WERK EN GEZONDHEID IN DE BOUWNUVERHEID EEN BEROEPENOVERZICHT



Vergelijkbare documenten
ARS GEZONDHEID EN WERKBELEVING IN DE BOUW ATLAS. J.P.J. Broersen A. Bloemhoff J.C. van Duivenbooden A.N.H. Weel F.J.H. van Dijk

DE ARBOUW-MONITOR. Analyses van de PBGO-bestanden 1989/1990, 1993/1994, 1995/1996 en 1997/1998. December

Achtergrond scores bedrijfsrapport mijnvolandis

Bedrijfstakatlas 2012

Bedrijfstakatlas 2010

Bijlage 1. A. Vragenlijst Gezondheidstoestand (PBGO)

ANALYSE ITEMS DUURZAME INZETBAARHEID PAGO BOUWNIJVERHEID

Sportduiker. Intrede onderzoek

Achtergrond scores bedrijfsrapport mijnvolandis

Brancheportret. Natuursteen - bedrijf. mei 2015

Brancheportret. Natuursteen - bedrijf. juni 2013

SWI-P & SWA-P. Subjectieve Werkbelevings- Index & Analyse Prevent

Brancheportret. Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. mei 2015

Bedrijfstakatlas 2014

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Brancheportret. Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. juni 2013

Arbeid en Gezondheid in de bouwnijverheid. Verbetering van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid

BedrijfsGezondheidsIndex 2006

Vragenlijst Specifieke keuring

Project Fysieke Belasting in de Bouw drs. Leo de Jong MAO Projectleider Bouw

Inleiding. Bespreking pagina 1

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Gezondheid en inzetbaarheid: trends en cijfers Glastuinbouw 2013

Voor de door u aangevraagde keuring zijn de hieronder aangekruiste blokken van bijzonder belang. U dient deze in ieder geval te beantwoorden.

Voor de door u aangevraagde keuring zijn de hieronder aangekruiste blokken van bijzonder belang. U dient deze in ieder geval te beantwoorden.

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

6 Meervoudige problematiek bij werknemers

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Korte functieomschrijving (mag ook als bijlage worden toegevoegd):

Arbeidsgehandicapten in Nederland

BedrijfsGezondheidsIndex 2008:

BedrijfsGezondheidsIndex 2007

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Inventarisatie behoeften van

Arbeidsmarktmonitor 2015-Q1

Gericht Periodiek Onderzoek (GPO)

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2014

Ziekteverzuimanalyse van O2A5

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid in Bedrijfstakverslag

Chronische longziekten en werk

VERZUIMRAPPORT 2016 Een gezonde aanpak van verzuim.

MEDISCHE VRAGENLIJST

Analyse Ziekteverzuim

GEBASEERD OP DE VERZUIMGEGEVENS OVER 2018

EBB Arbeidsgehandicapten (1)

Samenvatting en beschouwing

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Metaalbewerker / bankwerker

W E S WORK EXPERIENCE SCAN

Fysiotherapie Van Heeswijk en Van der Valk

Vragenlijst: Symptomen bij personen met een verhoogd risico op reumatoïde artritis

Praktijk voor Massagetherapie Josephine van der Woude Beroepsvereniging NVST A-Therapeut lidnr SR BAG lidnr.

Arbeidsmarktmonitor 2011-Q4

Arbeidsmarktmonitor 2012-Q1

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend

Naam: Voornaam: Adres: Postcode: Woonplaats: Geboortedatum: M/V. Tel.nr.: adres: Beroep: Opleiding: Sport, Hobby: Medicijngebruik:

M MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

Arbeidsmarktmonitor 2014-Q3

Vragenlijst voor volwassenen:

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Dossier Zittend en staand Werk

Vitaliteit: van feit tot beleid. Inventariserend onderzoek

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

Checklist RSI-preventiebeleid

pro personal fit medisch intakeformulier Achternaam: Voorletters: M V Adres: Telefoon: Mobiel: 06 Beroep: Werkgever:

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2016

Achtergrond informatie Mentale Vitaliteit Quickscan Bevlogenheid

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2016

Notitie. Verzuimrapportage 2e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

RSI. Informatie voor werknemers en werkgevers

Arbeidsmarktmonitor 2014-Q2

Arbeidsmarktmonitor 2013-Q4

Straatmaker. Het belangrijkste bouwwerk ben je zelf. Alles wat je moet weten over gezond en veilig straten. Informatie voor de werknemer

Periodieke Brancherapportage 2014

Achtergrond informatie Mentale Vitaliteit Quickscan Bevlogenheid

Rapportage Medewerkersonderzoek 2013 de DCW medewerkers gedetacheerd

Beeldschermwerk en werken in de e-gemeente

Monitor Arbeid en Gezondheid update eerste halfjaar 2013 Cijfers & trends over Inzetbaarheid van werknemers

Periodieke Brancherapportage

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Directeur Commissaris, adjunct directeur, manager 2110

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Intake formulier fysiotherapie / manuele therapie

Resultaten Conjunctuurenquête jaar 2017

Vragenlijst over arbeidsgerelateerde luchtwegklachten.

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2007

Gezondheid en Inzetbaarheid: trends en cijfers Hoveniers en groenvoorziening 2013

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

Periodieke Brancherapportage

Burn-out: de rol van psychische werkbelasting

Lichamelijke belasting op het werk en ziekteverzuim

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Werkbaarheid. Algemene Directie Humanisering van de Arbeid. Ervaringsfonds

1 Inleiding en doelstellingen pagina 3. 2 Bedrijven en werknemers aangesloten bij Hibin Personeel &Zorg pagina 4

Machinist - torenkraan

Onderzoek. Kind en Opvoeding jaar

Hogeschool van Amsterdam. Beeldschermwerk? Voorkom RSI!

Het werkgeluk van laagbetaald Nederland Maurice Gesthuizen

Transcriptie:

WERK EN GEZONDHEID IN DE BOUWNUVERHEID EEN BEROEPENOVERZICHT

Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Materiaal en methoden 4 3. Resultaten van de beroepenoverzichten 5 4. Discussie 9 5. Conclusies 10 6. Beroepenoverzicht 12 Bijlage 1 Figuren beroepenoverzichten 49 Bijlage 2 Vragenlijst Periodiek Bedrijfsgezondheidkundig Onderzoek 125

1. Inleiding De bouwnijverheid geldt, als het om veiligheid en gezondheid gaat, als één van de meest onderzochte bedrijfstakken in Nederland. Door de jaren heen is een schat aan gegevens verzameld. Toch is deze informatie niet voor iedereen toegankelijk en is er van een compleet overzicht van de diverse beroepen met hun specifieke gezondheidsrisico's al helemaal geen sprake. Een eerste aanzet hiertoe werd in 1991 gegeven door het Coronel Laboratorium te Amsterdam in samenwerking met de Bedrijfsgezondheidsdienst (BGD) Oost-Gelderland. Deze eerste 'Atlas Gezondheid en Werkbeleving naar Beroep' had tot doel inzicht te geven in de werkbeleving en de beroepsgebonden gezondheidsrisico's van de werknemers in de regio. Het onderzoek beperkte zich echter niet alleen tot de bouwnijverheid, ook de andere bedrijfstakken werden bij de studie betrokken. Door de brede opzet was het niet mogelijk om gedetailleerd op de.afzonderlijke beroepen in te gaan. Toch bood deze eerste 'Atlas Gezondheid en Werkbeleving naar Beroep' voldoende aanknopingspunten voor een vervolgstudie, toegespitst op de bouwnijverheid. De waarde van zo'n bedrijfstakatlas is groot, omdat inzicht wordt verkregen in de specifieke beroepsgebonden gezondheidsklachten en hoe de werknemers in de afzonderlijke beroepen hun werkomstandigheden ervaren. Informatie die de BGD'en in staat stellen om gericht onderzoek naar mens en werkplek te verrichten. Op bedrijfstakniveau kan men beroepsgewijs trends en ontwikkelingen in de gezondheid en de werkbeleving volgen. Op basis hiervan kan de Stichting Arbouw onderbouwd prioriteiten stellen voor onderzoek, gerichte acties en dergelijke. In totaal worden in deze gezondheidsatlas voor de bouwnijverheid 36 bouwberoepen in kaart gebracht. Uniek is dat de gegevens uit de bouwnijverheid afgezet worden tegen die van de gemiddelde werknemer in de industrie. Hierdoor ontstaat een haarscherp beeld van de problematiek en de specifieke knelpunten in de bouwnijverheid. De 'Atlas Gezondheid en Werkbeleving in de bouw' is daardoor niet alleen een belangrijk instrument op bedrijfstakniveau, maar ook voor de bedrijven. De "Atlas Gezondheid en Werkbeleving in de Bouw", geschreven door Broersen(11, Bloemhoff"' Van Duivenbooden<31, Weel'" en Van Dijk'", is een gezamenlijke uitgave van het Coronel Laboratorium/ Studiecentrum Arbeid en Gezondheid, de Stichting Arbouw, het Nederlands Instituut voor Praevenlieve Gezondheidszorg-TNO en de Bedrijfsgezondheidsdienst Oost-Gelderland. Deze atlas is nogal omvangrijk, mede vanwege enkele wetenschappelijk interessante onderdelen, die echter voor de praktische toepassingen van de Stichting Arbouw minder relevant zijn. Daarom heeft Stichting Arbouw een populaire uitgave in een wat handzamer formaat uitgebracht, met alle belangrijke informatie uit de atlas onder de titel "Werk en Gezondheid in de Bouwnijverheid: een beroepenoverzicht". Ter verhoging van de gebruikswaarde van deze uitgave zijn bij de beroepsbeschrijvingen ook de ziekteverzuim- en de WAO-cijfers opgenomen die in 1990 bij deze beroepen hoorden. Deze cijfers worden jaarlijks door het EIB (Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid) op verzoek van de Stichting Arbouw geleverd. Ze zijn echter geen onderdeel van de "Atlas Gezondheid en Werkbeleving in de bouw". 1, Caranel Laboratorium I Studiecentrum Arbeid en Gezondheid 2. Nederlands Instituut voor PraevenUeve Gezondheidszorg- TNO 3. Stichting Arbouw 4. Bedrijfsgezondheidsdienst Oost-Gelderland 3

2. Materiaal en methoden Als basis voor het rapport "Werk en Gezondheid in de bouwnijverheid: een beroepenoverzicht" zijn de vragenlijsten genomen, die de werknemers tijdens het Periodiek Bedrijfsgezondheidkundig Onderzoek (PBGO) bij de BGD invullen. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een tweetal bestanden. Het eerste bestand, verder in de tekst BGD-bestand of totale referentiepopulatie genoemd, is afkomstig van de BGD Oost-Gelderland en bevat naast de gegevens over werknemers in de bouwnijverheid ook informatie over werknemers uit industriële bedrijven en bedrijfstakken. Voor dit BGD-bestand werden in de periode 1981-1990 36.000 werknemers uit alle bij de BGD Oost-Gelderland aangesloten bedrijven en bedrijfstakken benaderd. Het tweede bestand, Arbouw-bestand, is afkomstig van de Stichting Arbouw en bestaat uit de PBGO-gegevens van in totaal 11.035 werknemers. De gegevens zijn afkomstig van vijf BGD'en uit vijf verschillende regio's en zijn verzameld in de jaren 1989 en 1990. In het onderzoek worden de mannelijke en vrouwelijke werknemers afzonderlijk besproken. Bij alle gezondheidsvragen en bij een aantal werkbelevingsvragen is tenslotte nagegaan of er sprake was van een significant verschil (een verschil dat niet op toeval berust). Bij de gezondheidsvragen is eenzijdig getoetst. Bij de werkvragen tweezijdig. Verder zijn de klachtenpercentages voor de leeftijd gestandaardiseerd, zodat de verschillen niet aan verschillen in de leeftijdsopbouw toegeschreven kunnen worden. In de beroepenoverzichten zijn de klachtenpercentages van de beroepsgroepen uit het Arbouw-bestand vergeleken met de percentages van de totale populatie uit het BGD-bestand. Aangezien er verschillen in de klachtenpercentages zijn geconstateerd tussen de verschillende regio's, is het klachtenpercentage van de totale populatie in het BGD-bestand gecorrigeerd naar regio. 4

3. Resultaten van de beroepenoverzichten In het beroepenoverzicht worden de resultaten per bouwberoep weergegeven in drie figuren (histogrammen). Zo kan snel inzicht verkregen worden in de knelpunten met betrekking tot de gezondheid en werkbeleving. Voor de interpretatie van de klachtenpercentages bij de gezondheidsvragen en een deel van de werkvragen is een vergelijking gemaakt met het totale BGD-bestand. Alleen voor de vragen die betrekking hebben op de leefgewoonten (medicijngebruik, roken, drinken en inspanning), en de laatste werkvragen over de algehele waardering van het werk (de 'al met al' vragen), is per bouwberoep een vergelijking gemaakt met de gehele populatie van mannelijke werknemers uit het Arbouw-bestand. Voor deze vragen worden de werknemers van de verschillende bouwberoepen als het ware vergeleken met de gemiddelde Nederlandse bouwvakker. Bij de vrouwelijke werknemers in de bouwnijverheid zijn voor de bovengenoemde vragen de ongecorrigeerde referentiewaarden voor vrouwelijke werknemers van het BGD-bestand genomen. Omdat bij een vergelijking van grote bestanden een klein verschil al snel een significant verschil is, zal bij de bespreking van de resultaten vooral uitgegaan worden van de relevantie van het verschil. Bij elk beroep wordt een korte beschrijving gegeven van de voornaamste resultaten die uit de figuren zijn af te lezen. Allereerst wordt de gehele bouwpopulatie mannelijke bouwwerknemers beschreven, waarbij problemen worden gesignaleerd die voor het overgrote deel van de werknemers in de bouwnijverheid spelen. Deze problemen worden slechts één maal beschreven, namelijk bij de bespreking van de groep 'totaal mannen bouw' (hoofdstuk 3.2). Dit is om vervelende herhalingen te voorkomen. Alleen als het klachtenpercentage van een beroep sterk afwijkt, zal hierop worden ingegaan. De resultaten van de twee beroepen met vrouwelijke werknemers worden apart beschreven. Voor de gehele mannelijke bouwpopulatie is het algemene verloop van de klachten naar leeftijd weergegeven. Bij de afzonderlijke beroepen is deze relatie alleen bestudeerd bij een minimum van 10 werknemers per leeftijdscategorie. In een aantal gevallen is deze relatie grafisch weergegeven bij de bespreking van het betreffende beroep. 3.'1. Leeswijzer voor de beroepenoverzichten Per beroep worden de resultaten weergegeven in drie histogrammen: één voor de werkvragen en twee voor de gezondheidsvragen. Bij elk figuur staat een korte omschrijving van hel beroep in kwestie. Aan de linkerkant van het histogram worden de vragen verkort weergegeven. In het histogram staan de klachtenpercentages van het betreffende beroep steeds als open staafjes weergegeven. Met het zwarte staafje worden de percentages van de referentiegroep (BGD-bes!and) aangeduid. Alleen voor de life style-vragen (geneesmiddelengebruik, roken en drinken) en de werktevredenheidsvraag is dil niet het geval. Bij deze vragen representeren de zwarte balkjes de bouwreferentiegroep (Arbouw-bestand). Belangrijke verschillen worden met sterretjes aangeven. Eén, twee en drie sterren staan voor significantieniveaus van respectievelijk 5, 1, 0,1 procent. In de figuur met de antwoordpercentages van de werkvragen staan verticale lijnen die het klachtenniveau van 15 en 30 procent aangeven. 5

3.2. Resultaten per beroep Zoals vermeld, wordt bij de bespreking van de resultaten niet zozeer uitgegaan van de grootte van het verschil, als wel van het belang. Bij de gezondheidsvragen is het vooral de vraag naar pijn of stijfheid in de rug, die een groot verschil tussen de bouw- en referentiepopulatie laat zien. Het gaat in veel gevallen om pijn onder in de rug. Ook de vragen naar stijfheid in de onderste en bovenste ledematen, toegespitst op een aantal gewrichten, geven aanzienlijke verschillen te zien. Bij de vraag naar pijn of stijfheid in de nek is het verschil minder groot. Duidelijke verschillen zien we bij de behandeling in de laatste vijf jaar voor spier- en gewrichtsklachten en voor langdurige nek- en rugklachten. Het gaat hierbij om tamelijk ernstige klachten. Daarnaast is er bij een aantal vragen sprake van een relatief klein, doch belangrijk verschil. Het gaat hierbij om hogere percentages klachten op de vragen naar vermoeidheid, nerveuze klachten, slecht zien, slecht horen, een verstopte neus, hoesten, kortademigheid en pijn op de borst. Veel bouwvakkers zijn van mening dat de gezondheidsklachten die zij op de vragenlijst hebben aangegeven met het werk samenhangen. Bij de werkvragen springen grote verschillen in het oog bij de vragen naar de lichamelijke en geestelijke inspanning en bij de vragen naar concentratie, nauwkeurigheid en onverwachte situaties. Bij deze laatste vragen scoort de bouwpopulatie veel lager. Bij de vragen naar de lichamelijke inspanning juist weer veel hoger. De werknemers in de bouwnijverheid ervaren minder tijdsdruk, maar het verschil is minimaal. De bouwwerknemers ondervinden daarentegen veel hinder van bukken, lawaai, stof, koude, temperatuurwisselingen en tocht. Tenslotte zijn veel werknemers van mening dat de beloning niet in overeenstemming is met het werk dat wordt gedaan. Met betrekking tot de vragen naar de leefgewoonten (medicijngebruik, roken, drinken en inspanning) en de laatste 'al met al' vraag worden uiteraard geen verschillen gevonden. Dit ligt voor de hand: de mannelijke bouwwerknemers uit het bestand zijn als referentiepopulatie genomen. Als we de bovenstaande bevindingen samenvatten, komen we tot de volgende conclusies: - Het werk is lichamelijk inspannend, waarbij men veel moet bukken en in belastende houdingen moet werken. Daarnaast moet het werk vaak in weer en wind worden uitgevoerd. Rugklachten en andere klachten aan het bewegingsapparaat zijn het gevolg. - Het werk gaat gepaard met lawaai met als gevolg gehoorschade. - Er wordt vaak gewerkt in stoffige omgevingen, met als gevolg verstopte neus, hoesten en kortademigheid. - Het werk vereist weinig geestelijke inspanning, hetgeen het werk minder uitdagend maakt. - De werknemers zijn van mening dat de gezondheidsklachten met het werk samenhangen. Bovengenoemde klachten komen bij al het bouwplaatspersoneel in verhoogde mate voor. Uitzondering op de regel vormen de uitvoerder, de administratief medewerker, het stafpersoneel en de directeur/zelfstandige. In de bespreking van de afzonderlijke beroepen zullen deze algemeen voorkomende aspecten niet of slechts kort aan de orde komen. De nadruk zal juist komen te liggen op de afwijking van dit algemene patroon. Hoewel in de figuren steeds de klachtenpercentages van het betreffende beroep en de algemene referentiepopulatie worden afgebeeld, worden in de tekst dus slechts de afwijkingen van het klachtenpatroon ten opzichte van het 'bouw-totaal' besproken. 6

Voor de bespreking van het verloop van de klachten in relatie tot leeftijd behandelen we de gezondheids- en werkvragen apart. Bij de gezondheidsvragen nemen de klachten toe naarmate men ouder wordt. Als grens geldt de leeftijdscategorie 45 tot 55 jaar. In de oudste leeftijdscategorie stijgen de klachtenpercentages niet of nauwelijks, of nemen soms zelfs af. Als voorbeeld staat in figuur 1 de relatie tussen leeftijd en rugklachten afgebeeld. De afname kan verklaard worden door selectie, waarbij werknemers met gezondheidsproblemen met het klimmen der jaren de bedrijfstak verlaten (ander werk, ontslag, WAO of VUT). Een andere verklaring is dat de werknemers in de oudste leeftijdscategorie werkzaam zijn in minder rugbelastende functies. Figuur 1 BOUW TOTAAL pijn of stijfheid in de rug 100 % klachten --- Bouw-tötaal --- -- ref. BGD handarb..totaal 1 ''I 50j I ---~----------- ----- 25 ---~---=----------- 0 L ---~-----,- --- - ----,-- _ -~~~-ft~ategori: <25 25-35 35-45 45-55 55> Voor enkele gezondheidsklachten gaat de toename van het aantal klachten ook in de oudste leeftijdscategorie door. Dit geldt bijvoorbeeld voor slecht horen en kortademigheid. Het eerste kan hoogst waarschijnlijk verklaard worden doordat de klachten, die ontstaan door lawaai, versterkt worden door ouderdomsslechthorendheid. Figuur 2 BOUW TOTAAL klachten van slecht horen I 75Î 50..j I..._ Bouw-totaal - - ref. BGD handarb.-totaal 25 _; ----------- 1 BOUW TOTAAL neus regelmatig verstopt 100]% klachten 75 -- Bouw-totaal -- ref. BGD handarbaotaal Bij de meeste werkvragen neemt het klachtenpercentage eveneens toe tot de leeftijdscategorie van 35 tot 45 of 45 tot 55 jaar, waarna deze weer afneemt bij de oudste werknemers (zie figuren 4 en 5). Figuur 4 BOUW TOTAAL werkt onder tijdsdruk Figuur 5 100 l% klachten I 75-1 50~ İ 25~ <25 --.---_r<~- BOUW TOTAAL hinder van bukken -- Bouw-totaal -- ref. BGD handarb.-totaal 100 -~% klachten -tt- Bouw-totaal I 75-1 ~~ ref. BGD handarb.-totaal J I "J.i ---==='-:=--=--=--==-=:::::::::::.~--- I leeftijdscategorie 0. - - -- -- -,~-~----,--- - -..-~----, <25 25-35 35-45 45-55 55> Bij de werkvragen treedt de afname van de klachten in vergelijking tot de gezondheidsvragen, op een iets jongere leeftijd op. Dit kan mogelijk verklaard worden door een vroegtijdige zelfselectie van werknemers die veel klachten over het werk hebben en daardoor de bedrijfstak verlaten, of zijn doorgegroeid naar een hogere functie. Dit kan ook 7

verklaren waarom bij de vragen naar de lichamelijke inspanning en de waardering die men ondervindt de piek in het klachtenpercentage nog eerder ligt, namelijk bij de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar (zie figuur 6). Figuur6 BOUW TOTAAL werk is lichamelijk inspannend -- Bouw-totaal - ref. BGD handarb..totaal die men ervaart tussen wat men vooraf van het werk verwacht, of in de opleiding heeft geleerd, en de werkzaamheden in de praktijk. Naarmate men langer in de bouw werkt, zal deze kloof minder worden. Tenslotte zijn er enkele vragen waarbij de klachten blijven toenemen naar mate men ouder wordt: de hinder van langdurig zitten, staan, het concentreren en het plaatsgebonden zijn van het werk. l leeftijdscategorie 0 -----,.-,-----T----~--, <25 25-35 35-45 45-55 55> Figuur 7 BOUW TOTAAL werk is niet passend - rel BGD handarb.-totaal Een afname van de klachten is te zien bij de vraag of het werk passend is en of men onduidelijke verantwoordelijkheden ervaart (figuur 7). Dit kan samenhangen met de kloof 55> 8

4. Discussie Het rapport "Werk en Gezondheid in de bouwnijverheid: een beroepenoverzicht" is gebaseerd op gegevens uit het Periodiek Bedrijfsgezondheidkundig Onderzoek (PBGO). Zoals blijkt uit het verloop van de klachten naar mate de leeftijd toeneemt, is het zeer aannemelijk dat zieke werknemers voornamelijk uitvallen in de meest belaste beroepen. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat er een aantal werknemers is, dat met het toenemen van de leeftijd veel gezondheidsklachten krijgt, al dan niet in relatie met hun werk. In de meeste lichamelijk zwaar belastende beroepen is het voor die werknemers niet mogelijk het werk vol te houden. Zij worden afgekeurd, veranderen van werk of worden werkeloos. De minder gezonde oudere werknemers verdwijnen uit de zware bouwberoepen en er blijft een relatief gezonde groep oudere werknemers over. Voorts is het denkbaar dat de nog werkende oudere werknemers in een bepaald beroep in relatief lichte banen werkzaam zijn, waarbij zij zelf veel kunnen regelen voor wat betreft werk en arbeidsomstandigheden. Als er verder vanuit wordt gegaan dat de werknemers in de lichamelijk minder belastende beroepen, ondanks beperkingen ten gevolge van gezondheidsproblemen, hun werk wel vol kunnen houden, dan zal bij deze beroepen geen daling van de gezondheidsklachten plaatsvinden in de oudste leeftijdscategorie. Dit mechanisme leidt tot een onderschatting van de verschillen tussen de beroepen, en daarmee van de risico's in de zware bouwberoepen. aantal van 200 werknemers per beroep kan de invloed van toevallige factoren aanzienlijk beperken. Het PBGO is een algemeen geaccepteerde werkwijze in de bedrijfsgezondheidszorg. Het is een breed opgezet, inventariserend onderzoek naar veel voorkomende knelpunten in de relatie arbeid - gezondheid en wordt tegenwoordig in zeer uiteenlopende werksituaties toegepast. Deze brede opzet en vrij algemene toepassing hebben het voordeel dat beroepen op zeer uiteenlopende aspecten van gezondheid en werk kunnen worden vergeleken. Anderzijds kunnen voor sommige beroepsgroepen of bedrijfstakken bepaalde vragen minder van toepassing zijn, terwijl andere, voor die beroepsgroep of bedrijfstak wel belangrijke aspecten, minder uitgebreid belicht worden. Middels de ontwikkeling van modulen tracht men tegenwoordig meer gericht op deze beroeps- of bedrijfstakspecifieke knelpunten in te gaan. Het is zeer goed voorstelbaar dat in de toekomst ook voor de bouwnijverheid één of meerdere modulen worden ontwikkeld en in het PBGO zullen worden toegepast. Vooralsnog kan echter met de huidige PBGO-vragenlijst voldoende relevante informatie over het werk en de gezondheid in de bouw worden verzameld. In dit beroepenoverzicht is als minimale groepsgrootte gekozen voor 41 werknemers per beroep. Dit houdt in dat de invloed van toevallige factoren op het klachtenpercentage van beroepen met relatief weinig werknemers relatief groot kan zijn. Een minimum 9

5. Conc::h.11sies Het rapport "Werk en Gezondheid in de bouwnijverheid: een beroepenoverzicht" geeft een duidelijk beeld van het werk en de gezondheid in de bedrijfstak. Zoals in de resultaten is aangegeven is er een groot aantal werk- en gezondheidsvragen waarop het totaal van de (mannelijke) werknemers in de bouwnijverheid sterk afwijkt van de gebruikte algemene referentiepopulatie. Veel bouwvakkers geven aan dat de gezondheidsklachten met hun werk samenhangen. Naast de knelpunten die voor de bouw als geheel zijn geconstateerd, zijn ook voor de afzonderlijke beroepen specifieke problemen gesignaleerd. Zo is het enerzijds mogelijk om mede op grond van de informatie uit dit beroepenoverzicht op bedrijfstakniveau richting te geven aan het beleid gericht op verbetering van arbeidsomstandigheden en op preventie van arbeidsgebonden aandoeningen en klassieke beroepsziekten. Anderzijds kunnen op grond van de resultaten prioriteiten worden gesteld. Daarbij kan gedacht worden aan maatregelen gericht op beroepsspecifieke knelpunten, of gericht op beroepen die voorrang moeten krijgen vanwege de ernst van de problemen, zoals bij de stukadoors en de dakdekkers. Bij herhaalde toepassing van de bij dit beroepenoverzicht gehanteerde methodieken is het ook mogelijk de gezondheid en werkbeleving van de werknemers in de bouwnijverheid in de tijd te volgen. Ontwikkelingen en trends in de klachtenpercentages op bepaalde (groepen) vragen kunnen zo beschreven worden en kunnen eventuele effecten van gerichte maatregelen zichtbaar worden gemaakt. Veel van de gemelde bevindingen uit dit beroepenoverzicht zullen "open deuren" zijn voor de werknemers en de werkgevers in de bouwnijverheid en voor andere deskundigen. Het is bekend, dat er bij veel beroepen belangrijke knelpunten zijn op het gebied van bijvoorbeeld lawaai, chemische stoffen en lichaamshouding. Dit beroepenoverzicht biedt evenwel het voordeel dat de gezondheid en werkbeleving van een groot aantal beroepen uit de bouw nu in maat en getal zijn vastgelegd. Dit biedt de mogelijkheid beroepen op kwantitatieve basis met elkaar te vergelijken. Dit is noodzakelijk wanneer prioriteiten gesteld moeten worden. In sommige gevallen zijn ook tot nu toe minder bekende belastende aspecten aan het licht gekomen. Opvallend is dat veel werkzaamheden in de bouw bepaald niet boeiend worden gevonden. Dit zou kunnen samenhangen met de verarming van de taakinhoud door verregaande specialisatie, waardoor in afnemende mate een beroep wordt gedaan op het vakmanschap van de bouwvakker. Werkzaamheden die niet boeiend worden gevonden, worden dan ook vaak als te eenvoudig en niet passend beoordeeld. Men komt daarbij ook weinig onverwachte situaties tegen. De moeilijke "leuke" klussen komen daar blijkbaar bijna niet meer voor. Nieuw zijn verder gezondheidsgegevens, zoals het percentage werknemers per beroep dat behandeld is voor spier- of gewrichtskiachten en nek- of rugklachten. Deze gegevens maken duidelijk dat de werknemers in de bouwnijverheid niet alleen meer klachten aan het bewegingsapparaat hebben, maar dat zij daarvoor ook vaker medisch behandeld worden. Hiermee wordt onderstreept hoe serieus de risico's zijn die de bouwvakkers tijdens het werk lopen. Het verloop van de klachten laat met het ouder worden een stijgende lijn zien om in de oudste leeftijdscategorie(ën) weer af te nemen. Opvallend is dat bij sommige "lichtere" beroepen, zoals het stafpersoneel en de 10

tiesystemen met betrekking tot ziekteverzuim en beroepsgerelateerde aandoeningen. Het opnemen van de beroepsspecifieke ziekteverzuim- en WAO-gegevens in dit beroepenoverzicht maakt het mogelijk om de "subjectieve" gegevens over de ervaren gezondheid en werkomstandigheden te relateren aan de administratieve medewerkers, het percentage gezondheidsklachten in de oudste leeftijdscategorie blijft stijgen. Deze bevindingen kunnen zoals in de discussie werd opgemerkt, verklaard worden doordat bij de zwaardere beroepen meer werknemers uitvallen, terwijl werknemers in lichtere functies hun werk, ondanks gezondheidsproblemen, nog wel uit "objectieve" kunnen voeren. Dit eerste beroepenoverzicht voor de bouwnijverheid vormt een informatiebron die naar verwachting een belangrijke bijdrage zalleveren aan de beleidsvorming en -uitvoering met betrekking tot het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid. Zeker wanneer deze informatie wordt gerelateerd aan andere informatiebronnen, zoals registra- arbeidsongesch iktheidsgegevens. In de tekst wordt hier niet nader op ingegaan en wordt het aan de lezer overgelaten de relaties met de gezondheid en werkbeleving en de arbeidsongeschiktheid te ontdekken. Dit beroepenoverzicht moet dan ook gezien worden als een begin, op basis waarvan in de nabije toekomst nieuwe, op bepaalde punten verbeterde versies kunnen worden samengesteld. Verzuimgegevens Bouwbedrijf '1990 (B-personeel, A-personeel, A- en B- personeel)* Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 8,19 20-24 10,01 25-29 11,05 30-34 11,96 35-44 12,26 45-54 14,24 > 55 17,46 Totaal B-personeel 12,11 Totaal A-personeel 4,62 Totaal A- en 8-personee! 10,56 2,42 0,67 2,24 1,43 2,07 2,18 1,95 2,72 1,58 3,25 1,26 5,47 1 '13 7,37 1,79 3,15 0,89 1,23 1,60 2.75 Verzuimgegevens Schildersbedrijf '1990 (B-personeel, A-personeel, A- en B- personeel) Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 6,48 20-24 8,63 25-29 11,08 30-34 11,98 35-44 13,01 45-54 15,96 > 55 19,82 Totaal B-personeel 12,85 Totaal A-personeel 6,67 Totaal A- en 8-personee! 12,39 2,19 0,33 2,19 1,03 2,18 1,33 2,09 2,05 1,70 2,93 1,41 4,64 1,29 6,57 1,94 2,81 1,06 1,79 1,88 2.74 * Onder A-personeel wordt verstaan: het leidinggevend en administratief personeel Onder B-personeel wordt verstaan: werknemers op de bouwplaats. 11

6. Beroepenoverzicht Administratief medewerker (mannen) D e administratieve medewerkers hebben minder vaak gezondheidsklachten, met uitzondering van klachten over het zien. Het medicijngebruik is echter relatief hoog. Daarnaast worden ze mogelijk vaker behandeld voor een te hoge bloeddruk. De administratieve medewerkers hoeven zich tijdens hun werk heel zelden lichamelijk flink in te spannen. De klachtenpercentages wijken sterk af van die van de totale bouwpopulatie. Hun werk is lichamelijk niet inspannend, zij hoeven weinig te bukken en ondervinden weinig hinder van lawaai, stof en de klimatologische omstandigheden. Het werk vergt daarentegen wel veel geestelijke inspanning en nauwkeurigheid. Zij moeten zich sterk concentreren en ondervinden vaak hinder van tijdsdruk en onverwachte situaties. Zij vinden het werk al met al goed. Bij een aantal gezondheidsvragen stijgt het percentage klachten sterk in de oudste leeftijdscategorie. Dit is met name het geval bij de vragen naar nerveuze klachten (zie figuur 8), vermoeidheid, kortademigheid, kortademigheid bij zwaardere lichamelijke inspanning, pijn op de borst, maagklachten en pijn of stijfheid in de onderste ledematen. Figuur 8 ADMINISTRATIEF MEDEWERKER nerveuze klachten o L' -- Adm. medewerker - ref. bouw-totaal ------- ---~ ~-~ft!j~:ate_~ <25 25-35 35-45 45-55 55> Er zijn geen verzuimgegevens van de administratief medewerker (mannen). 12

Administratief medewerker (vrouwen) D e resultaten voor de vrouwelijke administratieve medewerkers worden apart beschreven in relatie tot de gecorrigeerde referentiewaarden van het totaal van de vrouwelijke werknemers in het BGD-bestand en niet in relatie tot de resultaten van "totaal mannen bouw", De medewerksters typeren hun werk als geestelijk inspannend, hoewel het werk geen grote nauwkeurigheid vereist Het werk wordt vaak niet boeiend gevonden. Het werk is plaatsgebonden en er moet langdurig in eenzelfde houding worden gewerkt Dit gaat niet alleen gepaard met meer pijn of stijfheid in de nek, maar ook met een hoger behandelingspercentage voor langdurige rug- of nekklachten. De medewerksters ondervinden hinder van de droge lucht op kantoor en hebben vrij veel klachten over de leiding. Ook melden zij nogal eens ongunstige vooruitzichten en vinden zij dat zij voor hun werk onvoldoende beloond worden. Er worden vaak geneesmiddelen gebruikt en in de vrije tijd spannen de administratieve medewerksters zich minder vaak lichamelijk in. Er zijn geen verzuimgegevens van de administratief medewerkers (vrouwen). 13

IBeto n staalv I echter hoogde aantal werknemers dat overgevoeligheid van de longen meldt. B etenstaalvlechters beklagen zich vaak over langdurig werken in dezelfde houding, het bukken en de lichamelijke inspanning die het werk kost. Daarnaast worden vaak klachten gemeld over pijn en stijfheid in de schouder, elleboog en rug. Daarnaast melden zij veel klachten over hoesten, kortademigheid, en pijn op de borst, hetgeen kan samenhangen met het hoge percentage rokers, of met het ver- Relatief veel betonstaalvlechters drinken meer dan 25 glazen alcohol per week. Een hoog percentage betonstaalvlechters heeft maagklachten, zij werken geregeld onder tijdsdruk en vinden het werk niet boeiend. Tenslotte vinden zij dat het niet in orde is met de veiligheid op het werk. Verzuimgegevens betonstaalvlechter 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 14,03 3,15 20-24 15,25 3,04 25-29 18,61 2,76 30-34 17,81 2,17 35-44 17,27 1,94 45-54 20,00 1,42 > 55 22,62 1,11 Totaal 17,92 2,13 5,48 14

Betonwerker I betonreparateur D e betonwerker zegt vaak dat hij langdurig in dezelfde houding moet werken en vaak moet bukken. Hij geeft aan vaak last te hebben van pijn of stijfheid in de benen (met name de knie) en de rug. De blootstelling aan trillingen (bijvoorbeeld door trilnaalden) valt op. Voorts worden veel klachten gemeld aan de onderarm, pols, hand of vingers en worden velen voor spier- of gewrichtskiachten behandeld. Betonwerkers hebben vaker last van stof, hetgeen kan samenhangen met het verhoogde percentage klachten met betrekking tot hoesten en kortademigheid. Een andere verklaring is het hoge percentage rokers. Verder hebben betonwerkers meer last van pijn op de borst en overgevoeligheid van de huid. Daarnaast ondervinden ze meer hinder van lawaai en vinden ze het werk vaak niet boeiend. Al met al vinden zij hun werk vaak matig of niet goed. Verzuimgegevens betonwerkerf betonreparateur 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Me!dingsfreq uentle WAO intrede percentage < 20 7,71 2.44 20-24 13,85 2,84 25-29 14,57 2,50 30-34 14,75 2,32 35-44 14,39 1,84 45-54 15.46 1,47 > 55 17,69 1,28 Totaal 14,91 1,95 3,70 15

Blokkenstelier (gips en zanclkalksteen) G ezien het kleine aantal werknemers in dit beroep zijn de verschillen met de totale bouwpopulatie bij de gezondheidsvragen niet groot te noemen. Wel is het klachtenpercentage ten aanzien van het bewegingsapparaat relatief hoog. Ook de behandelingspercentages voor spier- of gewrichtskiachten en voor langdurige nek- of rugklachten zijn hoog. Bij de werkvragen vallen de hoge scores bij het bukken en de lichamelijke inspanning op. Ook vinden zij wat vaker dat het niet in orde is met de veiligheid op het werk. Verzuimgegevens blokkensteller 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 6,25 20-24 14,29 25-29 19,87 30-34 21,38 35-44 21,03 45-54 23,86 > 55 37,50 Totaal 20,08 1,69 3,39 2,93 2,98 2,48 2,18 1,63 2,73 5,62 16

Chauffeur B ij veel gezondheidsvragen geeft de chauffeur, vergeleken met de totale bouwpopulatie, weinig klachten aan. Dat geldt niet voor de vragen naar kortademigheid, maagklachten, pijn of stijfheid in de schouder en onder in de rug, en hoofdpijn. De klachtenpercentages zijn daar even hoog, of zelfs iets hoger. De chauffeurs blijken in de voorgaande 5 jaar relatief vaak behandeld te zijn voor een ernstig ongeval. Niet duidelijk is of dit verkeersongevallen betreft. Bij de werkvragen wordt er in vergelijking met de totale bouwpopulatie veel hinder door langdurig zitten aangegeven. Vaker wordt het werk als geestelijk inspannend ervaren en worden ongunstige invloeden van onregelmatige werktijden gemeld. Verder vinden de chauffeurs hun werk vaak plaatsgebonden en hebben zij last van trillingen. Dat het werk, in vergelijking met de bouwpopulatie, als lichamelijk inspannend wordt gezien, heeft wellicht te maken met de andere taken dan het rijden, zoals het laden en lossen. Verzuimgegevens chauheur 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 4,13 2,24 20-24 5,79 1,35 25-29 7,51 1,40 30-34 8,80 1,49 35-44 9,73 1,25 45-54 10,12 0,97 > 55 12,20 0,94 Totaal 9,64 1 '18 2,80 17

Dakdekker (bitumineus, pannen en riet) D e dakdekkers melden over het algemeen veel gezondheidsklachten. Hierbij vallen met name de percentages vermoeidheidsklachten, nerveuze klachten, klachten aan neus en luchtwegen, maagdarmklachten, hoofdpijn en spataderen op. Klachten over de bovenste ledematen, nek en rug zijn ook opvallend hoog. Dit geldt in iets mindere mate ook voor de onderste ledematen. De hoge klachtenpercentages moeten zeker serieus worden genomen. De dakdekkers worden vaak behandeld voor spier- of gewrichtsklachten, voor langdurige nek- of rugklachten, voor maagklachten en voor een ernstig ongeval. Ook bij de werkvragen zijn veel hoge scores. De dakdekkers hebben hinder van langdurig staan, langdurig werken in dezelfde houding, moeten veel bukken en vinden hun werk lichamelijk erg inspannend. Zij hebben bij hun werk veel hinder van stank, stof en damp of nevel. Ook hebben zij veel klimaatklachten, waaronder ook hinder van de warmte. Zij geven vaak aan dat het niet in orde is met de veiligheid op het werk. Ook het eerder genoemde hoge percentage werknemers dat behandeld is voor een ernstig ongeval duidt daar op. Verder vinden de dakdekkers het werk niet boeiend, ergeren zich aan anderen en vinden de beloning onvoldoende. Verzuimgegevens dakdekker 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meid ingsfreq ue ntie WAO~intrede percentage < 20 9,05 2,44 20-24 10,92 2,26 25-29 12,63 2,16 30-34 13,51 1,96 35-44 13,38 1,58 45-54 17,98 1,27 > 55 20,31 1,09 Totaal 12,95 1,95 3,30 18

Directeur I zelfstandige D e directeur of zelfstandige heeft vergeleken met de totale bouwpopulatie weinig gezondheidsklachten. Bij de werkvragen laten de resultaten een beeld zien dat volkomen verschilt van de totale bouwpopulatie. De directeuren en zelfstandigen hebben veel minder hinder van bukken, lawaai, stof en klimatologische factoren zoals temperatuurwisselingen en kou. Ook vindt men het werk boeiend en minder lichamelijk inspannend. Daarnaast wordt de beloning in overeenstemming met het werk geacht. Het werk wordt wel gezien als geestelijk inspannend, waarbij men zich sterk moet concentreren, onder tijdsdruk werkt en vaak geconfronteerd wordt met onverwachte situaties. Verder vindt men dat het werk en de onregelmatige werktijden een ongunstige invloed hebben op het privé-leven. Verder vinden de directeuren de dagelijkse leiding niet goed, maar deze vraag heeft waarschijnlijk bij dit beroep, gezien de plaats van de directeur/zelfstandige in de organisatie, een andere betekenis dan bij de uitvoerende werknemers. Het is waarschijnlijk dat hierbij gedacht wordt aan de kwaliteit van het middenkader. De directeuren en zelfstandigen drinken vaker 25 tot 50 glazen alcohol per week en spannen zich op het werk minder vaak flink lichamelijk in. Het eindoordeel over het werk is bij meer dan driekwart van de betrokkenen goed. Er zijn geen verzuimgegevens van de directeur/ zelfstandige. 19

Grondwerker B ij de grondwerkers zijn weinig klachten die er, in vergelijking met de totale bouwpopulatie, uitspringen. Grondwerkers hebben over het algemeen weinig klachten over het gehoor. Daarnaast geven ze wel aan meer last van pijn of stijfheid in de handen, knieën en enkels te hebben. Bij de werkvragen geven zij aan langdurig in dezelfde houding te moeten werken en veel te moeten bukken. Het werk wordt vaker lichamelijk inspannend en minder vaak geestelijk inspannend gevonden. Het opleidingsniveau van de grondwerker is meestal laag. Veel grondwerkers roken en zij spannen zich in de vrije tijd lichamelijk minder vaak in. Verder vinden zij het werk niet boeiend en is het eindoordeel over het werk relatief vaak matig. Verzuimgegevens grondwerker 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO~intrede percentage < 20 11,86 3,00 20-24 11,02 2,41 25-29 13,69 2,13 30-34 15,73 2,01 35-44 15,43 1,61 45-54 16,99 1,20 > 55 18,72 1 '1 0 Totaal 14,90 1,82 4,83 20

Heier D e heier heeft relatief weinig gezondheidsklachten, behalve pijn of stijfheid in de heup. Opvallend is het relatief lage percentage klachten over het gehoor, terwijl er wel zeer veel hinder van lawaai wordt gemeld. Verder worden vaak klachten gemeld over trillingen, rook en stank. Ook lichamelijk inspannend werk en hinder van langdurig staan worden in verhoogde mate aangegeven. Veel heiers roken en in de vrije tijd spannen zij zich minder vaak lichamelijk in. Het eindoordeel over het werk is vaak goed. Verzuimgegevens heier 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 6,50 20-24 10,39 25-29 9,88 30-34 9,24 35-44 7,83 45-54 12,72 > 55 14,75 Totaal 10,17 2,13 2,13 1,79 1,53 1,26 1 '11 1 '16 1,47 2,02 21

Huishoudelijk en kantineperrsoneel N et als bij de vrouwelijke administratieve werknemers worden ook de resultaten voor het vrouwelijke huishoudelijk en kantinepersoneel apart beschreven. Het huishoudelijk en kantinepersoneel geeft een zeer duidelijk beeld van de taakinhoud: het werk is geestelijk niet inspannend en vereist weinig concentratie en nauwkeurigheid. Men wordt niet vaak geconfronteerd met tijdsdruk of onverwachte situaties. Het werk wordt daarom als niet boeiend, te eenvoudig, onvoldoende afwisselend en niet passend ervaren. In het werk ondervindt men hinder van bukken en er worden veel rugklachten gemeld. Ook heeft men last van pijn of stijfheid in de nek, knieën en de bovenste ledematen, met name de pols. Daarnaast heeft men last van stof. Verder vallen bij de werkvragen de hoge scores op bij de vragen over toekomstonzekerheid en over de leiding. Bij de gezondheidsvragen worden hoge percentages klachten van de luchtwegen gemeld en ook van overgevoeligheid van de huid. Mogelijk speelt het werken in stof en het omgaan met schoonmaakmiddelen hierbij een rol. Het huishoudelijk en kantinepersoneel meldt vaak klachten over het zien en heeft nogal eens last van buikpijn. Tenslotte zijn zij in de voorgaande 5 jaar vaak behandeld voor een te hoge bloeddruk. Er zijn geen verzuimgegevens van het huishoudelijk en kantinepersoneel 22

Kabel en buizenlegger K abel- en buizenleggers moeten vaak bukken en langdurig in dezelfde houding werken. Zij hebben relatief weinig klachten aan het bewegingsapparaat, met uitzondering van de rug. Hun score is hierbij vergelijkbaar met die van de totale bouwpopulatie. Daarnaast hebben ze vaker last van lawaai, trillingen, stank en uitlaatgassen. Het werk vinden ze over het algemeen niet boeiend en onvoldoende beloond. Verzuimgegevens kabel en buizenlegger 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meid!ngsfreq ue ntl e < 20 10,61 2,54 20-24 10,04 2,48 25-29 13,26 2,25 30-34 11,60 1,99 35-44 13,67 1,61 45-54 16,71 1,24 > 55 17,46 1,06 Totaal 13,88 1,74 WAO-intrede percentage 4,51 23

Machinaal houtbewerker D e machinale houtbewerkers ondervinden veel hinder van stof en melden daarnaast klachten over lawaai, slecht horen en oorsuizingen. Het werk wordt niet boeiend gevonden. Men voelt zich ondergewaardeerd en onvoldoende beloond. Het percentage nerveuze klachten is relatief hoog. Het werk wordt overigens in dit beroep minder lichamelijk inspannend gevonden. Ook het percentage klachten over het bewegingsapparaat is relatief laag. Verder is ook het klachtenpercentage met betrekking tot de klimatologische omstandigheden relatief laag. De machinale houtbewerkers werken vrijwel altijd binnen in geconditioneerde omstandigheden (bijvoorbeeld timmerwerkplaatsen). Dit in tegenstelling tot de gemiddelde werknemer in de bouwnijverheid. Verzuimgegevens machinaal houtbewerker 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO~intrede percentage < 20 4,98 2,25 20-24 8,98 2,01 25-29 10,75 1,79 30-34 7,17 1,91 35-44 9,55 1,61 45-54 11,52 1 '19 > 55 15,26 1,25 Totaal 9,90 1,65 2,47 24

Machinist - grond, weg en waterbouw H et beeld voor deze machinisten verschilt op een aantal punten met die van de machinisten op mobiele kranen. De machinisten in de grond-, wegen waterbouw ondervinden hinder van langdurig zitten, langdurig in dezelfde houding moeten werken en ze kunnen moeilijk weg van de werkplek. Daarnaast hebben ze minder last van kou en tocht. Zij beoordelen hun werk als niet erg lichamelijk inspannend vergeleken met de totale bouwpopulatie. Ze geven dan ook minder vaak aan zich op het werk lichamelijk flink in te spannen. Ze hebben relatief weinig klachten over vermoeidheid en het bewegingsapparaat, met uitzondering van pijn of stijfheid in de rug (met name onder in de rug). Zij geven aan in hun werk vaak last van lawaai en trillingen te hebben. Zij vinden iets vaker dan de referentiepopulatie dat hun werk geestelijk inspannend is, dat is echter relatief veel vergeleken met de totale bouwpopulatie. Tenslotte hebben zij een lagere score op de vragen naar nerveuze klachten, een verstopte neus en het hoesten. Verzuimgegevens machinist grond, weg en waterbouw 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 5,48 1,77 20-24 5,31 1,37 25-29 5,63 1,24 30-34 5,99 1,29 35-44 7,42 1,09 45-54 10,27 0,86 > 55 13,98 1,01 Totaal 7,86 1 '12 1,73 25

Machinist mobiele kraan D e machinisten op mobiele kranen ondervinden vaak hinder van langdurig zitten en zij kunnen moeilijk weg van de werkplek. Zij beoordelen hun werk minder vaak als lichamelijk inspannend. Zij hebben dan ook relatief weinig klachten over vermoeidheid en het bewegingsapparaat. Ze zijn wel wat vaker kortademig, hetgeen kan duiden op een minder goede lichamelijke conditie. Zij geven dan ook aan, dat zij zich niet zo vaak lichamelijk flink inspannen. Dit geldt zowel voor het werk als voor de vrije tijd. In hun werk hebben ze last van lawaai en van trillingen. Zij vinden vaker dat hun werk geestelijk inspannend is en moeten zich tijdens het werk sterk concentreren. Verder hebben zij minder vaak last van kou, temperatuurwisselingen en tocht. Zij moeten vaak dingen doen die niet tot hun eigenlijke taak behoren. Verzuimgegevens machinist mobiele kraan 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 5,96 1,41 20-24 6,95 1,41 25-29 6,77 1,56 30-34 7,41 1,29 35-44 8,20 1 '13 45-54 11 '15 1,02 > 55 13,41 0,93 Totaal 9,05 1,17 2,43 26

Machinist - terenkraan D e machinisten op de torenkranen hebben, net als hun collega's op de mobiele kraan, vaak last van langdurig zitten. Ook zij kunnen moeilijk weg van de werkplek. Verder zeggen ook zij minder vaak het werk lichamelijk inspannend te vinden en melden relatief weinig klachten over vermoeidheid en het bewegingsapparaat. Ook torenkraanmachinisten geven aan zich minder vaak lichamelijk flink in te spannen tijdens het werk of in de vrije tijd. Andere overeenkomsten zijn de hogere scores op de vragen naar hinder van trillingen, de geestelijke inspanning die het werk vergt, het zich sterk moeten concentreren tijdens het werk en het vaak moeten doen van dingen die niet tot hun eigenlijke taak behoren. Daarnaast laten de statistieken juist een lagere score zien op de vraag naar hinder van kou. Opmerkelijk lage klachtenpercentages zijn verder te zien bij de vraag of het werk boeiend is, bij de vraag naar nerveuze klachten en klachten van een verstopte neus. Zij vinden vaker dat het wel in orde is met de veiligheid op het werk. Het hoge percentage klachten over het zien is overigens wel van belang gezien de veiligheidsrisico's. Verzuimgegevens machinist torenkraan 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 8,70 4,35 20-24 1,00 1,00 25-29 4,24 1,67 30-34 14,40 1,45 35-44 9,64 1,26 45-54 9,78 1,28 > 55 19,42 1,23 Totaal 10,80 1,30 2,14 27

Metaalbewerker (bankwerker, lasser) D e metaalbewerker ondervindt in zijn werk veel hinder van langdurig staan, langdurig in dezelfde houding werken en vindt bovendien zijn werk lichamelijk inspannend. Hij meldt dan ook veel pijn of stijfheid in de heup, voet en tenen, echter weinig klachten over de knieën. Ook het relatief hoge percentage rugklachten, zowel midden als onder in de rug, kan samenhangen met het langdurig moeten staan. De metaalbewerker is in de voorgaande 5 jaar relatief vaak behandeld voor nek- of rugklachten. In de vrije tijd spant hij zich minder vaak lichamelijk in. De metaalbewerker heeft veel last van lawaai en klachten aan het gehoor. Verder brengt zijn werk veel overlast op het gebied van stank, stof, damp, nevel, gas en rook met zich mee. De metaalbewerker heeft vaker een gebrek aan frisse lucht. Tenslotte geeft hij aan vaak dingen te moeten doen die niet tot zijn eigenlijke taak behoren. Er zijn geen verzuimgegevens van de metaalbewerker. 28

Metselaar D e metselaar blijkt relatief vaak hinder te ondervinden van het in eenzelfde houding te moeten werken en van het bukken. Het werk wordt dan ook vaker als lichamelijk inspannend beoordeeld en het percentage rugklachten is hoog, zelfs voor de bouwnijverheid. Hetzelfde geldt voor het percentage medische behandelingen voor spier- of gewrichtskiachten en voor langdurige nek- of rugklachten. Zij melden vaker pijn en sf1jfheid in de armen. Hierbij gaat het met name om de elleboog en schouder, onderarm, pols, hand en vingers. Ook pijn of stijfheid in de benen wordt relatief vaak genoemd. Van lawaai en tijdsdruk wordt juist minder hinder ondervonden. Het werk wordt relatief vaak als niet boeiend ervaren. Het percentage metselaars dat alcohol gebruikt is relatief hoog en in de vrije tijd houdt men zich weinig bezig met lichamelijk inspannende activiteiten. Het werk wordt al met al vaak matig genoemd. De relatie tussen het klachtenpercentage en de leeftijd wijkt nauwelijks af met hetgeen voor de totale bouwnijverheid wordt beschreven. Verzuimgegevens metselaar 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO-intrede percentage < 20 7,57 20-24 9,61 25-29 11 '10 30-34 12,86 35-44 14,56 45-54 17,42 > 55 21,82 Totaal 13,98 2,51 2,21 2,20 2,16 1,84 1,53 1,34 1,91 3,97 29

Monteur afbouw D e werknemers met dit beroep vinden hun werk lichamelijk inspannend, voelen zich niet gezond, zijn vaker moe en hebben last van pijn en stijfheid in de hand en vingers. Verder zijn deze monteurs vaak ergens overgevoelig voor, waarbij ze met name last hebben van de huid. Verzuimgegevens monteur afbouw 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO~intrede percentage < 20 6,98 2,23 20-24 11,37 2,45 25-29 12,85 2,27 30-34 14,43 2,15 35-44 12,60 1,60 45-54 13,67 1,28 > 55 20,34 1,22 Totaal 13,05 1,91 3,59 30

Monteur - onderhoud machines B ij de onderhoudsmonteurs komen weinig uitschieters voor in vergelijking met de totale bouwpopulatie. Wel heeft men relatief veel last van lawaai, zijn er veel klachten over het gehoor en oorsuizingen. Men geeft aan vaak met onverwachte situaties geconfronteerd te worden en vaak dingen te moeten doen, die niet tot de eigenlijke taak behoren. Als we de relatie tussen het klachtenpercentage en de leeftijd voor dit beroep bezien, dan kunnen we geen duidelijke afwijkingen constateren van het beeld zoals dat voor de totale bouw werd geschetst. Er zijn geen verzuimgegevens van de monteur - onderhoud machines. 31

Natuursteen bewerker H et beroep natuursteenbewerker is het beroep met het kleinste aantal werknemers in dit beroepenoverzicht Daardoor zijn de resultaten niet afgebeeld bij een aantal werkvragen. De natuursteenbewerkers melden veel klachten over vermoeidheid. Bij de klachten aan het bewegingsapparaat verschilt hun score niet veel met die van de totale bouwpopulatie. Het percentage klachten bij de overige gezondheidsvragen is in het algemeen vrij laag. Bij de werkvragen hebben de natuursteenbewerkers vaker hogere klachtenpercentages. Hoge scores zijn te zien bij de vragen naar hinder van langdurig staan, langdurig werken in dezelfde houding, bukken, lawaai, trillingen, stof en van vochtige lucht. Verder vinden de natuursteenbewerkers hun werk niet boeiend en ergeren zij zich vaak aan de leiding en collega's. Hun eindoordeel over het werk is vaak matig. Verzuimgegevens natuursteenbewerker 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO~intrede percentage < 20 7,41 2,35 20-24 11,47 2,08 25-29 10,20 2,25 30-34 7,77 1,97 35-44 12,12 1,74 45-54 15,21 1,36 > 55 10,10 0,92 Totaal 11,29 1,85 2,29 32

Opperman D e opperman wijkt bij een beperkt aantal vragen duidelijk af van de totale bouwpopulatie. Bij de gezondheidsvragen worden meer maagklachten en meer behandelingen hiervoor aangegeven. Ook worden relatief vaak klachten over duizeligheid gemeld. Opvallend zijn de lagere klachtenpercentages voor de bovenste ledematen en de nek. Pijn of stijfheid in de onderste ledematen en de rug komt daarentegen ongeveer even vaak voor als in de totale bouwnijverheid. De opperman rookt vaker en drinkt vaker meer dan 50 glazen alcohol per week. In de vrije tijd spant hij zich minder vaak lichamelijk in. Bij de werkvragen blijkt dat de opperman vaker moet bukken. Daarnaast vindt hij zijn werk lichamelijk inspannend en niet boeiend. Verzuimgegevens opperman 1990 Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAOMintrede percentage < 20 14,18 3,23 20-24 15,56 2,85 25-29 16,88 2,71 30-34 16,44 2,29 35-44 16,97 1,86 45-54 19,98 1,48 > 55 24,43 1 '17 Totaal 17,68 2,16 6,10 33

Schilder - constructie D e schilders in de constructie melden, net als de andere twee categorieën schilders, veel hinder te ondervinden van stank, damp of nevel. Daarnaast geven zij vaker aan ergens overgevoelig voor te zijn en hebben dan met name last van de huid. Verder hebben zij in hun werk veel last van stof, vochtige lucht en een gebrek aan frisse lucht. Neusklachten en klachten aan de luchtwegen worden relatief vaak aangegeven. Zij vinden dat het niet in orde is met de veiligheid en vinden het werk niet boeiend. Verzuimgegevens Schildersbedrijf 1990* leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie WAO~intrede percentage < 20 6.48 2,19 0,33 20-24 8,63 2,19 1,03 25-29 11,08 2,18 1,33 30-34 11,98 2,09 2,05 35-44 13,01 1.70 2,93 45-54 15,96 1.41 4,64 > 55 19,82 1,29 6,57 Totaal 12,15 1,88 2,51 Er zijn geen verzuimcijfers van de schilder gespecificeerd in constructie. 34

Schilder - nieuwbouw E venals hun collega's in het onderhoud hebben de schilders in de nieuwbouw veel last van stank, damp of nevel. Zij vinden hun werk minder lichamelijk belastend dan de gemiddelde bouwwerknemer en melden minder vaak rugklachten. Verder hebben zij weinig hinder van lawaai en minder klachten van slecht horen en van een verstopte neus. Voor wat betreft de werkvragen ondervinden ze meer hinder van stof. Daarnaast vinden zij hun werk vaak niet boeiend. Evenals bij de schilders in het onderhoud blijft het percentage klachten bij een aantal vragen doorstijgen in de oudste leeftijdscategorie. Het gaat hier wel om minder vragen: de gezondheidsvragen naar pijn of stijfheid in de onderste ledematen, de knie, onder en midden in de rug en de werkvraag naar de plaatsgebondenheid van het werk. Verzuimgegevens Schildersbedrijf 1990* Leeftijd Verzuimpercentage Meldingsfrequentie < 20 6,48 2,19 20-24 8,63 2,19 25-29 11,08 2,18 30-34 11,98 2,09 35-44 13,01 1,70 45-54 15,96 1,41 > 55 19,82 1,29 Totaal 12,15 1,88 WAO~intrede percentage 0,33 1,03 1,33 2,05 2,93 4,64 6,57 2,51 * Er zijn geen verzuimcijfers van de schilder gespecificeerd in nieuwbouw en in onderhoud 35