SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG



Vergelijkbare documenten
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen zullen hierna worden aangeduid als de stichting en de arts.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1 17).

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Scheidsgerecht gezondheidszorg. Kenmerk: 03/18. Arbitraal vonnis in de zaak van: A, wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. J.C.J.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 11 april 2011 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Partijen worden hierna ook aangeduid als de maatschap en de stichting.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Scheidsgerecht gezondheidszorg. Kenmerk: 04/04. Arbitraal vonnis in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna aangeduid als X, A en het Vereveningsfonds.

NR. 12. SCHORSING VAN MEDISCH SPECIALIS NIET RECHTMATIG. REHABILITATIE. VERGOEDING VAN IMMATERIËLE SCHADE EN KOSTEN VAN EXTRAJUDICIËLE RECHTSBIJSTAND.

NR. 9. OPZEGGING VAN TOELATINGSOVEREENKOMST. VERGOEDING.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna aangeduid als eiser en verweerster.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

NR. 3. AMBTELIJKE AANSTELLING NAAST TOELATINGSOVEREENKOMST. BEVOEGDHEID VAN SCHEIDSGERECHT. PREMIE VOORTGEZETTE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING BIJ VUT.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

1.3 De gemachtigde van eiseres heeft producties nagezonden bij brieven van 2 en 8 maart 2005.

31 december 2003 NR. 13. (03/17) AFREKENING NA MINNELIJKE BEËINDIGING VAN TOELATINGSOVEREENKOMST.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna ook aangeduid als eiser en de stichting.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 31 januari 2012 het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:

NR. 5. VASTSTELLING BEDRAG VAN GOODWILL-VERGOEDING BIJ OVERGANG NAAR LOONDIENST.

1.2 A heeft bij nadere memorie van eis, voorzien van producties, gevorderd dat het Scheidsgerecht:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG 04/19. Arbitraal vonnis in de zaak van: A., wonende te B., eiser, gemachtigde: mr. B.G.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 4 juni 2012 het navolgende arbitraal vonnis gewezen in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna aangeduid als eiser, de Stichting en de Vereniging, die samen ook verweerders worden genoemd.

1.3 Beide partijen hebben vervolgens nog producties overgelegd.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 16 januari 2013 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Uitspraak Geschilleninstantie Zorggeschil Geschilnummer:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Arbitraal vonnis in kort geding en bodemprocedure in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. 05/11 en 05/12. Arbitraal vonnis in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Nr. 5. SCHADEVERGOEDING WEGENS TEKORTKOMING IN VINDEN OPVOLGER.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ6321

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster,

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

25 september 2002 NR. 12. (02/19kg) SAMENWERKING VAN GYNAECOLOGEN VAN VERSCHILLENDE ZIEKENHUIZEN TER UITVOERING VAN REGIOVISIE.

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS ter zake van het bevoegdheidsincident in een geschil tussen. de vereniging A., hierna te noemen de VVE,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ter zake van een geschil tussen 1. A. P., 2. T. P., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Arbitraal vonnis van 3 april 2014 Kenmerk: 13/41

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Bij deze memorie zijn acht producties (genummerd 1-8) gevoegd.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

De partijen worden hierna opnieuw aangeduid als eiser en de stichting.

Nr. 13. ONTBINDING VAN TOELATINGSOVEREENKOMST MET TOEKENNING VAN SCHADEVERGOEDING

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Tegenstrijdige opdrachten.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ANONIEM BINDEND ADVIES

RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

R A A D V O O R G E S C H I L L E N van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. College van Arbiters. ARBITRAAL VONNIS nr d.d. 3 september 2009 in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Kenmerk: 03/05. Arbitraal vonnis in de zaak van:

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

NR. 1. ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN DIRECTEUR VAN VERPLEEGHUIS. VERGOEDING. KANTONRECHTERSFORMULE.

SCHEIDSRECHTERLIJK INCIDENTEEL VONNIS ter zake van het bevoegdheidsincident in een geschil tussen: B., hierna te noemen onderneemster,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ter zake van een geschil tussen W.H., hierna te noemen: opdrachtgeefster, de besloten vennootschap BOUWBEDRIJF R. B.V., hierna te noemen aanneemster,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Kenmerk: 03/12. Arbitraal vonnis in de zaak van:

B., hierna te noemen onderneemster,

ANONIEM BINDEND ADVIES

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Transcriptie:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 06/21 Arbitraal vonnis in de zaak van: drs. A., wonende te Z., eiser, gemachtigden: mr. A.J.H.W.M. Versteeg en mr. W.D. Kweekel tegen: de Stichting B., gevestigd te Y., verweerster, gemachtigde: mr. E.W.M. Meulemans. Partijen worden hierna aangeduid als eiser en de Stichting 1. De procedure 1.1 Bij brief van 15 november 2006 heeft de gemachtigde van eiser bij het Scheidsgerecht deze procedure aanhangig gemaakt onder indiening van de memorie van eis met producties. Eiser verzoekt het Scheidsgerecht om voor recht te verklaren dat: primair: 1. de Stichting jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten althans verwijtbaar onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld door in 2001 niet te bewerkstelligen dat hij in de nieuwe maatschap chirurgie zou worden opgenomen dan wel door na te laten de aan eiser gedane toezegging na te komen en de per die datum gevormde maatschap te houden aan de door haar aan de maatschapsvorming gestelde voorwaarden; 2. de Stichting gehouden is de door eiser als gevolg van de onder 1 beschreven handelwijze geleden en in de toekomst nog te lijden schade te vergoeden, welke schade bestaat uit het verschil tussen de door eiser sinds 2001 tot aan zijn 65 e levensjaar verworven en nog te verwerven inkomsten enerzijds en de inkomsten van de leden van de maatschap in dezelfde periode anderzijds, vermeerderd met de goodwillwaarde van zijn praktijkaandeel, althans een door het Scheidsgerecht in goede justitie vast te stellen schadevergoeding; subsidiair: 3. de Stichting jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten althans verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld door zijn belangen niet, althans niet toereikend te behartigen als gevolg waarvan eiser niet in staat is zijn overeengekomen productievolumes te realiseren;

2 4. de Stichting gehouden is de door eiser als gevolg van de onder 3 beschreven handelwijze geleden en in de toekomst nog te lijden schade te vergoeden, welke schade bestaat uit het verschil tussen de inkomsten die eiser sinds 2001 tot aan zijn 65 e levensjaar had kunnen genereren indien hij in staat zou zijn gesteld de overeengekomen productie te realiseren enerzijds en de daadwerkelijk door hem sinds 2001 tot zijn 65 e levensjaar gegenereerde inkomsten anderzijds, vermeerderd met de goodwillwaarde van zijn praktijkaandeel, althans een door het Scheidsgerecht ex aequo et bono te bepalen schadevergoeding; primair en subsidiair: 5. met veroordeling van de Stichting in de kosten van deze procedure. 1.2 Verweerster heeft bij memorie van antwoord van 8 januari 2007 de vorderingen van eiser bestreden en zij heeft het Scheidsgerecht verzocht deze vorderingen aan eiser te ontzeggen met zijn veroordeling in de kosten. 1.3 De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 2 maart 2007 producties nagezonden. 1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 6 maart 2007. Met toestemming van partijen heeft deze doorgang gevonden zonder aanwezigheid van een van de arbiters, drs. G.R. de Zeeuw. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Kweekel. Namens de Stichting zijn verschenen: C., en mr. D., lid respectievelijk secretaris van de Raad van Bestuur, bijgestaan door mr. Meulemans. De gemachtigden van partijen hebben aan de hand van pleitnota s de wederzijdse standpunten toegelicht. 2. Samenvatting van het geschil 2.1 Eiser is chirurg en als zodanig werkzaam in het ziekenhuis van de Stichting. Tussen partijen is een toelatingsovereenkomst gesloten met ingang van 1 januari 2002. Vanaf 1981 was eiser als vrijgevestigd medisch specialist werkzaam in een van de drie ziekenhuizen die in de Stichting zijn gefuseerd. Hij maakte daar aanvankelijk deel uit van de maatschap op een van de locaties, doch in 1994 heeft een dissociatie plaatsgevonden en is eiser als solist gaan werken. 2.2 Bij brief van 7 december 2000 hebben de vijftien chirurgen die toen in de drie te fuseren ziekenhuizen werkzaam waren, aan de Raad van bestuur van de Stichting Fusie Voorbereiding meegedeeld dat zij besloten hadden te streven naar één maatschap met uitzondering van eiser. De Raad van bestuur heeft daarop gereageerd bij brief van 21 december 2000 met het verzoek eiser in de maatschapsvorming te betrekken. Wanneer individuele specialisten van maatschapsvorming worden uitgesloten, moeten daarvoor, aldus deze brief, wel zeer zwaarwegende en toetsbare argumenten worden aangedragen. De chirurgen laten evenwel bij brief van 17 januari 2001 weten dat zij op grond van de voorgeschiedenis met eiser hun afwijzende standpunt handhaven. Bij brief van 26 maart 2001 heeft eiser aan zijn collega s verzocht hun besluit te heroverwegen en bij brief van 28 maart 2001 is daarop negatief geantwoord. Wel menen de chirurgen dat eiser zijn praktijk zodanig moet kunnen uitoefenen dat hij de afgesproken productie kan realiseren. 2.3 Bij brief van 19 juni 2001 (de Stichting verwijst naar een zelfde brief van 15 juni 2001 doch heeft kennelijk een concept overgelegd) deelt de Raad van bestuur aan de chirurgen mee dat hij na overleg met de medische staf akkoord gaat met maatschapsvorming zonder eiser onder de in

3 deze brief nader omschreven voorwaarden die ertoe moeten leiden dat eiser zijn praktijk behoorlijk zal kunnen uitoefenen zonder vermindering van inkomsten. De voorzitter van de Raad heeft per mail aan eiser bevestigd dat binnen de vakgroep met eiser redelijke afspraken gemaakt moeten worden die hem in staat stellen zijn productie te halen. 2.4 De voorzitter van de Raad van Bestuur heeft op 14 januari 2002 opnieuw aandacht gevraagd voor de positie van eiser. Deze heeft bij brief van zijn advocaat van 28 februari 2002 doen meedelen dat de hem gedane toezeggingen niet werden nagekomen. Daarop is een reactie gevolgd bij brief van 14 maart 2002 waarin erop werd gewezen dat eiser een vrijgevestigd medisch specialist is die voor eigen rekening de praktijk uitoefent en zelf, niet al te gelukkig, onderhandelingen heeft gevoerd waarop de Stichting geen invloed kan uitoefenen, alsmede dat aan eiser geen toezeggingen zijn gedaan. Bij brieven van 21 augustus 2002, waarin de Stichting aansprakelijk is gesteld, en 13 september 2002 zijn de wederzijdse standpunten nog eens herhaald. De voorzitter van de Raad van bestuur heeft op 7 november 2002 aan de advocaat van eiser bericht dat besprekingen zijn gevoerd over de opneming van eiser in de maatschap, doch dat bij de maatschap iedere bereidheid daartoe is verdwenen na een door eiser veroorzaakt incident. Bij brief van 21 november 2003 heeft hij aan de advocaten van eiser bericht dat onderhandelingen met de maatschap alleen succesvol kunnen zijn als eiser zijn gedrag verandert. Daarop wordt hij per brief van 5 december 2003 door de advocaten van eiser gesommeerd zijn aantijgingen op te helderen of terug te nemen en wordt hem gevraagd een gesprek met eiser te arrangeren. Daarop volgt een antwoord bij brief van 15 december 2003 waarin onder meer aan eiser te kennen wordt gegeven dat hij zich moet verstaan met de voorzitter van de vakgroep chirurgie. 2.5 Ook in 2004 is nog correspondentie gevoerd en zijn, tevergeefs, pogingen gedaan met betrekking tot de toetreding van eiser tot de maatschap. Daarbij is het Stafbestuur betrokken geweest. Per 1 februari 2005 heeft eiser een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de maatschap. In artikel 2 daarvan is opgenomen dat partijen rekening zullen houden met elkaars gerechtvaardigde belangen en in artikel 3 staat dat in het kader van de inrichting van locatieprofielen de electieve majeure chirurgie van eiser vanaf 1 november 2004 zal plaatsvinden op de locatie L. 2.6 Bij brief van 19 april 2006 heeft eiser de Stichting aansprakelijk doen stellen voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van het feit dat hij niet tot de maatschap is toegetreden en inkomensverlies blijkt te lijden. Daaraan zou bijdragen dat op de locatie waar eiser werkzaam is, geen majeure chirurgie meer mag plaatsvinden. 2.7 Eiser verwijt de Stichting primair dat zij de maatschap bij brief van 19 juni 2001 toestemming heeft gegeven om zich zonder hem te associëren. Subsidiair verwijt hij de Stichting dat zij hem in strijd met de door haar gedane toezeggingen en in strijd met de uit hoofde van de toelatingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen niet in staat heeft gesteld de met hem overeengekomen productievolumes te realiseren. 2.8 Verweerster heeft, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd. (a) De vorming van een maatschap is een aangelegenheid die speelt tussen specialisten en niet in de relatie met de Stichting. Het vormen van een maatschap is niet verplicht. De Stichting kan leden van de maatschap niet dwingen tot een associatie met eiser. Zij kon aan de vorming van een maatschap niet haar toestemming onthouden. Zij heeft zich de belangen van eiser in voldoende mate aangetrokken. Voor een maatschap met eiser bleek onvoldoende draagvlak aanwezig te zijn. Er is een samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen.

(b) De verschuivingen in locatieprofielen zijn noodzakelijk. De Stichting is daartoe, na een ruime inspraakprocedure, bevoegd en eiser heeft ermee ingestemd. (c) De Stichting heeft niet gehandeld in strijd met door haar gedane toezeggingen en ook niet met de voorwaarden die zij heeft gesteld aan de maatschapsvorming. (d) De Stichting heeft ook niet gehandeld in strijd met de tussen partijen geldende toelatingsovereenkomst. (e) Als de Stichting enig verwijt te maken zou zijn, ontbreekt het causaal verband met de door eiser geleden schade. (f) In elk geval is de schade niet eerder ingetreden dan per november 2004 en is de vordering van eiser te onbepaald. 4 3. Bevoegdheid van het Scheidsgerecht De bevoegdheid van het Scheidsgerecht volgt uit artikel 27 van de toelatingsovereenkomst en staat tussen partijen vast. Het Scheidsgerecht zal beslissen bij wege van arbitraal vonnis. 4. Beoordeling van het geschil 4.1 Eiser erkent dat de Stichting de andere chirurgen niet kan dwingen zich met hem te associëren. Hij meent echter dat de Raad van Bestuur bevoegd en in staat is te toetsen of de maatschap eiser op goede gronden van deelname aan de maatschap heeft uitgesloten. De Raad van Bestuur had immers zelf als norm gesteld dat uitsluiting moet berusten op zwaarwegende en toetsbare normen. De raad heeft deze norm niet gehandhaafd. Volgens eiser bestonden geen zwaarwegende redenen hem niet tot de maatschap toe te laten. Door bij brief van 19 juni 2001 toe te stemmen in de vorming van een maatschap zonder eiser, heeft de Raad volgens eiser een onomkeerbare situatie laten ontstaan waardoor eiser iedere kans om tot de maatschap te worden toegelaten is ontnomen. 4.2 Het Scheidsgerecht onderschrijft het uitgangspunt van partijen dat de Stichting niet een maatschap kan afdwingen, doch wel ertoe gehouden is zo veel mogelijk te voorkomen dat een medisch specialist zonder goede gronden buiten een maatschap of een samenwerkingsverband binnen haar ziekenhuis wordt gehouden. Uit de overgelegde stukken en de daarop gegeven toelichting blijkt echter dat de Stichting in dit opzicht aan haar verplichtingen heeft voldaan. Van de Stichting kon in redelijkheid niet méér worden verlangd dan dat zij in overleg trad met alle betrokkenen, het belang van deze samenwerking onder de aandacht bracht en, mede in overleg met het Stafbestuur, aan de betrokken partijen duidelijk maakte dat deze ook vanuit hun eigen professionele verantwoordelijkheid serieus zouden moeten streven naar een vorm van samenwerking. Dit alles heeft de Stichting in voldoende mate gedaan. De Stichting heeft terecht erop gewezen dat het ook in haar belang, namelijk het belang van een goede en doelmatige zorgverlening, was dat een maatschap waarvan ook eiser zou deel uitmaken, tot stand kwam. De enige reden waarom dit niet is gelukt, is gelegen in de pertinente weigering van de maatschap waaraan de Stichting niets heeft kunnen veranderen. Voor deze weigering is de Stichting niet verantwoordelijk. Het Scheidsgerecht verwijst voorts naar hetgeen hierna in aanvulling op het vorenstaande in 4.5 wordt overwogen. 4.3 Het standpunt van eiser dat de Stichting uit hoofde van de toelatingsovereenkomst gehouden was aan eiser gelijke faciliteiten te bieden als aan de overige toegelaten chirurgen is in beginsel juist. Dit brengt echter niet mee dat de Stichting eiser in de positie moet brengen als ware hij lid

van de maatschap. De omstandigheid dat eiser niet is toegelaten tot de maatschap van chirurgen komt niet voor rekening van de Stichting en de Stichting is ook niet gehouden de daaraan voor eiser verbonden financiële nadelen te vergoeden. De Stichting is op grond van de toelatingsovereenkomst en het Document Medische Staf verplicht eiser in staat te stellen zijn praktijk naar behoren uit te oefenen mede om het afgesproken productievolume te kunnen realiseren. De Stichting geeft daarmee echter niet aan de medisch specialist de garantie dat hij dit volume ook daadwerkelijk behaalt. In zoverre heeft de medisch specialist een eigen zorgplicht en draagt hij ook het ondernemersrisico. 4.4 Ook de omstandigheid dat het ziekenhuis waarin eiser oorspronkelijk werkzaam was, betrokken is geraakt in een fusieproces, brengt niet mee dat de Stichting waarin de gefuseerde ziekenhuizen zijn ondergebracht in alle opzichten ervoor heeft in te staan dat een medisch specialist zijn werkzaamheden op dezelfde voet als voorheen kan uitoefenen. De Stichting behoort binnen de grenzen van wat in het kader van de toelatingsovereenkomst in redelijkheid van haar verlangd kan worden, weliswaar ook de belangen van de medisch specialist te behartigen en te beschermen, doch de medisch specialist zal moeten aanvaarden dat met het oog op een goede en verantwoorde zorgverlening maatregelen genomen worden die afbreuk kunnen doen aan zijn persoonlijke belangen. Ook als de reorganisatie van de chirurgie en de verdeling van onderdelen over verschillende locaties nadelige gevolgen voor eiser hebben gehad, dan volgt daaruit niet zonder meer dat de Stichting deze nadelen moet vergoeden. Eiser heeft in beginsel ook geen bezwaar tegen deze verdeling. Hij meent dat het ondergeschikt maken van zijn belangen aan die van het ziekenhuis hem recht geven op compensatie. Die zienswijze is echter niet zonder meer juist. Eiser heeft de stelling van de Stichting dat de hem geboden faciliteiten in beginsel gelijk zijn aan die van andere chirurgen niet voldoende betwist. Zijn bezwaar geldt vooral het moeten werken op twee locaties waardoor hij meer reistijd heeft, doch dit bezwaar hangt samen met de reallocatie en andere invulling van de locatieprofielen waaraan eiser zich heeft te conformeren. Hij heeft dit laatste ook gedaan door het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met de andere chirurgen. Aan de daarin neergelegde afspraken is hij ook tegenover de Stichting gebonden. 4.5 Op grond van het vorenstaande zijn de vorderingen van eiser niet toewijsbaar. Het Scheidsgerecht overweegt in aanvulling hierop nog als volgt. In het onderhavige geval kan niet eraan worden voorbijgegaan dat eiser ten tijde van de fusie als solist werkzaam was in een van de ziekenhuizen en dat hij niet zonder meer recht kon doen gelden op toelating tot de daarna te vormen maatschap van chirurgen, ook al mocht van dezen verwacht worden dat zij alleen op goede gronden een van de chirurgen de toegang tot de nieuwe maatschap zouden weigeren. Het Scheidsgerecht kan in dit geding niet vaststellen of deze goede gronden hebben bestaan dan wel hebben ontbroken. Feit is dat eiser niet tot de maatschap is toegelaten en dat de andere chirurgen ondanks alle aandringen van zowel eiser als de Stichting hebben volhard in de afwijzing van eiser. Daarbij heeft naar het oordeel van het Scheidsgerecht niet een rol gespeeld dat de Stichting op enig punt tekort geschoten is, zodat deze weigering en de daaruit voor eiser voortvloeiende nadelige gevolgen ook niet voor haar rekening mogen worden gebracht. Dat de Raad van bestuur op enig moment aan de maatschapsvorming zijn toestemming niet meer heeft willen onthouden, is anders dan eiser meent niet alleen begrijpelijk doch ook aanvaardbaar. De Raad heeft vervolgens evenzeer terecht, in het belang van een verantwoorde zorgverlening gestreefd naar een samenwerkingsovereenkomst die ook tot stand is gekomen en waarin afspraken zijn gemaakt over de samenwerking met de andere chirurgen. De belangen van eiser zijn daarin betrokken. Daarom moet de stelling van eiser dat de Stichting in strijd met de toelatingsovereenkomst heeft gehandeld worden verworpen. 5

6 4.6 Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het Scheidsgerecht. Voor het overige ziet het Scheidsgerecht aanleiding de kosten te verdelen als hierna is vermeld. 5. Beslissing Het Scheidsgerecht wijst het navolgende arbitrale vonnis: 5.1. De vorderingen van eiser worden afgewezen. 5.2 Eiser dient de kosten van het Scheidsgerecht, vastgesteld op een bedrag van 5.203,17,voor zijn rekening te nemen; deze kosten worden verhaald op het door hem gestorte voorschot. 5.3 Voor het overige draagt ieder van partijen de eigen kosten. Dit vonnis is gewezen te Utrecht op 30 maart 2007 door mr. A. Hammerstein, voorzitter, mr. H. Bijleveld en drs. G.R. de Zeeuw, arbiters, met bijstand van mevrouw mr. M. Middeldorp, griffier.