Watervergunning Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning van 4 december 2012 met kenmerk WSV 2012/5555 als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet van: Crown Van Gelder B.V. Eendrachtsstraat 30 1951 AZ Velsen-Noord Inhoudsopgave 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Aanvraag 5. Toetsing aanvraag 6. Procedure 7. Conclusie 8. Besluit 9. Ondertekening 10. Mededelingen 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu beschikt op grond van de volgende overwegingen op een aanvraag om wijziging van de vergunning zoals bedoeld in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet. De aanvraag is ingediend door Crown Van Gelder B.V. (verder CVG genoemd), gevestigd aan de Eendrachtsstraat 30 te Velsen-Noord. De aanvraag is ontvangen op 30 maart 2016 en geregistreerd onder RWS- 2016/14138 en zaaknummer: RWSZ2016-00004927. Pagina 1 van 8
2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: De wijziging, zoals deze in paragraaf 4.2 van dit besluit is beschreven, voldoet aan de in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet gestelde eisen. De wijziging kan als zodanig worden vergund. Daarbij dienen de in hoofdstuk 3 genoemde voorschriften in acht te worden genomen. 3. Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam Voorschrift 1.8 (meetplan en rapportage AWZI) 1. Uiterlijk 3 maand na het inwerkingtreden van deze vergunning moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder een meetplan indienen. 2. Met het meetplan moeten zoveel data van worden verzameld (zowel van het influent als het effluent) zodat: - kan worden vastgesteld of de AWZI een laag belast zuiveringssysteem is; - met behulp van de lozingseisassistent nieuwe lozingseisen kunnen worden afgeleid. 3. Uiterlijk 12 maanden na het in werking treden van deze vergunning moet de vergunninghouder een tussenrapportage indienen. Hierbij dient een doorkijk te worden gegeven of: - de AWZI als laag belast zuiveringssysteem wordt bedreven; - wordt voldaan aan BBT-gerelateerde emissieniveau 4. Uiterlijk 18 maanden na het in werking treden van deze vergunning moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder rapporteren over de metingen. Hierbij dient te worden gemotiveerd of: - de AWZI als laag belast zuiveringssysteem wordt bedreven; - wordt voldaan aan BBT-gerelateerde emissieniveau; Indien één of beide punten niet voldoen, dient het rapport ook een voorstel te bevatten met maatregelen die kunnen worden getroffen om wel te gaan voldoen. Pagina 2 van 8
4. Aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de Watervergunning van 4 december 2012, kenmerk WSV 2012/5555, laatst gewijzigd bij besluit van 7 december 2015 met kenmerk RWS-2015/52120. 4.1Bedrijfssituatie CVG produceert en verkoopt hoogwaardige specialiteiten in de sector houtvrij ongestreken papier. De papierfabriek produceert in een volcontinu proces met een productiecapaciteit van circa 235.000 ton per jaar papier op rollen. Het papier wordt vervaardigd uit cellulose via de procesonderdelen: stofvoorbereiding, doekpartij, perspartij, droogpartij, gladwerk en snijden. CVG produceert steeds meer speciale papiersoorten. Hierbij valt te denken aan de papiersoorten: - Hoog absorberende papieren voor digital imaging; - Labelpapier en release papier; - (coating basispapier voor) direct thermisch papier; - Dunne grafische papieren; - Flexibele verpakkingspapieren; - Papier met speciale barrière-eigenschappen, onder andere tegen doorslag van agressieve kleefstoffen en vet; - (coating basispapier voor) luxe verpakking. 4.2Huidige situatie Gelet op de samenstelling van het afvalwater van CVG moeten nutriënten aan het afvalwater worden toegevoegd. Momenteel wordt Ureum als stikstofbron ingezet. Het nadeel hiervan is dat het ureum eerst door het enzym Urease moet worden omgezet naar ammonium, voordat de hierin aanwezige stikstof vrij beschikbaar komt. Deze enzymatische omzetting verloopt in de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) van CVG vaak niet volledig en/of te traag. Hierdoor komt het in het effluent terecht en verhoogt hiermee het N-Kjeldahl-gehalte. Het gevolg is dat dan (te) weinig stikstof voor de biologie beschikbaar komt, waardoor het zuiveringsrendement van de AWZI suboptimaal is. Daarnaast worden in de huidige situatie ureum en fosforzuur op basis van een vaste instelling gedoseerd waarbij rekening is gehouden met een gemiddelde CZVvracht in het influent. Dit betekent dat bij een hoge CZV-vracht te weinig nutriënten worden gedoseerd waardoor de AWZI niet optimaal zal presteren. Bij een lage CZV-vracht kan juist een overdosering voorkomen waardoor de concentraties stikstof en fosfor in het effluent oplopen. 4.3Gewenste wijziging CVG wil medio 2016 de nutriëntendosering van de AWZI, bestaande uit dosering van fosforzuur, ijzerchloride en ureum aanpassen ten behoeve van verbetering van de zuiveringsprestaties en daarmee verlaging van de heffingskosten. Als stikstofbron voor de biologische gedeelte van de AWZI zal ureum worden vervangen worden door ammoniak. Om de nutriënten beter op de behoefte te kunnen afstemmen zal gebruik gemaakt gaan worden van een flexibele nutriëntendosering op basis van online-toc-metingen (metingen ingaande Pagina 3 van 8
vuilvracht van de AWZI). Hierdoor zal de zuiveringsprestatie van de AWZI verder verbeteren en kan worden bespaard op chemicaliën (ammoniak en fosforzuur). Daarnaast zal de eindconcentratie van stikstof- en fosforverbindingen in het effluent van de AWZI afnemen. Door de afvalwateradviseur van CVG zijn de volgende prognoses opgegeven voor de reducties van gehalte in het effluent van de AWZI: - afname CZV van 110 naar 98 mg/l; - afname BZV van 19 naar 7 mg/l; - afname Kjeldahl-stikstof van 7,8 naar 4,8; - afname P totaal van 1,5 naar circa 1 mg/l. Als gevolg van de rendementsverbetering zal de secundaire (biologische) slibproductie met circa 15% toenemen. CVG verwacht dat de huidige afvoerverwerkingscapaciteit van de secundaire sliblijn voldoende marge biedt om de extra hoeveelheid slib te kunnen opvangen, zodat geen sliboverstort naar het effluent optreedt. Mocht blijken dat de capaciteit onverhoopt tekort schiet, zal CVG onderzoeken of een meer toegespitst polymeer de ontwaterbaarheid van het secundaire slib verhogen en daarmee de slibverwerkingscapaciteit zal toenemen. CVG acht deze optie reëel aangezien zij nu een polymeer inzet dat primair geschikt is voor het verbeteren van de bezinkbaarheid van deeltjes in de voorbezinktank. Een praktijktest met een zeefbandpers in het verleden heeft uitgewezen dat met een dedicated polymeer een betere ontwaterbaarheid van het slib mogelijk is. CVG heeft de verwachte emissies na optimalisatie van de AWZI afgezet tegen de normen zoals deze in de BREF Pulp&Paper van 2015 worden genoemd. Uit deze analyse blijkt dat CVG naar verwachting niet aan de emissienorm voor P-totaal kan worden voldaan. CVG geeft aan dan verder te zoeken naar mogelijkheden om het gehalte P-totaal in het effluent te verlagen. Een mogelijke maatregel is om met een on-line fosfaat-analyzer te gaan werken, zodat nog preciezer op de P- behoefte kan worden gedoseerd. 5. Toetsing aanvraag 5.1 Beste beschikbare technieken 5.1.1 Vigerende vergunning Op grond van de aanvraag van de vigerende vergunning (in 2012) is gebleken dat de belasting van de AWZI van CVG hoger ligt dan de uitgangspunten voor een laag belast systeem. Hiermee voldoet de zuivering (nog) niet aan BBT. Gelet hierop heeft CVG een aantal (mogelijke) maatregelen opgenomen om de prestaties van de zuivering te verbeteren. Hiertoe zijn onder andere proefnemingen uitgevoerd met een andere stikstofbron. De nu voorliggende aanvraag is gericht op aanpassingen van de AWZI, zodat deze beter gaat presteren en de emissie zal afnemen. De aangevraagde wijzigingen in lijn met het gestelde in de vigerende vergunning en wordt er op deze wijze (beter) invulling gegeven aan BBT. Pagina 4 van 8
5.1.2 Nieuwe BBT conclusies Sinds het verlenen van de vigerende vergunning heeft er een actualisatie van de BREF Paper&Pulp plaatsgevonden. Dit heeft ertoe geleid dat er op 30 september 2014 BBT-conclusies zijn gepubliceerd. Gelet hierop heb ik deze wijzigingsaanvraag aangegrepen om te toetsen in hoeverre de bedrijfsvoering van CVG in overeenstemming is met de nieuwe BBT conclusies. Ten aanzien van het compartiment water gaat hier dan met namen om de conclusies 4, 5, 13, 14, 15, 16, 47, 48, 49 en 50. Op dit moment is niet duidelijk of CVG met de voorgestelde wijzigingen aan alle BBT-gerelateerde emissie eisen zal gaan voldoen. Daarom valt op dit moment niet vast te stellen of de volgende BBT-conclusies van toepassing zijn c.q. in voldoende mate worden ingevuld door CVG: 15: Wanneer verdere verwijdering van organische stoffen, stikstof of fosfor nodig is, is het BBT om de tertiaire behandeling toe te passen, zoals beschreven in paragraaf 1.7.2.2. 47: Optimaal ontwerp en bouw van tanks en kisten. Ten aanzien van de BBT-conclusies 15 en 47 heeft CVG het volgende in de aanvraag opgenomen: Ad 15) Als na het in gebruik nemen van de nieuwe nutriënteninstallatie blijkt dat niet wordt voldaan aan de BREF-Pulp&Paper2015 emissienormen, zal CVG nader onderzoeken op welke effectieve en efficiënte wijze toch kan worden voldaan aan deze normen. Eventueel aanvullende (tertiaire) behandeling van het effluent kan hierbij een optie zijn, maar een bronbenadering heeft hierbij de voorkeur. Ad 47) CVG is bezig met traject dat moet leiden naar verkleining van (vezel)buffers in het papierproces. Indien dit op termijn kan worden gerealiseerd, zal dit betekenen dat zowel tijdens reguliere bedrijfsvoering als tijdens (start van) onderhoudstops minder water op de waterzuivering wordt geloosd en ook minder restanten grondstoffen (kleinere pieklozingen en lagere piekvrachten aan vezel/vulstof). Op basis van de proefneming en berekeningen, zijn in de aanvraag verwachtingen van de reductie voor BZV, CZV, Kjeldahl-stikstof en totaal fosfor beschreven. Of deze verwachte reducties ook in de praktijk worden behaald en hoe deze dan kunnen doorwerken in de vergunningvoorschriften is op dit moment niet duidelijk. Daarom zal ik nog niet overgaan tot het aanpassen van de vergunningvoorschriften. Wel zal ik een onderzoeks-/rapportage verplichting opnemen, met als doel voldoende data te hebben om te bepalen of: a) de belasting van de zuivering dusdanig is ingeregeld, dat er sprake is van een laag belast systeem; b) om met behulp van de lozingseis assistent nieuwe lozingseisen te kunnen afleiden. Hiertoe zal binnen 3 maand na het van kracht worden van de vergunning een meetplan moeten worden ingediend. Het onderzoek moet een periode van 1 jaar beslaan, zodat alle seizoeneffecten worden meegenomen in de analyse. De eindrapportage dient uiterlijk 3 maanden na het afronden van het meetplan worden ingediend. Indien gebleken is dat niet aan alle BBT gerelateerde emissie Pagina 5 van 8
niveaus wordt voldaan, dient de rapportage een voorstel te bevatten met te treffen maatregelen. 5.2Gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem Als gevolg van de gevraagde wijzigingen zullen geen andere stoffen worden geloosd en niet meer stoffen worden geloosd. Daarom leidt de aangevraagde wijziging niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem, dan volgens de geldende vergunning is toegestaan. Sterker nog, de aangevraagde wijzigingen hebben als doel om de emissies naar het oppervlaktewater te reduceren. Gelet hierop kan ik instemmen met de gevraagde wijzigingen. 6. Procedure Op grond van artikel 6.26, tweede lid heeft de voorbereiding van deze vergunning volgens het gestelde in artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, onderdeel a en tweede tot en met vierde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. Afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht plaatsgevonden. Aangezien de aanvraag tot wijziging van de vergunning voor het lozen van stoffen niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan, is volgens artikel 6.26 lid 2 Waterwet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Deze vergunning treedt in werking na de bekendmaking. 7. Conclusie De ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens voldoen aan de in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet gestelde eisen. De beoogde verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning al zijn toegestaan. 8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd afdeling Vergunningverlening Pagina 6 van 8
9. Mededelingen Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde contactpersoon. De contactgegevens staan in de begeleidende brief bij dit besluit. De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen. Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen: - Is de inhoud van het (besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent? - Kunt u beoordelen of het besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte aan een toelichting? - Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt? Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer u zich op een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen. Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het maken van bezwaar: - Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? - Welk doel wilt u met uw bezwaar tegen het besluit bereiken? Wat verwacht u van Rijkswaterstaat? - Is het u voldoende duidelijk wat een bezwaarprocedure inhoudt en weet u of u met een bezwaar uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Wanneer u vragen heeft of wanneer u zich afvraagt of het indienen van een bezwaarschrift voor u de geschikte aanpak is, kunt u ook hiervoor contact opnemen met de bij het besluit vermelde contactpersoon. De contactpersoon kan met u overleggen over de te volgen procedure en u informeren over andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat u eventueel biedt om tot een oplossing te komen. Hoe maakt u bezwaar? Om bezwaar te maken moet u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift indienen. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar de Minister van Infrastructuur en Milieu,, p/a, t.a.v. de afdeling Werkenpakket, Postbus 2232, 3500 GE Utrecht. In het bezwaarschrift moet in ieder geval het volgende staan: - uw naam en adres, en liefst ook uw telefoonnummer; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden of door een kopie mee te sturen); Pagina 7 van 8
- de reden waarom u bezwaar maakt; - de datum en uw handtekening. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit doet u door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. Indiening kan ook via de site http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden. Afschrift van het besluit is gezonden aan: a. Het Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren (Postbus 20906, 2500 EX Den Haag); b. Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Postbus 209, 1500 EE Zaandam); c. Omgevingsdienst IJmond (Postbus 325, 1940 AH Beverwijk). Pagina 8 van 8