Instantie. Onderwerp. Datum

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Feitelijke scheiding. Vermoeden van toerekenbaarheid. Omkering Datum 22 december 2008 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 2009 M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38-9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17 info@mdseminars.be - www.mdseminars.be

22 DECEMBER 2008 C.07.0089.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0089.F G. F., Mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen F. P., Mr. Jean-Marie Nelissen Grade, advocaat bij het Hof van Cassatie..IRECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 26 oktober 2006 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel. De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 26 november 2008 verwezen naar de derde kamer. Raadsheer Martine Regout heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster heeft geconcludeerd.

22 DECEMBER 2008 C.07.0089.F/2.ICASSATIEMIDDEL De eiseres voert volgend middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 229, 231, 232, eerste lid, 299, 300, 301, 1, en 306 van het Burgerlijk Wetboek ; - de artikelen 19, 23 tot 28, 1268, 1275, 2, en 1278, eerste en tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Aangevochten beslissing Het arrest bevestigt de uitspraak van de echtscheiding op grond van artikel 232, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, maar hervormt het beroepen vonnis en zegt voor recht dat (de verweerder) het vermoeden van de toerekenbaarheid van de schuld, bedoeld in artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, gedeeltelijk omkeert, en dat de op grond van artikel 232, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, uitgesproken echtscheiding geacht moet worden tegen beide partijen te zijn uitgesproken. Grieven De appelrechters beslissen dat de eerste rechter terecht geoordeeld heeft dat het jegens de (verweerder) aangetoonde overspel verantwoordt dat de echtscheiding tegen hem uitgesproken wordt op grond van de artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek. Zij verklaren bijgevolg het hoger beroep van de verweerder wat dat betreft ongegrond en bevestigen het beroepen vonnis. De appelrechters, die vervolgens in het kader van verweerders tegenvordering uitspraak doen over de vordering tot omkering van de toerekenbaarheid van schuld, bedoeld in artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, oordelen dat het niet verantwoord lijkt de verantwoordelijkheid voor de scheiding van de partijen uitsluitend bij één van beide partijen te leggen en dat integendeel moet worden aanvaard dat [de verweerder] het vermoeden van de toerekenbaarheid van schuld, bedoeld in artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, gedeeltelijk omkeert, zodat de echtscheiding geacht moet worden tegen beide partijen te zijn uitgesproken. Wanneer er, zoals te dezen, twee wederkerige vorderingen tot echtscheiding zijn ingesteld en de echtscheiding, op de hoofdvordering, tegen de verweerder is uitgesproken op grond van de artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de tegenvordering die ertoe strekt de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding te verkrijgen (artikel 232, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) en met toepassing van artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek te doen zeggen dat de echtgenoot die de echtscheiding op de hoofdvordering heeft verkregen, voor de feitelijke scheiding verantwoordelijk is en bijgevolg, met toepassing van de artikelen 299, 300 en 301 van het

22 DECEMBER 2008 C.07.0089.F/3 Burgerlijk Wetboek, geacht moet worden de echtgenoot te zijn tegen wie de echtscheiding wordt uitgesproken, doelloos. Immers, in zoverre het voorwerp van de vorderingen tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten of op grond van feitelijke scheiding hetzelfde is, met name de ontbinding van het huwelijk, doet de rechter die, op de hoofdvordering van een partij, de echtscheiding uitspreekt tegen de andere partij, in de zaak tegelijkertijd uitspraak ten gronde over de tegenvordering tot echtscheiding op grond van feitelijke scheiding. De rechter heeft, op de hoofdvordering tot echtscheiding, definitief beslist dat het huwelijk in het nadeel van de verweerder ontbonden is. De eiseres kan te dezen, op basis van de echtscheiding die tegen de verweerder is uitgesproken op grond van overspel en grove beledigingen, de rechter vragen haar onder bepaalde voorwaarden een uitkering uit de goederen en de inkomsten van de verweerder toe te kennen (artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1278, eerste en tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Zij behoudt daarenboven de voordelen die de verweerder haar verleend heeft, terwijl laatstgenoemde zijn contractuele erfstellingen verliest (artikelen 299 en 300 van het Burgerlijk Wetboek). De verweerder had weliswaar kunnen aantonen dat de echtscheiding ook tegen de eiseres uitgesproken had moeten worden op grond van de artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek, maar hij kan de rechtbank niet meer vragen om, met toepassing van artikel 306, te zeggen dat de echtscheiding geacht moet worden tegen beide partijen te zijn uitgesproken. Artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, voor de toepassing van de artikelen 299, 300 en 301, de echtgenoot die de echtscheiding verkrijgt op grond van artikel 232, eerste lid, geacht wordt de echtgenoot te zijn tegen wie de echtscheiding is uitgesproken ; de rechtbank kan er anders over beslissen indien de eisende echtgenoot het bewijs levert dat de feitelijke scheiding te wijten is aan de fouten en tekortkomingen van de andere echtgenoot. De omkering van het vermoeden van de toerekenbaarheid van de feitelijke scheiding, die is ingevoerd bij voormeld artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, kan er niet toe leiden dat de schuld wordt omgekeerd of verdeeld en dat de echtgenoot die de echtscheiding in het nadeel van de andere echtgenoot heeft verkregen op grond van overspel of grove beledigingen, de hieronder opgesomde rechten, waaronder een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, wordt ontzegd. Immers, de fouten en de tekortkomingen die, voor de toepassing van artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, aangevoerd worden tot staving van de omkering van het vermoeden van de toerekenbaarheid van schuld, kunnen niet, zoals het arrest onderstreept, gelijkgesteld worden met overspel of met grove beledigingen die een echtscheiding op grond van artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek verantwoorden, daar het mogelijk is dat ze niet zo ernstig zijn. Zij kunnen de eiseres bijgevolg niet het voordeel doen verliezen

22 DECEMBER 2008 C.07.0089.F/4 van een echtscheiding die tegen de verweerder uitgesproken wordt op grond van de artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 306 biedt de echtgenoot tegen wie de echtscheiding uitsluitend op grond van feitelijke scheiding uitgesproken wordt, de mogelijkheid om het vermoeden van de toerekenbaarheid van schuld dat op hem rust, geheel of gedeeltelijk om te keren. Het geeft hem echter niet de mogelijkheid om, wanneer de echtscheiding tegen hem uitgesproken wordt op grond van overspel of grove beledigingen, nog een tegenvordering in te stellen om de echtscheiding, op grond van feitelijke scheiding, ook in het nadeel van zijn voormalige echtgenoot te doen uitspreken. Artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek is met andere woorden van toepassing op de vordering tot echtscheiding die gegrond is op de feitelijke scheiding of op twee wederkerige vorderingen tot echtscheiding op grond van scheiding ; het is niet meer van toepassing wanneer de echtscheiding, op de hoofdvordering tot echtscheiding op grond van overspel of grove beledigingen, tegen de verwerende echtgenoot uitgesproken wordt, zelfs als deze een tegenvordering heeft ingesteld om de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding te doen uitspreken. De appelrechters, die de uitspraak van de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding bevestigen en die beslissen dat de verweerder het vermoeden van toerekenbaarheid van schuld, bedoeld in artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, gedeeltelijk omkeert, en dat de echtscheiding geacht moet worden tegen beide partijen te zijn uitgesproken, hebben bijgevolg voornoemd artikel 306 onwettig toegepast (schending van die bepaling). Zij zijn daarenboven teruggekomen op een punt (de uitspraak van de echtscheiding tegen de verweerder) waarover zij hun rechtsmacht volledig hadden uitgeoefend (schending van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek) en hebben het gezag en de kracht van gewijsde miskend van de beslissing die de echtscheiding tegen de verweerder uitspreekt op grond van de artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek (schending van de artikelen 23 tot 28, 1268 en 1275, 2, van het Gerechtelijk Wetboek). Zij hebben tevens de gevolgen van een dergelijke echtscheiding en de door die uitspraak aan de eiseres toegekende rechten wederrechtelijk miskend (schending van de artikelen 229, 231, 232, eerste lid, 299, 300, 301, 306 van het Burgerlijk Wetboek en 1278, eerste en tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek)...IIBESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Het arrest, dat de uitspraak van de echtscheiding tegen de verweerder op grond van overspel en grove beledigingen bevestigt, zegt vervolgens voor recht dat de verweerder het vermoeden van de toerekenbaarheid van schuld, bedoeld in artikel

22 DECEMBER 2008 C.07.0089.F/5 306 van het Burgerlijk Wetboek, gedeeltelijk omkeert, en dat de echtscheiding die op zijn verzoek is uitgesproken op grond van artikel 232, 1, van het Burgerlijk Wetboek, voor de toepassing van de artikelen 299, 300 en 301 van dat wetboek, geacht moet worden tegen beide partijen te zijn uitgesproken. Het middel, volgens hetwelk het arrest de op grond van artikel 232, 1, van het Burgerlijk Wetboek tussen de partijen uitgesproken echtscheiding bevestigt, berust in zoverre op een onjuiste lezing van het arrest en mist bijgevolg feitelijke grondslag. Het arrest, dat de echtscheiding tussen de partijen tegen de verweerder uitspreekt op grond van overspel of grove beledigingen, sluit niet uit dat de schuld, op vraag van de verweerder, tussen de partijen verdeeld kan worden. Het arrest komt bijgevolg niet terug op een punt waarover de rechtsmacht volledig was uitgeoefend, en het miskent evenmin het gezag en de kracht van gewijsde van de beslissing die de echtscheiding tegen de verweerder uitspreekt, wanneer het beslist dat de echtscheiding die op vraag van de verweerder is uitgesproken op grond van artikel 232, eerste lid, voor de toepassing van de artikelen 299, 300 en 301 van het Burgerlijk Wetboek, geacht moet worden tegen beide partijen te zijn uitgesproken. Krachtens artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek wordt, voor de toepassing van de artikelen 299, 300 en 301 van datzelfde wetboek, de echtgenoot die de echtscheiding verkrijgt op grond van de feitelijke scheiding van een bepaalde duur, geacht de echtgenoot te zijn tegen wie de echtscheiding is uitgesproken, en kan de rechtbank er anders over beslissen indien de eisende echtgenoot aantoont dat de feitelijke scheiding te wijten is aan de fouten en tekortkomingen van de andere echtgenoot. De omkering van het vermoeden van de toerekenbaarheid van de feitelijke scheiding, ingevoerd bij het voormelde artikel 306, dat alleen ertoe strekt de andere echtgenoot de in de artikelen 299, 300 en 301 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechten te ontzeggen, is niet uitgesloten wanneer de andere echtgenoot de echtscheiding reeds verkregen heeft op grond van overspel of grove beledigingen.

22 DECEMBER 2008 C.07.0089.F/6 Bijgevolg behoudt de tegenvordering tot omkering van dat vermoeden haar voorwerp, ook al is de echtscheiding tegen de eisende echtgenoot uitgesproken op grond van overspel of grove beledigingen. Het middel, dat het tegendeel betoogt, kan niet worden aangenomen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres in de kosten. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door voorzitter Christian Storck, de raadsheren Daniel Plas, Christine Matray, Martine Regout en Alain Simon, in openbare terechtzitting van 22 december 2008 uitgesproken door voorzitter Christian Storck, in aanwezigheid van advocaatgeneraal met opdracht Philippe de Koster, met bijstand van griffier Jacqueline Pigeolet. Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Alain Smetryns en overgeschreven met assistentie van griffier Johan Pafenols. De griffier, De raadsheer,