Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad,

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Utrecht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wijziging van de onteigeningswet

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

WI J Y Y I LL E M M L E X A N DER, BIJ DE GRATIE GODS, PRIN S VA N ORA N J E-N ASSAU, (BIJLAGE) Besluitvan 24 januar i 2014, nr.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Onteigening in de gemeente Bunschoten

Raadsvoorstel. Onderwerp:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

Alphen aan ders^ijn 1 8 JAN 20U. Afd. TöO Opbergen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Onteigening in de gemeente Apeldoorn

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Heerhugowaard Stad van kansen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ontwerpvoorstel aan de raad

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Zienswijze Schipper De zienswijze die naar voren gebracht wordt, kan als volgt worden weergegeven:

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Koninklijk Besluit, , No , LJN: (Provinciale Staten van Fryslân)

Onteigening in de gemeente Hilversum VROM

Onteigening in de gemeente Lingewaard

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Ringweg 4 en 4a (herstel)

Onteigening in de gemeente Denekamp

Onteigening in de gemeente Amsterdam

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BR 2012/66: KB tot onteigening Zelfrealisatie Bereidheid exploitatiebijdrage te betalen Voorwaarden aan KB.

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De koninklijke besluiten tot onteigening van 2018: een analyse

Verzoek tot aanwijzing ter onteigening ex artikel 78 Onteigeningswet. Bestemmingsplan Nieuwe Dordtse Biesbosch, van de gemeente Dordrecht,

Onteigening ten name van de provincie Zuid-Holland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

Doelstelling van onderhavig plan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bouw van maximaal één woning op voornoemde locatie.

VERZONDEN 1 8 DEC 2012

Transcriptie:

STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10419 25 april 2014 Besluit van 2 april 2014, nr. 2014000665, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Haarlemmermeer krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Park Zwanenburg) Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden voor de uitvoering van een bestemmingsplan. Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening Het Bureau Beheer Landbouwgronden verzoekt Ons bij besluit van 10 april 2013, kenmerk BBLNH/ 2013/13250, verzonden 25 april 2013, om ten name van dat orgaan over te gaan tot het aanwijzen van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Haarlemmermeer, die is begrepen in het onteigeningsplan Park Zwanenburg. De onroerende zaak is nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan Groengebieden Haarlemmermeer Noord-West 2010. Het Bureau Beheer Landbouwgronden heeft het verzoek op 10 april 2013 aan Ons ter besluitvorming voorgedragen. Het Bureau Beheer Landbouwgronden is een rechtspersoon die ter uitvoering van de door de Minister van Economische Zaken aan hem opgedragen taken krachtens de Wet Agrarisch Grondverkeer, onder meer is belast met het in eigendom verwerven van onroerende zaken. Planologische grondslag De onroerende zaak die in het onteigeningsplan is begrepen, is gelegen in het bestemmingsplan Groengebieden Haarlemmermeer Noord-West 2010 van de gemeente Haarlemmermeer (verder te noemen: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 30 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Haarlemmermeer en is vanaf 21 december 2011 onherroepelijk. Aan de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak is de bestemming Recreatie toegekend. Daarnaast is voor het gebied waarin de onroerende zaak ligt de aanduiding Wro-zone verwezenlijking in de naaste toekomst van toepassing. Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken, na rectificatie van de termijn van terinzageligging, vanaf 11 oktober 2013 tot en met 21 november 2013 in de gemeente Haarlemmermeer en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Haarlemmermeer van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in het Witte Weekblad van 9 oktober 2013 en in De Hoofddorpse Courant van 10 oktober 2013. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerp koninklijk besluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 25 september 2013, nr. 25716, gerectificeerd bij kennisgeving in de Staatscourant van 10 oktober 2013, nr. 25716. Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder begrepen de verzoeker om onteigening. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbesluit en op de gelegenheid om over de zienswijzen te worden gehoord. Overwegingen Noodzaak en urgentie Het bestemmingsplan voorziet in de inrichting van het Park Zwanenburg (het park), gelegen in de gemeente Haarlemmermeer ten zuidoosten van de kern Zwanenburg. Het bestemmingsplan sluit aan 1 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014

bij de Rijksnota Ruimte voor ontwikkeling, het Structuurschema Groene Ruimte (1995), de planologische kernbeslissing Schiphol en Omgeving uit 1995 en het streekplan Noord-Holland Zuid van 17 februari 2003. Het park maakt deel uit van de RodS- opgave (Recreatie om de Stad) van het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van het programma Haarlemmerméér Groen, zoals dat is vastgelegd in het Raamplan Haarlemmerméér Groen (2000) van de provincie Noord-Holland. Realisatie van het park heeft als doel het vergroten van de mogelijkheden van de inwoners van Haarlemmermeer om dicht bij huis te kunnen recreëren. Ook is het park een schakel in de recreatiegebieden die zijn gelegen tussen Amsterdam, Spaarnwoude en Haarlem. In 2010 is de eerste fase van het park ter grootte van 35 ha opgeleverd. Het park is grotendeels ingericht voor recreatiedoeleinden met daarbij behorende voorzieningen, zoals een mountainbikeparkoers, een skatebaan, een speeltuin, een evenementenveld en overige sportvoorzieningen. Het park is daarnaast natuurrijk ingericht. De tweede fase omvat de realisatie van de hoofdentree van het park die zal bestaan uit een bomenlaan, een toegangsweg naar de parkeerplaats in het park en een doorlopend fietspad vanaf de Lijnderdijk naar Zwanenburg. In de huidige situatie is het park aan de zijde van de IJweg onvoldoende ontsloten. Tot voor kort konden recreanten het park vanuit het dorp Zwanenburg alleen bereiken via een formeel niet bestaand wandelpad, gelegen op de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak. Dit wandelpad is onlangs door de grondeigenaren afgesloten. Recreanten die vanaf de zijde van de IJweg met de auto komen kunnen deze moeilijk kwijt omdat het parkeerterrein aan de achterzijde van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak is gelegen en derhalve niet voor auto s bereikbaar is. Deze onbereikbaarheid klemt te meer omdat het gedeelte van het park dat tot evenemententerrein is bestemd, om die reden nabij dit parkeerterrein is gelegen. In de door het Bureau Beheer Landbouwgronden (verder ook: de verzoeker om onteigening) gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, alsmede door het inrichtingsplan van januari 2008. Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan te kunnen realiseren wenst de verzoeker om onteigening de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak. Met de eigenaren van de onroerende zaak heeft de verzoeker om onteigening overleg gevoerd om deze zaak minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot overeenstemming geleid. Nu het ten tijde van het verzoek voor het Bureau Beheer Landbouwgronden niet aannemelijk was dat dit overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht, heeft de verzoeker om onteigening tot zijn onteigeningsverzoek besloten om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen. De voltooiing van het project Park Zwanenburg is voorzien in juni 2015. Daartoe moet volgens de projectplanning de verwerving van de gronden in juni 2014 gereed zijn, waarna met de werkzaamheden voor fase 2 kan worden begonnen. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gebruikelijk gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaren na de datum van dit aanwijzingsbesluit. Zienswijzen Gedurende de periode dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover bij Ons een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht door J.T. Rutte, N.C. Rutte en C.M. Rutte te Amsterdam en R.J. Rutte te Hoofddorp, verder gezamenlijk te noemen: reclamanten. Reclamanten zijn ieder voor een onverdeeld vierde gedeelte eigenaar van het in het onteigeningsplan begrepen grondplannummer 1. Ingevolge artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Reclamanten hebben Onze Minister schriftelijk laten weten van deze gelegenheid geen gebruik te zullen maken. Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen Reclamanten brengen in hun zienswijze het volgende naar voren. 1. Aan de onteigening ontbreken volgens reclamanten het publiek belang en het ruimtelijk belang. Op het te onteigenen perceel moet de hoofdtoegang voor het park worden aangelegd, blijkens het ontwerp besluit onder meer bestaande uit een toegangsweg naar de parkeerplaats in het park en een doorlopend fietspad vanaf de Lijnderdijk naar Zwanenburg. Reclamanten betogen dat in de in artikel 8 van de planregels vastgelegde bestemmingsomschrijving geen grondslag is te vinden voor een voor auto s bestemde toegangsweg. Alleen in de aangewezen locatie voor het evene- 2 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014

mententerrein is ruimte voor parkeren en verhardingen, althans is duidelijk dat het bestemmingsplan op het te onteigenen perceel geen grondslag biedt voor toegangswegen voor gemotoriseerd verkeer. Daarbij komt dat de bestemming Verkeer in het bestemmingsplan bij uitstek de bestemming is die kan worden gebruikt voor de aanleg van wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden en parkeren. Ook uit de toelichting bij het bestemmingsplan komt niet naar voren dat de komst van een toegangsweg voor gemotoriseerd verkeer de bedoeling is. De komst van een evenemententerrein was nog niet definitief, wel is daarop in het bestemmingsplan geanticipeerd. Reclamanten verwijzen naar pagina 49 van de toelichting. Reclamanten verwijzen ook naar het koninklijk besluit van 22 augustus 2005 (Hillegom). Binnen een bestemmingsplan was op de plankaart binnen een agrarische bestemming een fietspad ingetekend, waarvoor tot onteigening was besloten. De Kroon overwoog hierover dat het ingetekende tracé geen grondslag vond in de bestemmingsregeling en dat dit tracé slechts een indicatieve betekenis had. Reclamanten achten deze situatie in zoverre vergelijkbaar met de situatie in dit dossier. 2. Reclamanten betwisten de urgentie van de onteigening. Zij kunnen zich in de eerste plaats niet aan de indruk onttrekken dat de directe reden voor onteigening kennelijk daarin is gelegen dat zij zeer onlangs het gebruik van hun perceel door derden hebben doen staken. Het gaat er dus om dat de gemeente niet zelf de wens heeft om tot realisering van het bestemmingsplan over te gaan, want zonder voornoemde gebeurtenis zou het verzoek kennelijk nog op zich hebben laten wachten. Er kan over de dringende noodzaak om op korte termijn over te gaan tot onteigening dan ook worden getwijfeld. Daarbij komt dat het park al een hoofdentree heeft, namelijk een brug over een sloot bij de IJweg. In de tweede plaats betogen reclamanten dat het niet realiseren van het bestemmingsplan geheel in de lijn ligt van het huidige beleid van de gemeente en het Rijk. De financiële middelen zijn minder geworden omdat recreatie niet (meer) in het publiek belang wordt gevonden en wordt gedeprioriteerd. Reclamanten wijzen hierbij op het niet uitvoeren van een ander gedeelte van het bestemmingsplan. Reclamanten sluiten niet uit dat na de heroverweging Haarlemmermeer Groen van begin 2011 de gemeente haar plannen inmiddels weer moet bijstellen. 3. Reclamanten voeren aan dat de verzoeker om onteigening onvoldoende serieuze minnelijke pogingen heeft gedaan om met hen tot overeenstemming te komen. De biedingen zijn niet gespecificeerd en veel te laag. Bovendien heeft tussen de laatste bieding en het ter inzage gelegde ontwerp besluit lange tijd gezeten zonder dat verzoeker genegen was concreet verder te onderhandelen. Ook hebben reclamanten een voorstel tot grondruil gedaan. Dit voorstel is niet serieus onderzocht en nagenoeg bij voorbaat afgewezen. 4. Reclamanten doen met een beroep op hun hoedanigheid als wegenbouwfirma een beroep op het zelfrealisatiebeginsel. De zienswijze van reclamanten geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Ad 1. Dit onderdeel van de zienswijze heeft mede betrekking op aspecten van planologische aard. Aan de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaak is de bestemming Recreatie toegekend. Uit artikel 8, onder g en h, van de planregels blijkt dat op gronden met deze bestemming onder meer zijn toegelaten verhardingen en parkeren. Uit deze bepalingen kan naar Ons oordeel niet worden afgeleid dat een en ander uitsluit dat op de desbetreffende gronden een ontsluiting van het park voor gemotoriseerd verkeer kan worden gerealiseerd. Ook de ligging van het geprojecteerde parkeerterrein maakt dat aannemelijk. Over de aan te leggen doodlopende verharde weg kunnen automobielen immers het parkeerterrein bereiken. De locatie van het evenemententerrein is als zodanig aangeduid in het bestemmingsplan en is ruimtelijk verknoopt met de locatie van het parkeerterrein. Uit figuur 5.5. op pag. 47 van de plantoelichting blijkt eveneens dat ter plaatse uitdrukkelijk is voorzien in een ontsluiting voor auto s. De in het bestemmingsplan voor Verkeer bestemde gronden zijn daarentegen gereserveerd ten behoeve van het doorgaand verkeer binnen het plangebied, zodat deze bestemming naar Ons oordeel niet aangewezen is als grondslag voor de realisatie van de voorgenomen ontsluitingsweg. In het door reclamanten aangehaalde koninklijk besluit van 22 augustus 2005 inzake Hillegom was sprake van een op de plankaart aangegeven tracé van een fietspad binnen een gebied met een agrarische bestemming. De planvoorschriften lieten de aanleg van een fietspad naar Ons oordeel evenwel niet toe, omdat in de planvoorschriften niet was voorzien in de aanleg van een fietspad binnen de agrarische bestemming. Om die reden werd aan het raadsbesluit door Ons de goedkeuring onthouden. De zich in Hillegom voordoende situatie is, uitgaande van de planregels van het bestemmingsplan, evenwel niet te vergelijken met die in het onderhavige onteigeningsdossier. Het betoog van reclamanten treft naar Ons oordeel dan ook in zoverre geen doel. Ad 2. De gemeente Haarlemmermeer en de provincie Noord-Holland zijn, gelet op de opdracht aan het Bureau Beheer Landbouwgronden om de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak door middel van onteigening in eigendom te verkrijgen, van oordeel dat de afronding van het Park Zwanenburg urgent is. Dat de eigenaren van de grond hun eigendom onlangs door het plaatsen van een hek hebben afgesloten voor het betreden door derden kan, onverlet het recht van de eigenaren 3 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014

om hun erf af te sluiten, naar Ons oordeel dan ook niet worden gezien als de oorzaak van de huidige onteigeningsprocedure. Anders dan reclamanten verder nog betogen zijn Wij van oordeel dat de door hen genoemde bestaande brugverbinding tussen het park en de IJweg niet in de plaats kan worden gesteld van de beoogde ontsluiting. De door reclamanten genoemde brug is immers een langzaam verkeersverbinding die niet is bedoeld als ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer. Uit het ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat de uitvoering van de groenprojecten in de Haarlemmermeer waarvan het Park Zwanenburg deel uitmaakt, door de provincie Noord-Holland in samenspraak met de gemeente Haarlemmermeer zijn heroverwogen naar aanleiding van nationale beleidswijzigingen en de daaruit voortvloeiende budgettaire beperkingen. Uit de collegenota Heroverweging Haarlemmermeer Groen, die door burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer op 21 april 2011 is toegezonden aan de gemeenteraad, komt naar voren dat de realisatie van het Park Zwanenburg niet zal worden opgeschort of stopgezet. In de brief van 4 juli 2012 van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wordt vervolgens onder meer specifiek ingegaan op de noodzakelijke afronding van de realisatie van het Park Zwanenburg met betrekking tot de gronden van reclamanten. Voor de afronding van het project zijn de financiële middelen dan ook nog gereserveerd. Ad 3. Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de eisen waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterst middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan. Met betrekking tot het onderdeel van de zienswijze dat betrekking heeft op het aspect grondruil merken Wij in het algemeen op dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en meestal in samenwerking met andere overheden en met particuliere grondeigenaren bezien moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond aan de orde komen bij de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg. Als een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond, moet de verzoeker om onteigening nagaan of hieraan tegemoet kan worden gekomen. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is verlopen. Hierbij is ook van belang dat de verzoeker om onteigening rekening zal moeten houden met de urgentie van de aanleg van het werk zoals die in de planning van het werk tot uiting komt. In het bijzonder overwegen Wij dat uit de Ons overgelegde stukken is gebleken dat de verzoeker om onteigening vanaf medio 2008 met reclamanten in gesprek is over de verwerving van de onroerende zaak. Het minnelijk overleg heeft geresulteerd in schriftelijke biedingen op 1 november 2010, 24 mei 2011, 6 juni 2012, 13 november 2012 en 1 maart 2013. De biedingen zijn vanaf 6 juni 2012 gespecificeerd gedaan op onteigeningsbasis en vanaf 13 november 2012 gericht op het te onteigenen perceelsgedeelte ter grootte van 9.477 m 2. Hiermee heeft de verzoeker om onteigening zich naar Ons oordeel voldoende ingespannen om serieus en concreet met reclamanten in overleg te blijven over de verwerving van de onroerende zaak. Het bod van 1 maart 2013 is gedaan ruim vijf weken voor het verzoekbesluit van 10 april 2013. Op 12 maart 2013 hebben reclamanten dit bod van de hand gewezen en de verzoeker nogmaals verzocht om een grondruil in plaats van een financiële schadeloosstelling. Gelet hierop was het voor de verzoeker om onteigening vanaf 12 maart 2013 aannemelijk dat het overleg gericht op de beoogde minnelijke eigendomsverkrijging voorlopig niet tot resultaat zou leiden. Verder is Ons uit de overgelegde stukken ook het volgende gebleken. Een voorstel tot grondruil blijkt na aanvankelijke overeenstemming daarover in 2009 tussen de 4 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014

verzoeker en reclamanten door partijen niet te zijn geëffectueerd. Niettemin blijken partijen over de mogelijkheid van grondruil in gesprek te zijn gebleven. Op 1 oktober 2010 doen reclamanten daartoe een voorstel met betrekking tot 5 ha. Verzoeker wenst alleen verder te willen praten over 1 ha, zijnde ongeveer de grootte van het gehele agrarische perceel van reclamanten. Op 24 mei 2011 deelt de verzoeker om onteigening aan reclamanten mee dat hij geen ruilgronden ter beschikking heeft waarop naar de wens van reclamanten gebouwd kan worden. Daarbij verwijst de verzoeker om onteigening naar het strikte beleid van de gemeente Haarlemmermeer om geen planologische medewerking te verlenen aan de omzetting van agrarische grond naar bouwgrond. Bij brief van 12 maart 2013 wijzen reclamanten het bod van 1 maart 2013 van de hand en dringen zij er bij verzoeker op aan het daarheen te leiden dat de door hen gewenste grondruil tot stand kan komen. Op 8 april 2013 laat de verzoeker reclamanten daarop nogmaals weten dat de door reclamanten gewenste grondruil zijn mogelijkheden te buiten gaat. Derhalve heeft de verzoeker om onteigening naar Ons oordeel op 10 april 2013 mogen besluiten tot het doen van zijn verzoek, om de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. Het minnelijk overleg is voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf gaat, kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden. Voor zover reclamanten betogen dat de hen geboden schadeloosstelling te laag is, merken Wij op dat onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende partij rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak leidt. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan Ons in de administratieve onteigeningsprocedure evenwel niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Ad 4. Met betrekking tot hetgeen reclamanten naar voren brengen over de mogelijkheid van zelfrealisatie overwegen Wij dat Ons uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat de mogelijkheid van zelfrealisatie door de reclamanten naar voren is gebracht in het minnelijk overleg. De verzoeker om onteigening behoefde ten tijde van zijn verzoekbesluit met deze mogelijkheid dan ook geen rekening te houden. Alles overziende geeft de zienswijze van reclamanten Ons geen aanleiding het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Overige overwegingen Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kan worden gemist. Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat het Bureau Beheer Landbouwgronden de vrije eigendom van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak verkrijgt. Wij zullen derhalve, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van het Bureau Beheer Landbouwgronden tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet toewijzen. BESLISSING Gelet op de onteigeningswet, op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 18 februari 2014, nr. RWS-2014/ 5799, Rijkswaterstaat Corporate Dienst; gelezen het verzoek van het Bureau Landbouwgronden van 10 april 2013, kenmerk BBLNH/2013/13250; gelezen de voordracht van het Bureau Beheer Landbouwgronden van 10 april 2013, kenmerk BBLNH/2013/13250; de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 19 maart 2014, no. W14.14.0044/IV; gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 28 maart 2014, nr. RWS- 2014/13180, Rijkswaterstaat Corporate Dienst. 5 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014

Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Voor de uitvoering van het bestemmingsplan Groengebieden Haarlemmermeer Noord-West 2010 van de gemeente Haarlemmermeer, ten name van het Bureau Beheer Landbouwgronden ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaak, aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Haarlemmermeer en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die is vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. Wassenaar, 2 april 2014 Willem-Alexander De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. 6 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN ONTEIGENINGSPLAN GROENGEBIEDEN HAARLEMMERMEER NOORDWEST 2010 - VERZOEKENDE INSTANTIE: BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Haarlemmermeer Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca 1 0 94 77 Berging-Stalling (garageschuur) terrein (akkerbouw) 0 95 00 A 10669 ¼ eigendom: Johannes Thomas Rutte, gehuwd met Cornelia Maria Kaatee, Amsterdam ¼ eigendom: Reinier Johannes Rutte, gehuwd met Christina Maria Hermans, Hoofddorp ¼ eigendom: Nicolaas Cornelis Rutte, gehuwd met Catharina Everdina Hemelrijk, Amsterdam ¼ eigendom: Cornelis Marco Rutte, Amsterdam 7 Staatscourant 2014 nr. 10419 25 april 2014