De winlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Vergelijkbare documenten
De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

De duiker bevindt zich globaal op de volgende coördinaten: X = en Y =

Het centrum van het bouwrijp te maken gebied ligt op de coördinaten: X = , Y =

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Het centrum van het gebied is gelegen op de coördinaten: X = en Y =

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

2. KORTE TOELICHTING EERDERE ONDERZOEKEN

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

E Van. Hydrologisch onderzoek invloed bemaling tunnelbak op VOCL verontreiniging

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Grondwatereffectberekening Paleis het Loo. 1. Inleiding. 2. Vraag. Datum: 16 september 2016 Goswin van Staveren

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Ontwerp besluit ingevolge de Grondwaterwet / Verordening Waterhuishouding Limburg 1997

Fugro GeoServices B.V. Hydrologie. BK Bodem bv T.a.v. de heer E. van der Most Koraalrood SB ZOETERMEER :

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

1 Inleiding en projectinformatie

Bijlage. 5 Onderzoeksmethodiek

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

Invloed damwand Meers-Maasband op grondwaterstroming

Besluit ingevolge de Grondwaterwet / Verordening Waterhuishouding Limburg 1997

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

kade Peil vaart -0.4 Gws binnen kuip -3.9 Waterdruk die lek veroorzaakt

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Notitie. Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling

Ons Kenmerk: IBZ7339. Versie. Definitief. Datum: 1 mei Kopiën aan:

Geohydrologisch onderzoek Mr.Treublaan 1-3 te Amsterdam

Notitie. 1. Inleiding

SAMENVATTING. en funderingen

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Berekening van effecten voor WKO systemen tot 50 m³/uur. Begeleidingscommissie BUM Bodemenergie provincies 17 Januari 2012

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Geohydrologisch onderzoek voor 3 locaties in Nieuw-West te Amsterdam

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen

HISTORISCH ONDERZOEK. conform de NEN-5725:2009 voor de locatie gelegen in het LANDGOED DE UTRECHT TE ESBEEK

WATERWET Ontwerpbeschikking

Notitie. De kamp. Figuur 1 Locatie De Kamp in Cothen. Referentienummer Datum Kenmerk 4 oktober Betreft Geohydrologisch onderzoek Cothen

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Watervergunning OVERWEGINGEN

Effectenstudie. Onderwerp: WKO woontoren HAUT te Amsterdam Datum: Referentie: 16BB128

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

MEMO. winkelcentrum Leidsenhage. Hoogheemraadschap van Rijnland. Gijsbert van Heest

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Figuur 1: Hoogteligging plangebied ( AHN, Rijkswaterstaat)

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Update Geohydrologisch onderzoek wegenproject N381 Drachten Drentse grens

Ontdek de ondergrond. 3D informatie toegepast in het veenweidegebied Roula Dambrink, Jan Stafleu

De maaiveldhoogte is ca. NAP +0,5 m. In tabel 1 is een globale schematisatie van de bodemopbouw gegeven.

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Geohydrologisch advies bestemmingsplan Clarenburg 1 te Leusden

Toepassing van een grondwatermodel op het Oost-Nederlands Plateau. (Eibergen-Oost) verkenning van de mogelijkheden

Titel van de presentatie :24

Geohydrologisch onderzoek

Doetinchem, 21 juli 2014

Effectenstudie. Onderwerp: Bodemenergiesysteem Hudson Bay Amstelveen Datum: Referentie: 16BB161

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

NIEUWBOUW INSULINDEWEG TE AMSTERDAM

Geohydrologische effecten afgraven voorland en terugstorten in diepe delen Gijster

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

ijmegen Datum besluit: Nummer besluit: Locatiecode: NM Adres: Waterstraat in NIJMEGEN Melder: Gemeente Nijmegen

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

{ PRINT "&l0s \* MERGEFORMAT } Dienst Water en Milieu

BARRIEREWERKING NIEUWBOUW KENNISCLUSTER RIJNBOOG TE ARNHEM

Dienst Water en Milieu

Effectberekeningen. Aanleg kolk plangebied De Kolk in Wapenveld. Definitief. Gemeente Heerde Postbus AD Heerde

(conform. NEN 5725) dhr. P.L. Giele

Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Formatie Samenstelling Geohydrologische betekenis mv. tot 5 Nuenen Groep fijn en matig fijn zand,

RAPPORT betreffende een historisch onderzoek conform NEN 5725 Centrumontwikkeling Woudrichem te Giessen- Rijswijk

Analyse infiltratie en mogelijke grondwateroverlast, Tortellaan 4, Den Haag Bruning / Gemeente Den Haag ( )

Watervergunning. Overwegingen. Aanhef

Vergunning op grond van de Waterwet en de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011

Notitie. Karla Kampman (gemeente Delft) Pepijn Abink Spaink (gemeente Delft) Gerard Bloemhof (gemeente Delft) Aanleiding

Kloosterstraat. Loon op Zand. Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB. juli 2009 concept

VOORONDERZOEK. conform NEN Bocholterweg ong., Weert. Datum : 25 mei 2018

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

Duiker Lelylaan. Bemalingsadvies. Auteur(s) A.R. Jongerius. Opdrachtgever Grond & Ontwikkeling. Contactpersoon A.R. Jongerius Ingenieursbureau

Van Dun Advies BV t.a.v. dhr. M. Lavrijssen Dorpsstraat TE Ulicoten

UITBREIDING ZANDWINNING BEMMELSE WAARD

Geohydrologisch onderzoek Nieuwe Driemanspolder

NADERE UITWERKING MONITORING LANDBOUW Januari 08

Projectnummer/Kenmerk _oho 15 april Onderwerp Grondwateronttrekking Delft-Noord: quickscan 1 vóór de afbouwstap van 2019

(ONTWERP) VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

Stromingsbeeld Rotterdam

Transcriptie:

Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van Hydron Midden Nederland voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van drinkwaterpompstation Bilthoven. De winlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 143.500 en Y = 460.400. 1. Inleiding In Bilthoven wordt sinds 1928 met behulp van 5 winputten vanuit de ondiepe watervoerende pakketten 1 en 2A/2B grondwater onttrokken ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Toentertijd is gestart met een winning van ca. 0,3 Mm 3 /j. In de loop der tijd is de winning uitgebreid tot een totale onttrekkingshoeveelheid variërende tussen 1,0 en 2,0 Mm 3 per jaar. In 2004 werd ruim 1 Mm 3 onttrokken. De kwaliteit van het grondwater wordt momenteel bedreigd door het bestrijdingsmiddel bromacil. Bromacil wordt gebruikt voor onkruidbestrijding langs spoorrails en is in het grondwater terechtgekomen. In aerobe omstandigheden zoals die boven in het freatische eerste watervoerend pakket heersen wordt bromacil niet van nature afgebroken. Dit is wel het geval onder de anaerobe omstandigheden die in de dieper gelegen watervoerende pakketten heersen. Om kwaliteitsproblemen in de toekomst te voorkomen wil Hydron Midden-Nederland het overgrote deel van de winning verplaatsen naar de door kleilagen beschermde dieper liggende watervoerende pakketten. De effecten van de oorspronkelijke grondwateronttrekking zijn nooit beoordeeld. De effecten van de verdiepte onttrekking worden nu via een vergunningsprocedure getoetst aan de andere bij het grondwater betrokken belangen. Hydron Midden-Nederland heeft vergunning gevraagd voor het onttrekken van 2 Mm³ grondwater per jaar met een maximale uurcapaciteit van 400 m 3 per uur. 2. Bodemopbouw en geohydrologie Het maaiveldniveau ter plaatse van de winputten varieert tussen ca. NAP +4,9 m en +7,8 m, het gemiddeld maaiveldniveau op het terrein bedraagt ca. NAP +6,0 m. In tabel 1 is een globale schematisering gegeven van de lokale bodemopbouw. Tabel 1. Geohydrologische schematisering bodem Diepte Bodemopbouw Geologische formatie Geohydrologische typering (m tov NAP) +6 Maaiveld +6 tot 35 ZAND, matig tot uiterst grof Twente, Kreftenheye, Drente, Urk en Sterksel Eerste watervoerend pakket -35 tot 40 1 KLEI, zandig en kleiig ZAND Kedichem Eerste waterremmende laag -40 tot 95 ZAND, zeer tot uiterst grof Harderwijk Tweede watervoerend pakket (2A + 2B) -95 tot 107 KLEI, matig siltig Laag van Balk Tweede waterremmende laag (2B) -107 tot 136 ZAND, matig fijn tot uiterst grof met kleilenzen Harderwijk, Tegelen Tweede watervoerend pakket (2C) -136 tot 144 KLEI, sterk siltig Tegelen, Maassluis Tweede waterremmende laag (2C) -144 tot 164 ZAND, matig fijn tot uiterst grof met kleilenzen Maassluis Derde watervoerend pakket -164 tot 172 KLEI, sterk siltig en LEEM Maassluis Derde waterremmende laag -172 tot 250 ZAND, matig fijn tot grof met kleilenzen Maassluis, Oosterhout Vierde watervoerend pakket, >-250 KLEI en ZAND, matig fijn Oosterhout Geohydrologische basis 1 niet overal aanwezig 1

Op de locatie ontbreekt de waterremmende laag tussen de watervoerend pakketten 2A en 2B. In de watervoerende pakketten komen kleilagen voor. Deze kleilagen kunnen een dikte bereiken van enkele meters. De freatische grondwaterstand binnen het invloedsgebied van de onttrekking wordt sinds 1928 beïnvloed door de huidige drinkwaterwinning. De oorspronkelijke freatische grondwaterstand is daardoor moeilijk aan te geven maar ligt vermoedelijk op ca. NAP +2,2 m (ca. MV -3,8 m). De drinkwaterwinning bevindt zich eveneens in het tweede watervoerend pakket (2A+2B). Van nature zou de stijghoogte van het grondwater in het tweede watervoerend pakket ca. NAP +2,0 m bedragen. De overgang van zoet naar brak water (chloridegehalte van 150 mg Cl - per liter) bevindt zich op ca. NAP -270 m in de geohydrologische basis onder het vierde watervoerend pakket. 3. Hydrologische gevolgen van de huidige winning Rondom de winlocatie wordt de stand en stromingsrichting / -snelheid van het grondwater in het eerste watervoerend pakket sterk beïnvloed door de winning. Als gevolg daarvan is de freatische grondwaterstand verlaagd tot een gemiddeld niveau ca. NAP +1,5 m à +1,6 m (ca. MV - 4,5 m) op de winlocatie. Het invloedsgebied (verlagingen > 0,1 m) van de huidige drinkwaterwinning heeft een straal van ca. 1.500 meter. Door het verlagen van de grondwaterstand worden naast de stand ook de stromingssnelheid en -richting van het grondwater binnen het invloedsgebied beïnvloed. Regionaal gezien is de grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket naar het westen gericht met een gemiddelde stroomsnelheid van ca. 20 meter per jaar. Binnen het invloedsgebied stroomt het grondwater richting de drinkwaterwinputten. Als gevolg van de winning bedraagt de stijghoogte op de locatie gemiddeld ca. NAP +1,6 m. Het invloedsgebied van de drinkwaterwinning heeft in het tweede watervoerend pakket een straal van ca. 2.000 meter. De stromingssnelheid en -richting van het grondwater in het tweede watervoerend pakket wordt eveneens beïnvloed. Regionaal gezien is de stromingsrichting van het grondwater in het tweede watervoerend pakket richting het westen met een snelheid van ca. 15 meter per jaar. Binnen het hydrologisch invloedsgebied is de stroming richting het drinkwaterpompstation gericht. Over de stijghoogte van het grondwater in het derde watervoerend pakket is zeer weinig bekend. Er wordt van uit gegaan dat deze op de locatie ca. NAP +2,0 m zal bedragen. Grondwaterkwaliteit Binnen het hydrologisch invloedsgebied van de onttrekking komen meerdere mobiele bodemverontreinigingen voor. De verontreinigingen bevinden zich allemaal in het eerste watervoerend pakket. De grootste mobiele verontreiniging betreft de bromacil verontreiniging, welke wordt aangetroffen in de omgeving van de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. Als gevolg van de drinkwateronttrekking is de bromacil richting het zuiden en dieper het eerste watervoerend pakket in getrokken. Bromacil wordt inmiddels aangetroffen in het ruwwater van de winputten in het eerste watervoerend pakket. De overige verontreinigingen betreffen voornamelijk zeer lokale (rest-) verontreinigingen. Op de verontreinigingen wordt onder punt 6 van deze bijlage dieper ingegaan. 4. Dimensionering drinkwaterpompstation Het huidige puttenveld van het drinkwaterpompstation bestaat uit de 5 putten BIPP001 t/m BIPP005. Vier van de winputten zijn afgesteld in het eerste watervoerend pakket op een diepte tussen ca. NAP +6 m en -70 m. Eén winput bevindt zich boven in het tweede watervoerend pakket (2A+2B) tussen ca. NAP -75 m en -95 m. De vergunningaanvrager heeft aangegeven dat voor handhaving van de winning in de toekomst vier (BIPP006 t/m BIPP009) van de vijf winputten moeten worden verdiept naar het tweede (2C), derde of vierde watervoerend pakket op een diepte tussen NAP -103 m en -240 m. De uiteindelijke diepte waarop de bronnen worden aangebracht is afhankelijk van de bodemopbouw ter plaatse van de winput. 2

Wel is bekend dat het accent van de onttrekking in het derde watervoerend pakket zal komen te liggen. Put BIPP003 blijft in de toekomstige situatie op dezelfde diepte gehandhaafd. De filterafstellingen van zowel het oude als het nieuwe puttenveld zijn aangegeven in tabel 2. Tabel 2. Filterafstelling winputten Naam Diepte oude puttenveld Diepte nieuwe puttenveld Watervoerend pakket waaruit wordt gewonnen (m t.o.v. NAP) (m t.o.v. NAP) BIPP001 6 tot -70 vervalt Eerste en tweede watervoerend pakket (2A/2B) BIPP002 6 tot -70 vervalt Eerste en tweede watervoerend pakket (2A/2B) BIPP003-75 tot -95-75 tot -95 Tweede watervoerend pakket (2A/2B)) BIPP004 6 tot -70 vervalt Eerste en tweede watervoerend pakket (2A/2B) BIPP005 6 tot -70 vervalt Eerste en tweede watervoerend pakket (2A/2B) BIPP006 - -103 tot -240 Tweede (2C), derde en vierde watervoerend pakket BIPP007 - -103 tot -240 Tweede (2C), derde en vierde watervoerend pakket BIPP008 - -103 tot -240 Tweede (2C), derde en vierde watervoerend pakket BIPP009 - -103 tot -240 Tweede (2C), derde en vierde watervoerend pakket De maximale pompcapaciteit per bron bedraagt 100 m 3 /u. Het maximale onttrekkingsdebiet van het gehele puttenveld zal 400 m 3 /u bedragen. De vergunningaanvrager heeft aangegeven dat wellicht meer dan 5 bronnen nodig zullen zijn om optimale afpomping van het puttenveld te bereiken. Het maximale aantal bronnen op de locatie kan daardoor oplopen tot 10 (9 nieuwe + 1 oude). Ook alle extra bronnen zullen worden aangebracht op een diepte tussen NAP -103 m en -240 m. Het totale onttrekkingsdebiet per uur blijft ook met 10 bronnen 400 m 3 /u. 5. Hydrologische gevolgen van de verdieping van de winning De hydrologische effecten van de verdieping van het drinkwaterpompstation zijn door de vergunningaanvrager bepaald met behulp van een gekalibreerd computermodel ontwikkeld voor drinkwaterpompstation Beerschoten. Pompstation Bilthoven ligt binnen dit modelgebied. In tabel 3 zijn de geohydrologische parameters aangegeven die in het model voor het gebied rondom de projectlocatie zijn gehanteerd. Tabel 3. Geohydrologische bodemparameters Modellaag Bodemmateriaal Geohydrologische parameters c (dagen) kd (m 2 /dag) Deklaag / drainageweerstand 10 Eerste watervoerend pakket ZAND 2.200 Eerste waterremmende laag KLEI en kleiig ZAND 100 Tweede watervoerend pakket (2A + 2B) ZAND 2.500 Tweede waterremmende laag (2B) KLEI 1.500 Tweede watervoerend pakket (2C) ZAND 200 Tweede waterremmende laag (2C) KLEI 1.500 Derde watervoerend pakket ZAND 400 Derde waterremmende laag KLEI 5.000 Vierde watervoerend pakket ZAND 1.100 Geohydrologische basis KLEI en ZAND - 3

Veranderingen in grondwaterstanden en stijghoogten Het verdiepen van de winning van het eerste watervoerend pakket naar het tweede (2C), derde en vierde watervoerend pakket zal leiden tot het nagenoeg herstellen van de natuurlijke freatische grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket en tot een verlaging van de stijghoogten in het tweede (2C), derde en vierde watervoerend pakket. Stijging grondwaterstand eerste watervoerend pakket Door het verdiepen van de grondwaterwinning zal de gemiddelde grondwaterstand ca. NAP +2,2 m gaan bedragen. De berekende stijging van het grondwater in het eerste watervoerend pakket is weergegeven in tabel 4. Tabel 4: Stationair berekende grondwaterstandsstijging eerste watervoerend pakket Afstand tot winning (m) 10 250 900 1500 Stijging grondwaterstand (m) 0,75 0,50 0,20 0,10 Verlagingen stijghoogte diepere pakketten Het verdiepen van de drinkwaterwinning leidt tot een stijghoogteverlaging in de watervoerende pakketten 2C, 3 en 4. Aangezien het accent van de winning in het derde watervoerend pakket zal komen te liggen zijn in tabel 5 de maximaal berekende stijghoogteverlagingen in dat pakket weergegeven. Deze verlagingen kunnen als maatgevend worden beschouwd voor het bepalen van de effecten van de onttrekking op andere bij het grondwater betrokken belangen. Tabel 5: Stationair berekende grondwaterstandsverlaging derde watervoerend pakket Afstand tot winning (m) 180 250 900 1500 2500 Daling grondwaterstand (m) -2,00-1,00-0,50-0,20-0,10 Verandering kwel-/wegzijgingsintensiteit Momenteel treedt als gevolg van de winning in het ondiepe pakket een geforceerde kwel op vanuit de dieper gelegen pakketten naar het eerste watervoerend pakket. Als gevolg van het verdiepen van de winning zal de grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket stijgen en de stijghoogte van het grondwater in de dieper gelegen pakketten dalen. Daardoor zal in de toekomstige situatie geen kwel maar juist wegzijging plaatsvinden vanuit het eerste watervoerend pakket naar de dieper gelegen pakketten. 6. Gevolgen van de verdieping voor de omgeving Het verdiepen van de winning kan effect hebben op bij het grondwater betrokken belangen binnen het hydrologisch invloedsgebied van de winning. In het onderstaande wordt op deze effecten ingegaan. Eerst wordt ingegaan op de effecten als gevolg van de stijging van het grondwater in het eerste watervoerend pakket en vervolgens op de effecten als gevolg van het verlagen van de stijghoogte in de diepere pakketten. Effecten als gevolg van de stijging van het grondwater in het eerste watervoerend pakket Wateroverlast ter plaatse van kelders Er bevinden zich meerdere kelders in het gebied waarbinnen de grondwaterstand zal gaan stijgen. In tabel 6 is een overzicht gegeven van de diepte van deze kelders en de berekende grondwaterstijging. Tabel 6: Stationair berekende freatische grondwaterstijgingen Kelder Afstand en richting t.o.v. drinkwaterpompstation (m) Diepte kelder (m to.v. MV) Vloersoort Huidige hoge grondwaterstand (m t.o.v. MV) Berekende stijging grondwaterstand (m) Hoge grondwaterstand na verdieping (m t.o.v. MV) De Kwinkelier 750 ZW -1,30 Klinkers -1,50 0,14 tot 0,17-1,33 Bosuillaan 450 ZW -2,50 Beton -1,50 0,22 tot 0,25-1,25 Sperwerlaan 300 ZW -2,50 Beton -1,30 0,27 tot 0,32-0,98 4

De parkeerkelder onder winkelcentrum de Kwinkelier heeft een open klinkerbestrating. Deze bouwwijze houdt het risico in van wateroverlast bij hoge grondwaterstanden. Er is daarom een drainagesysteem onder de kelder aangelegd om deze tijdens hoge grondwaterstanden droog te houden. Door het verdiepen van de winning wordt de hoge grondwaterstand ter plaatse van deze kelder maximaal 17 cm hoger dan in de oude situatie. Het drainagesysteem is echter zodanig gedimensioneerd dat daarmee ook in de nieuwe situatie wateroverlast ruimschoots kan worden voorkomen. Het stijgen van de grondwaterstand zal daardoor geen schade wegens wateroverlast aan deze kelder veroorzaken. De kelders aan de Sperwerlaan en de Bosuillaan bestaan uit betonnen bakken. Het aanlegniveau van beide kelders ligt ruim beneden de huidige gemiddelde grondwaterstand. Er mag daarom van worden uitgegaan dat de kelders waterdicht zijn aangelegd. Ook voor deze kelders zal het stijgen van de grondwaterstand niet tot wateroverlast leiden. Vernattingsschade natuur- en landbouwgebieden Het drinkwaterpompstation ligt in een gebied waar van nature diepe grondwaterstanden voorkomen. Vochtgevoelige natuur komt daardoor in dit gebied niet voor. In het gebied komen wel enkele verdroogde natuurgebieden voor. Deze bevinden zich met name ten noordoosten van de locatie tegen de Utrechtse Heuvelrug aan. De maximale grondwaterstandstijging in deze natuurgebieden bedraagt 0,05 m. De stijging van het grondwater zal hier eerder een positief dan een negatief effect hebben. Landbouwopbrengsten kunnen als gevolg van vernatting verminderen. Binnen het invloedsgebied komen twee vernattingsgevoelige landbouwgebieden voor. De grondwaterstijging ter plaatse van deze gebieden zal 0,03 tot 0,05 m bedragen. Deze geringe stijging veroorzaakt geen opbrengstvermindering. De overige binnen het invloedsgebied voorkomende landbouwgebieden hebben regelmatig te maken met verdrogingsschade. Een stijging van de grondwaterstand ter plaatse van deze landbouwgronden zal leiden tot een afname van de droogteschade waardoor hier mogelijk een lichte opbrengstvermeerdering op kan treden. Verplaatsing bodemverontreinigingen In het eerste watervoerend pakket zullen als gevolg van het verdiepen van de winning de stromingsrichting en -snelheid van het grondwater veranderen. Dit kan nadelige effecten hebben op mobiele bodemverontreinigingen binnen een straal van ca. 500 meter rondom de winlocatie. Op ca. 450 meter ten noorden van de locatie bevindt zich aan de Gregoriuslaan 1B een minerale olieverontreiniging, veroorzaakt door een (particuliere) HBO tank. De omvang van de verontreiniging is onbekend. De verontreiniging verplaatst zich momenteel geleidelijk in zuidelijk richting naar de winlocatie. Na verdieping van de drinkwaterwinning zal in het eerste watervoerend pakket de natuurlijke grondwaterstroming herstellen. Het grondwater in de omgeving van de verontreiniging zal zich dan onder natuurlijk verhang naar het westen gaan verplaatsen. Hierdoor zal de verplaatsing van de verontreiniging minder snel gaan dan voorheen en nog ca. 1 meter per jaar bedragen. De verontreiniging zal zich wel in een andere richting gaan verplaatsen. Doordat de verontreiniging zich in de nieuwe situatie minder snel verplaatst wordt de situatie verbeterd ten opzichte van de huidige situatie. Gezien de zeer geringe verplaatsing van de verontreiniging zal dat niet of nauwelijks schadelijke gevolgen hebben. Binnen een straal van 500 meter komen nog enkele andere verontreinigde locaties voor. Dit betreft reeds gesaneerde locaties met mogelijk nog een kleine, niet significante, restverontreiniging. Er wordt niet verwacht dat de stijging van de grondwaterstand een noemenswaardig negatief effect op deze restverontreinigingen zal hebben. Overige grondwatergebruikers Op ca. 1.400 m ten noordoosten van het drinkwaterpompstation bevindt zich de grondwaterwinning van Remia te Den Dolder. Remia onttrekt grondwater op een diepte van ca. MV -70 m à -115 m. Als gevolg van het verdiepen van de drinkwaterwinning zal de stijghoogte ter hoogte van de Remia met maximaal 0,12 m toenemen. Dit zal geen nadelige gevolgen hebben voor de winning van Remia. 5

Effecten als gevolg van de daling van de stijghoogte in de dieper gelegen pakketten Verzilting Als gevolg van het verdiepen van de winning wordt grondwater van grotere diepte aangetrokken. Hierdoor kan de zoet-brak grens omhoog worden verplaatst en een verzilting van bovenliggende watervoerende pakketten optreden. De zoet-brak grens bevindt zich momenteel op een diepte van ca. NAP -270 m. De uiterste diepte waarop de onderzijde van de bronnen wordt aangelegd, ligt ca. 50 meter boven deze grens. Uit berekeningen is gebleken dat de onttrekking geen verplaatsing van het grensvlak tot gevolg zal hebben. Verplaatsing bodemverontreinigingen Bromacil zal door de verdieping van de onttrekking dieper het eerste watervoerend pakket in worden verplaatst. Zoals reeds eerder aangegeven, zal bromacil onder de anaerobe condities die heersen op grotere diepte in de bodem onder natuurlijke omstandigheden worden afgebroken. Deze condities heersen reeds onder in het eerste watervoerend pakket waardoor bromacil op die diepte zal worden afgebroken en de bronnen niet zal bereiken. Als gevolg van het verdiepen van de winning zal uiteindelijk de omvang en concentratie van de bromacilverontreiniging in het eerste watervoerend pakket zelfs afnemen. Monitoring Hydron heeft rondom het drinkwaterpompstation een grondwaterstandsmeetnet tot stand gebracht waarmee inzicht wordt verkregen in de effecten van de drinkwateronttrekking op de grondwaterstand en stijghoogten. Om een juist inzicht te houden in de veroorzaakte grondwaterstandsverhogen en stijghoogteverlagingen in de verschillende watervoerende pakketten na de verdieping dient het grondwaterstandsmeetnet te worden aangepast. Het precieze aantal en de diepte waarop de peilbuizen dienen te worden aangebracht, dient in overleg met de sector Vergunningen en Handhaving / Branchegericht te worden vastgesteld. De resultaten van de grondwaterstandsmetingen dienen te worden toegezonden aan TNO-NITG om daar in het landelijke overzicht van grondwaterstanden te worden opgenomen. 6

Bijlage II Voorschriften behorend bij de aan Hydron Midden Nederland verleende vergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van drinkwaterpompstation Bilthoven. 1. De grondwateronttrekking mag uitsluitend plaatsvinden op de percelen kadastraal bekend gemeente De Bilt, sectie E, nr. 4255. 2. De inrichting waarmee de grondwateronttrekking wordt uitgevoerd mag uit niet meer dan tien bronnen bestaan. 3. Het geperforeerde deel van de ondiepe bron mag zich niet dieper dan NAP -95 m en niet ondieper dan NAP -75 m; het geperforeerde deel van de diepe bronnen bevindt zich niet dieper dan NAP -240 m en niet ondieper dan NAP -103 m; 4. De maximale onttrekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan 400 m 3 per uur. 5. Er mag niet meer grondwater worden onttrokken dan strikt noodzakelijk maar in ieder geval niet meer 200.000 m 3 per maand, niet meer dan 600.000 m 3 per kwartaal en niet meer dan 2,0 miljoen m 3 per jaar. 6. De onttrokken hoeveelheid grondwater moet worden gemeten met één of meer watermeters waarvan het type en de plaats van inbouw goedkeuring behoeven van een door ons college aangewezen ambtenaar. 7. De stand van de watermeter(s) moet op de laatste werkdag van iedere maand worden waargenomen en op een meetstaat worden geregistreerd. 8. Omstandigheden die op de meting van invloed zijn geweest dienen op de in voorschrift 7 bedoelde meetstaat te worden aangetekend; 9. Een watermeter moet op eerste aanzegging worden vervangen als aan de goede werking ervan wordt getwijfeld; het bepaalde in voorschrift 6 is bij vervanging van overeenkomstige toepassing. 10. Bij twijfel over de goede werking van een watermeter moet deze op eerste aanzegging worden geijkt. 11. Gedurende de periode dat meting niet heeft plaatsgevonden moet de onttrokken hoeveelheid grondwater worden geschat en als zodanig op de in voorschrift 7 bedoelde meetstaat geregistreerd. 12. De in voorschrift 7 bedoelde meetstaat moet jaarlijks in de maand januari aan ons college worden toegezonden; 13. De boorbeschrijving en een beschrijving van de afwerking van de nieuwe winputten moeten toegezonden worden aan onze sector Vergunningen en Handhaving / Branchegericht. 14. Het bestaande grondwaterstandsmeetnet ten behoeve van pompstation Bilthoven dient zodanig aan de verdiepte grondwateronttrekking te worden aangepast dat daarmee een goed beeld van de door de grondwateronttrekking veroorzaakte hydrologische effecten van de onttrekking kan worden verkregen; het aantal en de diepte van de grondwaterstandspeilbuizen die daarvoor nodig zijn, dient in een in overleg met onze sector Vergunningverlening en Handhaving / branchegericht op te stellen monitoringsplan te worden vastgelegd. 15. De grondwaterstandspeilbuizen dienen waargenomen te worden op de 14 e en 28 e dag van iedere maand of, als deze dag niet op een werkdag valt, op de naastliggende werkdag. 7

16. De onder voorschrift 15 bedoelde meetgegevens moeten worden aangeleverd bij NITG-TNO te Utrecht. 17. Er mag niet eerder grondwater aan de verdiepte winputten worden onttrokken dan nadat het grondwaterstandsmeetnet aan de nieuwe situatie is aangepast. 18. Het verdiepen van de winputten moet tenminste twee weken van tevoren aan de sector Vergunningen en Handhaving / Branchegericht worden gemeld. 8