Children in Flexible Child Care

Vergelijkbare documenten
Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

The downside up? A study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care

STARTFLEX. Onderzoek naar ondernemerschap onder studenten in Amsterdam

Verschillen in kwaliteit en hoeveelheid kinderopvang die kinderen in hun eerste levensjaren (kunnen) meemaken Tavecchio, L.W.C.

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting proefschrift verdedigd op 4 november Quality in home-based childcare: Impact and improvement. Dr. Marleen G.

Temperament in de kinderopvang 1

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Citation for published version (APA): Tavecchio, L. (2008). Drie soorten kinderopvang vergeleken. Kind en Adolescent Review, 15(4),

Cognitive self-therapy A contribution to long-term treatment of depression and anxiety

Samenvatting (Summary in Dutch)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Inquiry-based leading and learning Uiterwijk-Luijk, E. Link to publication

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Bouwen op een gemeenschappelijk verleden aan een succesvolle toekomst Welling, Derk Theodoor

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Opdrachtgevers & Netwerkpartners

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Fase A. Jij de Baas. Gids voor de Starter Stichting Entreprenasium. Versie 1.2: november 2012

B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren

Zevende, herziene druk, derde oplage Illustraties Richard Flohr. C.E. Zegwaart-Braam

Invloeden op de onderwijspositie van leerlingen bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs Fossen, M.W.E.B.

7 aug Snelstart document Thecus N2100 Y.E.S.box BlackIP Versie 1.0

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Samenvatting (Dutch summary)

Magisch. Meisje. palaysia

Onderzoek als project

Nederlandse samenvatting en conclusies

Communicatieplan Versie: 6.0 Datum: 18 mei 2017

Belastingwetgeving 2015

The Contraceptive Cycle. Charles Picavet

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Dynamic and Stochastic Planning Problems with Online Decision Making A Novel Class of Models. Maria Lucia Arnoldina Gerarda Cremers

HET VISUEEL PROFIEL. Een onderzoek naar visuele perceptie, visuele activiteiten, participatie, probleemgedrag en opvoedingskenmerken

University of Groningen. Injury prevention in team sport athletes Dallinga, Joan

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

Auteur boek: Vera Lukassen Titel boek: Visio , Serasta Uitgegeven in eigen beheer Eerste druk: maart 2012

Citation for published version (APA): Mol, P. G. M. (2005). The quest for optimal antimicrobial therapy s.n.

Hoe U een Windows 8 Ready website op het Start Scherm Pint. Stap voor stap voorbeeld

Handleiding Sonus Communicator voor Rion NL-22 - NL-32

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

Problem behavior during early adolescence and child, parent, and friend effects : a longitudinal study Reitz, E.

Professionaliteit in de zorg voor de jeugd

OENOE WOENOE NOE WOENOE

Gebuikershandleiding bordes HANDLEIDING. Standaard laadbordes

Overview. Zorgsector. Microsoft Dynamics NAV dvision Automatiseringsbureau.

KLEINE MENSEN GROTE WENSEN

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Keeping youth in play Spruit, A. Link to publication

ERIC RASSIN. Daarom. De psychologie van oorzaak en gevolg in 20 raadsels SCRIPTUM

Projectdocument. PQR scope 3 emissieinventarisatie. Betreft: Bij: Versie: 2.0 Datum: 7 mei 2018 Referentienummer: CO2-prestatieladder eis 4.A.

Berichtenboek. Suite4Omgevingsdiensten. Betalen en Invorderen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Kleine Mensen Grote Wensen. Voor de betere kinderopvang

Taal en Taalwetenschap

voor Kiki van Rijk Reiki voor Dieren door Wanda Bijster en Adelheid van Driel met tekeningen van Elias

Ethno-territorial conflict and coexistence in the Caucasus, Central Asia and Fereydan

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

CHIMERISM IN HEALTH, TRANSPLANTATION AND AUTOIMMUNITY

UvA-DARE (Digital Academic Repository) : Peeters-Podgaevskaja, A.V. Link to publication

Gebruikershandleiding Statistieken

Toetsing beheersplan Domus Wehl

Auteur boek: Vera Lukassen Titel boek: Word Gevorderd , Serasta Uitgegeven in eigen beheer Eerste druk: augustus 2012

SYLLABUS SECURITY AWARENESS WORKSHOP Personeel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Handleiding Eetmeter. Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Eetmeter. februari 2007

Citation for published version (APA): Bolhuis, M. (2015). Linezolid in multidrug-resistant tuberculosis [S.l.]: [S.n.]

MKB-index april 2017

Zijn er langetermijneffecten van vroege kinderopvangervaringen? Tavecchio, L.W.C.

Samenvatting. (Summary in Dutch)

University of Groningen. Geriatric Traumatology Folbert, Engelina

In het eerste deel van dit proefschrift staan drie onderzoeksvragen (OV) centraal. Deze zijn schematisch weergegeven in onderstaand figuur.

Bedrijfseconomie. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren UITWERKINGEN. Tweede druk

Babyopvang: Wetenschappelijk onderzoek

Citation for published version (APA): Hartman, H. T. (2017). The burden of myocardial infarction [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen

Aan de heer Minister Mr. A.J. de Geus Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus LV Den Haag

Handleiding Programmeren en bewerken CAM (graveermachine) Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Programmeren en bewerken CAM (graveermachine)

Uitkomsten enquête Andere Tijden

Wat je moet weten over binnenlucht

Cliëntenaudit Bureau ABC

* * Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. van. arbeidsrecht. arbeidsverhoudingen

Samenvatting, conclusies en discussie

Grafentheorie voor bouwkundigen

EXIN WORKFORCE READINESS opleider

Basisstudie in het boekhouden


Bedrijfsadministratie MBA

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Overview. Urenregistratie. Microsoft Dynamics NAV dvision Automatiseringsbureau.

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

University of Groningen. Vrije en reguliere scholen vergeleken Steenbergen, Hilligje

Nectar 4e editie biologie vmbo-basis deel 3B leerwerkboek

EXIN WORKFORCE READINESS werkgever

opgaven- en werkboek GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Henk Fuchs 1e druk

Transcriptie:

Children in Flexible Child Care Experiences of Stability in Center Care, Quality of Care and the Child s Adjustment J.C. de Schipper (2003) Nederlandse samenvatting behorende bij proefschrift 2003 J.C. de Schipper, Leiden University, Center for Child and Family Studies All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, mechanically, by photocopy, by recording, or otherwise, without prior written permission from the author.

Samenvatting Regelmatig vragen ouders van jonge kinderen om uitbreiding van de flexibele opvangmogelijkheden binnen een kinderdagverblijf, zodat zij arbeid en zorgtaken beter kunnen combineren. In het werkveld van de kinderopvang bestaan vragen over de mogelijk nadelige invloeden van flexibele opvang op individuele kinderen. Dit onderzoek is opgezet om meer inzicht te krijgen in de ervaringen van kinderen in flexibele opvang. De volgende drie doelstellingen staan in dit proefschrift centraal: 1. Het in kaart brengen van de mate waarin ouders gebruik maken van flexibele opvangmogelijkheden op kinderdagverblijven in Nederland. 2. Het ontwikkelen en testen van een index voor flexibele opvang en een vragenlijst voor de dagelijkse stabiliteitservaringen van een kind in de opvang. 3. Het beschrijven van relaties tussen enerzijds flexibele opvang en anderzijds stabiliteit in de opvang, het sociaal-emotioneel functioneren van een kind en positieve leidster-kind interacties. Er zijn twee studies uitgevoerd, een survey onderzoek (beschreven in Hoofdstuk 2, 3, 4 en 5) en een observatie onderzoek (beschreven in Hoofdstuk 5). In het survey onderzoek, participeerden de moeders en meest vertrouwde leidsters van 186 kinderen in de leeftijd van 6 tot 30 maanden. Het onderzoek werd uitgevoerd bij een representatieve steekproef van 119 centra (162 kinderen) en een aanvullende groep van 14 flexibele kinderdagverblijven (24 kinderen). De leidsters vulden vragenlijsten in over dagelijkse stabiliteitservaringen van het kind in de opvang, opvangkenmerken, probleem gedrag en welbevinden van het kind. De moeders vulden vragenlijsten in over de mate waarin zij gebruik maken van flexibele opvang voor hun kind, over dagelijks ervaren stress en over temperament en ziekte van het kind. Ongeveer anderhalf jaar later, namen 52 kinderen uit het survey onderzoek deel aan het observatie onderzoek. Getrainde, onafhankelijke observatoren beoordeelden de kwaliteit van de leidster-kind interacties, ongehoorzaamheid van het kind en zijn interacties met leeftijdgenoten. Ook in deze studie vulden de leidsters en moeders vragenlijsten in over het gebruik van flexibele opvang, stabiliteit in de opvang, dagelijkse stress en temperament van het kind. In Hoofdstuk 2 beschrijven we van welke flexibele opvangvormen Nederlandse ouders gebruik maken. We construeren een index voor gebruik van flexibele opvang die de mate aangeeft waarin ouders gebruik maken van flexibele opvang op het kinderdagverblijf. In Hoofdstuk 5 wordt de vraagstelling rond mogelijke effecten van flexibele opvang op het welzijn van kinderen en de kwaliteit van de opvang verder uitgewerkt. Maar eerst bestuderen we in Hoofdstuk 3 en 4 nauwkeuriger de stabiliteit in organisatiepatronen rond het indelen van leidsters en kinderen in groepen en rond de programmastructuur die wordt geboden. In Hoofdstuk 3 onderzoeken we zes schalen voor stabiliteit. Daarnaast is aandacht voor de relatieve en interactieve samenhang van zowel deze schalen als gezinskenmerken met het welbevinden van kinderen en hun probleemgedrag in de opvang. In Hoofdstuk 4 verkennen we de goodness-of-fit hypothese (Thomas & Chess, 1977), en bestuderen we de relatieve en interactieve samenhang van zowel temperament van een kind als de dagelijkse stabiliteit en kwaliteit van de opvang met het welbevinden en probleemgedrag van een kind in deze opvang. In Studie I van Hoofdstuk 5 integreren we de resultaten van Hoofstuk 2, 3 en 4 om na te gaan of het gebruik maken van flexibele opvang onafhankelijk bijdraagt aan het verklaren van verschillen in welbevinden tussen kinderen. In Studie II van Hoofdstuk 5 beschrijven we de observaties van kinderen op kinderdagverblijven. We kijken naar de effecten van flexibele kinderopvang op de pedagogische kwaliteit van leidstergedrag, op de 2

Children in flexible child care ongehoorzaamheid van kinderen en op interacties van het kind met leeftijdsgenootjes. De resultaten van de verschillende hoofstukken worden in deze samenvatting geïntegreerd besproken. Flexibele Kinderopvang In Hoofdstuk 2 beschrijven we een vragenlijst over diverse vormen van (niet-standaard, ofwel) flexibele opvang op een kinderdagverblijf, variërend van opvang vroeg in de morgen, weekendopvang en avondmaaltijden tot opvang op wisselende tijden en dagen zoals opvang op een per week wisselend aantal dagen of opvang op per week wisselende dagen. Met behulp van optimale schalingstechnieken was het mogelijk een index te ontwikkelen voor de mate waarin ouders gebruik maken van flexibele opvang. Deze totaal-index is samengesteld uit zeven variabelen met betrekking tot opvang in de (vroege) avond, avondmaaltijden en opvang op wisselende dagen en tijden. Opvang vroeg in de morgen hing niet samen met andere vormen van opvang. Een score op de index voor gebruik van flexibele opvang geeft de mate aan waarin ouders gebruik maken van opvang laat op de middag of s avonds, en opvang op wisselende dagen en tijden. Moeders die fulltime werken of op onregelmatige tijden, maken wat meer gebruik van flexibele opvang. Moeders die gebruik maken van meer flexibele opvang ervaren niet minder dagelijkse stress rond het combineren van arbeid- en zorgtaken noch minder stress rond het brengen en halen van hun kinderen. Diverse resultaten onderbouwen de validiteit van de index voor gebruik van flexibele opvang. In de eerste plaats is er samenhang gevonden met minder dagelijkse opvangstabiliteit voor kinderen (Hoofdstuk 5). Ten tweede is de structuur van de oplossing vergelijkbaar met de structuur van de oplossing voor de index voor groepsaanbod van flexibele opvang (Hoofdstuk 2). Tenslotte is de testhertest betrouwbaarheid van de index voor gebruik van flexibele opvang over een periode van 1.5 jaar redelijk goed (Hoofdstuk 5). Stabiliteit in de Opvang In dit onderzoek onderscheiden we twee domeinen van opvangstabiliteit. In de eerste plaats nemen we drie indicatoren van lange termijn continuïteit van leidsters en kinderen op het kinderdagverblijf mee: verloop van leidsters ( staff turnover rate ), continuïteit van meest vertrouwde leidster en deelname aan horizontale of verticale groepsopvang. In de tweede plaats bestuderen we de dagelijkse ervaringen van stabiliteit of het ontbreken daarvan in de opvang. Dit nieuwe domein van dagelijks ervaren stabiliteit is met een nieuw instrument, Leiden Inventory for Daily Stability in center care, door leidsters beoordeeld. In Hoofdstuk 3 hebben we zes schalen geconstrueerd: beschikbaarheid van vertrouwde leidsters, dagelijkse stabiliteit in leidsters, groepsstabiliteit, programma stabiliteit, stabiliteit van opvangplaatsen en stabiliteit van opvangtijden binnen het kinderdagverblijf. In Hoofdstuk 5 construeren we een totaalindex voor ervaren dagelijkse stabiliteit binnen het dagverblijf. In deze totaalindex zijn de eerste vier van de hierbovengenoemde schalen opgenomen en daarnaast vier numerieke variabelen over het aantal leidsters en kinderen waarmee het kind (regelmatig) contact heeft op het kinderdagverblijf. Flexibele Opvang en Stabiliteit in de Opvang De resultaten in Hoofdstuk 5 laten zien dat kinderen die meer flexibel worden opgevangen, minder dagelijkse stabiliteit ervaren. In het bijzonder geldt dat deze kinderen minder dagelijkse stabiliteit van

J.C. de Schipper leidsters ervaren, en ook minder stabiliteit in contacten met leeftijdgenootjes en minder structuur in het dagelijkse programma. Gebruik van flexibele opvang hangt niet samen met het minder beschikbaar zijn van vertrouwde leidsters. Ook bestuderen we de relatie tussen meer gebruik van flexibele opvang en lange termijn continuïteit in de opvang. We vinden geen verband tussen gebruik van flexibele opvang en verloop van leidsters. In de observatiestudie (Hoofdstuk 5) blijkt echter dat dreumesen en peuters die meer flexibel worden opgevangen hun meest vertrouwde leidster al langer kennen dan kinderen die minder flexibel worden opgevangen. Het is mogelijk dat deze continuïteit in leidsters eventuele nadelige effecten van flexibele opvang compenseert. Flexibele Opvang, Stabiliteit in de Opvang en Aanpassing van Kinderen In Hoofdstuk 3 en 5 bestuderen we onze vraagstelling: zorgen meer dagelijkse stabiliteit in de opvang, meer continuïteit in de opvang en minder flexibele opvang voor meer welbevinden van het kind en meer positieve relaties met leeftijdgenootjes in de kinderopvang en verminderen zij de kans op ziekte, probleemgedrag en ongehoorzaamheid? Als kinderen meer dagelijkse beschikbaarheid van hun vertrouwde leidster(s) ervaren, met name ook in stressvolle situaties, dan voelen deze kinderen zich meer op hun gemak op het kinderdagverblijf. Dit resultaat is in overeenstemming met onderzoek van Barnas en Cummings (1994) en Raikes (1993), waaruit blijkt dat kinderen die meer tijd doorbrengen met hun leidster, een veiliger relatie hebben met deze leidster. Onze resultaten in Hoofdstuk 3 en 4 suggereren voorts dat meer beschikbaarheid van een vertrouwde leidster geen beschermende factor is voor kinderen met een moeilijker temperament, noch voor kinderen met een moeder die veel dagelijkse beslommeringen ervaart. Ook blijkt dat kinderen die op verschillende opvangplaatsen worden opgevangen (bijvoorbeeld ook bij gastouder of grootouder) meer internaliserend gedrag en minder welbevinden laten zien op het kinderdagverblijf. In Hoofdstuk 5, Studie I, beschrijven we de samenhang tussen enerzijds dagelijkse stabiliteit en continuïteit in de opvang en anderzijds het welbevinden van kinderen jonger dan 2.5 jaar. Kinderen voelen zich meer op hun gemak als zij meer dagelijkse stabiliteit in leidsters, groep en programma op het kinderdagverblijf ervaren. Er zijn geen relaties gevonden tussen het welbevinden van kinderen en continuïteit in de opvang (weinig verloop van leidsters, langere tijd met meest vertrouwde leidster of deelname aan verticale groep). In de observatiestudie (Hoofdstuk 5), vinden we geen verbanden tussen enerzijds dagelijkse stabiliteit en continuïteit in de opvang en anderzijds kwaliteit van interacties met leeftijdgenootjes en ongehoorzaamheid. Kinderen ouder dan twee jaar lijken makkelijker om te gaan met minder stabiliteit in de opvang. Uit Studie I in Hoofdstuk 5 blijkt het gebruik van flexibele opvang niet samen te hangen met het welbevinden van kinderen op het kinderdagverblijf. Het lijkt er op dat het gebruik dat ouders maken van enigszins flexibele opvang niet noodzakelijk betekent dat kinderen zich minder prettig voelen in de opvang. In Studie II van Hoofdstuk 5 vinden we dat kinderen wat ongehoorzamer zijn wanneer zij van meer flexibele opvang gebruik maken.

Children in flexible child care Flexibele Opvang, Stabiliteit in de Opvang en Kwaliteit van Leidster-Kind Interacties In Studie II (Hoofdstuk 5) hebben getrainde observatoren de kwaliteit van het gedrag van leidsters in leidster-kind interacties beoordeeld voor twee perioden van een half uur gedurende de ochtend. Hierbij gebruikten ze de Observational Record of the Caregiving Environment (ORCE) (NICHD Early Child Care Research Network, 2000). De gemiddelde score voor Nederlandse kinderdagverblijven (3.19 op een 4-punts schaal) is duidelijk hoger dan die voor de kwaliteit van kinderopvang in Amerika (gemiddelde score van 2.79 op zowel de leeftijd van 24 als van 36 maanden) (De Schipper, Tavecchio, & Van IJzendoorn, 2002; NICHD Early Child Care Research Network, 2000). In Hoofdstuk 5 kijken we naar de samenhang tussen enerzijds dagelijkse stabiliteit in de opvang, continuïteit in de opvang en flexibele opvang en anderzijds de kwaliteit van leidster gedrag in leidsterkind interacties. Een onverwacht resultaat is dat meer dagelijkse stabiliteit in de opvang samenhangt met lagere kwaliteit van opvang voor dreumesen en peuters. Met name minder betrokkenheid en emotionele vlakheid van leidsters gaan gepaard met meer dagelijkse stabiliteit in leidsters, groepsgenoten en programma. We hebben gespeculeerd over mogelijke verklaringen voor dit resultaat. Het is van belang deze onverwachte uitkomst in toekomstig onderzoek nader te bestuderen. Wanneer er minder verloop van leidsters is op een kinderdagverblijf, zijn leidsters positiever in hun benadering van kinderen. We hebben geen verband gevonden tussen gebruik van flexibele opvang en de pedagogische kwaliteiten van leidsters. Kinderen die binnen de beperkte range van flexibele opvang in deze studie flexibel worden opgevangen blijken dezelfde kwaliteit van opvang te ervaren als kinderen die weinig flexibel worden opgevangen. Kinderopvang en het Temperament van een Kind De resultaten van Hoofdstuk 4 laten zien dat kinderen met een moeilijker temperament meer internaliserend gedrag en totaal probleemgedrag vertonen. Bovendien lijken deze kinderen minder tevreden en minder gelukkig op het kinderdagverblijf. De gedragsstijl die een kind meeneemt als het naar de kinderopvang gaat, lijkt van belang bij het aanpassen aan de situatie van het kinderdagverblijf. In dit onderzoek hebben we de goodness-of-fit hypothese van Thomas en Chess (1977) toegepast in de kinderdagverblijf setting. We kijken met name hoe kinderen zich aanpassen aan minder optimale kenmerken van de opvangsituatie. Een doel van de studies is nagaan of een samenhang tussen een moeilijker temperament en minder goed sociaal-emotioneel functioneren van kinderen gedeeltelijk afhangt van de pasvorm tussen temperamentskenmerken enerzijds en dagelijkse stabiliteit en flexibiliteit van de opvang anderzijds. De resultaten onderbouwen de hypothese dat kinderopvang een verschillende uitwerking kan hebben op kinderen met een moeilijker dan wel makkelijker temperament. Voor kinderen met een moeilijker temperament geldt dat opvang op verschillende plaatsen samenhangt met meer internaliserend gedrag, terwijl voor kinderen met een makkelijker temperament deze samenhang niet wordt gevonden. De goodness-of-fit hypothese vindt op een tweede manier ondersteuning. Wanneer voor kinderen vaker een vertrouwde leidster beschikbaar is, is sprake van een verband tussen een makkelijker temperament enerzijds en minder internaliserend gedrag en meer welbevinden anderzijds. Dit verband wordt niet gevonden voor kinderen met minder beschikbaarheid van vertrouwde leidsters. De resultaten geven aan dat kinderen die meer of minder stabiliteit van vertrouwde leidsters ervaren zich op

J.C. de Schipper verschillende manieren aanpassen aan de kinderopvangsituatie. Voor kinderen met een makkelijker temperament lijkt grotere beschikbaarheid van leidsters ervoor te zorgen dat ze sneller gedijen op het kinderdagverblijf. Terwijl deze grotere beschikbaarheid kinderen met een moeilijker temperament er niet van weerhoudt om meer internaliserend gedrag en minder welbevinden te vertonen. In Hoofdstuk 4 staan we stil bij de interpretatie van deze gegevens. De resultaten van Studie II in Hoofdstuk 5 laten zien dat leidsters die vinden dat een kind een moeilijker temperament heeft, minder positief in hun interacties zijn met deze kinderen. Beschikbaarheid van vertrouwde leidsters is wellicht niet altijd een ondersteuning voor kinderen met een moeilijker temperament als deze leidsters zich minder positief opstellen tegenover deze kinderen. Voor kinderen met een makkelijker temperament hangt het gebruik van flexibeler opvang samen met meer welbevinden. Kinderen met een makkelijker temperament passen zich beter aan in een meer flexibele opvangsituatie in vergelijking met kinderen met een moeilijker temperament en/of kinderen in een minder flexibele opvangsituatie. Kinderopvang en het Gezin In Hoofdstuk 3 beschrijven we dat moeders die meer stress ervaren bij het combineren van huishouden, werk en opvoeding, kinderen hebben die meer internaliserend en totaal probleemgedrag laten zien. Dit resultaat is een aanwijzing dat gezinskenmerken samenhangen met het functioneren van een kind op het dagverblijf. Daarnaast gaat meer dagelijkse opvoedingsstress van moeders samen met lagere pedagogische kwaliteit op het kinderdagverblijf. Wanneer moeders meer dagelijkse stress bij het opvoeden hebben, benaderen leidsters de kinderen van deze moeders minder positief. Er is geen verband gevonden tussen de Sociaal-Economische Status (SES) van het gezin of het aantal uren dat ouders werken en het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen of de kwaliteit van leidster-kind interacties. Meer dan één Opvangplaats versus Flexibele Opvang In hoofdstuk 3 laten we zien dat kinderen die op verschillende plaatsen worden opgevangen vaker internaliserend gedrag en minder welbevinden vertonen. Dit verband komt met name voor bij kinderen met een moeilijker temperament, terwijl het verband niet wordt gevonden bij kinderen met een makkelijker temperament (Hoofdstuk 4). Bovendien vinden we aanwijzingen dat kinderen die regelmatig op verschillende plaatsen worden opgevangen, meer last hebben van stress die hun moeder ervaart in het combineren van arbeid en zorgtaken. Voor kinderen die niet vaak op andere plaatsen naast het kinderdagverblijf worden opgevangen lijkt de stressbeleving van hun moeder minder uit te maken voor hun functioneren op het kinderdagverblijf. Als de opvangmogelijkheden van een dagverblijf niet volledig tegemoet komen aan de behoeften van ouders aan opvang voor hun kind, is het waarschijnlijk dat ouders gebruik maken van andere opvangplaatsen naast het kinderdagverblijf. Hoewel we in dit onderzoek geen vergelijking maken tussen kinderen die wel en kinderen die niet op verschillende plaatsen worden opgevangen, vinden we geen aanwijzingen dat opvang op verschillende plaatsen een beter alternatief is voor jonge kinderen dan meer flexibele opvang binnen het kinderdagverblijf. We moeten echter voorzichtig zijn met deze vergelijking. Ten eerste omdat in dit onderzoek nauwelijks sprake is van gebruik van extreem flexibele opvang. Ten tweede omdat het zo kan zijn dat ouders die gebruik maken van parallelle opvang een grotere behoefte hebben aan meer flexibele opvang. Meer gebruik van parallelle opvang kan dan betekenen dat kinderen eigenlijk in meer flexibele opvang zitten, maar gedeeltelijk buiten het kinderdagverblijf.

Children in flexible child care Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek In Hoofdstuk 6 bespreken we een aantal sterke en zwakke punten van het onderzoek en doen aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. We hebben ons gericht op één type opvang, het kinderdagverblijf. Juist in deze setting met relatief veel kinderen en leidsters verwachtten we een grotere kans op minder stabiliteit voor een kind. De keuze voor dit type opvang gaf ons de mogelijkheid nauwkeurig te beschrijven wat de stabiliteitservaringen van kinderen in deze setting zijn. Onze keuze voor een random selectie procedure in beide studies bevordert de generaliseerbaarheid van de resultaten naar kinderen die op een kinderdagverblijf in Nederland worden opgevangen. Aan de andere kant betekent deze keuze dat we niet de effecten van extreem flexibele opvang in kaart kunnen brengen. Voor toekomstig onderzoek willen we meer aandacht vragen voor de achtergrond van leidsters en hun werkomstandigheden, zoals arbeidsatisfactie en uitdagend werk. De ervaringen van leidsters hebben mogelijk invloed op het welbevinden van kinderen in de opvang. Daarnaast is het belangrijk een beter beeld te krijgen van het aandeel van vaders in het functioneren van kinderen op het kinderdagverblijf. Ook kan een uitgebreider longitudinaal design met observaties thuis en in de opvang, s ochtends en s middags, ons verder inzicht geven in de effecten van flexibele opvang, stabiliteit in de opvang, gezinsleven en temperament op het sociaal-emotioneel functioneren van een kind en op de kwaliteit van de geboden opvang. Het is interessant ook andere vormen van opvang, zoals gastouderopvang of oppas aan huis mee te nemen. We hebben een enkele aanwijzing gevonden dat flexibele opvang nadelige effecten kan hebben voor kinderen, in die zin dat kinderen die van meer flexibele opvang gebruik maken wat ongehoorzamer zijn dan kinderen die in weinig flexibele opvang zitten. Alles overziend kunnen we echter uit dit onderzoek concluderen dat flexibele opvang op zich geen beslissende rol speelt in verband met negatieve effecten op de kwaliteit van de opvang en op het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen. Het lijkt eerder zo te zijn dat de manier waarop (flexibele) opvang wordt georganiseerd verschil maakt voor het aanpassingsproces van kinderen. Kinderen die weinig dagelijkse stabiliteit en weinig continuïteit in (flexibele) opvang ondervinden - in het bijzonder minder beschikbaarheid van vertrouwde leidsters, meer verloop in leidsters en verschillende parallelle opvangplaatsen - hebben minder kans op positieve ervaringen op het kinderdagverblijf. Referenties Barnas, M.V., & Cummings, E.M. (1994). Caregiver stability and toddlers attachment-related behavior towards caregivers in daycare. Infant Behavior and Development, 17, 141-147. De Schipper, J.C., Tavecchio, L.W.C., & Van IJzendoorn, M.H. (2002). Children s experiences of stability and quality of care in daycare centers. Does it promote attachment relationships with caregivers? Poster presented at biennial meeting of the International Society for the Study of Behavioural Development, Ottawa, Canada. NICHD Early Child Care Research Network. (2000). Characteristics and quality of child care for toddlers and preschoolers. Applied Developmental Science, 4, 116-135. Raikes, H. (1993). Relationship duration in infant care: Time with a high-ability teacher and infant-teacher attachment. Early Childhood Research Quarterly, 8, 309-325. Thomas, A., & Chess, S. (1977). Temperament and development. New York: Brunner/Mazel.