WO: januari tot juni 2016 Natuur Ons lichaam

Vergelijkbare documenten
Les 20: gelijknamige breuken, gelijkwaardige breuken en breuken vereenvoudigen

focusthema 3 De ademhaling 1 Proefjes met je eigen lichaam Werkkatern 3 Ons lichaam Het ademhalingsstelsel en de bloedsomloop PROEF 1 PROEF 2 PROEF 3

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

In rust adem je minder vaak uit. Bij een inspanning versnellen je hartslag en ademhaling.

In rust adem je minder vaak uit. Bij een inspanning versnellen je hartslag en ademhaling.

1. Ons lichaam, wat een wonder!

1. We ademen om te leven

Werkstuk Biologie Het menselijk lichaam

Te land, ter zee en in de lucht. Wat betekent het woord 'transport' voor jou? Vul de woordspin aan. transport

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Spreekbeurtpakket - het skelet

WA A NZINNIGE BOEK OVER JE LICHA AM

Van cel tot organisme hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

T3 L7-8 De elektronica in mijn lichaam Onze zintuigen Bronnenboek Onze vijf zintuigen

dimat Biologische modellen - menskunde Hersenen

Van cel tot organisme vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

6,9. Werkstuk door een scholier 1972 woorden 23 mei keer beoordeeld

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Opstel Biologie Menselijk lichaam

Praten met je kind over seksualiteit

dimat Biologische modellen - menskunde Hersenen

Fig De Leefstijlacademie

THEMA KERN SUBKERN INHOUDEN DIT DOEN WIJ AL DIT WILLEN WIJ DOEN SEO

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

Spreekbeurt menselijk lichaam. Door Lara Sieperda.

R.K.B.S. De Hoeksteen Werkstuk Groep 7. maandag 16 april HET MENSELIJK LICHAAM Door Fleur Jalving

cursus: Zorgvrager begeleiden een leven lang

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

Ik ben verliefd. Benodigheden. Lesdoelen. Begrippen

Werkkatern 6 Welkom in onze provincie

Werkkatern 6 Welkom in onze provincie

Thema 3 Voeding en je lichaam

VERSIE LERAARSKAMER. focusthema 2

DE BASIS VOOR WERELD RIËNTATIE

CODEKRAKEN MET DASH EN DOT

focusthema 2 1 Werkkatern 2 Wegwijs in mijn atlas en mijn land

Maak je kinderen wegwijs in het verkeer

hart longen Werkboekje van...

Babylichaamstaal. Van te vroeg geboren baby s

Het vak biologie kennis MN001 Een biologische tekening maken praktijk MN005 Werken met een loep praktijk MN008

Infofiche Helpertje. 1. Praktische gegevens. 2. Inhoud en doelstellingen

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding


Samenvatting Biologie Thema 4:

Prezi les 1: Website:

2009 I GT Biologie verzameld NVON-commentaar

Biologie ( havo vwo )

Datum: EHBO. 3. Wat gebeurt er met de bloedvaten en zenuwen als een tand uit de mond vliegt?

Informatiebrochure Dysartrie. [Geef tekst op] Pagina 1

Brief LES. tegelijk GR EN. Handleiding voor de leerkracht Groep 7 en 8

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan?

Spreekbeurtpakket - organen

1. Geef aan of de onderstaande beschrijvingen dood, levenloos of levend zijn. 2. Wat zijn levenskenmerken of een ander woord levensverschijnselen?

Waar gaan we het over hebben?

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - maken kennis met het thema. - kunnen hun kennis met elkaar delen.

Eencellige en meercellige organismen

Brief LES. tegelijk GR EN. Groep 7 en 8

Examenopgaven VMBO-BB 2003

Tijdens de verkeerslessen hebben we met de kinderen gepraat over veilig fietsen.

Lesfiche: dode hoek BASISONDERWIJS. Doelgroep. Eindtermen (ET) Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie

Nachtbrakers NACHTRUST

Toets Communicatie (eindtoets) 1

OEFENFICHE KRUISPUNT MET VERKEERSLICHTEN OVERSTEKEN FIETS EXAMEN HET GROTE 1. INTRO 2. VOORAF 3. VERKENNEN. Onderstaande vragen kunnen daarbij helpen:

Praktische opdracht. klas 2 atheneum

Het Menselijk Lichaam

Infofiche Helpertje. 1. Praktische gegevens. 2. Inhoud en doelstellingen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Samenvatting Mensen DEF

Gezondheidsverklaring

Vragen: Your experience with senses: describe what you ve collected in your blog, both in images and in text.

Wiekslag Speciaal. Vanuit het kamertje

Epilepsie Groei-wijzer 17 + jaar: Hier ben ik

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Het oor. Oorpijn

Het menselijk lichaam

De Virus Groei-wijzer Hier ben ik (17+ jaar)

VERKEERSBEGRIPPEN. bij Verkeersexamen Overzicht van verkeersbegrippen, die belangrijk zijn voor kinderen. verkeersbegrip uitleg

Practicum: Snel, sneller, snelst!

Beste leerkracht, De gastles stap voor stap

Over taaie taboes en lastige liefdes

Domein mens: gezondheid welbevinden 21 De leerlingen herkennen en benoemen het gevoel van behagen en onbehagen. x

Les 5.6. Bloedsomloop. Blad 1

2 DE BASIS VOOR WERELD RIËNTATIE

Dit boekje is eigendom van de Isala klinieken. Heb je het uit? Breng het dan terug naar de kinderpoli.

1. Wereldoriëntatie - Natuur

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Ouderbijeenkomst Basisschool Eerschot Week van de Lentekriebels

Werkstuk Biologie het menselijk lichaam

aerobe dissimilatie gaswisseling ademhaling

6,1. Werkstuk door een scholier 2653 woorden 1 november keer beoordeeld

Daar voel ik wel iets.

Interviews: - interview: vragen gast - vragen pleeggezin - vragen aan begeleider van Open Thuis - Interview met de dienst VMG :

Waar gaan we het over hebben?

Spieren vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Hier ben ik. Nier Groei-wijzer 17 + jaar: Enkele tips: Naam:

P P P P P P P P P P P P P P P P P P P

Transcriptie:

WO: januari tot juni 2016 Natuur Ons lichaam 1 Ik ken deze begrippen en kan ze verklaren. spijsvertering, bloedsomloop, energie, hersenen, hoofd, romp, ledematen, skelet, geraamte, zintuigen Tip: Zoek waar je de woorden vindt in het bronnenboek en ga na of je ze begrijpt. Leg ze uit aan je ma, pa 2 Ik ken deze woorden. Ik kan ze koppelen aan de juiste uitleg. - ademhalingsstelsel: strottenhoofd, luchtpijp, longen, longblaasjes, middenrif, zuurstof - bloedsomloop: slagader, ader, bloedvat, kleine en grote bloedsomloop, nieren, bloedgroep, bloedcel, bloedplaatje - skelet/spieren: geraamte, spieren, pezen, gewrichten, ribbenkast, ruggengraat, botjes - spijsvertering: snijtanden, hoektanden, kiezen, speeksel, slokdarm, maag, lever, darm - zintuigen: prikkel, zenuwen, smaakpapillen, oogwit, iris, pupil, oogleden, wimpers, wenkbrauwen, oorschelp, gehoorgang, trommelvlies, huid Tip: Zoek de woorden op in het bronnenboek en werkkatern. Zorg dat je begrijpt wat ze betekenen en waar ze bij horen. 3 Ik kan de werking en de taak uitleggen van - de spijsvertering - de bloedsomloop - de ademhaling - het skelet en de spieren - de zintuigen. Ik kan uitspraken daarover beoordelen als juist of fout. Ik kan het juiste deel van mijn lichaam koppelen aan de juiste taak. Tip: Bekijk dit nog eens in het bronnenboek en werkkatern. Je moet dat begrijpen. Je mag je infobronnen gebruiken! 4 Ik kan een gezonde tip geven en uitleggen waarom die gezond is. Tip: In dit thema zagen we verschillende tips. Zoek ze opnieuw op. Zorg dat je ze begrijpt en er een kent. 5 Ik kan een proefje doen op mijn eigen lichaam en uitleggen wat er gebeurt. Tip: Kijk eens hoe we dat hebben gedaan in dat proefje. Begrijp je hoe het ging? 6 Ik kan een voorbeeld geven van hoe mensen met een handicap toch kunnen doen wat wij doen. Tip: In dit thema zagen we verschillende mogelijkheden. Zorg dat je ze kent en er met je eigen woorden kunt over vertellen. Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven, zeggen of uitleggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 en 2. Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 3 tot 6. Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas.

Relationele opvoeding 1 De kinderen kunnen op hun niveau aangeven wat fysisch en psychisch verandert in de puberteit. 2 De kinderen kunnen een juiste duiding geven aan de geslachtsdaad. 3 De kinderen kunnen op hun niveau de geslachtsorganen van man en vrouw omschrijven. 4 De kinderen kunnen de evolutie van bevruchting tot geboorte toelichten. 5 De kinderen kunnen de functie van voorbehoedsmiddelen omschrijven en kennen daarbij het bestaan van de anticonceptiepil en het condoom. 6 De kinderen kunnen aangeven dat onveilig vrijen tot besmetting met hiv kan leiden en kennen de gevolgen daarvan. 7 De kinderen kunnen begrip tonen voor holebi s, gezien de seksuele geaardheid van mensen kan verschillen. 8 De kinderen kunnen de gevaren van chatten uitleggen. 9 De kinderen durven uitkomen voor hun eigen gevoelens en voorkeuren. 10 De kinderen kunnen de gevoelens en voorkeuren van anderen erkennen en respecteren. 11 De kinderen durven hun ervaringen, gevoelens en problemen rond verliefdheid en seksualiteit (anoniem) verwoorden. 12 De kinderen durven praten over hun gevoelens rond verliefdheid en seksualiteit Techniek techniek onderweg 1 Ik kan een omschrijving geven van de begrippen transport, voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen, ruimtetuigen en transportnetwerk. Tip: Bekijk de opdracht op pagina 1 en 3 in het werkkatern. Lees pagina 89 en 90 in het

bronnenboek opnieuw. 2 Ik weet hoe transport kan plaatsvinden en welke soorten transportmiddelen daarvoor gebruikt worden. Tip: Herneem opdracht 3 op pagina 2 in het werkkatern. Lees pagina 89 en 90 in het bronnenboek opnieuw. 3 Ik ken de verschillende fasen van het technisch proces. Tip: Bekijk opdracht 1 op pagina 5 in het werkkatern. 4 Ik ken de grote stappen in de evolutie van de fiets. Tip: Bekijk nog eens pagina 91, 92 en 93 in het bronnenboek. 5 Ik ken de onderdelen van een fiets. Ik weet van de basisonderdelen van de fiets hoe ze zijn opgebouwd. Tip: Lees de werkfiche van de doe-les over de fiets opnieuw. Bekijk nog eens pagina 7 en 8 in het werkkatern. 6 Ik kan de onderdelen van een fiets aanduiden. Tip: Maak opdracht 1 op pagina 7 in het werkkatern opnieuw. 7 Ik kan kort de basis van de constructie, aandrijving en besturing van voer-, vaar-, vliegen ruimtetuigen beschrijven. Tip: Leer de tabel op pagina 11 in het werkkatern uit het hoofd. Lees nog eens pagina 98, 99, 100 en 101 in het bronnenboek. 8 Ik kan de fasen van het technisch proces herkennen in voorbeelden. Tip: Maak opdracht 2 op pagina 6 in het werkkatern opnieuw. 9 Ik kan de constructie, aandrijving en sturing van de fiets herkennen en uitleggen in voorbeelden. Tip: Bekijk de opdrachten op pagina 9 en 10 in het werkkatern. Lees nog eens pagina 94, 95, 96 en 97 in het bronnenboek. 10 Ik kan gelijkenissen en verschillen benoemen tussen de soorten transportmiddelen. Tip: Bekijk en vergelijk de tabel op pagina 11 in het werkkatern. Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven of zeggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 tot en met 7. Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 8 tot en met 10. Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas. Ruimte Van hoog naar laag in Europa en de wereld 1 Ik ken deze begrippen en kan ze verklaren. kern, mantel, korst, aardplaten, zee, meer, eiland, schiereiland, heuvelland, plateau, bevolkingsdichtheid Tip: Zoek waar die woorden staan in het bronnenboek of werkkatern en ga na of je ze

begrijpt. Leg ze uit aan je ma, pa 2 Ik ken de vier Europese reliëfvormen en kan ze verklaren en herkennen: vlakte, heuvel, plateau en gebergte. Tip: Kijk op pagina 67 in het bronnenboek en op pagina 5 en 6 in het werkkatern. Zorg dat je die termen begrijpt. 3 Ik ken onze vijf buurlanden en hun vlag. Tip: Bekijk dat nog eens op pagina 70, 71, 72, 73 en 74 in het bronnenboek. Ik ken de zeven continenten. Tip: Bekijk dat nog eens op pagina 76, 77 en 78 in het bronnenboek 4 Ik kan twee aardrijkskundige streken vergelijken door de passende kaarten in mijn atlas te gebruiken. Tip: Bekijk hoe we dat deden in les 1 en 2 en probeer het ook zelf te doen 5 Ik kan over onze buurlanden en over enkele Europese landen gegevens opzoeken in teksten, tabellen, grafieken, foto s Tip: Bekijk hoe we dat hebben gedaan in les 5, 6 en 7 en probeer het ook zelf te doen 6 Ik kan over de continenten gegevens opzoeken in teksten, foto s Tip: Bekijk hoe we dat hebben gedaan in les 8 en probeer het ook zelf te doen. 7 Ik kan de silhouetten van Europese landen en continenten herkennen en mag daarvoor mijn atlas gebruiken. Tip: Probeer het zelf uit met de silhouetten op pagina 11 en 13 in het werkkatern. Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven, zeggen of uitleggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 tot 3. Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 4 tot 7. Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas Stap 1: kiezen voor de meest veilige weg Stap 2: Nu eens niet met de auto Ruimte: verkeer

Stap 3: Voetganger, let op je tellen Stap 4: Voetganger, zo steek je een kruispunt over Stap 5: Verkeerstekens voor de voetganger Stap 6: voetganger, nog dit... Stap 7: Die dode hoek toch Stap 8: Hops, de fiets op Stap 9: Kruisen, inhalen en nog veel meer Stap 10: Links en rechts afslaan Stap 11: Als fietser aan en op een kruispunt Stap 12: Wie gaat er ook weer voor Stap 13: Fietser, nog dit... Stap 14: Verkeerstekens voor de fietser Stap 15: Moet het nu echt met de auto? Zie www.mundooefentoetsleerling.be Tijd: actualiteit (januari juni)