Samenvatting DE RAUWE WET VAN VRAAG EN AANBOD. ARBEIDSVERHOUDINGEN IN DE TWENTS-GELDERSE TEXTIELINDUSTRIE 1945 TOT 1949

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland

6,4. Praktische-opdracht door een scholier 2064 woorden 24 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Het overheidsbeleid in de periode van de economische opbouw na WO II. - Welke rol heeft de overheid in het sturen van de economie?

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

De economische wereldcrisis

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Tijdvak II. november : 30-10:00.

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Samenvatting Economie H 6

WAT GA JE DOEN? Binnenkort geef je samen met een klasgenoot een presentatie in het Joods Historisch Museum. Het onderwerp van je presentatie is:

UIT de arbeidsmarkt

-5 $ -5 $ +5 $ -5 $ Loonsverhoging: De werknemers in jouw fabriek zijn blij omdat ze loonsverhoging krijgen.

2. Wat is de hoofdvraag? Hoe zijn de arbeidsomstandigheden in de kleding- en schoenenindustrie in landen die aan Nederland leveren?

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

LANDELIJKE CONFERENTIE VAN DE SWP OP 1 en 2 OKTOBER 1960

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

Eindexamen geschiedenis vwo II

6,6. Werkstuk door een scholier 1883 woorden 9 februari keer beoordeeld. Zijn vakbonden noodzakelijk? Wat is een vakbond?

Plein 1813 nr. 4- 's-geavewhage. Onderwerp: Weekoverzicht.

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Inleiding Vrienden Papier Geschiedenis 16 mei Wiel Brand

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

UIT groei en conjunctuur

De Industriële Revolutie. Veranderingen in de landbouw

College voor Arbeidszaken

College voor Arbeidszaken

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Arbeid = arbeiders = mensen

Algemene beschouwing

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 9: Paragraaf 1 t/m 4

4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Van baan naar eigen baas

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4

UIT arbeidsdeling

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Datum 20 juni 2018 Betreft Kamervragen van de leden Alkaya en Van Kent over minimumloon Sandd

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE TEXTIELINDUSTRIE. 2. Vereniging van Confectie- en Tricotage-ondernemingen Fenecon te Amsterdam;

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

Eindexamen vwo economie I

heel veel was er nodig.

Het mysterie: Moord op Lumumba

Examen VMBO-GL en TL 2005

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Dit nieuwe verkiezingsjaar volgt op het bijzondere politieke jaar 2017.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Geschiedenis van de medezeggenschap

6,8. Samenvatting door een scholier 794 woorden 27 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer. H3 Mens & werk. Paragraaf 1

UITWERKING OEFENVRAGEN NEDERLAND EN INDONESIE VIER EEUWEN CONTACT EN BEINVLOEDING GESCHIEDENIS

Paritair Comité voor de orthopedische technologieën

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Doorbraak.eu. Via veel hoogte- en dieptepunten is deze beweging, het Collectief van werklozen en precaire

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.

PRIJSBEHEERSCHING IS ZELFBEHEERSCHING

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

Marie Anne Tellegen overleefde de oorlog. Zij werd na de oorlog benoemd tot directeur van het Kabinet der Koningin ( ).

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

De Sovjet-Unie (9.3) Tijd van wereldoorlogen De Sovjet Unie.

Eindexamen economie vmbo gl/tl I

Alle begrippen en personen op een rijtje: Uitleg van de begrippen. Praktische-opdracht door een scholier 1651 woorden 19 januari 2002

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Stortingslijst van het archief van Centrale van Belgische Metaalbewerkers ( ) (S/1985/020) Rik De Coninck

Werkverschaffing. Verschrikkingen

Profielwerkstuk Geschiedenis De economische crisis van 1929

Voor of tegen de Delftse School?

Dames en heren, Toespraak van de Commandant der Strijdkrachten Generaal P van Uhm, ter gelegenheid van het symposium op 5 mei 2012 te Wageningen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

SCHOOLONDERZOEK GESCHIEDENIS

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Tweede Wereldoorlog 1

De Arbeider. Arbeidsmarkt. Staken of niet?(p. 4) Werkloosheid in Vlaanderen en Lokeren (p 5) Jobaanbiedingen. De krant voor de economisten.

HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED


Союз СоветскихСоциалистических Республик

Samenvatting Geschiedenis H3

Naar de kern. Thema 1: De kern van het ondernemen ...

Artikel 1.3 Indien met betrekking tot de te verlenen diensten, twee overeenkomsten zijn gesloten, geldt de laatste in dagtekening.

Hitler op weg naar de macht Wie was Adolf Hitler?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector

College voor Arbeidszaken Kamer Gesubsidieerde Arbeid

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het afschaffen van de kinderarbeid in Nederland?

Opstel Aardrijkskunde Conflicten in Syrie

5,8. Paragraaf 1.1 Economische ontwikkelingen in Nederland. Paragraaf 1.2 Arm en Rijk. Paragraaf 1.3 Reacties op industrialisatie en Schaalvergroting

Transcriptie:

I Samenvatting DE RAUWE WET VAN VRAAG EN AANBOD. ARBEIDSVERHOUDINGEN IN DE TWENTS-GELDERSE TEXTIELINDUSTRIE 1945 TOT 1949 Centraal in dit onderzoek staat de vraag wat de fundamentele oorzaak is geweest dat de textielfabrikanten in Twente en de Gelderse Achterhoek een sterk geïndustrialiseerde regio in Oost- Nederland, waar de textielindustrie destijds de overheersende bedrijfstak was zich in de eerste jaren na de bevrijding, tijdens de zogeheten wederopbouw, uiteindelijk hebben gecommitteerd aan het sociale stelsel en overlegmodel dat met de Stichting van de Arbeid gestalte kreeg. Deze is gelegen in de dwingende noodzaak voor de textielfabrikanten om de concurrentie met producenten in lagelonenlanden te ontwijken; deze zou tot de ondergang van de industrie hebben geleid. Om andere markten te kunnen bedienen en niet vooral op loonkosten te moeten concurreren, was het noodzakelijk om nieuwe, technisch geavanceerder producten in de markt te zetten. Dit vergde evenwel andere arbeidsverhoudingen, een andere wijze van benaderen van het personeel, een andere interne organisatie van de productie. Deze New Deal was evenzeer onvermijdelijk, omdat de arbeiders niet meer in de textielindustrie wilden werken vanwege de sociale ellende die zij tijdens de depressie van de jaren 30 en in de oorlogsjaren hadden moeten doorstaan: om de arbeiders te bewegen om opnieuw een hoge productie te leveren en zeker om hen mee te krijgen in een kwalitatief beter product dat meer inspanning, vakmanschap en aandacht van hen vergde, was een socialer beleid een hoger loon, een pensioenvoorziening, een menselijker bejegening onontkoombaar. De Nederlandse regering in Londen bereidde zich tijdens de oorlog voor op een snel herstel van de orde en nam maatregelen om een herhaling van revolutionaire woelingen zoals die zich aan het einde van de 1 ste Wereldoorlog in vooral Duitsland hadden voorgedaan, te voorkomen en zo nodig de kop in te drukken. Hiervoor werd in nauwe samenspraak met het geallieerde opperbevel een Militair Gezag ingesteld. Een in bezet Nederland voorbereide pendant hiervan werd in opdracht van de Nederlandse regering samengevoegd met een aantal verzetsgroepen om zo de Binnenlandse Strijdkrachten te vormen. Ook deze eenheden hadden de uitdrukkelijke opdracht mogelijke opstandige bewegingen tegen te gaan. De bevrijding van Twente leidde evenals overal elders tot een uitbarsting van vreugde, tot een summer of love, waarin vooral jonge vrouwen zich tot aan het vertrek van de Canadese soldaten konden permitteren om niet te werken, maar in hun levensonderhoud en niet zelden ook in dat van hun gezin konden voorzien door de omgang met deze militairen. Veel mensen leefden van de zwarte handel en pas toen de Nederlandse regering een geldzuivering doorvoerde, werden de meeste textielarbeiders gedwongen het werk in de textielindustrie weer op te pakken als inkomstenbron. Omdat deze wegens gebrek aan grondstoffen en vooral brandstoffen pas in de herfst van 1945 op gang kon komen, zijn veel mannen in de werkverschaffing aan het werk gezet om van de straat te zijn en om te helpen met het opruimen van de puinhopen die gevolg waren van

II de oorlogshandelingen. Veel jonge vrouwen vonden werk in de confectie-industrie die enkele maanden eerder dan de textielindustrie de productie kon hervatten. In de werkverschaffing en in de fabrieken lieten de arbeiders blijken dat zij vonden: Nu is onze tijd gekomen! Zij weigerden de voorgeschreven 48 uur per week te werken, wilden de zaterdag vrij. Dit omdat de voorziening met levensmiddelen en brandstoffen erg veel tijd kostten. Zij eisten en kregen textiel om de deplorabele staat van hun kleding te verbeteren, zij eisten en kregen een hoger loon om het duurdere voedsel te kunnen betalen. In het najaar van 1945 probeerde een aantal textielfabrieken om vooral de spinnerij-afdelingen in twee ploegen te laten werken teneinde meer garen te kunnen produceren, zodat de weverijen de nodige grondstoffen verkregen. Dit stuitte op heftig verzet onder de arbeiders die herinvoering van een ploegenstelsel beschouwden als voorbode van de terugkeer van vooroorlogse arbeidsverhoudingen. Nu zagen de arbeiders, aan wie een schreeuwend tekort was, de mogelijkheden om zich met succes in te zetten voor betere arbeidsvoorwaarden. In het najaar van 1945 startten de onderhandelingen die zouden leiden tot de allereerste CAO voor de gehele Nederlandse textielindustrie. De Twentse fabrikanten voelden in meerderheid weinig voor het toekennen van loonsverhogingen en voor het vastleggen van een minimumloon uit vrees dat dit de arbeiders onvoldoende zou dwingen om een zo hoog mogelijke productie te leveren. Onder druk van de krapte op de arbeidsmarkt en van de Stichting van de Arbeid die een minimumloon had vastgesteld, dat voldoende moest zijn om in een basaal levensonderhoud te voorzien, kwam voor het eerst in de geschiedenis een minimumloon voor de diverse groepen textielarbeiders tot stand. De fabrikanten slaagden er echter in om het voor de textielindustrie vastgestelde minimumloon op een lager niveau vast te stellen dan het minimum dat de Stichting van de Arbeid had voorgeschreven. De arbeiders moesten op basis van tariefregelingen dit minimum aanvullen tot een bedrag, waarmee zij de kosten van levensonderhoud konden betalen. Bij het vaststellen van de CAO-lonen was het voor alle betrokkenen duidelijk dat de voor vrouwen vastgestelde lonen niet overeenstemden met de in Twente werkelijk betaalde lonen. Direct vanaf de vaststelling van de Loonregeling in de lente van 1946 waren de vrouwenlonen zwart, zij waren hoger dan wettelijk toegestaan. De Twents-Gelderse fabrikanten hebben zich in verband met de vele loonconflicten dan ook direct ingespannen om dispensatie voor de door hen betaalde te hoge lonen te krijgen. Het College van Rijksbemiddelaars, dat in opdracht van de regering toezag op de naleving van het officiële loonbeleid, is hier niet op ingegaan. Pogingen van de fabrikanten om in onderling overleg de vrouwenlonen te bevriezen leden schipbreuk op het schaarse aanbod van vrouwen. De tekorten op de arbeidsmarkt hadden een niet te stuiten opwaartse druk op hun loon tot gevolg. De Nederlandse bevolking had net als de bevolking van de overige landen die bezet waren geweest, te kampen met een enorm gebrek aan kleding en huishoudtextiel. Voor de textielfabrikanten hield dit in dat zij op een sellers market opereerden: zij konden alles wat in hun fabrieken werd geproduceerd, verkopen en zij kregen er goede prijzen voor. Het waren gouden tijden, al was het de eerste paar jaar nog vrijwel niet mogelijk om de nieuwe machines aan te schaffen die zij nodig hadden om hun productenpalet aan te passen. Dit als gevolg van de deviezenschaarste waar het Nederlandse bedrijfsleven mee kampte. Het Marshall-plan heeft hier uitkomst

III geboden, omdat er zowel Amerikaanse katoen mee kon worden gefinancierd als dat er geld beschikbaar kwam voor investeringen in nieuwe machines, die een meer sophisticated product mogelijk maakten en die arbeidsbesparend waren. Een andere tegenslag voor de ondernemers was de onafhankelijkheid van Indonesië, waarmee deze traditionele afzetmarkt na enkele jaren vrijwel geheel verloren ging. De textielfabrikanten ondersteunden uit alle macht, maar tevergeefs het verzet tegen de losmaking van deze oude kolonie. De noodzaak om nieuwe markten aan te boren, die tijdens de oorlog al was voorzien, werd hiermee onvermijdelijk. De relaties tussen de ondernemersverenigingen en de vakbonden in de textielindustrie zijn tot aan de Tweede Wereldoorlog moeizaam, zo niet slecht geweest. De fabrikanten, van oudsher fervente aanhangers van de Manchester-school van het klassieke liberalisme, hebben zich vele jaren onverzoenlijk opgesteld tegenover de vakbonden en tegenover hun arbeiders. De Fabrikanten-Vereeniging te Enschede (FVE), de oudste vereniging van textielfabrikanten, was in 1888 expliciet opgericht ter bestrijding van werkstakingen en het kostte de ondernemers over het algemeen veel moeite om de vakorganisaties als sociale partners te beschouwen en te behandelen. De drie textielarbeidersbonden een katholieke, een protestants-christelijke en een sociaal-democratische hebben, zoals alle vakbonden, steeds getamboereerd op het belang van een behoorlijk loon en van geordende sociale verhoudingen. Pas aan het eind van de depressie in de jaren 30 ontstond er toenadering tussen de fabrikantenverenigingen en de vakbonden, grotendeels in het kielzog van een zich ontwikkelend sociaal stelsel in de rest van Nederland en vooral ter afwending van een dreigend conflict dat als een donderwolk boven Twente hing. De dwang van regeringswege, belichaamd in het College van Rijksbemiddelaars, om na de oorlog te komen tot een geordend stelsel van sociale verhoudingen met als bekroning een CAO en een Vakraad voor de Textielindustrie een pendant van de Stichting van de Arbeid die in elke bedrijfstak werd opgericht bracht beide partijen uiteindelijk tot elkaar. Voor de vakbonden was dit de lang nagestreefde erkenning van hun onmisbare rol voor beheerste arbeidsverhoudingen en sociale vrede, ook al was slechts een minderheid van de textielarbeiders georganiseerd. Het grootste deel was niet georganiseerd of was in de eerste naoorlogse jaren lid van de EenheidsVakCentrale (EVC). Opgericht met als doel om de oude verdeeldheid van de vakbeweging te doorbreken, was zij aanvankelijk een belangrijk instrument dat door de arbeiders werd gebruikt om hun verlangens te articuleren en door te zetten. Na korte tijd werd zij grotendeels een machtsinstrument in handen van de CPN die tijdens de oorlog ook aan de basis van deze beweging had gestaan. Hiermee verloor zij het grootste deel van de aantrekkingskracht op de arbeiders; bovendien was de EVC uit politieke overwegingen niet acceptabel als sociale partner voor overheid en bedrijfsleven. Onder invloed van de enorme krapte op de arbeidsmarkt stegen de lonen van met name (jonge) vrouwen veel sterker dan op basis van de CAO was toegestaan. Het College van Rijksbemiddelaars heeft zich tot het uiterste ingespannen om deze tendens te keren, maar is daar niet in geslaagd. Een groot deel van de arbeiders, en dit gold in bijzonder sterke mate voor de vrouwen, liet in de praktijk duidelijk merken niet of nauwelijks geïnteresseerd te zijn in het werk. Zij bleven regelmatig zonder toestemming van het werk weg, gingen elders werken wanneer daar meer

IV kon worden verdiend, pleegden diefstal van garen en doek. De ondernemers zetten hiertegen onder meer het aloude wapen van de Zwarte Lijst in. Vanwege de enorme tekorten aan kleding en overige textiel eisten arbeiders massaal dat aan hen textiel werd verstrekt. Er is tot op het hoogste niveau beraadslaagd over mogelijkheden deze textielverstrekkingen stop te zetten, maar de behoefte onder de arbeiders hieraan was zo groot, dat dit verschijnsel gewoon is voortgezet, ook al leidde dit tot sociale onrust in andere bedrijfstakken, zoals de in Hengelo belangrijke metaalindustrie. Voor de textielfabrikanten was het verstrekken van textiel een hulpmiddel om arbeiders aan hun bedrijf te binden. Dit gold ook voor het geven van vrije dagen en vakantie. Twentse textielarbeiders hadden van oudsher niet of slechts enkele dagen per jaar vrij gehad en pas met de CAO uit 1946 kregen zij recht op één week vakantie en daarnaast nog 5½ snipperdag. In een poging de ondernemers te dwingen zich aan de CAO-lonen te houden, spande de overheid een proces aan tegen twee fabrieken wegens het betalen van te hoge lonen aan vrouwelijke arbeiders, nadat looncontrole tot een proces-verbaal voor een groot aantal bedrijven had geleid. Dit creëerde een sociaal explosieve situatie. Een derde proces-verbaal wegens het betalen van te hoge lonen zou namelijk tot onherroepelijke gevangenisstraf leiden en dat was voor de textielfabrikanten een brug te ver. Bij een tweede geconstateerde overtreding van de loonvoorschriften zouden zij zich dus gedwongen zien om de lonen te verlagen, wat onvermijdelijk tot een massale staking zou leiden. Het was niet uit te sluiten dat dit grote repercussies in de rest van het land zou hebben. Omdat dit noch in het belang van de Nederlandse overheid, noch van de ondernemers was, volgde koortsachtig overleg dat uiteindelijk tot dispensaties voor de ondernemers leidde. Op basis hiervan mochten zij meer betalen dan de CAO voorschreef. Voorwaarde hierbij was dat zij een systeem van werkclassificatie zouden invoeren als hulpmiddel om meer grip te krijgen op de lonen. De permanente onrust die de jonge voorspinnerij-arbeidsters circa 500 in getal, op een totaal van ongeveer 32.000 textielarbeiders veroorzaakten, werd in de jaren vijftig opgelost met een machine die hun werk volledig overnam en hen overbodig maakte. Onder druk van de stijgende kosten van levensonderhoud startten in de loop van 1947 onderhandelingen voor een tweede CAO. Deze leverde voor de textielarbeiders een pensioenvoorziening op, maar geen loonsverhoging, in enkele gevallen zelfs een loonsverlaging, omdat de aanpassing van de CAO-lonen werd gebruikt om zwarte lonen deels te witten. Omdat de sociaal-democratische vakbond deze consequenties van de CAO aanvankelijk niet voor haar rekening wilde nemen, stapte zij uit de Vakraad voor de Textielindustrie, waarmee een crisis in het sociale overleg was geboren. Deze was van korte duur, omdat ook voor deze vakorganisatie het belang van deelname aan dit overleg prevaleerde. De CAO-lonen van de vrouwelijke textielarbeiders werden niet herzien. Spinnerij Oosterveld was bij de massale looncontrole eveneens geverbaliseerd en de directie van deze fabriek voerde als reactie een loonsverlaging door die tot een staking leidde. Dit conflict was uiteindelijk aanleiding voor het ontstaan van de Stichting Aanzien Textielvak die uitdrukking was van het inzicht bij de ondernemers dat de oude tijden onherroepelijk voorbij waren en dat een herziening van hun sociaal beleid onvermijdelijk was, zeker met het oog op de noodzaak

V om andere markten aan te boren en om daar met hoogwaardige producten te kunnen concurreren. Rond deze tijd slaagden de vakbonden er in de weerstand onder de fabriekscommissies (voorlopers van de huidige ondernemingsraden) tegen de ploegendienst te neutraliseren. Als gevolg hiervan werkten steeds meer arbeiders, vooral in de spinnerijen, in een tweeploegendienst. Een omvangrijke en verbitterde staking bij H. ten Cate Hzn. & Co fungeerde hierbij als een belangrijke katalysator. Een tweede belangrijke doorbraak naar een hogere productiviteit vormde de geleidelijke herinvoering van meer-machine-bediening. De weerstand onder de arbeiders hiertegen, hun angst voor een rentree van het jaagsysteem uit de jaren 30, werd tegengegaan met werkclassificatie-onderzoeken die beoogden aan te tonen dat een groter aantal te bedienen machines geen extra zware belasting voor de arbeiders inhield. Door de betrokken arbeiders een hoger loon te betalen braken de ondernemers over het algemeen hun verzet. Hieruit voortvloeiende overschrijdingen van het CAO-loon werden door het College van Rijksbemiddelaars gesanctioneerd met dispensatieregelingen. In de jaren 30 is de werkloosheid het deksel geweest dat voorkwam dat de sociale spanningen in de textielindustrie zich ontlaadden, na de oorlog was dit hulpmiddel in zijn tegendeel verkeerd, maar vormden de vakbeweging en een stelsel van sociale zekerheid het deksel en de bodem van het drukvat. Ziehier de essentie van dit onderzoek.