Addendum PE Plus Adviseur Hypothecair krediet



Vergelijkbare documenten
Addendum PE Plus Adviseur Hypothecair krediet

U of uw fiscale partner verkoopt een eigen woning of heeft een eigenwoningreserve

Hoe zit het met op al bestaande hypotheken vanaf ?

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Verantwoord lenen bij Delta Lloyd

Aandachtspunten in de eigenwoningregeling bij doorstromen

Echtscheiding en eigen woning

Algemene informatie. Hypotheken - starter VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Actualiteiten rond de eigen woning. Erasmus Universiteit Rotterdam 12 februari 2014 Alumni Mfp

Vragen en antwoorden Intermediairdagen 2012 sessie Inkomstenbelasting

Wat kunt u wanneer als aftrekposten voor uw huis opvoeren? En wat niet?

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012

Algemene informatie hypotheken (starter)

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Verantwoord lenen bij OHRA

Welke regels van toepassing zijn, is afhankelijk van uw individuele situatie. In deze advieswijzer komen verschillende situaties aan bod.

PE+ Actualiteiten 2015 Wft Basis

Klantinformatie hypotheekrente wijzigen

PE Plus Hypothecair Krediet oefenexamen

Informatiewijzer Jaaropgave 2015 Uw hypotheek en de belasting in 2015

Uw hypotheek en de belasting in 2015

Het kopen en financieren van een woning

Uw rentevaste periode loopt af. Maak in 4 stappen uw acties overzichtelijk VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Klantprofiel Hypotheken

Uw hypotheek nu en in de toekomst

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Uw hypotheek nu en in de toekomst

Hypotheekrecht en - vormen

Toelichting jaaropgave hypotheken


Een hypotheek van Delta Lloyd

Uw hypotheek en de belasting in 2014

Je hypotheek en de belasting in 2015

Uw huis, uw hypotheek, uw financiële toekomst

Uw rentevaste periode loopt af. Maak in 4 stappen uw acties overzichtelijk. verzekering bedrijfsrisico hypotheek pensioen

Een huis met een restschuld, kunt u dit voorkomen?

Uw hypotheek is uw en onze blijvende aandacht waard

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2011

Nieuwbouw Hypotheek. Koopt u een nieuwbouwwoning? Of gaat u uw woning verbouwen? Dan is de Nieuwbouw Hypotheek geschikt voor u.

Klantinformatie hypotheekrente wijzigen

Q & A BLG Bankspaarhypotheek

Eigenwoningreserve of verkoop eigen woning

Dossier. Eigen woning en echtscheiding

DrieSterrenHypotheek. Wilt u een lening met een scherpe rente én flexibiliteit? Dan is de DrieSterrenHypotheek geschikt voor u.

Eigen woning Aanvullende toelichting bij aangifte inkomstenbelasting Tijdelijke verhuur eigen woning

Eigenwoningreserve of verkoop eigen woning

Wij zijn VDZ. Onze boodschap is helder: niemand regelt je geldzaken. beter dan wij. Dat is niet arrogant bedoeld, maar het uitgangspunt

EINDEJAARSTIPS /5

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2012

Hypotheekvormen samengevat

Uitleg hypotheekvormen

Checklist Eigen woning Van aankoop tot verkoop

Om de bijleenregeling uit te leggen worden de volgende termen gebruikt:

Als u een woning koopt

Aanstaande wijzigingen in de fiscale afhandeling van hypotheekrenteaftrek per

Klantinformatie hypotheekrente wijzigen

Bewustzijnstoets. Hoe het werkt. Geldigheid. Partner. Score

Informatieblad Eigen woning in 2014

Wat zijn de voorgestelde veranderingen voor hypotheken?

Stappenplan familielening

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2012 voor buitenlandse belastingplichtigen

Ondernemers Hypotheek

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 2

Hoe het werkt. Geldigheid. Partner. Score

Overdrachtsbelasting Als jij of je partner is het huis blijft wonen hoeft er geen overdrachtsbelasting te worden betaald.

geldig? 1 Uw offerte is 7 maanden geldig. En als u dat wilt, Hypotheek? Nieuwbouw Hypotheek toch niet doorgaat? Hypotheek geldig?

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 2

Workshop Echtscheiding. Erasmus Universiteit Rotterdam 19 juni 2015

Een huis, de hypotheek, en uw financiële toekomst

Binnenkort heb je een afspraak met één van onze adviseurs. Om je goed van dienst te kunnen zijn, hebben wij informatie van je nodig.

Binnenkort hebt u een afspraak met één van onze adviseurs. Om u goed van dienst te kunnen zijn, hebben wij informatie van u nodig.

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2014

Budget Hypotheek. 3 U kunt de Budget Hypotheek meeverhuizen als u een nieuwe woning koopt.

Webinar tips bij belastingaangifte

Klantinformatie hypotheekrente wijzigen

Casus 1. EW en verkoop, 3.111, lid 2. Aanstaande EW, 3.111, lid 3

Eigenwoningreserve of verkoop eigen woning

Een hypotheek van Delta Lloyd

Bankspaarhypotheek PAUL SPATZKER HYP O THEEKA D VIES

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

VERMOGENS ADVIES HYPOTHEEK VOORTDUREND BETROKKEN BIJ UW VERMOGENSOPBOUW

Een aflossingsvrije hypotheek? Laat u dan persoonlijk en deskundig informeren

Huwelijkse voorwaarden en eigen woning

Eigen woning in Strop of paradijs? advieswijzer

Wijzigingen NHG en Kredietbeleid Florius per 1 januari 2013

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

Kenmerken van diverse basisvormen van hypothecaire leningen

Personeelslening eigen woning

Bijlage 1: Annuïteitentabel bij betaling maandelijks achteraf

De Conservatrix Hypotheek

De Hypotheek. De Hypotheekrente. Rentevastperiode. Wat is een hypotheek? Wat zijn de kosten van mijn lening? Variabele rente

Aflossen. Minimumbedrag: 25,- per leningdeel, maximumbedrag 500,- per maand.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GMAC Star * for Life. de hypotheek tot 125% aflossingsvrij

Nadeel Uiteindelijk wordt er geen vermogen opgebouwd om de hypotheek mee af te kunnen lossen.

DrieSterrenHypotheek. 15 Wat is Nationale Hypotheek Garantie? 4 Hoe lang is de offerte van de DrieSterrenHypotheek geldig?

Hypotheek in barre tijden

Transcriptie:

Addendum PE Plus Adviseur Hypothecair krediet Dit addendum is uitsluitend voor persoonlijk gebruik en het is niet toegestaan om het digitaal of in kopie door te sturen naar anderen. Met dit addendum heeft u een overzicht van de aanvullingen op de syllabus PE plus Adviseur Hypothecair krediet versie 920141. De gewijzigde fiscale cijfers hebben we niet opgenomen in dit addendum, omdat deze tijdens het examen worden gegeven. Wij wensen u succes met uw studie. 2015 Lindenhaeghe Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk fotokopie microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van Lindenhaeghe. Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden de auteurs, redacteuren en Lindenhaeghe geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.

INHOUDSOPGAVE 1. AANVULLING HYPOTHECAIR KREDIET 3 1.1 Extra vragen toekomstvoorzieningen (toegevoegd aan hoofdstuk 1) 3 1.1.1 Antwoorden extra vragen toekomstvoorzieningen 4 1.2 Mutaties en beheer (toegevoegd hoofdstuk) 5 1.2.1 Dossiervorming en informatieverstrekking 6 1.2.2 Mutatiemomenten 7 1.2.3 Zelftoets 14 1.3 Uitbreiding begrip eigen woning (vervangt 3.1) 15 1.3.1 Verhuizing 15 1.4 Twee woningen (vervangt 3.3.4 onderdeel Twee woningen) 17 1.5 Restschulden (vervangt 3.3.5 onderdeel Restschulden) 18 1.6 Voorlopige teruggave (toegevoegd aan 3.4) 19 1.7 Laag btw-tarief op arbeidskosten verbouwing (vervangt 3.4.1) 19 2 OVERIGE ACTUALITEITEN 20 2.1 Module basis 20 2.2 Module vermogen 22 2.2.1 Beloning en belasting 22 2.2.2 Medische regelingen 24 2.2.3 Toegestane lijfrentevormen 27 2.3 Balanslezen 33 2.3.1 De balans 33 2.3.2 Winst-en-verliesrekening 37 2.3.3 Beleggingsobjecten 40 2.3.4 Kosten van beleggingsfondsen 41 3 PROFESSIONEEL GEDRAG, INTEGRITEIT & ADVIESVAARDIGHEDEN 45 920151/Addendum PE Plus HK 2

1. AANVULLING HYPOTHECAIR KREDIET 1.1 EXTRA VRAGEN TOEKOMSTVOORZIENINGEN (TOEGEVOEGD AAN HOOFDSTUK 1) In deze syllabus wordt niet ingegaan op de gevolgen van ouderdom, overlijden, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Deze informatie wordt behandeld in de module Vermogen. De kennis wordt daarom bekend verondersteld. Hieronder staan een aantal vragen om uw kennis over toekomstvoorzieningen te toetsen. 1. Karel Verschoor is na twee jaar loondoorbetaling 80% arbeidsongeschikt. Het is dan 1 mei 2015. Het UWV verwacht dat Karel binnen vijf jaar volledig herstelt. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt 2.700 bruto per maand. Karel voldoet aan de wekeneis. Karel werkte 20 jaar voordat hij arbeidsongeschikt werd. Hij is geboren op 4 januari 1967. Hoeveel maanden heeft Karel recht op een loongerelateerde uitkering? a. 26 maanden. b. 30 maanden. c. 38 maanden. 2. Siem Prins werkt al 30 jaar. Hij krijgt een ongeluk met zijn motor. Na twee jaar loondoorbetaling is hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt. De verwachting is dat hij binnen vijf jaar herstelt. Op welke WIA-uitkering heeft Siem in eerste instantie recht? a. IVA-uitkering. b. WGA-loonaanvullingsuitkering. c. WGA-loongerelateerde uitkering. 3. Ellen Groot werkt nu drie jaar bij een zeepfabrikant. Daarvoor zat zij nog op school. Ellen krijgt haar ontslag. Dit is niet aan haar te wijten. Wat voor soort WW -uitkering ontvangt Ellen? a. Geen. b. Basisuitkering. c. Verlengde uitkering. 4. Wanneer heeft iemand recht op een WGA-loongerelateerde uitkering krachtens de WIA? 5. Wanneer heeft iemand recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering krachtens de WIA? 6. Wanneer heeft iemand recht op een IVA-uitkering? 7. Hoe hoog is de maximale IVA-uitkering? 8. Wanneer heeft iemand recht op een WW-uitkering? 9. Hoe lang heeft een werknemer recht op een verlengde WW-uitkering? 920151/Addendum PE Plus HK 3

1.1.1 Antwoorden extra vragen toekomstvoorzieningen 1. Antwoord b is juist. Karel heeft recht op 30 maanden uitkering. Hij is 18 jaar geworden in het jaar 1985, derhalve: 1985-1998 = 13 jaar 1998-2015 = 17 jaar+ Totaal 30 jaar 2. Antwoord c is juist. Siem heeft recht op een loongerelateerde uitkering. Verwacht wordt dat hij binnen vijf jaar zal herstellen. Hij is dus niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Daarom komt hij niet in aanmerking voor een IVA-uitkering. 3. Antwoord b is juist. Ellen heeft recht op een basisuitkering op basis van de jaren die ze gewerkt heeft. Daarmee voldoet zij wel aan de weken-eis, echter niet aan de referte-eis (vier uit vijf jaren werken). 4. Er is recht op een WGA-loongerelateerde uitkering als de werknemer 104 weken arbeidsongeschikt is en voldoet aan de referte-eis. Deze eis houdt in dat van de 36 weken voordat de werknemer arbeidsongeschikt werd hij minimaal 26 weken moet hebben gewerkt. Daarnaast moet de arbeidsongeschiktheid minimaal 35% bedragen. Bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer moet er kans zijn op herstel. Is deze kans er niet dan is er geen recht op een WGA -uitkering, maar op een IVA-uitkering. 5. Er is recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering nadat de werknemer de WGA-loongerelateerde uitkering heeft genoten. Hij moet wel voldoen aan de eis dat hij minimaal 50% van zijn restcapaciteit benut. Daarnaast moet de arbeidsongeschiktheid minimaal 35% bedragen. Bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer moet er kans zijn op he rstel. Is deze kans er niet dan is er geen recht op een WGA-uitkering, maar op een IVA-uitkering. 6. Er is recht op een IVA-uitkering als de werknemer voor 80% of meer arbeidsongeschikt is en er geen kans is op herstel. 7. De maximale hoogte van de IVA-uitkering bedraagt 75% van het maximale dagloon. Dit is op jaarbasis 75% van 51.978,15 = 38.983,61. 920151/Addendum PE Plus HK 4

8. Een werknemer heeft recht op een WW-uitkering als hij: werkloos is. Hij moet voldoende arbeidsuren verliezen; en voldoet aan de referte-eis. Deze eis houdt in dat de 36 weken voordat de werknemer werkloos hij er minimaal 26 weken gewerkt moet hebben. Deze eis is dus hetzelfde als de referte -eis voor de WGA-loongerelateerde uitkering; en geen uitsluitingsgrond heeft; en niet verwijtbaar werkloos is. 9. Dit is afhankelijk van zijn arbeidsverleden. Wil een werknemer recht hebben op een verlengde WW - uitkering dan moet hij in ieder geval vier van de vijf jaar voordat hij werkloos werd arbeid hebben verricht. Voor elk jaar dat een werknemer arbeid verrichtte ontvangt hij gedurende één maand een uitkering. Ook het aantal jaren voor 1998 waarin hij ouder was dan 18 jaar tellen mee. Deze jaren tellen zelfs mee ook al werkte de werknemer toen nog niet. Dit zijn de fictieve arbeidsja ren. Alle jaren vanaf 1998 waarin een werknemer werkte tellen daarnaast mee. Een werknemer kan maximaal 38 maanden recht hebben op een WW-uitkering. Er zijn politieke afspraken gemaakt om tussen 2015 en 2018 de maximale WW-duur geleidelijk te verkorten tot 2 jaar. 1.2 MUTATIES EN BEHEER (TOEGEVOEGD HOOFDSTUK) Hanne maakt zich ongerust. Het gaat niet goed tussen haar en haar man Karel. Hanne verwacht dat ze het er binnenkort over eens zullen worden dat het beter is om te scheiden. Aan de ene kant zou dat een opluchting zijn, want zo kan het echt niet langer meer. Maar aan de andere kant: hoe moet dat dan financieel? Wie blijft er in hun koopwoning wonen en hoe moet dat geregeld worden met de hypotheek? Misschien kan geen van beiden de woonlasten opbrengen, zoda t ze de woning moeten verkopen of een achterstand oplopen op de betalingen en daartoe gedwongen worden. Hanne zit nu al erg in haar maag met de mogelijke financiële gevolgen van de scheiding. Met de verstrekking van een hypotheek is de rol van een hypotheekadviseur en van de hypotheekverstrekker niet uitgespeeld. Tijdens de looptijd van de hypotheek kunnen er wijzigingen plaatsvinden en kunnen zich mutatiemomenten voordoen. We hebben hieraan al kort gerefereerd in de paragraaf over nazorg. Ook zal de lening aan het einde van de looptijd afgelost moeten worden. Daarnaast kan het voorkomen dat een klant - om welke reden dan ook - betalingsproblemen krijgt, met alle gevolgen van dien. In dit hoofdstuk gaan we in op de mutatiemomenten, de aflossingsmogelijkheden en de aspecten van (bijzonder) beheer. Van bijzonder beheer is er sprake als een klant zijn betalingsverplichtingen niet meer kan voldoen. In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan bod: dossiervorming ten behoeve van beheer; gebeurtenissen die aanleiding zijn tot aanpassing van het hypothecair krediet; gevolgen betalingsproblemen: bijzonder beheer; surseance van betaling en faillissement. 920151/Addendum PE Plus HK 5

1.2.1 Dossiervorming en informatieverstrekking Het is voor de adviseur belangrijk goed te documenteren. Op basis van zijn adviezen worden overeenkomsten gesloten met een heel lange looptijd, soms van dertig jaar. Tijdens de contractduur kunnen er ontwikkelingen plaatsvinden die aanleiding geven tot mutatie. Er zal dan een dossier moeten zijn om op terug te vallen. Hetzelfde geldt als een klant na verloop van tijd vragen heeft over zijn hypotheek of de advisering. Een adviseur blijft immers gedurende de gehele looptijd van het product verantwoordelijk voor zijn gegeven advies. En als de oorspronkelijke adviseur er niet meer is, moet een vervanger op basis van het dossier het volledige adviestraject en het uiteindelijke hypothecaire krediet kunnen nagaan. Het is van belang dat een adviseur gedurende de looptijd samen met de klant het destijds gegeven advies herbeoordeelt. Er kan dan worden bijgestuurd door bijvoorbeeld extra stortingen te verrichten of aanpassingen in het uitgavenpatroon. Veel klanten zullen het waarderen als de adviseur uit eigen beweging contact opneemt. De adviseur zal moeten vastleggen wat in het ges prek met de klant aan de orde is gekomen. Goede dossiervorming is de basis van de zorgplicht. De wet (Wft) legt de verplichting immers op dat de papertrail vijf jaar lang, na de totstandkoming van de overeenkomst waarin de klant een financiële dienst aanschaft, bewaard moet worden. Vaak is het verstandig om het dossier langer te bewaren, omdat een klant ook na de wettelijke bewaartermijn nog vragen kan hebben. Daarnaast kan een adviseur ook na vele jaren nog aangesproken worden op adviezen die hij destijds gegeven zou hebben. Wanneer de adviseur niet kan aantonen dat dit niet zo is, wordt aangenomen dat de klant gelijk heeft. Dat komt er feitelijk op neer dat het adviesdossier het best gedurende de gehele looptijd van het financiële product bewaard kan worden, of zelfs iets langer. 1.2.1.1 Beheer van het dossier Tot de taken van de afdeling beheer behoort het up-to-date houden van dossiers en ook het verstrekken van informatie aan de hypotheekgever. In het dossier zitten alle belangrijke stukken met betrekking tot de hypotheekverstrekking. In een goed dossier zal in ieder geval het volgende aanwezig zijn: klantprofiel; aanvraagformulier; offerte; benodigde stukken offerte; afschriften akte; kopie legitimatie; correspondentie met de klant. 1.2.1.2 Informatieverstrekking aan de klant De afdeling beheer kan dus desgewenst aan een adviseur informatie over de klant verstrekken. Ook is de afdeling beheer verantwoordelijk voor informatieverstrekking naar de klant. De klant zal minimaal eenmaal per jaar geïnformeerd moeten worden. 920151/Addendum PE Plus HK 6

Hij krijgt dan een overzicht waarin ten minste is opgenomen: (restant) hoofdsom lening; actuele rente; rente betaald over het afgelopen jaar; eventuele aflossingen betaald over het afgelopen jaar. Dit overzicht wordt uiterlijk 1 februari na afloop van het betreffende kalenderjaar verstrekt en beslaat het voorafgaande kalenderjaar. Dit overzicht wordt eveneens gehanteerd door de klant, ten behoeve van de aangifte inkomstenbelasting. Als een klant een beleggingshypotheek heeft, zal hij jaarlijks nog aanvullende informatie ontvangen. Dit moet volgens de bepaalde voorgeschreven modellen. Behalve een jaarlijks overzicht zal daarnaast ook in bepaalde situaties informatie krijgen omtrent de beleggingsverzekering. Deze informatieverplichting geldt ingeval de klant: overweegt het contract tussentijds te beëindigen; overweegt een wijziging in het contract door te voeren (zoals premievrijmaking, wijziging van premie, afkoop, enz.). 1.2.2 Mutatiemomenten Tijdens de looptijd van een hypotheek zal de hypotheekgever en ook de hypotheeknemer te maken krijgen met één of meerdere mutatiemomenten. In deze paragraaf wordt ingegaan op de volgende mutatiemomenten: herziening rentevaste periode; verhuur onderpand; aflossingsvrij maken lening of verlagen aflossing/premie; gedeeltelijke aflossing lening; gehele aflossing lening; verhuizing; overlijden; echtscheiding. 1.2.2.1 Herziening rentevaste periode Als een klant voor een rentevaste periode heeft gekozen, die afwijkt van de looptijd van de hypotheek, zal de klant op enig moment zijn rentevaste periode zien aflopen. O p dat moment zal een nieuwe rentevaste periode gekozen moeten worden. Veel geldverstrekkers sturen aan de klant een herzieningsbrief, enige tijd voordat de rentevaste periode afloopt. Sinds april 2013 moet deze renteherzieningsbrief minimaal 3 maanden voo rafgaand aan het eind van de rentevaste periode verstuurd zijn. In deze brief wordt eenzelfde rentevaste periode aangeboden aan de klant tegen een actuele rente. Soms worden ook nog andere aanbiedingen gedaan. De klant hoeft niets te doen. Er wordt óf cont act met de klant opgenomen, óf stilzwijgend verlengd (zonder tegenbericht) volgens de opgave in de renteherzieningsbrief. 920151/Addendum PE Plus HK 7

Gezien de hevige concurrentie op de hypothekenmarkt en de mogelijkheid om bij renteherziening eenvoudig bepaalde zaken te wijzigen, is het verstandig op dergelijke momenten uitgebreider contact te hebben met een klant, in de vorm van een (telefonisch) gesprek. Er kunnen dan ook eventuele wijzigingen worden doorgevoerd en andere aspecten worden besproken. Een wijziging van de aflossingsvorm kan bij verlenging een belangrijke vorm van advisering zijn. Vaak zullen vooral oudere geldnemers een goed advies hierbij bijzonder op prijs stellen. Sinds 2013 kan het wijzigen van de aflossingsvorm wel fiscale consequenties hebben, waarmee een advis eur rekening moet houden. 1.2.2.2 Verhuur onderpand In het algemeen beperkt de hypotheekverstrekking van de geldgever zich tot onderpanden in eigen gebruik bij de geldlener. Conform het bepaalde in de hypotheekakte is verhuur meestal alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van de geldgever. Een verzoek tot verhuur moet de lener meestal schriftelijk doen, waarbij ook een concepthuurcontract ter inzage moet worden meegestuurd. Bij de beslissing of toestemming kan worden verleend, is het van belang om te weten : onder welke condities verhuur gaat plaatsvinden; of verhuur voor een bepaalde of een onbepaalde termijn is aangegaan; welk gedeelte wordt verhuurd (kamerverhuur e.d.); wat het huurbedrag is. Daarnaast moet er in gevallen van tijdelijke verhuur een vergunning van de gemeente zijn in het kader van de Leegstandswet. Het belangrijkste criterium is echter de waarde van het onderpand in verhuurde staat. Deze waarde is over het algemeen lager dan de waarde bij vrije oplevering. De verstrekkingsnorm op basis van de waarde in verhuurde staat kan sterk variëren per geldgever: van 50% tot 75% van de verhuurde waarde van het onderpand. Wanneer de hoofdsom of de restantvordering de gehanteerde norm te boven gaat, heeft de geldgever drie mogelijkheden, die alleen of in combinatie kunnen worden toegepast: extra aflossing vragen; de aflossingsvorm wijzigen (bijvoorbeeld van annuïteit naar lineair), waardoor een snellere daling van de hoofdsom wordt bewerkstelligd. Daarnaast zal vaak een recent taxatierapport worden verlangd; extra zekerheden eisen. Wanneer toestemming tot verhuur wordt verleend, zal in het algemeen als aanvullende voorwaarde worden gesteld dat, als daar aanleiding voor is, de huur wordt betaald aan de geldgever in plaats van aan de eigenaar. Vaak wordt hiertoe een akte van verpanding opgemaakt. Is er sprake van een hypothecaire lening die is verstrekt onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG), dan is verhuur niet toegestaan. Alleen mag onder specifieke omstandigheden en tegen strikte voorwaarden tijdelijk worden verhuurd, mits de geldgever zelf akkoord is. 920151/Addendum PE Plus HK 8

Bij woningen waarvan de eigenaar periodiek subsidie ontvangt (bijvoorbeeld sociale koopwoningen) is verhuur wel toegestaan, maar de subsidie zal in beginsel vervallen wanneer de woning niet mee r door de eigenaar zelf wordt bewoond. De geldgever dient dan dus rekening te houden met een gewijzigde financiële positie van de geldnemer. Indien een huurovereenkomst eindigt, zal voor een eventuele nieuwe huurovereenkomst steeds opnieuw toestemming aan de geldgever gevraagd moeten worden. Verhuur op basis van de Leegstandswet Indien een verzoek wordt ingediend gaat een aantal geldverstrekkers er sinds kort mee akkoord om de woning tijdelijk te verhuren op basis van de Leegstandswet. De spelregels voor tijdelijke verhuur zijn sinds 1 juli 2013 vereenvoudigd. De Leegstandwet is hiervoor aangepast. De eigenaar van een leegstaande woonruimte mag deze in bepaalde situaties tijdelijk verhuren. Bijvoorbeeld als de woning te koop staat of gesloopt gaat worden. Daarvoor is een vergunning nodig van de gemeente waarin de woonruimte ligt. De voorwaarden voor het verstrekken van de vergunning zijn geregeld in de Leegstandwet. Bij tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet geldt sinds 1 juli 2013: de huurder heeft geen huurbescherming. De verhuurder kan de huur opzeggen als de woning wordt verkocht of gesloopt. Wel moet de verhuurder de huur minimaal drie maanden van te voren opzeggen; de huurovereenkomst stopt automatisch als de vergunning is verlopen; de verhuurder mag bij een te koop staande woning zelf de huurprijs bepalen. Er is geen maximale huurprijs meer (het puntensysteem geldt niet); gemeenten mogen aan de tijdelijke verhuur van te koop staande woningen geen eigen, extra eisen stellen die niet in de Leegstandwet staan; de vergunning voor te koop staande koopwoningen wordt voor 5 jaar ineens verleend. Particuliere eigenaren mogen niet meer dan twee te koop staande koopwoningen tegelijk tijdelijk verhuren; sloopwoningen en renovatiewoningen mogen maximaal 7 jaar worden verhuurd, in plaats van de huidige 5 jaar. Dit omdat door de crisis herstructureringsprojecten soms flinke vertraging oplopen. Eigenaren van woonruimte mogen meer dan 1 keer een vergunning voor tijdelijke verhuur aanvragen, op voorwaarde dat er tussen beide aanvragen minimaal 5 jaar zit waarin voor de woning geen vergunning voor tijdelijke verhuur is verstrekt. 1.2.2.3 Aflossingsvrij maken lening of verlagen aflossing/premie Sommige klanten willen tijdens de looptijd de lening geheel of gedeeltelijk aflossingsvrij maken. Een eigenwoningschuld die onder het overgangsrecht valt, heeft geen fiscale aflossingsplicht. Indien de lening voor 2013 is aangegaan, met daaraan een KEW, SEW of BEW gekoppeld, kan het zo zijn dat de klant deze KEW, SEW of BEW wil stopzetten. Een klant kan de behoefte hebben de maandlast te verlagen. Ook kan het zo zijn dat hij op relatief korte termijn een bedrag gaat ontvangen waarmee hij de eigenwoningschuld wil aflossen. 920151/Addendum PE Plus HK 9

Banken gaan in beginsel meestal akkoord met stopzetting van de KEW, SEW of BEW, mits de lening lager is dan 50% van de waarde van de woning op dat moment. Bovendien moeten de fiscale consequenties van voortijdig beëindigen van de KEW, SEW of BEW goed vastgesteld worden en aan de klant worden meegedeeld. In het geval de KEW, SEW of BEW om fiscale redenen beter niet voortijdig beëindigd kan worden, is verlaging van de inleg (binnen de bandbreedte 1:10) wellicht een goed alternatief. Aan het verlagen of stopzetten van de periodieke aflossingen kan een betalingsregeling in verband met achterstand ten grondslag liggen. Wanneer iemand een eigenwoningschuld heeft waarop de nieuwe fiscale aflossingsplicht rust, dan is het fiscaal erg ongunstig deze aflossing niet voort te zetten. De bruto rentelasten word en dan immers netto lasten. De lening kwalificeert niet meer als eigenwoningschuld, behoudens enkele uitzonderingen die benoemd zijn in het hoofdstuk over de fiscaliteit en de eigen woning. 1.2.2.4 Gedeeltelijk aflossen van de lening Vaak gaat het initiatief tot gedeeltelijke of algehele aflossing van de geldnemer uit, bijvoorbeeld in geval van oversluiten bij een andere geldgever. Daarnaast is het mogelijk dat de geldgever van de geldnemer eist dat de hypothecaire lening gedeeltelijk wordt afgelost. Dit is met na me het geval als de waarde van het onderpand niet meer in de juiste verhouding staat tot de hoofdsom. Bij extra aflossing kan het gaan om vrijwillige extra aflossing en verplichte extra aflossing. Over het algemeen is het toegestaan om tussen de 10% en 20% van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening per jaar boetevrij af te lossen. Wordt er meer afgelost, kan er een boete verschuldigd zijn over het restbedrag. Onder vrijwillige extra aflossing worden aflossingen verstaan die door de geldnemer gedaan worden naast de reguliere aflossing of de verplichte extra aflossing. Wanneer een geldnemer vaak extra aflossingen verricht, neemt het risico voor de geldgever af. Het komt in dat geval geregeld voor dat de geldnemer een verzoek doet tot gedeeltelijk royemen t van de hypothecaire inschrijving, wanneer deze op meerdere onderpanden werd gevestigd. Als de waarde van het overblijvende onderpand in de gewenste verhouding tot de hoofdsom staat, zal in veel gevallen positief op zo n verzoek van de geldnemer worden be slist. Extra aflossingen hebben gevolgen voor de hypotheeklasten. Er wordt immers rente betaald over een kleinere hoofdsom en de bedragen die periodiek voor aflossing worden betaald, kunnen worden verlaagd. Een geldnemer kan ook verzoeken om een gedeeltelijke aflossing bij verkoop van een deel van het voor de hypothecaire lening verbonden onderpand. Uiteraard is het van belang dat het resterende deel van het onderpand voldoende overwaarde heeft ten opzichte van de hypothecaire lening. In veel gevallen wordt de waarde van dit onderpand door middel van een nieuwe taxatie vastgesteld. Als er sprake is van verkoop van een deel van het verbonden onderpand, moet ter verkrijging van het gedeeltelijke royement, in het algemeen de volledige of een deel van de verkoopopbrengst als extra aflossing, op de uitstaande hoofdsom van de lening worden afgelost. 920151/Addendum PE Plus HK 10

Onder gedeeltelijk royement wordt het doorhalen van een deel van de hypothecaire inschrijving. Om deze doorhaling te bewerkstelligen, heeft de notaris een do or de bank ondertekende volmacht tot gedeeltelijk royement nodig. Als het overblijvende deel van het onderpand voldoende overwaarde heeft, wordt het verzoek tot gedeeltelijk royement in principe gehonoreerd. Eventuele betalingsachterstanden moeten zijn weggewerkt. Wanneer de waarde van het resterende deel van het onderpand een gedeeltelijk royement niet toestaat, kan dit toch worden verleend, als de geldnemer extra zekerheid stelt. Een andere mogelijkheid voor de geldnemer is het doen van een (verplichte) extra aflossing. Als de resterende (extra) zekerheid onvoldoende is, wordt het verzoek tot gedeeltelijk royement afgewezen. Gedeeltelijke aflossing en hypotheekrente Veel geldgevers hanteren bepaalde hypotheekrenteopslagen wanneer de LTV -ratio boven een bepaald percentage komt. Wanneer iemand gedeeltelijk aflost, kan de LTV-ratio hierdoor zodanig laag worden, dat deze opslag van de rente kan worden verwijderd. Het is niet iets waar alle geldgevers zelf altijd actief aan denken. Het is aan de adviseur om de klant hierop te wijzen, zodat deze wellicht voor de resterende lening een lagere rente hoeft te betalen. 1.2.2.5 Gehele aflossing lening Bij woninghypotheken worden in de akten van geldlening de voorwaarden opgesomd waarin het de geldnemer is toegestaan zonder boete af te lossen: op de verlengingsdatum (ook wel renteherzieningsdatum genoemd); bij overlijden van de geldnemer; bij verkoop van het onderpand en verhuizing; bij tenietgaan van het onderpand. Een algehele aflossingsnota die het bedrag aangeeft dat aan de geldgever betaald moet worden, kan zowel aan de geldnemer als aan de notaris worden verzonden. Wanneer het bedrag volledig is ontvangen, hetzij door de notaris hetzij door de geldgever, wordt een royementsvolmacht opgemaakt. Deze volmacht wordt door de geldgever ondertekend en aan de notaris toegezonden. Aan de hand hiervan wordt door de notaris de akte van royement opgemaakt, waarna de hypothecaire inschrijving in het hypotheekregister kan worden doorgehaald. Indien de marktrente voor nieuwe hypothecaire leningen hoger of gelijk is aan de in de akte van geldlening overeengekomen rente, wordt geen vergoeding in rekening gebracht. 920151/Addendum PE Plus HK 11

Als de marktrente lager is dan de rente die is genoemd in de hypotheekakte of die van de rentevaste periode, kan aflossing plaatsvinden: onder bijbetaling van een vast percentage als vergoeding, of een aantal maanden rente; tegen betaling van een vergoeding, berekend op basis van de contante waarde van de door de geldgever te derven rente. De boete hoeft alleen betaald te worden over het gedeelte van de lening dat niet boetevrij afgelost mag worden. Uiteraard moeten rentes van een gelijke rentevaste periode vergeleken worden. Bij een boeteberekening van een vergoeding op basis van contante waarde wordt de formule dan : (hoofdsom -/- bedrag boetevrij aflossen) x (oude rente -/- nieuwe rente) x restant rentevaste periode = boete Dit bedrag moet nog wel contant gemaakt worden, omdat het eerder verkregen wordt. Voorbeeld Hans heeft een hypotheek met een hoofdsom van 200.000. Hij wil de gehele lening aflossen en bij een andere geldverstrekker onderbrengen (oversluiten). De rente die Hans op zijn lening betaalt bedraagt 6,3% voor vijf jaar vast. Hans kan bij de andere geldverstrekker een rente van 5,8% voor vijf jaar vas t krijgen. Van de huidige rentevaste periode zijn inmiddels drie jaar verstreken. De rente bij de huidige geldgever voor 2 jaar vast is 3,8%. Hans kan 20% van zijn lening boetevrij inlossen, volgens de algemene voorwaarden. De boete kan als volgt berekend worden: ( 200.000 -/- 40.000) x (6,3% -/- 3,8%) x 2 jaar = 8.000 boete. Dit bedrag moet nog wel contant gemaakt worden, omdat het nu ineens gevorderd wordt. De factoren die de hoogte van de boeterente bepalen, zijn dus: het percentage van de geldlening dat de lener jaarlijks boetevrij kan aflossen; het verschil tussen de rente die de lener betaalt en de huidige marktrente; de resterende rentevaste periode; de gehanteerde rekenmethode door de geldverstrekker. In de hypotheekakte staat welke methode de geldverstrekker hanteert. Meestal is dit de contante waarde methode. 1.2.2.6 Verhuizing Bij een verhuizing mag de hypotheekgever over het algemeen boetevrij aflossen. In sommige gevallen is de klant er echter meer mee gebaat de hypotheeklening mee te verhuizen, vanwege gunstige voorwaarden of een lage rente. Als dit in de algemene voorwaarden is opgenomen, zal dat geen probleem zijn. In alle andere gevallen kan het besproken worden, maar is het vaak niet mogelijk. 1.2.2.7 Overlijden Bij overlijden bestaat over het algemeen de mogelijkheid om de lening boetevrij af te losse n. Uiteraard moet(en) de nabestaande(n) dan wel over de financiële middelen beschikken om de lening af te lossen. 920151/Addendum PE Plus HK 12

Komt er een uitkering vrij uit een verzekering als gevolg van het overlijden van de geldnemer, dan mag deze uitkering altijd gebruikt worden voor aflossing van de hypothecaire lening, zonder dat er boeterente in rekening wordt gebracht. Dat is afgesproken in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen. In het geval de nabestaanden de lening op een andere wijze willen aflossen, gaat de geldgever hier meestal coulant mee om. Als de lening niet of niet volledig is afgelost door de geldnemer, gaan de verplichtingen volledig over op de nabestaanden. De lening wordt bij overlijden dus niet kwijtgescholden, noch komen verplichtingen te vervallen. Wel kunnen betalingen, als nabestaanden overgaan tot verkoop van het onderpand, soms opgeschort worden tot een later tijdstip. 1.2.2.8 Echtscheiding Beëindiging van een huwelijk door echtscheiding heeft voor beide partners vaak ingrijpende gevolgen. We gaan kort in op de aspecten van een echtscheiding die voor financieel adviseurs van belang zijn in het kader van de hypotheek. Als partners gaan scheiden, moeten zij diverse voorzieningen treffen voor lopende zaken: het gebruik van de echtelijke woning, de verblijfsplaats van de kinderen, alimentatie, enzovoorts. Het is mogelijk om een rechter te verzoeken voorlopige voorzieningen (afspraken) vast te leggen. De voorlopige voorzieningen gelden dan gedurende de loop van het echtscheidingsproces. De afspraken die bij een scheiding gemaakt worden rond bezittingen en schulden worden vastgelegd in een convenant. Na een uitspraak van de rechter kan de scheiding ingeschreven worden bij de burgerlijke stand. Pas dan is de echtscheiding officieel een feit. Sinds de invoering van het nieuwe huwelijksvermogensrecht in 2012, is het wel zo dat de verdeling van het gemeenschapsvermogen al plaatsvindt op het moment dat het verzoek tot de echtscheiding wordt ingediend bij de rechtbank. Dat betekent dat schulden die vanaf dat moment worden ge maakt door een van de partners, niet meer voor rekening komen van de ander. Als er schulden zijn gemaakt voor of tijdens het huwelijk, moet bij de echtscheiding vastgesteld worden wie er aansprakelijk is voor de schulden. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen gemeenschappelijke schulden (schulden die in het gemeenschappelijke vermogen vallen) en privéschulden (komen in principe niet voor bij een huwelijk in gemeenschap van goederen). Voor gemeenschappelijke schulden geldt dat degene die de schuld is aangegaan volledig aansprakelijk is en blijft voor de betreffende schuld. De andere partner is na de echtscheiding nog voor de helft aansprakelijk voor deze gemeenschappelijke schulden. Daarnaast is iedere partner bij een echtscheiding uiteraard aansprakelijk voor privéschulden (bij huwelijkse voorwaarden) en huishoudelijke schulden. De hypotheek voor een echtelijke woning wordt altijd tot een huishoudelijke schuld gerekend, ook als niet beide partijen de akte ondertekend hebben. Over het algemeen moet de akte door beide partijen ondertekend worden conform de vereiste van de geldverstrekker (soms ook vanwege toestemmingsvereiste). Bij een scheiding vervallen de rechten en verplichtingen dus niet zonder meer, ook al is dat opgenomen in een convenant. Bij de geldverstrekker moet de ene partij ontslagen worden van hoofdelijke aansprakelijkheid, wil deze ook daadwerkelijk niet meer aansprakelijk zijn. De geldverstrekker gaat hier alleen toe over als de andere partner de betalingsverplichtingen ook daadwerkelijk aankan. 920151/Addendum PE Plus HK 13

De fiscale gevolgen van echtscheiding zijn besproken in het hoofdstuk over fiscaliteit en de eigen woning. 1.2.3 Zelftoets 1. Lisa van der Broek heeft een hypothecair krediet op haar woning. Dit krediet is verstrekt met NHG. Haar vriendin Patricia Pols wil graag een kamer bij haar huren. Mag Lisa een kamer aan Patricia verhuren? a. Ja, verhuur is altijd toegestaan bij een lening met NHG. b. Dit is mogelijk als Lisa toestemming krijgt van het WEW. c. Nee, dit is niet mogelijk omdat er sprake is van NHG. 2. Paula Pijnenburg wil haar hypothecaire geldlening aflossen voordat haar renteperiode is afgelopen. Haar hypotheekadviseur vertelt haar dat zij dan een boeterente verschuldigd is. Waardoor stijgt de boeterente van Paula Pijnenburg? Door het a. dalen van de contantmakingsfactor. b. dalen van de marktrente. c. verloop van de tijd. 1.2.3.1 Antwoorden op de zelftoets 1. Antwoord c is juist. Kamerverhuur is nooit toegestaan op een woning met NHG-lening. Alleen tijdelijke verhuur met toestemming van de Stichting WEW is onder strikte voorwaarden toegestaan. 2. Antwoord b is juist. De boeterente wordt berekend over het verschil tussen de rente die Paula bet aalt en de marktrente. Op het moment dat de marktrente daalt, zal de boeterente hoger worden. Immers het verschil tussen de twee renten wordt groter. 920151/Addendum PE Plus HK 14

1.3 UITBREIDING BEGRIP EIGEN WONING (VERVANGT 3.1) Er is een aantal situaties waarin een eigen woning die niet langer hoofdverblijf is toch nog enige tijd als eigen woning aangemerkt kan blijven of worden. Die situaties zijn de volgende. 1.3.1 Verhuizing Als belastingplichtigen van de ene woning naar een volgende eigen woning verhuizen, sluiten de verkoop van de oude woning en de aankoop van de nieuwe woning niet altijd exact op elkaar aan. Financiële lasten, zoals renten op hypothecaire geldleningen, kunnen elkaar dan vaak overlappen. Om voor belastingplichtigen het aankopen van een eigen woning niet te belemmere n, kan gedurende een korte periode ook een woning die in een dergelijk geval nog niet of niet meer een hoofdverblijf is, als eigen woning aangemerkt worden. 1.3.1.1 Woning staat te koop en is al verlaten (verhuisregeling) In de Wet IB 2001 is de situatie geregeld dat de woning de belastingplichtige niet meer als hoofdverblijf ter beschikking staat. In dat geval kan de woning toch aangemerkt blijven als eigen woning. Aan de toepassing van deze regeling zijn wel voorwaarden verbonden.een woning die wordt aangehouden uit speculatieve overwegingen valt niet onder deze bepaling (en dus in box 3). Evenmin valt onder deze bepaling de woning die, ook al is het tijdelijk, een andere bestemming heeft. Als de belastingplichtige wel aan de voorwaarden voldoet, mag hij ook deze woning tijdelijk als eigen woning opgeven. Hij heeft dan voor die woning recht op renteaftrek. Voorwaarden De woning staat te koop. De woning staat leeg sinds de verhuizing. De woning was in voorgaande jaren uw hoofdverblijf. Aftrekbare kosten Voldoet de woning aan de voorwaarden? Dan mag de belastingplichtige ook voor de vorige woning de volgende kosten aftrekken: (hypotheek)rente en financieringskosten periodieke betalingen voor de rechten van erfpacht, opstal of beklemming Heeft de belastingplichtige een nieuwe eigen woning gekocht? Dan mag hij van de oude en de nieuwe woning deze kosten aftrekken. Eigenwoningforfait In het jaar dat de belastingplichtige verhuisd is vult hij in de aangifte voor beide woningen het eigenwoningforfait in voor de periode die hij in die woning woonde. Het eigenwoningforfait in de periode die hij niet in die woning woonde, is 0. In de 3 jaren daarna vult de belastingplichtige alleen het eigenwoningforfait in van de woning die als hoofdverblijf dient. 920151/Addendum PE Plus HK 15

Periode De woning die te koop staat, mag de belastingplichtige als eigen woning opgeven gedurende maximaal 3 jaar na het kalenderjaar waarin hij de woning heeft verlaten. Voorbeeld De vorige woning van Flip staat met ingang van 1 mei 2013 leeg en te koop. Hij mag deze woning uiterlijk tot en met 31 december 2016 blijven opgeven als eigen woning. Woning na die periode niet verkocht Is de woning na die periode niet verkocht? Dan is de rente niet meer aftrekbaar, en geeft de belastingplichtige de woning en de schuld aan in box 3 (sparen en beleggen). Is de (hypotheek)schuld lager dan de waarde van het huis in het economische verkeer op dat moment? Dan is er sprake de belastingplichtige van overwaarde. Dat beïnvloedt de renteaftrek van de hypotheek voor de nieuwe woning. 1.3.1.2 Woning wordt gebouwd of verbouwd De omgekeerde situatie doet zich voor als belastingplichtige een (eigen) woning bewoont en een woning heeft gekocht, maar deze nog niet kan betrekken omdat deze nog moet worden verbouwd of een woning heeft gekocht die nog in aanbouw is. Als een dergelijke nieuwe woning pas op termijn tot hoofdverblijf gaat dienen, zou er in die tussentijd geen recht op renteaftrek bestaan. Daarom is bepaald dat deze woning aangemerkt wordt als eigen woning. Voorwaarde is wel dat de woning leegstaat. Voor zover er in de tussentijd iemand anders in de woning woont, is er immers sprake van een (al dan niet om niet) verhuurde woning die onder de forfaitaire rendementsheffing valt. De belastingplichtige moet aannemelijk maken dat hij aan alle voorwaarden voldoet. In beginsel is ook op deze woning het eigenwoningforfait van toepassing. De hoogte hiervan is echter op nul gezet. Voor uitbreiding van het begrip eigen woning geldt een maximum tijdsduur. Voor de leegstaande woning geldt nog wel de maatregel waarin de periode van aftrek van eigenwoningrente, en is drie jaar. 1.3.1.3 Herleven renteaftrek voormalige eigen woning na tijdelijke verhuur Sinds 1 januari 2010 herleeft de eigenwoningrenteaftrek na verhuur van een voormalige eigen woning. De eigenwoningrente kan herleven na een periode van tijdelijke verhuur. De eigenwoningrente kan na de verhuur nog worden afgetrokken tot maximaal de resterende termijn van de verhuisregeling zoals hiervoor vermeld. 1.3.1.4 Echtscheiding De fiscale positie met betrekking tot de echtelijke woning bij echtscheiding kan zeer verschillend zijn. Dit is afhankelijk van het huwelijksvermogensregime, wie van de echtgenoten eigenaar is van de woning en wie van hen de rente betaalt. Zolang de vermogensrechtelijke positie van de ex - echtgenoten nog niet geregeld is blijft het onduidelijk in hoeverre de hypothecaire lening valt aan te merken als eigenwoningschuld (eventueel als alimentatie). Om deze redenen is er een bij zondere regeling voor echtscheidingssituaties. De regeling houdt in dat voor een beperkte maximale periode de woning aangemerkt blijft als eigen woning. 920151/Addendum PE Plus HK 16

De schuld die erop rust blijft daardoor ook een eigenwoningschuld. Deze situatie geldt hooguit voor twee jaar nadat de woning door de belastingplichtige is verlaten. Voorwaarde is wel dat deze woning de ex-partner, anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf ter beschikking staat. De regeling geldt ook voor samenwoners die hun samenwoning verbreken. De woning geldt voor belastingplichtige (mede) als eigen woning, hij dient dan ook gedurende die tijd het eigenwoningforfait aan te geven. Omdat hij zijn ex-partner woongenot verschaft in de woning, wordt dit gezien als alimentatie. De hoogte hiervan wordt vastgest eld op de helft van het eigenwoningforfait. Dit bedrag is bij de ex-partner die de woning verlaten heeft aftrekbaar en bij de ander belast. Het komt er dus op neer dat degene die in de woning blijft wonen het gehele eigenwoningforfait moet aangeven. Na deze tweejaarsperiode wordt de helft van de woning bij de vertrokken partner gerekend tot de grondslag voor de vermogensrendementsheffing. 1.4 TWEE WONINGEN (VERVANGT 3.3.4 ONDERDEEL TWEE WONINGEN) In de Wet IB 2001 is de situatie geregeld dat de verhuisregelingen van toepassing zijn. Bij een verhuizing moet het annuïtaire aflossingsschema (van de oude woning) voor de nieuwe woning worden voortgezet. Bij een aanvullende financiering gaat in beginsel een nieuw ten minste annuïtair aflossingsschema gelden. Voorbeeld (voortzetting aflossingsschema, zonder toepassing van de bijleenregeling ) Paul is verhuisd naar een nieuwe woning, die is gekocht voor 300.000. De oude woning van Paul, waar hij sinds 2013 precies vijf jaar (60 maanden) heeft gewoond, staat in de verkoop. De eigenwoningschuld van die oude woning bedraagt op het moment van de verhuizing nog 180.000. Het aflossingsschema van de schuld van de oude woning moet worden voortgezet bij de schuld van de nieuwe woning en voor het meerdere gaat een nieuw ten minste annuïtair aflossingsschema in. De eigenwoningschuld van de nieuwe woning bestaat dan uit een schuld van 180.000 waarop in 300 maanden annuïtair moet worden afgelost en een schuld van 120.000 waarop in 360 maanden annuïtair moet worden afgelost. De schuld van de te koop staande woning mag aflossingsvrij worden gemaakt. Dit heeft geen gevolg voor de renteaftrek. Hetzelfde geldt ook voor overbruggingskredieten. Een overbruggingskrediet is feitelijk het voorfinancieren van een toekomstige verwacht vervreemdingssaldo. Voorbeeld (voorfinancieren (toekomstig) vervreemdingssaldo) Paul, uit het vorige voorbeeld, verwacht een opbrengst voor de van de oude woning van 230.000. De EWR bedraagt dan 50.000 ( 230.000 -/- 180.000). Aangezien Paul de oude woning echter nog niet heeft verkocht, heeft hij een overbruggingsfinanciering nodig van 50.000. Paul mag deze schuld aflossingsvrij financieren en rekenen tot zijn eigenwoningschuld. Uiteindelijk kan Paul in box 1 180.000 met een 25-jarige annuïteit financieren en 70.000 ( 120.000 -/- 50.000) met een 30-jarige annuïteit. 920151/Addendum PE Plus HK 17

Een eigenwoningschuld blijft een eigenwoningschuld, zolang de woning een eigen woning is. Fiscaal wordt daardoor aangesloten op de eigenwoningregeling. Dat betekent dat de eigenwoningschuld van een lege en te koop staande woning nog 3 jaar als zodanig wordt aangemerkt. De aflossingsplicht voor de eigenwoningschuld op de te koop staande woning vervalt dan. Voor een nieuwbouwwoning in aanbouw geldt hetzelfde. Zolang de woning in aanbouw is (en nog niet betrokken is), geldt voor de eigenwoningschuld ten behoeve van deze nieuwbouwwoning nog geen aflossingsplicht. Direct daarmee samenhangend geldt ook dat de eigen woning een eigen woning blijft wanneer iemand tijdelijk is uitgezonden en er sprake is van tijdelijke leegstand of wanneer iemand de woning verlaat voor opname in een verpleeginrichting. Voor eventuele eigenwoningschulden op deze woningen, blijft renteaftrek dus in stand. Echter, bij een leegstand als gevolg van opname in een verpleeginrichting of bij tijdelijke leegstand, blijft de aflossingsplicht op die eigenwoningschuld wel bestaan! Voorbeeld Het echtpaar Veenstra heeft een eigen woning, waarop een eigenwoningschuld (EWS) rust. Ze zijn in gemeenschap van goederen gehuwd, waardoor zowel de woning als de EWS voor een gelijk deel van hen beiden is. Ze besluiten te gaan scheiden op 1 april 2014. Hans Veenstra vertrekt op die datum uit de woning, nog voordat de scheiding is uitgesproken. Hij gaat tijdelijk in een huurwoning wonen. Door de fiscale regeling bij echtscheiding geldt dat de helft van de schuld ook voor hem nog een EWS is. Hij mag dus de helft van de rente daarover nog in mindering brengen op zijn inkomen in box 1. Wel geldt voor hem ook een bijtelling ter hoogte van 50% van het eigenwoningforfait (EWF). Omdat het EWF in beginsel e en belasting is op woongenot, mag hij deze bijtelpost direct ook weer in mindering brengen op zijn inkomen. Hij heeft immers zelf niet het woongenot, maar zijn voormalige partner wel. Deze situatie kan 2 jaar voortduren, tenzij de scheiding eerder wordt uitgesproken. Vanaf 1 april 2016 verhuist de helft van de woning van Hans Veenstra naar box 3. De helft van de rente over de eigenwoningschuld is dan ook niet meer aftrekbaar. Stel dat de echtscheiding wordt uitgesproken binnen 2 jaar, waarbij mevrouw Veenst ra de woning krijgt. In dat geval wordt de hele woning haar eigen woning en is ook de hele eigenwoningschuld haar eigenwoningschuld. Hans heeft dan geen eigen woning meer. Let op: wanneer mensen niet meer op hetzelfde adres staan ingeschreven zijn ze gee n fiscale partners meer! Ondanks dat geldt deze regeling voor echtscheidingen. 1.5 RESTSCHULDEN (VERVANGT 3.3.5 ONDERDEEL RESTSCHULDEN) Door de prijsdalingen op de huizenmarkt zijn er steeds meer huizen waarvan de waarde lager is dan de eigenwoningschuld die de belastingplichtige heeft op die woning. Deze restschulden, die ontstaan vanwege een negatief vervreemdingssaldo, vormen op dit moment een belemmering voor de doorstroming in de woningmarkt. Voor restschulden die zijn ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017 is de rente vijftien jaar aftrekbaar. Dit geldt ook wanneer de restschuld ontstaat bij iemand die daarna geen eigen woning betrekt. Die maatregel is erop gericht om zo spoedig mogelijk te komen tot een afbouw van restschulden. 920151/Addendum PE Plus HK 18

Voor deze restschulden geldt dat er geen aflossingsplicht op rust en ze ook niet behoren tot de eigenwoningschuld. Ze hebben dus geen invloed op de 360-maandsperiode 1.6 VOORLOPIGE TERUGGAVE (TOEGEVOEGD AAN 3.4) In de meeste gevallen zijn de inkomsten uit de eigen woning negatief (door de eigenwoningrenteaftrek). Door het indienen van een verzoek om een voorlopige teruggave kan de belastingplichtige al tijdens het kalenderjaar waarop de negatieve inkomsten betrekking hebben, genieten van het belastingvoordeel dat deze negatieve inkomsten tot gevolg hebben. De fiscus betaalt maandelijks het bedrag van de teruggave uit als daarom is verzocht. 1.7 LAAG BTW-TARIEF OP ARBEIDSKOSTEN VERBOUWING (VERVANGT 3.4.1) Van 1 maart 2013 tot 1 juli 2015 geldt voor de arbeidskosten bij renovatie of herstel (waaronder (tuin)onderhoud) het lage tarief van 6% omzetbelasting. Voor gebruikte materialen blijft het tarief gewoon 21%. 920151/Addendum PE Plus HK 19

2 OVERIGE ACTUALITEITEN De PE plusexamens zijn middels een modulair systeem opgebouwd. Dit betekent dat u examen aflegt in de topmodule en met het behalen van het examen ook de beroepskwalificatie uit een onderliggende module kunt aanvragen. Tijdens het examen kunt u dan ook vragen krijgen die behoren bij deze onderliggende module. In het nu volgende hoofdstuk zullen we dan ook de actualiteiten behandelen die behoren bij deze onderliggende module. 2.1 MODULE BASIS Erfbelasting Als iemand overlijdt dan gaat de erfenis naar de erfgenamen. Het gaat hierbij om zowel de bezittingen als de schulden. Bezittingen kunnen bestaan uit geld, maar ook uit goederen. De erfgenamen moeten vervolgens erfbelasting betalen over deze erfenis als ze meer ontvangen (bezittingen minus de schulden) dan de vrijstelling die op hun van toepassing is. De vrijstelling is afhankelijk van de relatie die de erfgenaam heeft met de overledene (erflater). De aangifte erfbelasting moet in beginsel binnen acht maanden na het overlijden worden ingediend. Daarna zal de belastingdienst een aanslag opleggen. Als iemand een woning erft, dan kan het zo zijn dat het (nog) niet lukt om deze woning te verkopen, terwijl er wel al erfbelasting betaald moet worden. Er kan dan uitstel van betaling worden aangevraagd aan de belastingdienst. Doorgaans wordt er een vrijstelling voor de duur van 1 jaar verleend. Deze termijn kan na afloop weer verlengd worden. Belastingschulden mogen normaliter niet op het vermogen in mindering worden gebracht als er aangifte inkomstenbelasting wordt gedaan. Een uitzondering hierop is een schuld van te betalen erfbelasting. deze mag wel als schuld in box 3 worden opgevoerd. Heffingskortingen Een heffingskorting is een korting op de te betalen belasting. Voor de inkomstenbelasting gelden er een aantal kortingen. De algemene heffingskorting is daar één van. Tot 2014 was de algemene heffingskorting een vast bedrag voor iedere belastingplichtige. Vanaf 2014 is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk. De afbouw van de heffingskorting is een percentage van het belastbaar inkomen uit werk en woning. De afbouw begint bij de 2e schijf en eindigt bij de 4e schijf. Bij een inkomen tot de 2e schijf en bij een inkomen vanaf de 4e schijf is de algemene heffingskorting een vast bedrag. 920151/Addendum PE Plus HK 20

Voor de AOW-leeftijd (2015): Inkomen hoger dan Inkomen niet hoger dan Algemene heffingskorting 0 19.822 2.203 19.822 56.935 2.203 -/- 2,320% x (belastbaar inkomen uit werk en woning -/- 19.822) 56.935 1.342 Vanaf de AOW-leeftijd (2015): Inkomen hoger dan Inkomen niet hoger dan Algemene heffingskorting 0 19.822 1.123 19.822 56.935 1.123 -/- 1,182% x (belastbaar inkomen uit werk en woning -/- 19.822) 56.935 685 De arbeidskorting wordt ontvangen door mensen die werken. De arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen, waaronder: Winst uit onderneming; Loon, ziektewetuitkeringen en andere inkomsten uit loondienst waarop de werkgever loonheffing moet inhouden; Fooien, aandelenoptierechten en andere inkomsten waarop de werkgever geen loonheffing hoeft in te houden; Resultaat uit overig werk. De hoogte de arbeidskorting hangt vanaf 2014 af van de leeftijd en van de hoogte van het arbeidsinkomen van de belastingplichtige. Voor de AOW-leeftijd (2015): Arbeidsinkomen meer dan Arbeidsinkomen niet meer dan Arbeidskorting 0 9.010 1,810% x arbeidsinkomen 9.010 19.463 163 + 19,679% x (arbeidsinkomen -/- 9.010) 19.463 49.770 2.220 49.770 100.670 2.220 4% x (arbeidsinkomen -/- 49.770) 100.670-184 920151/Addendum PE Plus HK 21

Vanaf de AOW-leeftijd (2015) Arbeidsinkomen meer dan Arbeidsinkomen niet meer dan Arbeidskorting 0 9.010 0,922% x arbeidsinkomen 9.010 19.463 84 + 10,028% x (arbeidsinkomen -/- 9.010) 19.463 49.770 1.132 49.770 100.670 1.132 2,038% x (arbeidsinkomen -/- 49.770) 100.670-94 De arbeidskorting voor de lagere inkomens neemt toe en voor de hogere inkomens neemt deze af. De maximaal te ontvangen arbeidskorting zal de komende jaren nog verder toenemen, maar voor de hogere inkomens zal een sterkere afbouw plaatsvinden. Hypotheekvormen Sinds 1 januari 2013 is uitsluitend de hypotheekrente van nieuwe hypotheken aftrekbaar voor de inkomstenbelasting als deze minimaal annuïtair in maximaal 360 maanden worden ingelost. Dit betekent dat de rente van nieuwe leningen alleen nog aftrekbaar is als er gekozen wordt voor een annuïteitenlening of lineaire lening. Voor leningen die al bestonden voor 1 januari 2013 geldt overgangsrecht. Dit betekent dat de rente over deze leningen wel nog aftrekbaar is voor een maximale periode van 30 jaar ook al wordt er tussentijds niets ingelost. 2.2 MODULE VERMOGEN 2.2.1 Beloning en belasting Een adviseur mocht tot 1999 alleen beloond worden door betaling van provisie van een aanbieder. Vanaf 1999 tot 2013 mocht een adviseur een beloning ontvangen van de aanbieder of rechtstreeks van zijn klant. Sinds 1 januari 2013 geldt voor veel producten he t provisieverbod. Door dit verbod ontvangt de adviseur zijn vergoeding niet meer van de aanbieder, maar van de klant. Dit brengt met zich mee dat de adviseur een factuur zal sturen aan de klant. De adviseur moet dus weten hoe hij een factuur opstelt. Niet in alle gevallen is het opstellen van een factuur verplicht. De adviseur stelt de factuur ook op voor zijn eigen administratie. Verplicht opstellen factuur Een adviseur is verplicht een factuur op te stellen als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden houden in dat: het moet gaan om het leveren van goederen en diensten aan ondernemers of rechtspersonen die geen ondernemer zijn. Rechtspersonen die geen ondernemer zijn, zijn bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen. Er is geen verplichting tot het opstellen van een factuur als het gaat om particuliere klanten; de adviseur over de geleverde goederen en diensten btw moet afdragen. 920151/Addendum PE Plus HK 22