kunt de vragenlijst invullen tot 29 april 2016.

Woudschoten Chemie Conferentie 7 november 2008 Chemie tussen context en concept. Nieuwe Scheikunde in het schoolexamen

Bijlage 1 Vergelijking pilot vs. niet-pilotresultaten biologie

Rapportage vragenlijstonderzoek invoering Wiskunde D

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

U-Talent Academie. Uitdagend bètaonderwijs op school en de universiteit

Het Multipilot project op de Schoter Scholengemeenschap

Veel gestelde vragen over de U-Talent Academy

Evalueren van de kwaliteit van onderzoek

De VO - vakvernieuwing komt eraan

Veel gestelde vragen over de U-Talent Academie

Het Multipilot project op CSG Dingstede

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing

'Hier havo.hbo hoort u mij?' (Nieuwe) Scheikunde

Christelijke Scholengemeenschap - gymnasium, atheneum, havo en vmbo. Betaonderwijs

Codesign als adviesstrategie bij curriculumontwikkeling: Fasen, hoofdvragen, belangrijkste activiteiten, beoogde resultaten en succesfactoren

kennisbasis vakdidactiek biologie auteurs Teresa Maria Dias Pedro Gomes, Stefan Bosmans en Marnix van Meer

Jacqueline Kerkhoffs Jaarcongres vmbo, 20 januari 2015 Ede (2) Rob Abbenhuis

Resultaten eduscrum 2012

Het Multipilot project op De Nieuwste School

Analyse van lesmateriaal

Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79

beheerst de volgende vaardigheden, kan deze onderwijzen en vaardigheden

Op weg naar meer samenhang in het bètaonderwijs

Scholingsmiddag Consortium Beroepsonderwijs Jan van Hilten, 4 december 2014

Zelfgestuurd werken bevorderen door teamteachen

natuurkundeprogramma s vanaf 2013

FLEXIBILISERING VAN CENTRALE TOETSEN EN EXAMENS

NLT. Inleiding op de stand van zaken van het onderwijs (BUG-analyse) Geïntegreerde vakken in de tweede fase

Cursus Coördinator Cultuureducatie Onderbouw V.O

Wanneer staat uw volgende ß-teamoverleg gepland? Concept-context op de agenda van uw ß-team!

Hoofdlijn advies. Wat vind jij? Laat het ons weten op: Persoonlijke ontwikkeling. Basiskennis en -vaardigheden. Vakoverstijgend leren

Met deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte brengen van de activiteiten voor het schooljaar Vriendelijke groet,

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

KeCo De leerling actief!

Smartpool. Docenten en scholieren over gebruik en tevredenheid Smartpool. Resie Hoeijmakers en Amika Singh. Evaluatie Smartpool op school

β-clusterdag Maandag 19 december 2011

CoCo in de tweede fase - Wisselwerking tussen concepten en contexten 1

Voorlichtingsavond klas 3 14 februari tweede fase. nieuwe vakken in de bovenbouw

Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA)

Het begeleiden van nieuwe docenten bij het uitvoeren van practica. Paper 1: Plan van aanpak.

Curriculumevaluatie bètaonderwijs tweede fase

U-talent programma USG

Raamwerk multipilots. 1 Inleiding. 2 Achtergrond en kader

Leren bedrijfseconomische problemen op te lossen door het maken van vakspecifieke schema s

INLEIDING VERANTWOORDING 1

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Curriculumevaluatie Bètaonderwijs Tweede Fase. Examenpilot nieuwe natuurkunde havo/vwo

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING Vak: Natuur- en scheikunde 1 (NASK) Inleiding. Voor het vak Nask1 gebruiken we twee methodes:

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Inrichting van de Tweede Fase op het HML

Bedoeling infoavond. Welkom INFORMATIEAVOND 3 HAVO de Tweede Fase. Historische achtergronden. Tweede fase. Veranderingen door invoering

Ruimte voor verschil: een model voor differentiatie in het vwo

Met 15 jaar ervaring als softwareontwikkelaar wist ik, dat dat makkelijker moet kunnen.

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

2007 Scheikunde in havo en vwo

Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau)

VELDRAADPLEGING CONCEPTSYLLABI BEDRIJFSECONOMIE, ONDERNEMERSCHAP EN FINANCIELE ZELFREDZAAMHEID

De Brede School Academie Utrecht

Nieuwe Syllabus Scheikunde

Toelichting bij het vernieuwde examenprogramma Klassieke Talen vwo

User Centered Design. Personas ontwikkelen

Gebruik van concepten en contexten in module Biofuels. Martin Vos Lisette van Rens Woudschoten conferentie 2007

KEUZEBEGELEIDING & PROFIELKEUZE KLAS 3

Monitoring en evaluatie invoering bètavernieuwing

Wat is de visie van de school op Talent Ontwikkelen en hoe zie je die visie terug in de praktijk van de school?

19.30 u opening u tweede fase/ studiehuis u profielkeuze u sluiting/ pauze v.a u evt. vragen in lokaal A008

Hondsrug College. Ondernemend leren. Op het Hondsrug College. Voor mavo, havo en vwo. Het Hondsrug College, een slimme start voor je toekomst!

Inhoud Lesuitval... 2 SWT... 2 Huiswerk... 4 Lesrooster... 4 Rol van de ouder... 4 Overig... 5 Examenleerlingen... 5 Lessentabel...

Raakvlakken wi-, sk-, na-, biodidactiek

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo vanaf schooljaar

VERBETEREN VAN DE TAALVAARDIGHEID (RESULTATEN POST-DOC ONDERZOEK)

Monitoring invoering vernieuwde wiskunde B havo

Actief en zelfstandig leren en werken met Nu voor straks en Techniek om je heen

Hier komt de titel van de presentatie

Doesjka Nijdeken Trinitas College Heerhugowaard Woudschoten Chemie Conferentie 2011

Berger Scholengemeenschap PTA 4 havo

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verkennend onderzoek beleving eetomgeving

CONCLUSIE Aantal niveaus te laag

1 Context, vraagstelling en opzet

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Studiewijzer. 11havo5

FUWA RK 04/16, 15 december 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Evaluatie multipilots Rapportage over schooljaar 2009-2010 (tweede projectjaar) Wout Ottevanger, Elvira Folmer, Lucia Bruning & Wilmad Kuiper Wat je om je heen vindt en gebruikt in de klas heeft nu een naam gekregen: de context-conceptbenadering. SLO december 2010

1 Introductie In 2008 is met een achttal scholen 1 het multipilots project gestart met als doel te onderzoeken in hoeverre het voor scholen mogelijk is om twee of meer vernieuwde bètaprogramma s gelijktijdig in te voeren en onder welke condities, de zogenaamde meervakkenpilots. Een tweede doel van het project is om te onderzoeken in hoeverre binnen de vernieuwde programma's afstemming en samenhang tussen diverse bètavakken mogelijk is en van welke condities dat afhangt, de zogenaamde samenhangpilots. Evenals de monovakken pilots wordt het multipilots project ondersteund door een onafhankelijke longitudinale evaluatie. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door SLO en richt zich op beide hierboven genoemde pilots. Het eerste evaluatiemoment vond plaats in het najaar van 2009 2. Een tweede evaluatie is uitgevoerd in 2010. Specifiek is de evaluatie van de multipilots gericht op de beantwoording van de volgende twee vragen: 1. In hoeverre en onder welke condities is het voor de scholen die betrokken zijn bij de multipilots mogelijk om gelijktijdig meerdere van de door de vakvernieuwingscommissies ontwikkelde conceptexamenprogramma s in te voeren? 2. In hoeverre en onder welke condities is het voor scholen die betrokken zijn bij de multipilots mogelijk om op basis van de door de vakvernieuwingscommissies ontwikkelde conceptexamenprogramma s samenhangend bètaonderwijs te realiseren? In de periode mei-juni 2010 en november 2010 3 zijn scholen die onderdeel zijn van het multipilots project bevraagd over een aantal aspecten van het project. Door middel van interviews met betrokken docenten en schoolleiders is een beeld gevormd hoe de scholen in het multipilots staan en hoe ze met een aantal belangrijke aspecten daarvan omgaan. Met name gaat het dan over haalbaarheid en uitvoerbaarheid, gelijktijdige invoering van de meerdere nieuwe programma s op school, modules, relevantie, aantrekkelijkheid, interesse en motivatie van leerlingen, de context-conceptbenadering, toetsen en examens, ondersteuning, afstemming en samenhang en over concrete opbrengsten van het project. Dit rapport geeft de belangrijkste bevindingen van de evaluatie weer. De beschrijvingen worden afgesloten met een aantal conclusies. In annex 1 is de interviewleidraad opgenomen. 1 De acht scholen in het multipilots project kunnen beschouwd worden als voortrekkerscholen, vaak al werkend aan samenhang voor dat het project begon, en nadruk op exacte vakken in het profiel van de school. 2 Ottevanger, W., Folmer, E., Bruning, L. & Kuiper, W. (2010). Evaluatie multipilots Interim-rapportage over schooljaar 2008-2009. Enschede: SLO. 3 In juni 2010 periode zijn drie scholen bevraagd in interviews op school met betrokken vakdocenten en schoolleiders. In november 2010 zijn twee scholen telefonisch geïnterviewd. Daarbij ging het steeds om alleen de coördinator van het multipilots project. 1

2 Resultaten Haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de programma s Met betrekking tot de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de programma s gaat het voornamelijk over de beschikbare tijd en overladenheid. Waar de docenten in de monopilot voortdurend worstelen om de stof in de modules binnen de beschikbare tijd af te ronden, lijken de docenten in het multipilots project daar veel meer ontspannen en creatiever mee om te gaan. Een docent die ook betrokken is bij de monopilots geeft aan waar het verschil zit: De monopilot-scholen zijn verplicht alle modules uit te proberen en te evalueren. Wij (de docenten in de MP-scholen 4 ) hebben veel meer vrijheid om onderwijs vorm te geven. Daardoor lijken docenten in de multipilots minder krampachtig met tijd en overladenheid om te gaan, ondanks het feit dat ook MP-docenten het programma niet makkelijk te doen vinden in de tijd, maar we zijn er wel uitgekomen. De uitsluitingen in de syllabus helpen daarbij wel. Docenten geven aan dat het gebruik van actuele contexten veel extra tijd vereist, omdat er vaak te veel in de modules staat: Je hebt minder uren dan je zou willen en maakt daarom keuzes. Hieronder een aantal voorbeelden van keuzes die MP-docenten maken om met overladenheid om te gaan. Eén school zegt SE-onderwerpen wat in te dikken, hetgeen tijdwinst oplevert. Over de extra opdrachten in de modules: Daar komen we niet aan toe, en Wat ontwikkeld is hoeft niet allemaal per se gedaan te worden! Overladenheid speelt ook vanwege de nieuwigheid van de modules. Docenten gaan daar creatief mee om: practicum buiten schooltijd, meer demonstratieproeven. Een school doet bijvoorbeeld een module over het weer in het SE-gedeelte. Leerlingen voeren binnen die module hun eigen proeven uit. 'We hebben ons (Sk-docenten) niet gebonden aan het doen van 5 modules. Daardoor hebben we denk ik niet heel veel last van overladenheid. Als je wel 5 modules doet dan ga je wel problemen mee krijgen'. Docenten constateren dat er vaak veel meer in de boekjes staat dan het examenprogramma voorschrijft. Sommige dingen staan niet in het examenprogramma en docenten vinden dat je die dan eigenlijk ook niet hoeft te behandelen. Die extra stukjes worden vervolgens weggelaten. Docenten verwachten dat ze zich de stof meer eigen gemaakt zullen hebben als ze het programma een paar keer gedaan hebben. Op die manier zullen ze op termijn tijd kunnen winnen. In het algemeen is de indruk er toch een van overladenheid, vooral in 5havo bij NiNa. 'In zijn algemeenheid SE uitgekleed ten faveure van het CE. Weet inmiddels precies waar de mogelijkheden liggen. Daarom nu wel weer hier en daar practica gedaan en ook vraagstukken. Maar modules zeker niet meer van kaft tot kaft. Je moet de modules je eigen maken, er moet een eigen programma ontstaan. Daarom zijn dingen ook herschreven in tweede en derde jaar. Nu is daar echter geen tijd meer voor '. Practicumfaciliteiten en toa s De gelijktijdige invoering van verschillende nieuwe vakken lijkt op scholen niet tot problemen te leiden waar het ruimtes, apparatuur en materialen betreft. Veel van de scholen hebben goede bètalabs. Zoals op een van de MP-scholen wordt gesteld: Als je alleen kijkt naar het feit dat alle vakken het nieuwe programma doen dan is dat organisatorisch geen probleem. Als je naar samenhang streeft dan is het organisatorisch moeilijk en gaat het wel zijn beslag leggen op toa s en dergelijke. 4 MP Multipilots: MP-scholen scholen die deel uitmaken van het multipilots project. 2

Docenten en schoolleiders geven aan dat het vooral een kwestie van goed plannen is. Zo doen leerlingen vaak ook individueel en zelfstandig practica. Dat maakt de planning wel wat flexibeler. Modules Docenten constateren dat de kwaliteit van de modules sterk varieert maar ook dat die in het algemeen flink is toegenomen sinds de eerste versies. Docenten geven aan dat practica die niet goed werken en kinderziektes en foutjes in de modules vaak erg demotiverend voor leerlingen werken. Docenten zijn vaak niet helemaal tevreden over modules en passen die dan aan.. Overigens blijkt dat docenten vaak op hun eigen manier en naar eigen behoefte aanpassingen doen. Zo werd op een van de scholen het voorbeeld gegeven van een module over Kunstmest 5. Die is op vijf scholen uitgetest en aangepast. Uit de evaluatie blijkt dat de vijf scholen alle op een andere manier aanpassingen gemaakt hebben. Sommige docenten gebruiken ook door hen zelf ontwikkeld materiaal. De grote winst lijkt dat docenten weer met hun eigen lesmateriaal bezig zijn, het levert nieuwe redeneringen over onderwijs op. Docenten hebben de indruk dat moduleschrijvers de context vaak zo leuk vinden dat ze te weinig tijd inruimen voor essentiële zaken zoals bijvoorbeeld formules en praktische vaardigheden. Hier moet je dan als docent extra aandacht besteden, maar daar is vaak geen tijd voor. Daarnaast stoppen schrijvers vaak te veel in de modules omdat ze goed in het onderwerp en de context zitten. Sommige modules bevatten daardoor aspecten die niet als zodanig in het examenprogramma staan. Docenten pleiten voor doorontwikkeling van de bestaande modules, in lijn met wat andere monopilot docenten ook al hebben gesteld, door groepen van pilotdocenten na het afsluiten van de pilot aan het eind van 2010. Daarbij zouden groepen docenten een onderwerp kunnen adopteren en hieraan werken tussen nu en de landelijke invoering zodat de module voor elke docent in de klas bruikbaar wordt. Blijkbaar is de gedachte dat uitgevers dat wel gaan doen, maar docenten zijn daar niet zo zeker van of dat ook inderdaad gaat gebeuren. Relevantie, aantrekkelijkheid, interesse en motivatie van leerlingen Docenten vinden de nieuwe programma s relevanter en leuker. Docenten vinden bij natuurkunde de module over Medische Beeldvorming een leuke module, ook voor meisjes. NiNa-docenten zijn er overigens niet van overtuigd dat dat zal leiden tot meer meisjes die voor een bètavervolgopleiding gaan kiezen. Voor biologie en scheikunde zijn meisjes veel minder een punt van zorg. Veel docenten waren natuurlijk al lang bezig om hun vak relevanter te maken, daardoor wordt het ook interessanter, dat komt niet door de multipilots. Relevant maken van de stof is de ene keer ook makkelijker dan de andere keer, vinden docenten. Volgens een van de docenten zit er een flink gat tussen wat leerlingen aankunnen en het niveau dat je nodig hebt om (de scheikunde in) de contexten te begrijpen. Daarnaast denken docenten dat relevantie een moeilijk begrip is voor leerlingen. Volgens een van de geïnterviewde docenten is het NiSk-programma meer geschikt voor vwo- dan voor havoleerlingen vanwege het accent op het doen van onderzoek en de aanpak in het algemeen. Leerlingen lijken de modules wel leuker te vinden dan de methode, maar dat geldt ook weer niet voor alle leerlingen. Sommigen vinden juist de methode leuker. Daarom is het ook goed dat modules worden afgewisseld met onderwerpen die in de methode behandeld worden, zoals in op alle MP-scholen bij alle vakken gebeurt. Context-conceptbenadering Docenten in het multipilots project zijn gematigd enthousiast: Het maatschappelijke perspectief van het nieuwe programma is heel duidelijk. Je trekt echt de scheikunde open. 5 Ontwikkeld voor het VNCI door de schoolleider van een van de MP-scholen.. 3

Maar docenten zijn ook sceptisch over de context-conceptbenadering. Ze stellen dat er eerder al sprake was van het gebruik van contexten, zeg de afgelopen 5 jaar, ook in methodes. De context-conceptbenadering wordt dan ook vooral gezien als een label dat wordt geplakt op een al langer bestaande benadering: Wat je om je heen vindt en gebruikt in de klas heeft nu een naam gekregen: de context-conceptbenadering. Toetsen/examens Docenten stonden in het begin wel enigszins huiverig tegenover de examens, maar na kennis te hebben genomen van de eerste nieuwe examens in de monopilots verwachten zij geen grote problemen. Ze vinden de programma s en de examens niet wezenlijk veranderd. Er zijn misschien wat nieuwe onderwerpen bij NiNa, en in mindere mate bij NiSk, maar over het algemeen lijken de nieuwe programma s toch vooral een herschikking van de bestaande programma s. Dat maakt dat de docenten veel minder gespannen richting examens gaan dan hun collega s in de monopilots. Voor de MP was er dit jaar voor de eerste keer een nieuw (5havo-) examen. De resultaten van de nieuwe examens op de MP-scholen zijn tot nu toe naar behoren. Waar de examens tegenvallen komt dat doordat bepaalde onderwerpen niet behandeld zijn. Bij NiNa waren er vooral ook veel problemen met afronding en significantiefouten. Docenten vinden dat het CE al voor een gedeelte is opgeschoven in de richting van het gebruik van contexten. Desondanks lijkt er nog wel steeds behoefte aan nieuwe toetsmaterialen, vooral voor de nieuwe onderwerpen (bij NiNa, bv kwantummechanica). Docenten geven aan dat er vaak goede vragen in de modules worden aangeboden, maar dat die vervolgens niet meer gebruikt kunnen worden als toetsvragen. Sommige docenten gebruiken ook veel oude eigen toetsen. Docenten vragen zich wel af of je wanneer je sterk inzet op de context-conceptbenadering je daar op het examen niet op terug moet komen. Een van de docenten vraagt zich hierbij af of leerlingen het op het examen wel zouden redden als er een heel andere context (dan de aanleercontext ) gekozen zou worden. Hij vraagt zich met name af hoe hij de juiste context kan kiezen om zijn leerlingen zo goed mogelijk op het examen voor te bereiden. Ondersteuning De ondersteuning in het multipilots project gaat over de ondersteuning door een coach, het kunnen bijwonen van monopilot bijeenkomsten, en het ter beschikking stellen en gebruik kunnen maken van de materialen van de monopilot. Coach Er is in het multipilots project veel waardering voor de rol van de coach 6 die docenten scherp houdt, waardoor dingen ook daadwerkelijk gebeuren. De coach wordt ook gezien als een spin in het web, die zicht heeft op wat er op andere scholen gebeurt. Overigens werkt de coach op initiatief van de scholen, en is in die zin meer reactief dan proactief. Op een van de scholen is de samenwerking tot een minimum beperkt omdat daaraan kennelijk geen behoefte meer is (na aanvankelijke flinke input van de coach). Andere scholen maken nog steeds en volop gebruik van de coach. Monopilotsbijeenkomsten MP scholen kunnen bijeenkomsten van docenten in de monopilot bijwonen. Met name voor de MP-scholen waar de docenten ook al op de een of andere manier betrokken zijn bij de monopilots gaat dat bijna als vanzelfsprekend. In andere gevallen is dat mogelijk iets ingewikkelder. 6 Er is in algemene zin veel waardering voor de rol van de coach, in de persoon van Rupert Genseberger van de Universiteit van Utrecht. 4

Materialen De MP-scholen kunnen inmiddels beschikken over de materialen van de monopilots. Dit geldt ook voor biologie waar eerder in de pilot problemen over beschikbaarheid werden geconstateerd. Afstemming en samenhang Problemen met tijd en organisatie hebben de focus op afstemming en samenhang parten gespeeld. Scholen hebben zich dit jaar vooral geconcentreerd op de nieuwe examens, daar waar in het eerste jaar toch vooral gewerkt werd aan afstemming en samenhang. Scholen hebben elk op hun eigen wijze naar afstemming gezocht. Scholen geven aan dat het multipilots project heeft gezorgd dat docenten over hun vakken heen zijn gaan kijken. Dat heeft afstemming een stuk gemakkelijker gemaakt. Zo is op verschillende scholen afstemming van terminologie een eerste stap tot verdere samenwerking. Ook leerlingen gaan door consequent gebruik van de terminologie zien dat er overlap zit tussen de vakken. Docenten van de samenhangende vakken hebben modules geanalyseerd om te kijken wat er voor elk vak inzit. Waar gepoogd is om tot samenhang te komen gaat het om: Nieuw ontworpen lesmaterialen over vakken heen (bv nieuw materiaal voor natuurkundige verbanden, wiskunde en natuurkunde, op basis van SALVO materiaal 7, videometing en sport, sportdrankjes, spieren en sport). De ontwikkelde materialen zijn nog voortdurend in ontwikkeling, met name daar waar de resultaten ervan in de klas nog enigszins te wensen overlaten. Gebruik van bestaande modules om samenhang en afstemming vorm te geven (bv Antibiotica, Schijf van 5, Medische Beeldvorming). De modules zijn vaak op school aangepast voor het doel van samenhang. Ontwerpen van leerlijnen en modules voor vaardigheden en onderzoek. Waar sommige scholen pleiten voor de centrale ontwikkeling van materiaal dat samenhang tussen vakken bevordert, zijn andere juist de mening toegedaan dat samenhang beter op school vorm kan krijgen, en daarom ook het materiaal daarvoor beter op school vorm gegeven kan worden. Op een van de scholen is bijvoorbeeld de Antibiotica module aangepast om samenhang van scheikunde en biologie binnen die module vorm te geven. Een van de scholen werkt met onderzoeksmiddagen, met vaak vakoverstijgende opdrachten waarvoor leerlingen aan het eind van de middag een product moet inleveren, en waarbij leerlingen ervaren dat alle vakken min of meer op dezelfde manier werken. Andere scholen zouden dat ook graag invoeren, maar realiseren zich dat dat de organisatie van de school op zijn kop gaat zetten. Opbrengsten van de multipilots voor scholen en docenten De scholen geven aan dat ze veel profijt hebben (gehad) van het multipilots project. Docenten op de scholen geven aan dat het multipilots project zaken in gang heeft gezet die zonder het project niet zouden zijn gebeurd, en nu ook niet meer zijn te stoppen. Zoals één school dat uitdrukt: Er is met het multipilots project een beweging ontstaan die niet meer te stoppen is. Het is leuk om dingen van elkaar te horen. Docenten willen niet meer terug naar het oude (programma). En: Volgend jaar moet het in elk geval minimaal hetzelfde, maar liefst beter. Meer modules uitproberen. Ook dingen blijven benoemen voor leerlingen, over de vakken heen. 7 Module genaamd: Natuurkundige verbanden. Wiskundig beschrijven. 5

Concreet gaat het dan over: Modules en bekend worden met de nieuwe bètaprogramma s Modules van de nieuwe monovakken ter beschikking van de MP-scholen. De MP-scholen hebben over een langere periode kunnen kennismaken met de nieuwe bètaprogramma s 8. Afstemming en samenhang Met de coach gewerkt aan verkenning mogelijkheden voor afstemming en samenhang Concrete producten: afstemming PTA s, modules, afstemming terminologie tussen vakken, specifieke modules, aangepaste bestaande modules, dan wel nieuw ontwikkelde modules voor afstemming dan wel samenhang. Daarbij lijkt komen tot samenhang op het gebied van vaardigheden wat eenvoudiger dan inhoudelijke samenhang (concepten). Docenten kijken over de grenzen van hun eigen vak heen en weten van elkaar wanneer wat aan de orde komt bij andere vakken. Docenten zijn weer met hun eigen lesmateriaal bezig, en denken daarbij weer na over hun onderwijs, en brengen op die manier onderwijskundige veranderingen in de Tweede Fase op gang. Focus op onderzoeksvaardigheden. Iets wat is blijven hangen bij de docenten is de MP bijeenkomst in Amersfoort over onderzoeksvaardigheden, Deze werd als erg zinnig ervaren. Organisatorisch en intercollegiaal Goede verstandhouding met collega s. Meer praattijd beschikbaar. Intervisie. De gedachte is dat samenwerking en het zoeken naar samenhang ook na afloop van de multipilots gewoon zal doorgaan. Dat speelt als docent nu meer door je hoofd. 8 In elk geval een jaar langer dan de monopilot docenten. 6

3 Conclusies Op basis van de resultaten van de evaluatie lijken de volgende conclusies gerechtvaardigd: Gelijktijdige invoer van meerdere monovakken 1. Gelijktijdige invoer van meerdere monovakken op school lijkt niet te stuiten op al te veel organisatorische moeilijkheden. Wel lijkt het dan zaak voor docenten en toa s om goed te plannen. 2. Waar het voor het overgrote deel van de docenten in de monopilots een worsteling lijkt om de nieuwe programma s goed vorm te geven in de klas, lijkt dat voor docenten betrokken bij het multipilots project veel minder het geval. Waar docenten in de monopilots worstelen met kwalitatief mindere modules, schromen multipilotsdocenten niet om die modules aan de kant te leggen en in plaats daarvan een hoofdstuk uit een bestaande methode te gebruiken. 3. Waar docenten in de monopilots niet goed uit de voeten kunnen met de overladenheid van het programma en de modules, beschouwen docenten in de multipilots modules zeer kritisch op hun inhoud. Als geconstateerd wordt dat sommige inhouden niet in het examenprogramma staan, voelen zij geen belemmeringen om die vervolgens over te slaan. Zij sparen daarmee tijd uit zodanig dat overladenheid in de praktijk geen groot probleem lijkt te zijn. 4. Docenten maken zich weinig zorgen over de nieuwe examens. Leerlingen hebben de eerste 5havo examens in 2010 naar tevreden gemaakt. Docenten zijn van mening dat er weinig is veranderd in de examenprogramma s (een aantal nieuwe onderwerpen daargelaten) en in de examens. 5. Multipilots-docenten lijken wat kritischer te staan tegenover de contextconceptbenadering dan hun collega s in de monopilots. Het gebruik van contexten was de laatste jaren sowieso al aan de orde. Volgens hen lijkt dat nu geformaliseerd te worden: Wat je om je heen vindt en gebruikt in de klas heeft nu een naam gekregen: de context-conceptbenadering. Afstemming en samenhang 6. Evenwel waar gelijktijdige invoer ook afstemming en samenhang betekent, zijn er wel de nodige problemen. Op organisatorisch vlak is tijd (om materialen te ontwikkelen, en voor overleg) vaak een probleem. Ook is de organisatie op school (bijv. het feit dat niet alle leerlingen dezelfde vakken hebben) problematisch. 7. Desondanks zijn er stappen gezet op het gebied van afstemming: PTA s, gebruikte terminologie, modules. 8. Ook zijn er vorderingen gemaakt waar het samenhang betreft. In eerste instantie op het gebied van onderzoeksvaardigheden. Maar hier en daar ook op inhoudelijk gebied, zoals het werk van de docenten biologie en natuurkunde op een school op het gebied van sport en videometing en het gezamenlijk uitvoeren van de module over Antibiotica door biologen en scheikundigen op een andere school. Modules 9. Het gebruik van een bestaande modules uit de monovakken om aan samenhang vorm te geven is interessant. Daarvoor is de module door de schrijvers ervan niet bedoeld, en de docenten moesten die module dan ook aanpassen om het voor samenhangend bètaonderwijs geschikt te maken. Desondanks lijkt dat meer behapbaar dan samenhangend lesmateriaal van de grond af aan te ontwikkelen. 10. Docenten zijn het er niet over eens of er überhaupt wel samenhangend materiaal centraal ontwikkeld zou moeten worden. De voorstanders zouden graag zien, en hadden verwacht, dat zij samenhang zouden vormgeven aan de hand van nieuw 7

ontwikkeld materiaal. De tegenstanders voeren aan dat het organiseren van samenhangend bètaonderwijs zodanig afhangt van de locale omstandigheden dat het beter is om dat ook per school te ontwikkelen. Overleg en ondersteuning 11. Een interessante (mogelijk niet expliciet geformuleerde) opbrengst van het multipilots project is dat de docenten nu over de grenzen van hun eigen vak zijn gaan kijken. Ze zijn op die manier beter op de hoogte van wat in de andere bètavakken gebeurt, en wanneer. 12. Daarnaast is er meer praattijd beschikbaar gekomen, en mogelijk daardoor een beter verstandhouding met collega s van de andere vakken. 13. In het proces om te komen tot afstemming en samenhang is een cruciale rol weggelegd voor de coach als aanjager van en smeerolie in het proces. 14. Op alle bevraagde scholen geven docenten aan dat afstemming en samenhang tussen bètavakken zeker zal doorgaan, dat het in elk geval een rol blijft spelen, ook na de afronding van het multipilots project. Tot slot De manier waarop docenten en scholen binnen het multipilots project de invoering van de vernieuwde bètavakken in de Tweede Fase hebben vormgegeven lijkt ook interessante conclusies op te leveren voor de landelijke invoering: Docenten zijn heel goed in staat om op basis van aangeleverde modules zelf hun onderwijs vorm te geven. Zij schromen daarbij niet om af te wijken van de inhoud van de modules als zij daar het nut niet van inzien, bijvoorbeeld omdat die inhoud niet in het examenprogramma voorkomt. Het resultaat is dat de docenten gebruik maken van een combinatie van modules en hoofdstukken uit een methode, maar dat elke docent dat op zijn eigen manier doet. Gezien de goede resultaten van hun leerlingen bij de 5havo-examens lijkt deze manier van invoering mogelijk een succesvolle te zijn. De gevolgde strategie van de docenten in de multipilots is een voorbeeld van mutual adaptation waarbij docenten nieuwe programma s aanpassen aan hun locale omstandigheden en eigen inzichten. De vraag daarbij is steeds of het ingevoerde programma dan nog in overeenstemming is met het beoogde programma. Ook is hier mogelijk sprake van false clarity 9. Wellicht is voor docenten niet altijd duidelijk wat precies de vernieuwing in de nieuwe bètaprogramma s. Zij hebben mogelijk voor zichzelf manier ontwikkeld om met de vernieuwing om te gaan, die wellicht niet geheel strookt met de bedoeling van de ontwikkelaars. Ook gezien uitspraken van docenten dat hun leerlingen een flink gedeelte van het examen ook wel hadden kunnen doen met de bestaande methode, is de vraag wat het nieuwe is aan de vernieuwde bètaprogramma s. Het is aan de vakvernieuwingscommissies om dat heel helder uiteen te zetten en naar docenten en scholen te communiceren. 9 Fullan, M. (1992) The New Meaning of Educational Change. (New York: Teachers College Press). Soms ook wel aangeduid als Painful Unclarity, (Sparks, 1991). Exploring the subjective dimensions of curriculum change. In N. Armstrong and A.C. Sparkes (eds), Issues in Physical Education. London: Cassell. 8

4 Annex 1 - interviewleidraad 1. algemene indruk van multipilots project en van nieuwe programma s 1. Wat was voor u destijds de reden om mee te doen met de multipilots? Is dat nu nog zo? 2. In hoeverre ziet u veranderingen in het project, nu vergeleken met vorig jaar toen we spraken? 3. Wat is uw indruk van de nieuwe bètaprogramma s? Is die indruk in het laatste jaar veranderd? 2. haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het programma/programma s 1. in hoeverre zijn de nieuwe programma s op zich (elk voor zich) haalbaar en uitvoerbaar (tijd, middelen, nivo leerlingen, ondersteuning ) 2. in hoeverre zijn de nieuwe programma s te samen haalbaar en uitvoerbaar (tijd, middelen, nivo leerlingen, ondersteuning ) 3. in hoeverre is de invoering het programma een extra taakbelasting voor u? Bv vanwege extra voorbereidingstijd? 4. in hoeverre is de invoering van meerdere nieuwe programma s daarbij nog eens extra zwaar? 5. is die tijd volgens u goed besteed? Is het de investering waard? (Cost) 6. zijn de voorgestelde veranderingen altijd duidelijk? (Clarity) 7. In hoeverre wijken uw lessen in het nieuwe programma af van die in het normale programma? 8. passen de modules tot nu toe in de tijd die daar voor staat? 9. Behandelt u als docent ook stof die niet onderdeel is van het examenprogramma (of module) maar die u wel belangrijk vindt. 10. brengt u dat wel eens in tijdnood? 11. is er sprake van overladenheid (examenprogramma, syllabus, modules)? 12. aantrekkelijkheid modules (onderwerp, presentatie, manier waarop de stof gepresenteerd wordt) 3. Modules 1. hoe gebruikt u de modules, hoeveel van de module gebruikt u daadwerkelijk (b.v. van kaft tot kaft, stukken en goeie ideeën eruit, etc.) 2. past u de modules aan zodat ze beter te gebruiken zijn in uw klassen? 3. Gebruikt u uitsluitend modules (van NiSk, NiNa, Bio, NLT, etc) of ook andere materialen? 4. Gebruikt u naast de modules ook een boek? 4. Faciliteiten en toa s i.v.m,. de invoering van meerdere nieuwe programma s tegelijkertijd 1. Is er voldoende ondersteuning beschikbaar van toa s? 2. Is er voldoende practicum ruimte beschikbaar voor de gelijktijdige invoer van meerdere nieuwe programma s? 3. Heeft u voldoende apparatuur, chemicaliën en andere benodigde materialen ter beschikking bij de uitvoering van het nieuwe programma? 5. Relevantie, aantrekkelijkheid, Interesse en motivatie van leerlingen 1. Vindt u de stof en hoe die aangeboden wordt relevant voor leerlingen (vanuit persoonlijk-, maatschappelijk-, en wetenschappelijk perspectief?). Voor alle leerlingen? (voor de modules die u dit jaar gebruikt heeft) 2. Wat vinden de leerlingen er van? 3. In hoeverre ziet u voor leerlingen het nut van dit nieuwe programma voor hun latere leven en carrière? 4. Wat vinden leerlingen van de modules/van Nieuwe...? Interessant, aantrekkelijk, enthousiast, belangstelling, motiveert het ze? 5. Leidt het nieuwe programma tot een meer actieve en gemotiveerde deelname van leerlingen en van meisjes in het bijzonder (meer dan voorheen)? 1

6. context-conceptbenadering De nieuwe programma s gaan uit van een context-concept benadering. 1. Wat vindt u daarvan? 2. In hoeverre heeft dat consequenties voor de inhoud van het programma? 3. Is een dergelijke benadering in de praktijk uitvoerbaar gebleken? 4. In hoeverre beïnvloedt het de manier op u uw lessen vormgeeft (didactiek) 5. In hoeverre ziet u die benadering terug in de modules? Alle modules? In sommige modules, welke? 6. Bevordert de CoCo-benadering naar uw mening de samenhang binnen het vak? Tussen vakken? 7. Toetsen 1. In hoeverre heeft het nieuwe programma geleid tot een verandering in de manier waarop u toetst? 2. Maakt u gebruik van de voorbeeldtoetsen in de modules? 3. Zijn er voldoende voorbeeldtoetsen beschikbaar (in modules of anderszins)? 4. In hoeverre bent u in staat om concepten, geplaatst in contexten, te toetsen? 5. Hoe heeft u het schoolexamen dit jaar vormgegeven? (HAVO only) 6. Wat vond u van het CE, havo? 7. Bent u tevreden over de resultaten van uw leerlingen voor CE in 5h? 8. Maakt de context-conceptbenadering toetsen minder makkelijk dan voorheen? Waarom? 8. Ondersteuning 1. Is er voldoende ondersteuning (bijeenkomsten, nascholing?) voor de invoering van de nieuwe programma s? Voldoende tijd, zinvol? 2. In hoeverre zijn deze aspecten veranderd sinds vergeleken met vorig jaar? 8. Afstemming en samenhang 1. Welke vorderingen zijn gemaakt op het terrein van afstemming en samenhang sinds vorig jaar? 2. Voor welke vakken wordt aan samenhang en afstemming gewerkt? 3. In hoeverre lukt het om afstemming en samenhang in de les vorm te geven? 4. Zijn er voldoende overlegmomenten mogelijk met collega docenten? Formeel, informeel, etc. 5. Wat zijn de ervaringen daarmee? 6. Welke concrete resultaten heeft de multipilot opgeleverd (lesmodules, gezamenlijke lesuitvoering, afstemming over een bepaald onderwerp, etc.) 7. Wat zijn de problemen waar u tegenaan bent gelopen bij uw pogingen te komen tot afstemming en samenhang. Oplossingen? 8. Welke ondersteuning vanuit het multipilot project heeft u en uw school ontvangen. 9. Tot slot: 1. Wat heeft het multipilots project uiteindelijk voor u en uw collega s opgeleverd? 2. Hoe nu verder met afstemming en samenhang? 2