Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden



Vergelijkbare documenten
Uit waarnemingen en voorbeelden de relatie prikkel- reactie vaststellen

Uit waarnemingen en voorbeelden de relatie prikkel-reactie vaststellen

Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden

1 Eindtermen. 1.1 Onderzoekend leren. 1.2 Wetenschap en samenleving

Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden

Samenvatting Biologie Thema 6

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming

Zintuigelijke waarneming

Samenvatting Biologie Thema 4:

- Prikkels worden opgevangen - Prikkels worden omgezet in impulsen (elektrische stroomstootjes)

6,5. Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober keer beoordeeld

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

B Accommodatie van de ooglens

4 keer beoordeeld 30 mei 2017

Samenvatting Biologie voor Jou 2A Thema 4 Waarnemen en regeling

Samenvatting Biologie voor Jou 1B Thema 6 Waarnemen, regeling en gedrag. Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving

6.1. Boekverslag door F woorden 29 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Opdracht: 1

ZINTUIGEN: GEVOELIGE ANTENNES

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Het oor. Oorpijn

Toets Communicatie (eindtoets) 1

7,3. Samenvatting door een scholier 2527 woorden 31 maart keer beoordeeld

Samenspel. Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes

Les 22 Zintuig 2. Zintuig, sensor. Prikkel. Zintuig, sensor, oog, oogaccommodatie, iris, refractie, glaucoom, evenwichtsorgaan, oor

1.1 Het oog Beschermende delen van het oog. Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?

Samenvatting Biologie Zenuwstelsel

Samenvatting project natuur zintuigen

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest.

1.2 Het oor, opvangen van geluiden HB p.32-35

Samenvatting Biologie Regeling en waarneming

Waarneming en regeling. Basisstof 6

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3. Zintuigen

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

Samenvatting Biologie Basisstof 1 tot 10

V5 Begrippenlijst Hormonen

Samenvatting Biologie 3.1 tm 3.5 extra 3.1, 3.2, 3.5

Biologie samenvatting H6. Let op: ik weet niet of deze samenvatting helemaal goed is.

BIOGENIE 3.2 DEEL 1: ORGANISMEN ONTVANGEN PRIKKELS UIT HUN OMGEVING

Lens plat of lens bol?

Thema 7Oog, oogafwijkingen en oogcorrecties

Vanuit de wereld om ons heen komen voortdurend prikkels op ons af: Geluiden Warmte/kou Lichtprikkels Bewegingen Smaken Geuren

Samenvatting Biologie Regeling

Samenvatting Biologie H14 Reageren

Samenvattingen. Samenvatting Thema 6: Regeling. Basisstof 1. Zenuwstelsel regelt processen:

2. Van welke van de onderstaande factoren is de hartslagfrequentie NIET afhankelijk? a. de wil b. lichamelijke activiteiten c.

Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel Centraal zenuwstelsel

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Basic Creative Engineering Skills

Een aandoening van de oogzenuw

1. Gehoor 1.1. De fysische prikkel de sensor : het orgaan van corti 3 halfcirkelvormige organen, dynamisch evenwicht

Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom

Regeling. Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: Zenuwstelsel.

Basic Creative Engineering Skills

Science+ leerjaar 1 4 x 45 min, werk allen of in duo s. module 1: het oog

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

1. In- en uitwendige anatomie van het oog

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld

Nieuwe leerplandoelstellingen voor Opmerkingen. Inhoud leerwerkboeken

Glaucoom. Albert Schweitzer ziekenhuis afdeling Oogheelkunde januari 2012 pavo 0524

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

DOCENT: A. SEWSAHAI Havo HENRY N. HASSANKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Thema: Regeling

Golflengte: licht is een (elektromagnetische) golf met een golflengte en een frequentie

OMSCHRIJVING LESSTOF

Zenuwstelsel a3. Wat kun je hier intekenen wat goed weergeeft waar dit hoofdstuk over gaat?

H.6 regeling. Samenvatting

H7 Zintuigelijke waarneming:

Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong.

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

3 keer beoordeeld 15 maart Regelkring van de lichaamstemperatuur is homeostase. Homeostase is een voorbeeld van zelfregulatie.

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Normwaarde = is een waarde die je af leest, zoals bij de thermostaat, zie je 19 graden staan dan is dat de normwaarde. Zo warm moet het zijn.

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

Examen Voorbereiding Waarneming Regeling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6, Regeling en gedrag

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

Thema 5 Regeling en waarneming Doelstelling 1 Homeostase bij de mens Homeostase Dynamisch evenwicht Homeostatische regelkringen

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren

Samenvatting Biologie hoofdstuk 14 - zenuwstelsel

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht?

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Achterste glasvochtmembraanloslating. Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam.

Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken.

3hv h2 kortst.notebook January 08, H2 Licht

Inhoudstafel WEZO3: 3-4 uurs

Vragen: Your experience with senses: describe what you ve collected in your blog, both in images and in text.

Samenwerking van bepaalde stelsels vb. zintuigstelsel, hormoonstelsel om de omstandigheden van je lichaam constant te houden.

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

Capabel Examens 2011 Pagina 1

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen.

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 1. Het zenuwstelsel

Wat is glaucoom. Oogdruk

Laserbehandeling bij scheurtjes in het netvlies. Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis

Samenvatting Biologie Havo 5. Nectar. Hoofdstuk 14 Reageren

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel

Transcriptie:

Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden Opmerkingen vooraf De evaluatievragen zijn gerangschikt onder de grote titels van elk thema en zijn doorlopend genummerd. De evaluatievragen die betrekking hebben op de verdiepingsleerstof zijn aangeduid met V. De evaluatievragen die betrekking hebben op de uitbreidingsleerstof zijn aangeduid met U. De evaluatievragen die betrekking hebben op de weetjes zijn aangeduid met *. Tips Waar mogelijk schematisch antwoorden (woorden en pijlen). Bij Vergelijk -vragen het antwoord opbouwen in tabelvorm. Bij 2- of meerledige vragen of opsommingsvragen het antwoord opbouwen met een indelingsteken. 1 Evaluatievragen Inleidende begrippen 1 Organismen kunnen reageren op prikkels 1 Omschrijf de begrippen prikkel en reactie. 2 Wat is het verschil tussen een uitwendige en een inwendige prikkel? 3 Geef 1 voorbeeld van een inwendige en van een uitwendige prikkel. 4 Wat is het verschil tussen een chemische en een fysische prikkel? 5 Geef 1 voorbeeld van een chemische en van een fysische prikkel. 6 Wat betekent het begrip prikkeldrempel? 2 Structuren om te reageren op prikkels 7 Wat is het verband tussen zintuig, receptor en zin? 8 Wat betekent het begrip effectoren? 9 Wat betekent het begrip conductoren? 10 Duid in een schema (woorden + pijlen) de samenhang tussen receptoren, conductoren en effectoren aan wanneer je bij fel licht je hoofd afwendt en je ogen sluit. Thema 1 Lichtreceptoren 1 Aard van de prikkel: licht 11 Wat is het verband tussen licht, energie en golflengte? Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 27

12 Wat is het verband tussen wit licht (bv. van de zon), golflengte en kleur? 2 Bouw van het oog 13 Som naast wenkbrauwen, oogleden en wimpers nog 3 beschermende delen rond het oog op en geef hun functie. 14 a De ooglidopheffer wordt niet tot de oogspieren gerekend. Waarom niet? b Wat is de functie van de ooglidopheffer? 15 Wat is de functie van de rechte oogspieren? 16 Wat is de functie van de schuine oogspieren? 17 Wat is het effect van de samenwerking tussen de zes oogspieren van elk oog? 18 Iemand die scheelziet of loenst, ziet een dubbel beeld. Hoe komt dat? 19 Op welke 2 manieren kan scheelzien behandeld worden en met welk doel? 20 Som de 3 vliezen van de oogbolwand van buiten naar binnen op en geef hun functie. 21 Wat is het verband tussen hoornvlies en hard oogvlies? 22 Wat is het verband tussen vaatvlies, straallichaam en iris? 23 Wat is het verband tussen gele vlek, blinde vlek en netvlies? 24 Wat is de oorzaak van astigmatisme en wat is het gevolg voor het zien? 25 Op welke 2 manieren kan astigmatisme verholpen worden en met welk doel? 26 Wat is de functie van het vocht in de oogkamers? 27 Wat is de functie van het glasachtig lichaam? 28 Wat is de oorzaak van cataract en wat is het gevolg voor het zien? 29 Hoe kan cataract behandeld worden en met welk doel? 30 Wat is de oorzaak van netvliesloslating en wat is het gevolg voor het zien? 31 Hoe kan netvliesloslating verholpen worden en met welk doel? 3 Werking van het oog 32 Welke spieren zijn verantwoordelijk voor de regeling van de lichttoevoer in het oog en hoe werken ze? 33 Om het netvlies goed te kunnen onderzoeken, gebruikt de oogarts een speciaal instrument. Dat is voorzien van een sterke lamp waarvan het licht door de pupil invalt. Om te verhinderen dat de pupil zich sluit door het sterke licht van het instrument, worden de ogen vooraf ingedruppeld met pupilverwijdende oogdruppels. Sommige oogdruppels hebben een verlammende werking op de spieren in de iris, andere hebben een activerende werking. a Waarom moet de pupil verwijd zijn voor netvliesonderzoek? b Welke spieren in de iris zullen door pupilverwijdende oogdruppels verlamd worden? Motiveer je antwoord. c Welke spieren in de iris zullen door pupilverwijdende oogdruppels geactiveerd worden? Motiveer je antwoord. 28

34 Wat is de functie van het pigment in de iris? 35 Albinodieren hebben naast een witte vacht ook rode ogen. Dat komt omdat ze in de iris geen pigment aanmaken. Hoe verklaar je de rode oogkleur? 36 Wat gebeurt er wanneer een lichtstraal invalt op een bolle lens? 37 Wat gebeurt er met de lichtstralen na lichtbreking door een bolle lens? 38 Welke eigenschappen heeft het beeld dat door de ooglens wordt gevormd? 39 Waarom is er geen beeldvorming op de blinde vlek? 40 Hoe komt het dat je geen gat ziet op de plaats van de blinde vlek? 41 Wat is accommodatie van de ooglens? 42 Welke 3 factoren spelen een rol bij accommodatie? 43 Op welke manier wordt door accommodatie de ooglens op ver kijken ingesteld? 44 Op welke manier wordt door accommodatie de ooglens op dichtbij kijken ingesteld? 45 Wat betekent het begrip nabijheidspunt? 46 Wat is de oorzaak van verziendheid en wat is het gevolg voor het zien? 47 Hoe kan verziendheid verholpen worden en met welk doel? 48 Wat is de oorzaak van bijziendheid en wat is het gevolg voor het zien? 49 Hoe kan bijziendheid verholpen worden en met welk doel? 50 Wat is de oorzaak van ouderdomsverziendheid en wat is het gevolg voor het zien? 51 Hoe kan ouderdomsverziendheid verholpen worden en met welk doel? 52 Som de cellen van de 4 lagen van het netvlies van buiten naar binnen op en geef hun functie. 53 Waarom moeten bipolaire cellen en ganglioncellen doorzichtige cellen zijn? 54 Waar precies ligt bij nachtdieren het tapetum en wat is de functie ervan? 55 Vergelijk de fotopigmenten, de kleurgevoeligheid, de prikkeldrempel en de lichtgevoeligheid van staafjes en kegeltjes. 56 Wat is de oorzaak van nachtblindheid en wat is het gevolg voor het zien? 57 Hoe kan nachtblindheid soms verholpen worden en met welk doel? 58 Wat is de oorzaak van kleurenslechtziendheid en wat is het gevolg voor het zien? 59 Wat is de oorzaak van glaucoom en wat is het gevolg voor het zien? 60 Hoe kan glaucoom verholpen worden en met welk doel? 4 Zien met je hersenen 61 Hoe komt het dat we, niettegenstaande we met 2 ogen zien en omgekeerde beelden vormen, niet dubbelzien en de wereld niet op zijn kop zien? Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 29

62 Hoe komt dieptezicht tot stand en wat is het voordeel ervan? 63 Welke dieren hebben veel nut van een goed dieptezicht en welke dieren hebben baat bij weinig overlapping tussen de gezichtsvelden van beide ogen? En waarom? 64 Hoe komt het dat gezichtsbedrog zoveel voorkomt en we er ons vaak niet bewust van zijn? 65 Een nabeeld is een beeld dat langer aanhoudt dan de daadwerkelijke waarneming. Hoe kan dat? Thema 2 Geluidsreceptoren 1 Aard van de prikkel: geluid 66 Wat is de aard van de prikkel geluid? 67 Onder welke voorwaarde kunnen geluiden zich voortplanten? 68 Geef de omschrijving, de eenheid en een synoniem van het begrip toonhoogte. 69 Wat is het verband tussen toonhoogte en golflengte? 70 Geef de omschrijving, de eenheid en een synoniem van het begrip geluidssterkte. 71 Wat is het verschil tussen een geluid van 30 db en een geluid van 50 db? 72 Hoe kan een trillend voorwerp door resonantie een ander voorwerp aan het trillen brengen? 73 Wij kunnen geluiden met bepaalde frequenties niet horen. Hoe noemen we zo n geluiden? 74* Wat is een toonaudiogram en wat is het nut ervan? 75* Sommige dieren maken gebruik van echolocatie. Hoe werkt dat? 2 Situering van het gehoorzintuig 76 Het gedeelte van ons oor met de geluidsreceptoren ligt beschermd in onze schedel. Waar precies? 3 Bouw en werking van het oor 77 Som de 3 delen van het uitwendig oor op en geef hun functie. 78 Wat is de functie van haartjes en smeerklieren in de gehoorgang? 79 Wat is de oorzaak van oorstoppen en wat is het gevolg voor het horen? 80 Hoe worden oorstoppen behandeld? 81 Som de 2 delen van het middenoor op en geef hun functie. 82 Wat is de ligging en de functie van de buis van Eustachius? 83 Wat is de oorzaak van een middenoorontsteking en wat is het gevolg voor het horen? 84 Wat is het doel van het plaatsen van een trommelvliesbuisje? 85* In het middenoor liggen spiertjes die reflexmatig samentrekken bij blootstelling aan zeer harde geluiden. Wat is het effect daarvan? 30

86 Som de 3 delen van het inwendig oor op en geef aan in welk deel de geluidsreceptoren zich bevinden. 87 Wat is het verschil tussen het benig en het vliezig labyrint? 88 Waarin verschillen endolymfe en perilymfe van elkaar? 89 In het slakkenhuis kun je 3 gangen onderscheiden. Welke en hoe zijn die 3 gangen begrensd? 90 Wat is het verband tussen de toonhoogte van een geluid en de plaats van trilling van het basaalmembraan? Vul aan. 91 Beschrijf al de onderdelen van het orgaan van Corti. 92 Beschrijf de werking van het orgaan van Corti. 93 Wat doet er zich voor in het slakkenhuis als er sprake is van gehoorverlies? 94 Som 3 oorzaken op die tot gehoorverlies kunnen leiden. 95 Wat is oorsuizen(tinnitus) en wanneer kan het optreden? 4 Horen met je hersenen 96 Hoe komt het dat we verschillende toonhoogten en verschillende geluiden tegelijk horen? 97 Wat is het grote voordeel van stereofonisch horen? Thema 3 Evenwichtsreceptoren 1 Aard van de prikkel: zwaartekracht 98 Bij evenwicht spelen zowel zwaartekracht als traagheid een rol. Omschrijf de begrippen zwaartekracht en traagheid. 2 Situering van de evenwichtszintuigen 99 Waar precies liggen onze 2 soorten evenwichtszintuigen? 3 Bouw en werking van een statolietorgaan 100 Geef 1 voorbeeld van een rechtlijnige horizontale en een rechtlijnige verticale beweging van het lichaam. 101 Wat is het verband tussen de oriëntatie van de 2 statolietorganen en de registratie van prikkels bij bewegingen van het lichaam? 102 Beschrijf de onderdelen van een statolietorgaan. 103 Beschrijf de werking van een statolietorgaan. 4 Bouw en werking van een ampullaorgaan 104 Wat is het verband tussen de oriëntatie van de 3 halfcirkelvormige kanalen en de registratie van bewegingen van het lichaam door de ampullaorganen? 105 Beschrijf de onderdelen van een ampullaorgaan. Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 31

106 Beschrijf de werking van een ampullaorgaan. 5 Samenwerking van statolietorganen en ampullaorganen 107 Geef 2 voorbeelden van situaties waaruit blijkt dat statolietorganen en ampullaorganen samenwerken. 6 Andere zintuigen die een rol spelen om het evenwicht te bewaren (V) 108V Welke andere zintuigen dan de evenwichtszintuigen spelen een rol om het evenwicht te bewaren? 109V Beschrijf hoe dansers erin slagen om na het draaien van een pirouette hun evenwicht te bewaren? 110V Geef 3 voorbeelden van proprioreceptoren en geef hun functie. 111V Waar zijn proprioreceptoren gelegen en hoe zijn ze gebouwd? 7 Bewegingsziekte (V) 112V Bewegingsziekte is een evenwichtsstoornis. Geef 2 mogelijke verklaringen voor het ontstaan van bewegingsziekte. Thema 4 Reukreceptoren 1 Aard van de prikkel: reukstoffen 113 Onder welke voorwaarde kunnen we reukstoffen gewaarworden? 114 Noem 2 situaties waarin het nut van de reukzin van levensbelang is voor de mens. 115* Niet alle gassen zijn reukstoffen voor de mens. Geef 2 voorbeelden. 2 Ligging van de reukreceptoren (V) 116V Vergelijk ligging en functie van neusslijmvlies en reukslijmvlies. 117* Wat is de oorzaak van een neusverkoudheid en wat is het gevolg voor het ruiken? 118* Waarom zijn antibiotica niet de gepaste medicijnen tegen een neusverkoudheid? 3 Bouw en werking van het reukslijmvlies (V) 119V Beschrijf de bouw van het reukslijmvlies. 120V Beschrijf de werking van het reukslijmvlies. 121* Wat is de oorzaak van sinusitis en wat is het gevolg voor het ruiken? 122* Waarom is een goed ontwikkelde reukzin van levensbelang zowel voor roofdieren als voor prooidieren? 123* Welke 2 aanpassingen heeft de neus van dieren met een goed ontwikkelde reukzin? 32

Thema 5 Smaakreceptoren 1 Aard van de prikkel: smaakstoffen 124 Onder welke voorwaarde kunnen we smaakstoffen gewaarworden? 125 Welke 5 basismaken kan de mens onderscheiden? 2 Smaken, niet alleen met de tong 126 Welke zintuigen zijn betrokken bij de smaakgewaarwording en welke functie hebben ze daarbij? 3 Situering van de smaakpapillen (V) 127V Waar in de mond liggen de smaakpapillen? 128 Hoe kun je experimenteel vaststellen dat de smaakpapillen voor de 5 basissmaken verspreid op de tong liggen? 4 Soorten smaakpapillen (V) 129V Welke 4 soorten smaakpapillen komen voor op de tong en waar zijn ze precies gelegen? 5 Bouw en werking van de smaakreceptoren (V) 130V Wat is het verband tussen smaakpapillen, smaakknoppen en smaakreceptoren? 131V Beschrijf de bouw van een smaakknop. 132V Beschrijf de werking van de smaakreceptoren. 133V Hoe passen de smaakreceptoren zich aan achtereenvolgende smaakstoffen aan? Thema 6 Gevoelsreceptoren 1 Aard van de prikkel: gevoel 134 Welke 3 groepen van gevoelsreceptoren komen voor in onze huid en welke prikkels registreren ze? 2 Huidgevoeligheid onderzoeken 135 Wat is het verschil tussen een zintuigpunt en een gevoelsreceptor? 136 Vergelijk het aantal en de verdeling van de zintuigpunten voor tast (aanraking), warmte en koude in de huid. 137 Hoe kun je experimenteel waarnemen dat temperatuurverschillen via de huid op een relatieve manier (en dus niet absoluut) worden waargenomen? 138 Hoe verandert de huid van kleur als reactie op temperatuurverschillen? 139 Welke prikkels worden geregistreerd door haren in de huid? Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 33

3 Bouw van de huid (V) 140* Uit welke lagen van buiten naar binnen bestaat de opperhuid, welke cellen komen erin voor en wat is hun functie? 141* In de lederhuid komen bloedvaten, zweetklieren en talgklieren voor. Wat is de functie ervan? 142* Aan elk haar is er een haarspiertje. Wat is de functie ervan? 4 Bouw en werking van de gevoelsreceptoren (V) 143V Veel gevoelsreceptoren zijn vrije zenuwuiteinden. Wat betekent dat? 144V Wanneer noemen we sommige gevoelsreceptoren lichaampjes? 145V Vergelijk de aard, de ligging en de gevoeligheid van de 3 soorten mechanoreceptoren in de huid. 146V Vergelijk de aard en de ligging van de thermoreceptoren in de huid. 147V Op welke 2 manieren kan pijn tot stand komen? 148V Beschrijf in het algemeen de werking van de gevoelsreceptoren. 5 Gevoelsreceptoren binnenin het lichaam (V) 149V Wat is de aard van de gevoelsreceptoren binenin het lichaam en welke prikkels registreren ze? 150* Bij beschadiging van welk deel van de huid kan er een litteken ontstaan? 151* Wat is het verband tussen littekenweefsel en huidgevoeligheid? 152* Vergelijk de schade en het genezingsproces van de huid bij eerstegraads, tweedegraads en derdegraadsbrandwonden. 153* Waarom is de beste eerste hulp bij een brandwonde het langdurig afkoelen van de huid met stromend water? Thema 7 Spierwerking als reactie op prikkels 1 Spieren zijn effectoren 154 Waarom noemen we spieren effectoren? 155 Geef een voorbeeld van spierwerking als een onbewuste reactie op een prikkel. 156 Geef een voorbeeld van spierwerking als een bewuste reactie op een prikkel. 2 Spierwerking niet in samenwerking met het skelet 157 Hoe wordt door bijzondere hartspiervezels het kloppen van de hartspier geregeld? 158 Vergelijk de soorten spieren, hun ligging en het effect van de spierwerking bij peristaltiek van de darmwand, bij bloedvatverwijding en -vernauwing en bij het tijdelijk afsluiten van de urineblaas. 34

159 Op welke 2 andere plaatsen in het lichaam, buiten de darmwand, is er ook sprake van peristaltiek? Met welk doel? 160 Geef 2 voorbeelden van plaatsen in het spijsverteringsstelsel waar een sluitspier de doorgang tijdelijk afsluit. Geef ook de functie van die sluitspier aan. 3 Spierwerking in samenwerking met het skelet 161 Som de belangrijkste bewegingsstructuren van ons lichaam op. 162V Som van boven naar beneden de lange beenderen van armen en benen op. 163V Geef 5 voorbeelden van platte beenderen in ons skelet. 164V Wat is het verband tussen bepaalde mineralen en het skelet? 165V Wat is het verband tussen het skelet en bloedcellen? 166V Geef 2 voorbeelden waaruit blijkt dat platte beenderen weke organen beschermen. 167V Wat is kenmerkend voor de microscopische bouw van steunweefsel? 168V Beschrijf de microscopische bouw van compact been. 169V Beschrijf de microscopische bouw van sponsachtig been. 170V Hoe komt het dat beenbreuken snel herstellen? 171* Wat is de oorzaak van osteoporose (botmassaverlies)? 172* Wat is het gevolg van osteoporose (botmassaverlies)? 173V Geef 2 voorbeelden van plaatsen in het lichaam waar kraakbeen met telkens een verschillende functie voorkomt. 174V Beschrijf de microscopische bouw van kraakbeenweefsel. 175V Eigen aan kraakbeenweefsel is dat het niet doorbloed is. Wat is het voordeel en het nadeel daarvan? 176 Som 5 voorbeelden van gewrichten in ons lichaam op. 177 Gewrichtssmeer is essentieel voor de werking van een gewricht. Waar wordt het aangemaakt en wat is de functie ervan? 178U Welk soort gewricht zijn de volgende gewrichten? heupgewricht: gewricht tussen teenkootjes: gewricht tussen spaakbeen en ellepijp: gewricht tussen eerste en tweede halswervel: gewricht tussen duim en handwortelbeentje: 179U Wat is de knieschijf, waar is ze precies gelegen en wat is de functie ervan? 180U Wat zijn de menisci van het kniegewricht, waar zijn ze precies gelegen en wat is hun functie? 181U In het kniegewricht komen 2 kruisbanden voor. Waar zijn ze precies gelegen en wat is hun functie? Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 35

182 Wat zijn skeletspieren? 183* Wat is een peesontsteking? 184* Op welke 4 manieren kan overbelasting leiden tot een peesontsteking? 185 Wat zijn antagonistische spieren? Geef 1 voorbeeld. 186 Beschrijf de macroscopische bouw van een skeletspier. 187 Beschrijf de microscopische bouw van een spiervezel van een skeletspier. 188 Beschrijf de elektronenmicroscopische bouw van een spierfibril van een skeletspier. 189 Wat veroorzaakt de microscopisch zichtbare dwarse streping in de spiervezels van skeletspieren? 4 Soorten spierweefsel 190 Vergelijk de bouw van dwarsgestreept spierweefsel, hartspierweefsel en glad spierweefsel. 191 Vergelijk de werking van dwarsgestreept spierweefsel, hartspierweefsel en glad spierweefsel. 192 Geef 2 voorbeelden van dwarsgestreept en van glad spierweefsel. 5 Hoe komt spiercontractie tot stand? 193 Beschrijf de samentrekking van spierfibrillen in een skeletspier. 194 Leg in een schema uit hoe energie voor spierwerking geleverd wordt uitgaande van spierglycogeen. 195 Leg in een schema uit hoe energie voor spierwerking geleverd wordt uitgaande van leverglycogeen. 196U Wat is het belang van myoglobine voor spierwerking? 197U Wat is het verband tussen myoglobine en de werking van rode en witte spiervezels? 6 Beweging bij enkele ongewervelde dieren (U) 198U Wat zijn de bewegingsstructuren voor de poten van insecten? 199U Beschrijf het bewegingsmechanisme van de poten van insecten. 200U Wat zijn de bewegingsstructuren voor de vleugels van insecten? 201U Beschrijf het bewegingsmechanisme van de vleugels van insecten. 202U Wat zijn de bewegingsstructuren voor de beweging bij de regenworm? 203U Beschrijf het bewegingsmechanisme van de regenworm. 7 Beweging bij eencellige organismen (U) 204U Beschrijf de voortbeweging bij het pantoffeldiertje en geef een voorbeeld van een analoge beweging bij de mens. 36

205U Beschrijf de voortbeweging bij het oogwiertje en geef een voorbeeld van een analoge beweging bij de mens. 206U Beschrijf de voortbeweging bij een amoebe en geef een voorbeeld van een analoge beweging bij de mens. 207U Pseudopodiënvorming komt ook tussen bij voedselopname door een cel. Hoe gebeurt dat en hoe heet dat proces? 8 Beweging bij planten (U) 208U Wat is het verschil tussen een tropie en een nastie? Geef van elk 1 voorbeeld. 209U Waarom kan je niet spreken van een positieve of een negatieve nastie maar wel van een positieve en een negatieve tropie? Thema 8 Klierwerking als reactie op prikkels 1 Klieren zijn effectoren 210 Waarom noemen we klieren effectoren? 211 Geef een algemene omschrijving van het begrip klierwerking. 2 Exocriene klieren 212 Wat zijn exocriene klieren? Geef 5 voorbeelden. 213 Wat betekent het begrip uitwendig milieu? 214 Beschrijf de bouw van exocriene klieren. 215 Hoe zijn exocriene klieren aangepast aan hun functie? 3 Endocriene klieren 216 Wat zijn endocriene klieren? Geef 5 voorbeelden. 217 Hoe is de bouw van endocriene klieren aangepast aan hun functie? 4 Voorbeeld van een gemengde klier 218 Leg uit waarom de alvleesklier een gemengde klier is. 5 Klierwerking bij planten (U) 219U Geef 2 voorbeelden van klierwerking met uitwendige secretie bij planten en geef telkens de functie van die klierwerking. 220U Geef 2 voorbeelden van klierwerking met inwendige secretie bij planten en geef telkens de functie van die klierwerking. Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 37

Thema 9 Bouw en functie van het zenuwstelsel 1 Het zenuwstelsel als conductor 221 Waarom noemen we het zenuwstelsel een conductor? 2 Indeling van het zenuwstelsel 222 Waarop is de indeling in centraal en perifeer zenuwstelsel gebaseerd? 223 Uit welke delen zijn centraal en perifeer zenuwstelsel samengesteld? 224 Waarop is de indeling in animaal en autonoom zenuwstelsel gebaseerd? 225 Wat is het verschil in werking tussen het animaal en autonoom zenuwstelsel? 3 Cellen van het zenuwstelsel 226 Uit welke soorten cellen is zenuwweefsel hoofdzakelijk opgebouwd? 227 Beschrijf de bouw en de functie van een neuron. 228 Hoe verloopt het eenrichtingsverkeer van de impulsgeleiding in een neuron? 229 De meeste axonen in het perifeer zenuwstelsel zijn omringd door een myelineschede. Hoe komt die myelineschede tot stand? 230 Volgens de richting waarin de impuls in het lichaam vervoerd wordt, onderscheiden we 3 soorten neuronen. Welke soorten en geef hun functie. 231 Welke bouwkenmerken aangepast aan de functie heeft een schakelneuron? 232 Wat is het verband tussen neuron en zenuw? 233 Naargelang de soort zenuwvezels die een zenuw bevat, onderscheiden we 3 soorten zenuwen. Welke? 234 Wat is het verband tussen neuron en grijze stof en witte stof? 235 Wat is de algemene functie van steuncellen in het zenuwstelsel? 236 Welke 2 groepen van steuncellen zijn er en waar in het zenuwstelsel zijn ze te situeren? 237 Wat zijn de functies van myeline rond zenuwvezels? 238 Wat zijn de functies van gliacellen? 4 Informatieoverdracht via neuronen 239 Impulsgeleiding binnen het neuron verloopt in 3 fasen. Welke en in welke volgorde? 240 Beschrijf en benoem het ladingsverschil ter hoogte van het celmembraan wanneer een neuron geen impuls doorstuurt. 241 Beschrijf wat er gebeurt ter hoogte van het celmembraan bij impulsgeleiding doorheen het axon. 242 Hoe wordt een neuron na impulsgeleiding opnieuw prikkelbaar voor een volgende impuls? 38 243 Welke factoren beïnvloeden de snelheid van impulsgeleiding binnen een neuron?

244* MS of multiple sclerose is gekenmerkt door een verstoorde impulsgeleiding. Wat kunnen daar de oorzaken van zijn? 245 Beschrijf hoe de aard van het signaal verandert bij impulsoverdracht van het ene neuron naar het volgende neuron. 246 Beschrijf schematisch hoe impulsoverdracht tussen 2 neuronen verloopt. 247 Hoe komt het dat drugs een invloed op neurotransmissie hebben? 248 Beschrijf hoe impulsoverdracht van een receptor naar een sensorisch neuron verloopt. 249 Wat is het verschil bij impulsoverdracht in het geval de receptoren gespecialiseerde cellen zijn en in het geval de receptoren vrije zenuwuiteinden zijn? 250 Beschrijf hoe impulsoverdracht van een motorisch neuron naar een spiervezel verloopt. 251 Wat is het verschil tussen een motorische eindplaat en een motorische eenheid? 5 Centraal en perifeer zenuwstelsel 252 Welke grote delen kan je uitwendig aan de grote hersenen onderscheiden? 253 Uit welke delen bestaan de tussenhersenen? 254 Is de hypofyse een onderdeel van het zenuwstelsel? Motiveer je antwoord. 255 Uit welke delen bestaat de hersenstam? Som ze op van boven naar beneden. 256 Door welke structuren worden de hersenen aan de buitenkant beschermd? 257 Geef 3 functies van het hersenvocht. 258 Hoe komt het dat de hersenen weinig hinder ondervinden van de zwaartekracht of van plotse versnellingen? 259 Waar in de hersenen bevindt zich grijze stof en witte stof? 260 Beschrijf de ligging van het ruggenmerg. 261 Door welke structuren wordt het ruggenmerg aan de buitenkant beschermd? 262 Hoe is het ruggenmerg verbonden met de ruggenmergzenuwen? 263 Welk verschil in functie is er tussen de zwervende zenuw en de overige hersenzenuwen? 264 Wat is een ganglion en waaruit bestaat het? 265 Wat zijn de grensstrengen en wat is hun functie? 266* Wat is de functie van de tussenwervelschijven? 267* Hoe is een tussenwervelschijf opgebouwd? 268* Wat doet er zich voor bij een hernia van de tussenwervelschijf? 6 Informatieverwerking in de hersenen 269 Wat betekent het begrip hersencentrum? Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 39

270 Iemand met volkomen normale ogen en een intacte oogzenuw kan blind zijn. Hoe verklaar je dat? 271 Waar zijn de primaire motorische centra gelegen en wat is hun functie? 272 Wat is het verband tussen het motorisch mannetje en de primaire motorische centra? 273 Waar zijn de secundaire motorische centra gelegen en wat is hun functie? 274 Waar zijn de primaire sensorische centra gelegen en wat is hun functie? 275 Wat is het verband tussen het sensorisch mannetje en de primaire sensorische centra? 276 Waar zijn de secundaire sensorische centra gelegen en wat is hun functie? 277 Om spraak te begrijpen en om te kunnen spreken maken we gebruik van verschillende hersencentra. Welke centra, waar liggen ze en welke functie hebben ze? 278 Na een beroerte (afsluiting van een slagader in de hersenen door een bloedklonter of lek in een slagader in de hersenen) kan iemand niet meer spreken. Hoe verklaar je dat? 279 Na een hersenbeschadiging kan iemand nog wel spreken maar geeft hij een verkeerde benaming aan voorwerpen. Hoe verklaar je dat? 280 Welke functie hebben centra in de kleine hersenen? 281 Na een hersenbeschadiging kan iemand moeilijk zijn evenwicht bewaren en vertoont hij een dronkemansgang. Hoe verklaar je dat? 282 Als je op een receptie in een interessant gesprek verwikkeld bent, hoor en zie je weinig bewust wat er rondom je gebeurt. Hoe verklaar je dat? 283 Welke functie hebben centra in de tussenhersenen? 284 Welke functie hebben centra in de hersenstam? 285 Waarom kan beschadiging van de hersenstam tot de dood leiden? 7 Zenuwbanen 286 Omschrijf de begrippen reflex en reflexboog. 287 Geef receptor, conductor en effector van de reflexboog bij de kniepeesreflex van je rechterknie. 288 Bij veel reflexen komen 1 of meer schakelneuronen voor. Waartussen zijn ze geschakeld en waar zijn ze gelegen? 289 Welk verschil in links-rechts verloop is er tussen een reflexboog en een zenuwbaan van een gewilde beweging? 290 Geef conductor en effector van de zenuwbaan wanneer je bij een begroeting je rechterarm buigt om iemand een hand te geven. 291 Hoe verklaar je dat de rechter lichaamshelft door de linkerhemisfeer en de linker lichaamshelft door de rechterhemisfeer bezenuwd wordt? 292* Geef in volgorde de neuronen van de zenuwbaan wanneer je een duw tegen je rechterarm gewaarwordt. 40

8 Animaal en autonoom zenuwstelsel 293 Wat betekenen de begrippen animaal en autonoom i.v.m. de functie van het zenuwstelsel? 294 Welke structuren staan in voor de werking van het animaal zenuwstelsel? 295 Welke effectoren worden door het animaal zenuwstelsel bestuurd? 296 Welke structuren staan in voor de werking van het autonoom zenuwstelsel? 297 Welke effectoren worden door het autonoom zenuwstelsel bestuurd? 298 Leg uit op welke manier sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel een antagonistische werking hebben bij de volgende situatie: je bent wat laat opgestaan en daardoor moet je stevig doorfietsen om nog op tijd in school te geraken. Eenmaal daar aangekomen, kom je tot rust om de les te volgen. Thema 10 Bouw en functie van het hormonaal stelsel 1 Het hormonaal stelsel als conductor 299 Waarom noemen we het hormonaal stelsel een conductor? 300 Een hormoon is slechts tijdelijk in het bloed aanwezig. Hoe komt dat? 301 Wat is het verschil tussen een hormoon en een weefselhormoon? 2 Gevoeligheid van cellen voor hormonen 302 Zet de volgende begrippen in logische volgorde in een schema en verbindt ze met pijlen: doelwitcel - hormoonproducerende cel - membraanreceptor - hormoon - bloedbaan. 303 Leg uit wat het sleutel-slotmodel te maken heeft met hormoonwerking. 304 In ons bloed circuleren tegelijkertijd moleculen van verschillende hormonen. Hoe komen ze bij de juiste doelwitcellen terecht? 3 Voorbeelden van hormonale klieren en de functie van hun hormonen 305 Waarom wordt de hypofyse de centrale klier in het hormonaal stelsel genoemd? 306 Zet de hormonen bij hun hormonale klier. Vorm de juiste cijfer-lettercombinaties. 1 adrenaline A eilandjes van Langerhans in de alvleesklier 2 thyroxine (TH) B teelbal 3 insuline C bijnier 4 glucagon D schildklier 5 oestrogeen E eilandjes van Langerhans in de alvleesklier 6 testosteron F eierstok 1 2 3 4 5 6 Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 41

4 Regelende werking van hormonen 307 Hoe noem je het geheel van alle stofomzettingen in het lichaam? 308 Leg het begrip negatieve terugkoppeling uit aan de hand van de regeling van een kamertemperatuur van 20 C via de thermostaat van de centrale verwarming. 309 Leg het begrip negatieve terugkoppeling uit aan de hand van de productie van een bepaald hormoon. 310 Welke factoren doen de bloedsuikerspiegel variëren? 311 De drempelwaarde van de bloedsuikerspiegel ligt bij ongeveer 1 g/l. Welke hormonale werking komt op gang wanneer de drempelwaarde wordt overschreden en wat is het gevolg van die hormonale werking? 312 De drempelwaarde van de bloedsuikerspiegel ligt bij ongeveer 1 g/l. Welke hormonale werking komt op gang wanneer de bloedsuikerspiegel beneden de drempelwaarde daalt en wat is het gevolg van die hormonale werking? 313 Leg het begrip negatieve terugkoppeling uit aan de hand van de werking van insuline. 314 Welke organen en weefsels zijn allemaal betrokken bij de regeling van de bloedsuikerspiegel? 315 Wat gaat er fout bij diabetes type 1 en type 2? 316 Vergelijk het moment van ontstaan, de fout in de regeling van de bloedsuikerspiegel en de behandeling van diabetes type 1 en type 2. 317 Noem 2 lange termijneffecten van onbehandelde diabetes type 2. 318 Welke hormonale werking komt op gang wanneer de drempelwaarde van de calciumspiegel wordt overschreden en wat is het gevolg van die hormonale werking? 319 Welke hormonale werking komt op gang wanneer de calciumspiegel beneden de drempelwaarde daalt en wat is het gevolg van die hormonale werking? 320 Wat is het verband tussen de regeling van de calciumspiegel en vitamine D? 321 Welke organen zijn allemaal betrokken bij de regeling van de calciumspiegel? 322 Wat betekent het begrip homeostase? 323 Wat is het verband tussen hormonale regeling van bv. de bloedsuikerspiegel en homeostase? Thema 11 Samenhang tussen zenuwstelsel en hormonaal stelsel 1 Coördinatie van reacties op prikkels 324 Geef 2 voorbeelden van organen waaruit blijkt dat hormonale klieren zo gebouwd zijn dat ze beïnvloed kunnen worden door het zenuwstelsel. Leg die voorbeelden ook uit. 325 Geef 2 voorbeelden waaruit blijkt dat het zenuwstelsel een invloed heeft op de werking van het hormonaal stelsel. 2 Hypothalamus-hypofysesysteem 326 In bepaalde zones van de hypothalamus komen neuronen voor die een rechtstreekse invloed op de hypofyse uitoefenen. Welke neuronen zijn dat en welke werking hebben ze? 42

327 Vergelijk de bouw van de hypofysevoorkwab en de hypofyseachterkwab. 328 Wat betekent het begrip neurosecretie? 329 Vergelijk in het algemeen de samenhangende werking tussen de hypothalamus en de hypofyseachterkwab en de hypothalamus en de hypofysevoorkwab. 330 Geef in volgorde de verschillende stappen bij de secretie van het neurohormoon oxytocine vanaf de tepelreceptoren tot de melkejectie. 3 Regelsysteem voor adrenalinesecretie door het bijniermerg 331 Geef in volgorde de verschillende stappen bij de secretie van adrenaline door het bijniermerg. 332 Waarom wordt adrenaline ook wel het angst-vlucht-aanvalshormoon genoemd? 333 Geef 3 effecten van adrenaline op verschillende organen. 2 Evaluatievragen met antwoorden Inleidende begrippen 1 Organismen kunnen reageren op prikkels 1 Omschrijf de begrippen prikkel en reactie. Een prikkel is een waarneembare verandering die bij een organisme een reactie uitlokt. Een reactie is een activiteit, iets wat een organisme doet, als antwoord op een prikkel. 2 Wat is het verschil tussen een uitwendige en een inwendige prikkel? Een uitwendige prikkel is een verandering in de omgeving terwijl een inwendige prikkel een verandering in het lichaam is waarop een organisme reageert. 3 Geef 1 voorbeeld van een inwendige en van een uitwendige prikkel. voorbeeld van een uitwendige prikkel: aanraking (Andere antwoorden zijn mogelijk.) voorbeeld van een inwendige prikkel: honger (Andere antwoorden zijn mogelijk.) 4 Wat is het verschil tussen een chemische en een fysische prikkel? Een chemische prikkel heeft te maken met stoffen die prikkelend werken terwijl een fysische prikkel te maken heeft met kracht en energie. 5 Geef 1 voorbeeld van een chemische en van een fysische prikkel. voorbeeld van een chemische prikkel: smaakstof (Andere antwoorden zijn mogelijk.) voorbeeld van een fysische prikkel: zwaartekracht (Andere antwoorden zijn mogelijk.) 6 Wat betekent het begrip prikkeldrempel? De prikkeldrempel is de minimumsterkte waarbij een bepaalde prikkel nog waarneembaar is. 2 Structuren om te reageren op prikkels 7 Wat is het verband tussen zintuig, receptor en zin? Een zintuig is een orgaan waarin receptoren, cellen gevoelig voor specifieke prikkels liggen. Zin is het vermogen om een zintuig te gebruiken. 8 Wat betekent het begrip effectoren? Effectoren zijn structuren om te reageren op een prikkel, nl. spieren en klieren. Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 43

9 Wat betekent het begrip conductoren? Conductoren zijn zenuwstelsel en hormoonstelsel die zorgen voor de geleiding van signalen tussen receptoren en effectoren. 10 Duid in een schema (woorden + pijlen) de samenhang tussen receptoren, conductoren en effectoren aan wanneer je bij fel licht je hoofd afwendt en je ogen sluit. fel licht lichtreceptoren signalen naar hersenen (conductor) signalen naar spieren (effectoren) hoofd afwenden en ogen sluiten Thema 1 Lichtreceptoren 1 Aard van de prikkel: licht 11 Wat is het verband tussen licht, energie en golflengte? Licht is zichtbare straling dus het uitzenden van energie als golven met een bepaalde golflengte. 12 Wat is het verband tussen wit licht (bv. van de zon), golflengte en kleur? Wit licht bestaat uit een waaier van golflengten die overeenkomen met bepaalde kleuren. 2 Bouw van het oog 13 Som naast wenkbrauwen, oogleden en wimpers nog 3 beschermende delen rond het oog op en geef hun functie. oogkas die een stevig omhulsel rond het oog vormt vetkussen dat de oogbol op zijn plaats houdt en schokken opvangt traanklier die traanvocht afscheidt om het oppervlak van het oog vochtig te houden en te ontsmetten. 14 a De ooglidopheffer wordt niet tot de oogspieren gerekend. Waarom niet? De ooglidopheffer is niet aangehecht op de oogbol, maar op het bovenste ooglid. b Wat is de functie van de ooglidopheffer? Het bovenste ooglid omhoogtrekken om het oog te openen. 15 Wat is de functie van de rechte oogspieren? De rechte oogspieren dienen om de ogen naar links en naar rechts te bewegen en om naar boven en naar onder te kijken. 16 Wat is de functie van de schuine oogspieren? De schuine oogspieren compenseren de werking van de rechte oogspieren om te beletten dat je scheelziet. 17 Wat is het effect van de samenwerking tussen de zes oogspieren van elk oog? Ze richten beide ogen op eenzelfde punt nl. het fixatiepunt. 18 Iemand die scheelziet of loenst, ziet een dubbel beeld. Hoe komt dat? De oogspieren zijn niet in staat de beide ogen te richten op het fixatiepunt. Elk oog vormt dan een eigen beeld, waardoor je dubbelziet. 19 Op welke 2 manieren kan scheelzien behandeld worden en met welk doel? door het goede oog af te dekken om de spieren van het wegdraaiende oog meer te oefenen via een operatie om de aanhechting van de oogspieren te verplaatsen 20 Som de 3 vliezen van de oogbolwand van buiten naar binnen op en geef hun functie. hard oogvlies om de oogbol te beschermen vaatvlies met een voedende functie voor het oog netvlies dat de lichtreceptoren bevat 21 Wat is het verband tussen hoornvlies en hard oogvlies? Het hoornvlies is het vooraan gelegen, doorzichtig deel van het harde oogvlies. 44

22 Wat is het verband tussen vaatvlies, straallichaam en iris? Het vaatvlies splitst vooraan in het oog in 2 kringvormige delen nl. het straallichaam en de iris. 23 Wat is het verband tussen gele vlek, blinde vlek en netvlies? De gele vlek is de plaats op het netvlies waar de lichtreceptoren het dichtst bij elkaar liggen. De blinde vlek is de plaats op het netvlies waar de oogzenuw de oogbol verlaat en er geen lichtreceptoren voorkomen. 24 Wat is de oorzaak van astigmatisme en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: de kromming van het hoornvlies is niet in alle richtingen dezelfde. Gevolg: je ziet een wazig of vervormd beeld. 25 Op welke 2 manieren kan astigmatisme verholpen worden en met welk doel? met een aangepaste bril of lenzen om het beeld te verbeteren met een laserbehandeling om de kromming van het hoornvlies te wijzigen 26 Wat is de functie van het vocht in de oogkamers? aanvoer van voedingsstoffen naar hoornvlies en lens omdat die structuren niet doorbloed zijn 27 Wat is de functie van het glasachtig lichaam? De oogbol op spanning houden en het netvlies op zijn plaats houden door het tegen het vaatvlies te drukken. 28 Wat is de oorzaak van cataract en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: vertroebeling van de ooglens Gevolg: het zicht wordt troebel en kleuren vervagen. 29 Hoe kan cataract behandeld worden en met welk doel? Via een operatie wordt een kunstlens geplaatst met herstel van het zicht als gevolg. 30 Wat is de oorzaak van netvliesloslating en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: door krimp van het glasachtig lichaam is er een trekkracht op het netvlies dat daardoor kan scheuren. Als er via de scheurtjes vocht van het glasachtig lichaam achter het netvlies terechtkomt, kan het netvlies loskomen van het vaatvlies. Gevolg: je ziet een duidelijk afgelijnde zwarte vlek in het gezichtsveld. 31 Hoe kan netvliesloslating verholpen worden en met welk doel? Via een operatie kan het netvlies terug op zijn plaats gebracht worden. 3 Werking van het oog 32 Welke spieren zijn verantwoordelijk voor de regeling van de lichttoevoer in het oog en hoe werken ze? iriskringspieren trekken bij sterk licht samen waardoor de pupil vernauwt irisstraalspieren trekken bij zwak licht samen waardoor de pupil verwijdt 33 Om het netvlies goed te kunnen onderzoeken, gebruikt de oogarts een speciaal instrument. Dat is voorzien van een sterke lamp waarvan het licht door de pupil invalt. Om te verhinderen dat de pupil zich sluit door het sterke licht van het instrument, worden de ogen vooraf ingedruppeld met pupilverwijdende oogdruppels. Sommige oogdruppels hebben een verlammende werking op de spieren in de iris, andere hebben een activerende werking. a Waarom moet de pupil verwijd zijn voor netvliesonderzoek? Langs een verwijde pupil is er meer lichtinval in het oog en kan de oogarts tot achteraan in het oog naar het netvlies kijken. b Welke spieren in de iris zullen door pupilverwijdende oogdruppels verlamd worden? Motiveer je antwoord. De iriskringspieren zullen verlamd worden om de pupil niet te kunnen verkleinen. c Welke spieren in de iris zullen door pupilverwijdende oogdruppels geactiveerd worden? Motiveer je antwoord. De irisstraalspieren zullen geactiveerd worden om de pupil zo groot mogelijk te maken. Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 45

34 Wat is de functie van het pigment in de iris? het overtollig licht afschermen 35 Albinodieren hebben naast een witte vacht ook rode ogen. Dat komt omdat ze in de iris geen pigment aanmaken. Hoe verklaar je de rode oogkleur? De iris is een deel van het vaatvlies en is dus rijk aan bloedvaten. Zonder pigment heeft de iris een rode kleur te wijten aan het bloed dat er doorheen stroomt. 36 Wat gebeurt er wanneer een lichtstraal invalt op een bolle lens? Er gebeurt lichtbreking in de richting van de hoofdas van de lens. 37 Wat gebeurt er met de lichtstralen na lichtbreking door een bolle lens? De gebroken lichtstralen convergeren en snijden elkaar in het brandpunt van de lens. 38 Welke eigenschappen heeft het beeld dat door de ooglens wordt gevormd? Het beeld is verkleind en omgekeerd. 39 Waarom is er geen beeldvorming op de blinde vlek? Op de blinde vlek zijn er geen lichtreceptoren en is dus geen beeldvorming mogelijk. 40 Hoe komt het dat je geen gat ziet op de plaats van de blinde vlek? Het beeld wordt opgevuld door het beeld van het omringende gebied. 41 Wat is accommodatie van de ooglens? Het is de aanpassing van de ooglens om scherpe beelden te kunnen vormen van voorwerpen die zich op verschillende afstanden bevinden. 42 Welke 3 factoren spelen een rol bij accommodatie? accommodatiespier lensbanden elasticiteit en vervormbaarheid van de ooglens 43 Op welke manier wordt door accommodatie de ooglens op ver kijken ingesteld? De accommodatiespier is dan ontspannen de lensbanden worden aangetrokken de ooglens wordt afgeplat. 44 Op welke manier wordt door accommodatie de ooglens op dichtbij kijken ingesteld? De accommodatiespier trekt samen de lensbanden hangen door de ooglens wordt door veerkracht boller. 45 Wat betekent het begrip nabijheidspunt? Het is het punt dichtbij de ogen waarop, bij maximale kromming van de lens, het beeld nog scherp is. 46 Wat is de oorzaak van verziendheid en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: de oogbol is korter of de lens is platter dan normaal waardoor het brandpunt van de convergerende lichtstralen achter het netvlies i.p.v. op het netvlies valt. Gevolg: je ziet alleen verafgelegen voorwerpen scherp. 47 Hoe kan verziendheid verholpen worden en met welk doel? met een bril met bolle lenzen om de lichtbreking te versterken met een laserbehandeling om de kromming van het hoornvlies aan te passen aan de bouw van het oog. 48 Wat is de oorzaak van bijziendheid en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: de oogbol is langer of de lens is boller dan normaal waardoor het brandpunt van de convergerende lihctstralen voor het netvlies i.p.v. op het netvlies valt. Gevolg: je ziet alleen scherp van dichtbij. 46 49 Hoe kan bijziendheid verholpen worden en met welk doel? met een bril met holle lenzen om de lichtstralen te divergeren vooraleer ze op het hoornvlies invallen met een laserbehandeling om de kromming van het hoornvlies aan te passen aan de bouw van het oog.

50 Wat is de oorzaak van ouderdomsverziendheid en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: bij veroudering neemt de elasticiteit van de lens af en verslapt de accommodatiespier waardoor de lens niet genoeg bol kan gemaakt worden. Gevolg: het nabijheidspunt ligt dan tot buiten de leesafstand. 51 Hoe kan ouderdomsverziendheid verholpen worden en met welk doel? met een leesbril met bolle lenzen om de lichtbreking te versterken 52 Som de cellen van de 4 lagen van het netvlies van buiten naar binnen op en geef hun functie. pigmentcellen om het invallend licht te absorberen zodat weerkaatsing wordt voorkomen fotoreceptoren (kegeltjes en staafjes) om de lichtprikkel om te vormen tot een zenuwimpuls bipolaire cellen om de zenuwimpuls van de kegeltjes en de staafjes door te geven aan de ganglioncellen ganglioncellen om de zenuwimpuls door te geven van de bipolaire cellen naar de oogzenuw 53 Waarom moeten bipolaire cellen en ganglioncellen doorzichtige cellen zijn? Ze moeten het invallend licht doorlaten naar de kegeltjes en de staafjes die achter de bipolaire cellen liggen. 54 Waar precies ligt bij nachtdieren het tapetum en wat is de functie ervan? Ligging: het tapetum ligt achter de lichtdoorlatende pigmentlaag. Functie: het weerkaatst het invallend licht van binnenuit terug naar de fotoreceptoren. 55 Vergelijk de fotopigmenten, de kleurgevoeligheid, de prikkeldrempel en de lichtgevoeligheid van staafjes en kegeltjes. staafjes kegeltjes fotopigmenten rodopsine verschillende fotopigmenten verwant aan rodopsine kleurgevoeligheid niet kleurgevoelig roodgevoelige kegeltjes, groengevoelige kegeltjes en blauwgevoelige kegeltjes prikkeldrempel laag hoog lichtgevoeligheid heel lichtgevoelig minder lichtgevoelig dan staafjes 56 Wat is de oorzaak van nachtblindheid en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: er is een stoornis in de werking van de staafjes. Gevolg: je ziet slecht als er weinig licht is. 57 Hoe kan nachtblindheid soms verholpen worden en met welk doel? Door vitamine A in te nemen om beter rodopsine te kunnen aanmaken. 58 Wat is de oorzaak van kleurenslechtziendheid en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: één of meer typen kegeltjes werken niet of minder goed. Gevolg: kleuren worden niet goed waargenomen. 59 Wat is de oorzaak van glaucoom en wat is het gevolg voor het zien? Oorzaak: door onvoldoende afvoer van kamerwater uit de voorste oogkamer is er in het hele oog een te hoge druk. Daardoor wordt de bloedvoorziening van de oogzenuw belemmerd en geraken zenuwvezels beschadigd. Gevolg: uitval van een deel van het gezichtsveld wanneer oogzenuwvezels kapot gaan. 60 Hoe kan glaucoom verholpen worden en met welk doel? met oogdruppels om de oogdruk te verlagen met een operatie of laserbehandeling om de afvoer van kamerwater te verbeteren Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 47

4 Zien met je hersenen 61 Hoe komt het dat we, niettegenstaande we met 2 ogen zien en omgekeerde beelden vormen, niet dubbelzien en de wereld niet op zijn kop zien? De hersenen verwerken de 2 netvliesbeelden tot één geheel en interpreteren de beelden als rechtopstaand. 62 Hoe komt dieptezicht tot stand en wat is het voordeel ervan? Door met beide ogen (binoculair) te kijken overlappen de gezichtsvelden van beide ogen en ontstaat er dieptezicht. Daardoor kan je afstanden tussen voorwerpen inschatten. 63 Welke dieren hebben veel nut van een goed dieptezicht en welke dieren hebben baat bij weinig overlapping tussen de gezichtsvelden van beide ogen? En waarom? goed dieptezicht bij roofdieren, omdat ze afstanden moeten kunnen inschatten bij het bespringen van de prooi weinig overlapping tussen de gezichtsvelden van beide ogen bij prooidieren, omdat ze daardoor een zeer groot gezichtsveld hebben en veel van hun omgeving kunnen zien. 64 Hoe komt het dat gezichtsbedrog zoveel voorkomt en we er ons vaak niet bewust van zijn? Zien omvat veel aspecten bv. afstand, vorm, kleur, beweging enz. en elk van die aspecten kan fout geïnterpreteerd worden. 65 Een nabeeld is een beeld dat langer aanhoudt dan de daadwerkelijke waarneming. Hoe kan dat? Fotopigmenten in kegeltjes en staafjes worden voortdurend afgebroken en opnieuw aangemaakt. Soms gebeurt het aanmaken niet snel genoeg en blijft het vorige beeld nawerken. Thema 2 Geluidsreceptoren 1 Aard van de prikkel: geluid 66 Wat is de aard van de prikkel geluid? Geluiden zijn trillingen onder de vorm van golven, die worden voortgebracht door een trillend voorwerp, de geluidsbron. 67 Onder welke voorwaarde kunnen geluiden zich voortplanten? Er moet een middenstof zijn bv. lucht, water, vaste stof, om de geluidsgolven voort te planten. 68 Geef de omschrijving, de eenheid en een synoniem van het begrip toonhoogte. Toonhoogte is het aantal trillingen per seconde. eenheid = Hertz (Hz). toonhoogte = frequentie. 69 Wat is het verband tussen toonhoogte en golflengte? Lage tonen hebben een lange golflengte. Hoge tonen hebben een korte golflengte. 70 Geef de omschrijving, de eenheid en een synoniem van het begrip geluidssterkte. Geluidssterkte is de hoeveelheid trillingsenergie en komt overeen met de uitwijking van de trilling. eenheid = decibel (db) geluidssterkte = geluidsintensiteit = volume 71 Wat is het verschil tussen een geluid van 30 db en een geluid van 50 db? Een geluid van 50 db is honderdmaal sterker dan een geluid van 30 db. 72 Hoe kan een trillend voorwerp door resonantie een ander voorwerp aan het trillen brengen? Via de middenstof kan een trillend voorwerp trillingsenergie overdragen en daardoor een ander voorwerp aan het trillen brengen. 48

73 Wij kunnen geluiden met bepaalde frequenties niet horen. Hoe noemen we zo n geluiden? Ultrageluiden met een frequentie > 100 000 Hz Infrageluiden met een frequentie < 16 Hz. 74* Wat is een toonaudiogram en wat is het nut ervan? Een toonaudiogram is een grafiek die bij een gehoortest de score van geluidssterkte en toonhoogte gecombineerd weergeeft. Met een toonaudiogram kan opgespoord worden hoe het met het gehoor van iemand gesteld is. 75* Sommige dieren maken gebruik van echolocatie. Hoe werkt dat? Door geluiden uit te zenden en de weerkaatsing (echo) ervan weer op te vangen, kunnen sommige dieren hun prooi lokaliseren. 2 Situering van het gehoorzintuig 76 Het gedeelte van ons oor met de geluidsreceptoren ligt beschermd in onze schedel. Waar precies? In het rotsbeen dat een onderdeel is van het slaapbeen. 3 Bouw en werking van het oor 77 Som de 3 delen van het uitwendig oor op en geef hun functie. oorschelp om geluiden op te vangen gehoorgang om geluiden te geleiden naar het trommelvlies trommelvlies om door resonantie mee te trillen met de opgevangen geluiden 78 Wat is de functie van haartjes en smeerklieren in de gehoorgang? haartjes om stof te weren smeerklieren om de huid van de gehoorgang en het trommelvlies soepel en waterafstotoend te houden en om stof tegen te houden 79 Wat is de oorzaak van oorstoppen en wat is het gevolg voor het horen? Oorzaak : een ophoping van oorsmeer in de gehoorgang. Gevolg: een vol gevoel en minder goed horen. 80 Hoe worden oorstoppen behandeld? De gehoorgang wordt met zuiver water op lichaamstemperatuur uitgespoten zodat het oorsmeer mee komt. 81 Som de 2 delen van het middenoor op en geef hun functie. trommelholte die de gehoorbeentjes bevat gehoorbeentjes om de trillingen van het trommelvlies over te brengen op het ovaal venster 82 Wat is de ligging en de functie van de buis van Eustachius? Ligging: de buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte. Functie: als de buis van Eustachius bij het slikken opengaat, wordt de lucht in de trommelholte ververst en wordt de luchtdruk aan weerszijden van het trommelvlies gelijk gehouden. 83 Wat is de oorzaak van een middenoorontsteking en wat is het gevolg voor het horen? Oorzaak: door een slecht werkende buis van Eustachius is er vochtophoping in de trommelholte. Daarin kunnen bacteriën en virussen ontwikkelen en aanleiding geven tot ontsteking en ettervorming. Gevolg: vermindering van gehoor omdat de geluidstrillingen gedempt worden in het vocht. 84 Wat is het doel van het plaatsen van een trommelvliesbuisje? Een open verbinding tussen middenoor en gehoorgang maken zodat etter kan afvloeien en de kans op infectie en ontsteking van het middenoor kleiner wordt. 85* In het middenoor liggen spiertjes die reflexmatig samentrekken bij blootstelling aan zeer harde geluiden. Wat is het effect daarvan? Door de samentrekking van die spiertjes worden de trillingsmogelijkheden van trommelvlies en stijgbeugel onder controle gehouden. Deel 2 Evaluatievragen en antwoorden 49