Nationaal programma Zee- en Kust Onderzoek (ZKO)

Nationaal programma Zee- en Kust Onderzoek (ZKO) Thema oceanen Beoordelingsprocedure en criteria Er is in eerste instantie (deadline 31 januari 2008) sprake van een gelijktijdige indiening en beoordeling van pre-proposals voor een combinatie van grootschalige geïntegreerde programma s en enkele kleinere voorstellen. Combinatie van voorstellen behoort tot de mogelijkheden. De ZKO programmaraad zal de eerste vooraanmeldingen beoordelen aan de hand van navolgende viertal criteria A-D. A. relevantie voor de doelstelling van het thema oceanen aansluiting op een van de 3 geformuleerde hoofdlijnen; de zeegaande component (in situ gegevenverzameling) is een wezenlijk onderdeel van het programma; integratie analyse meetgegevens en modelcomponent; B. kwaliteit en meerwaarde van de samenwerkende groepen: minimaal 3 groepen van 2 instituten/universiteiten; nieuwe samenwerking dan wel verdieping en/of verbreding bestaande samenwerking; afstemming met buitenlandse partners en/of internationale programma s; kwaliteit van de groepen en de onderlinge efficiency meerwaarde; C. beschikbaarheid van schepen en/of materiaal en optimalisatie inzet vaartijd: de Pelagia is preferred carrier, tenzij kan worden beargumenteerd waarom deze niet geschikt is; er is een combinatie mogelijk met andere (deel)programma s in dezelfde regio of en route daarheen; er is afstemming mogelijk met andere (evt. buitenlandse) tochten voor uitzetten of ophalen van apparatuur; de kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het aantal werkdagen op zee D. toepassingsmogelijkheden van onderzoeksresultaten: het programma draagt bij aan een beter begrip van het functioneren van (een deel van) de oceanen en zal naar verwachting binnen 2 jaar, na veldfase leiden tot concrete onderzoeksresultaten; er is een relatie te leggen met, dan wel resultaten toe te passen op, de Noordzee dan wel het West- Europese klimaat; het onderzoek is mogelijk relevant voor beleid in het kader van internationale verdragen De programmaraad houdt zich het recht voor om vanuit efficiency en effectiviteit een definitieve keuze te bepalen. Mede op basis van een advies over de aangevraagde inzet van vaartijd door het NIOZ-MRF en toets van ingediende vooraanmeldingen (ideeën) op de criteria zal de programmaraad het gebiedsbestuur ALW adviseren over de regio, vaarplan en financieel kader voor een vaarprogramma in 2009/2010. Na goedkeuring zal een definitieve oproep volgen voor het indienen van concrete projectvoorstellen. Aan de hand van het voor 2009/2010 vastgestelde concept vaarplan zullen de aanvragers eind maart advies ontvangen over het indienen van een aanvraag binnen de oproep voor 2009/2010, of de eventuele mogelijkheid om voor het vaarplan 2010/2011 een nader uitgewerkt idee in te dienen. Nader uitgewerkte concrete projectvoorstellen voor 2009/2010 moeten vervolgens uiterlijk 15 mei 2008 elektronisch bij NWO worden ingediend. De voorstellen zullen worden geprioriteerd op basis van de volgende twee hoofdcriteria. Onder hoofdcriterium I. zullen criteria A-D opnieuw worden gewogen: I. Criterium relevantie en toepasselijkheid: relevantie voor de doelstelling van het thema oceanen beschikbaarheid van schepen en/of materiaal en optimalisatie inzet vaartijd toepassingsmogelijkheden van onderzoeksresultaten. II. Criterium wetenschappelijke kwaliteit: originaliteit/innovatief karakter wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel wetenschappelijke kwaliteit van de samenwerkende onderzoeksgroep Beide criteria, alsmede de deelcriteria, worden in gelijke mate gewogen. Voor de beoordeling zal een extern adviespanel worden ingesteld. Het panel heeft als taak aan de hand van deze criteria en op basis van de eigen expertise te komen tot een beoordeling van de relevantie en kwaliteit van de ingediende voorstellen resulterend in een eerste prioriteitsvolgorde. De rol van de programmaraad is het panel oordeel over relevantie en toepasselijkheid te wegen met hun eigen oordeel vanuit de nationale context en regiefunctie. De programmaraad stelt uiteindelijk een honoreringsadvies op voor het gebiedsbestuur. De taak van het gebiedsbestuur is op basis van de verkregen beoordeling en advies te beslissen over al of niet toe te wijzen voorstellen en daarbij te toetsen of de selectieprocedure naar behoren is gevolgd. Een nadere beschrijving van de criteria en procedure is opgenomen in bijlage yy. Pagina 1 van 6 versie 14 maart 2008

Aanwijzingen voor indiening Tenzij in deze oproep anders aangegeven, is voor de uitvoering van het ZKO programma de regeling subsidieverlening NWO uitgangspunt. Voor de uitvoering van gehonoreerde aanvragen, en in verband met het hierna gestelde, worden bij elke toekenning van subsidie aan de aanvrager nadere subsidiebepalingen toegezonden. Wie kan aanvragen Het doen van subsidieaanvragen staat open voor onderzoekers van Nederlandse universiteiten, NWO- en KNAW instituten, KNMI, Wageningen IMARES en Deltares. Medewerkers van andere onderzoeksinstituten kunnen aanvragen indienen wanneer naar het oordeel van het NWO-ALW bestuur aan de volgende criteria wordt voldaan: a) het instituut is gevestigd in Nederland; b) het instituut heeft een onafhankelijke onderzoekstaak; c) het instituut heeft geen winstoogmerk; d) in het onderzoek waarvoor subsidie wordt gevraagd werkt het instituut samen met een universiteit, blijkend uit een personele of materiële bijdrage aan het onderzoek vanuit die universiteit, en genieten de onderzoekers vrijheid van publicatie in de internationale wetenschappelijke literatuur. De oproep voor 2009/2010 staat alleen open voor aanvragers die per 31 januari 2008 een vooraanmelding hebben ingediend. Voorwaarden: Gegeven de binnen het ZKO te stimuleren samenwerking, dienen voorstellen gezamenlijk te worden ingediend door onderzoekers uit minimaal 3 groepen van minimaal 2 verschillende instellingen. De onderzoeksgegevens zullen publiek beschikbaar worden gesteld en aanvragers dienen hun medewerking te verlenen aan activiteiten gericht op kennisuitwisseling zoals de Noordzeedagen of het Nederlands Aardwetenschappelijk Congres. De aanvragers (m/v) dienen te beschikken over een bewijs waaruit blijkt dat de instelling de aanvrager in de gelegenheid stelt om gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek voor een adequate begeleiding van het onderzoek zorg te dragen. Dit kan middels een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager: een vaste aanstelling heeft bij de instelling waar het onderzoek zal worden uitgevoerd; of gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek bij die instelling in dienst zal zijn. Het is niet mogelijk dat de onderzoeker voor zichzelf een positie aanvraagt Een subsidie wordt altijd aangevraagd door één hoofdindiener, waarmee in eerste instantie gecorrespondeerd wordt. Het bestuur behoudt zich het recht voor op grond van onvoldoende gegevens over de indiener en infrastructuur projecten af te wijzen zonder raadpleging van referenten. Van aanvragers wordt verwacht dat zij de wetenschappelijke, organisatorische en financiële verantwoordelijkheid voor het onderzoek waarvoor subsidie wordt aangevraagd, op zich nemen. Dit houdt ondermeer in dat aanvragers, indien subsidie wordt toegekend, zullen zorgdragen voor voortgangsrapporten en een wetenschappelijk verslag aan het eind van de subsidieperiode. Nalatigheid kan negatieve gevolgen hebben voor eventuele verdere steunverlening door NWO. Wat kan worden aangevraagd Subsidie kan worden aangevraagd ter dekking van alle redelijke, additionele kosten die voor het onderzoek moeten worden gemaakt, zoals personeel (bruto salaris), materiële voorzieningen (apparatuur, verbruiksgoederen, reiskosten e.d.) en veldwerk (incl. scheepstijd). Géén subsidie kan worden aangevraagd voor student-assistenten, 'overhead', algemene laboratoriumuitrusting, onderhouds- en verzekeringskosten. Personele kosten: In principe kunnen aio en postdoc posities worden aangevraagd op basis van de standaard vergoedingen uit het convenant tussen NWO en de VSNU. Inclusief een vast benchfee, zijn deze per 1 juli 2007 voor een aio 182.500 euro en postdoc 180.000 euro. Gegeven de beoogde (versterkte) samenwerking tussen verschillende instellingen met meerdere aanvragers en de beoogde focus en massa kunnen per aanvraag meerdere personele posities worden aangevraagd, tot in principe een maximum van 4 aio (voor 4 jaar) en/of postdoc (voor 3 jaar) posities. Materiele kosten: Apparatuur voor 100% tot 25.000 en daarboven voor 75% tot een maximum van 110.000 euro per aio/postdoc. Voor apparatuur van meer dan 110.000 euro kan een beroep worden gedaan op NWO- Middelgroot (tot 900.000 euro) of Groot (meer dan 900.000 euro) subsidie (eerstvolgende deadline is 3 september 2008). Verbruiksgoederen en analyse kosten tot maximaal 10.000 euro per jaar per aio of postdoc. Expeditiekosten (transport, materialen, reiskosten naar haven, technische ondersteuning, scheepstijd) worden via NIOZ-MRF beschikbaar gesteld. Voor advies door NIOZ-MRF dient een apart formulier voor de vaartijd aanvraag te worden ingevuld. Er geldt een maximum van 28 vaardagen per vaartocht. Pagina 2 van 6 versie 14 maart 2008

Looptijd programma, budget voor deze call Najaar 2008 zullen de toekenning voor de het vaarplan 2009/2010 worden vastgesteld. De daadwerkelijke implementatie en detailplanning zal begin 2009 plaatsvinden. De looptijd van het programma is tot minimaal 2012. Een mogelijke verlenging, is afhankelijk van een succesvolle implementatie en evaluatie. Bij de start is door OCW, LNV, V&W, NIOZ en NWO een budget (inclusief scheepstijd) van bijna 20 miljoen euro bijeen gebracht voor het ZKO. Hiervan is 6 miljoen euro voor het thema oceanen gereserveerd, inclusief een budget voor 275vaardagen voor de periode 2009-2011. Eventuele volgende rondes, symposia, evaluatie van programma Er volgt eind september een vervolgoproep voor vaartijdaanvragen 2010/2011, met een deadline voor indiening op 1 december 2008. In 2010/2011 zal er tbv OCW een tussentijdse evaluatie van het Nationaal Onderzoeksprogramma Zee en Kust plaatsvinden. Deadline call(s) Uitgewerkte aanvragen dienen uiterlijk donderdag 15 mei 2008 via het elektronisch aanvraagsysteem IRIS (www.iris.nwo.nl) bij NWO te worden ingediend. Samenstelling en taken programmaraad en adviespanel Begin april is op voordracht vanuit de NAM, FOKUZ (NIOZ/NIOO), Deltares, Wageningen IMARES, Universiteit Utrecht, Rijksuniversiteit Groningen en de ministeries van V&W en LNV door het gebiedsbestuur een programmaraad voor het ZKO ingesteld. De programmaraad heeft als taken het vijfjaarlijks opstellen van een Nationaal Onderzoeksprogramma, zorgdragen voor de implementatie hiervan en creëren van draagvlak bij stakeholders, alsmede toezicht houden op de binnen het programma benodigde projectselectieprocessen en allocatie van beschikbare middelen. Het gebiedsbestuur draagt formeel de eindverantwoordelijkheid voor toewijzen van middelen en fungeert als Raad van Toezicht. Het adviespanel bestaat uit 6 a 9 onafhankelijke buitenlandse experts met brede spreiding over de drie hoofdlijnen. Het gebiedsbestuur zal een groslijst vaststellen van aan te schrijven kandidaten. Zodra de samenstelling bekend is zal deze op de website http://www.nwo.nl/zeeonderzoek worden gepubliceerd. Pagina 3 van 6 versie 14 maart 2008

Bijlage yy BEOORDELINGSCRITERIA VOOR PROJECTAANVRAGEN De uitgewerkte aanvragen zullen door een extern panel worden beoordeeld op hun wetenschappelijke kwaliteit en geprioriteerd op basis van zowel relevantie als kwaliteit. Op basis van het panel oordeel en op grond van beleidsoverwegingen en de beschikbare middelen brengt de programmaraad advies uit aan het gebiedsbestuur. Het ALW-bestuur neemt op basis van panel oordeel en advies van de programmaraad een honoreringsbesluit. Beoordelingscriteria uitgewerkte projectaanvragen Criteria I: relevantie en toepasbaarheid A. Relevantie voor doelstelling van het thema oceanen B. Beschikbaarheid schepen/apparatuur en optimalisatie C. Toepassingsmogelijkheden van onderzoeksresultaten Criteria II: wetenschappelijke kwaliteit A. Originaliteit/Innovatief karakter B. Wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel C. Wetenschappelijke kwaliteit van de samenwerkende groep De beide criteria I en II, alsmede de deelcriteria, worden in gelijke mate gewogen. Toelichting op de criteria I relevantie en toepasbaarheid: I.A. Relevantie voor de doelstelling van het thema oceanen aansluiting op een van de 3 geformuleerde hoofdlijnen; de zeegaande component (in situ gegevenverzameling) is een wezenlijk onderdeel van het programma; integratie analyse meetgegevens en modelcomponent; In hoeverre draagt het project bij aan de beantwoording van (een van) de 3 hoofdlijnen zoals beschreven in de doelstelling? I.B. Beschikbaarheid van schepen en/of materiaal en optimalisatie inzet vaartijd de Pelagia is preferred carrier, tenzij kan worden beargumenteerd waarom deze niet geschikt is; er is een combinatie mogelijk met andere (deel)programma s in dezelfde regio of en route daarheen; de kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het aantal werkdagen op zee er is afstemming mogelijk met andere (evt. buitenlandse) tochten voor uitzetten of ophalen van apparatuur; I.C. Toepassingsmogelijkheden van onderzoeksresultaten het programma draagt bij aan een beter begrip van het functioneren van (een deel van) de oceanen en zal naar verwachting binnen 2 jaar leiden tot concrete onderzoeksresultaten; er is een relatie te leggen met, dan wel resultaten toe te passen op, de Noordzee dan wel het klimaat van Noordwest Europa; het onderzoek is mogelijk relevant voor beleid in het kader van internationale verdragen Pagina 4 van 6 versie 14 maart 2008

Toelichting op criteria II wetenschappelijke kwaliteit: II.A. Originaliteit/Innovatief karakter Wat is het potentieel vernieuwende ten aanzien van het bredere veld van het onderzoekthema? Per definitie worden met alle onderzoekresultaten de grenzen van het 'bekende' verlegd. Het gaat er bij dit punt echter om het onderzoek met een meer vernieuwende inbreng t.a.v. de discipline(s) waarbinnen het onderzoek zal moeten plaatsvinden, te onderscheiden van het meer routinematige, op traditionele methoden gebaseerde onderzoek. Daarbij kan gekeken worden naar de voorgestelde onderzoeksmethoden en het potentiële onderzoekresultaat. Is het voorgestelde onderzoek baanbrekend? In het oog moet worden gehouden dat een werkelijk exploratief onderzoekprogramma herkend moet kunnen worden en, ondanks een eventuele geïsoleerde positie (b.v. beginnende of kleine onderzoekgroep), een goede kans op steun moet maken. Evenzo is het niet reëel er vanuit te gaan dat een onderzoekgroep elke vier jaar iets geheel nieuws gaat doen. Voortbouwen op eerder werk moet mogelijk zijn, al mag daarvan verlangd worden dat zichtbaar is wat het vernieuwende is t.o.v. het eerdere werk. II.B. Wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel In het algemeen kan gezegd worden dat de wetenschappelijke kwaliteit samenhangt met: I. Scientific approach and methodology (vooronderzoek, werkplan, methode) Bij dit punt kan worden gekeken of de gekozen methoden en technieken duidelijk omschreven zijn en of het werkplan in het licht van de vraagstelling en de doelstelling van het onderzoek van voldoende niveau is. Ook kan men bezien in hoeverre het voorgestelde onderzoek zich verhoudt tot onderzoek dat internationaal op dit terrein wordt verricht. II. Clarity and substance of objectives Van belang is dat de vraagstelling voldoende duidelijk maakt op welke zaken het onderzoek zich zal richten en of er sprake is van een substantieel doel dat tot de verbeelding spreekt. Uit de aanvraag moet duidelijk blijken dat de geformuleerde doelstellingen van herkenbaar wetenschappelijk gewicht zijn. III. Impact: potential extension/deepening of knowledge Welke perspectieven worden, via oplossing van de gestelde problematiek, binnen en buiten het vakgebied geopend? Wat is de relevantie van het voorstel voor de ontwikkeling van het betreffende gebied? Bij beoogde onderzoekresultaten die andere onderzoekgroepen/disciplines in de praktijk van het eigen onderzoek zeer goed kunnen gebruiken, zodat ook op die terreinen beter en vernieuwend onderzoek kan plaatsvinden, zal er bijvoorbeeld sprake zijn van een (groot) uitstralend effect. Niet alleen multidisciplinair projectonderzoek kan een brede uitstraling bieden, maar ook monodisciplinair onderzoek. II.C. Wetenschappelijke kwaliteit van de samenwerkende groep Een vooraanstaande internationale positie van de onderzoeksgroep op het gekozen onderwerp zal o.a. moeten blijken uit publicaties in eerste klas tijdschriften die een internationaal 'peer review' systeem hanteren. De deelname van, of relaties met, buitenlandse onderzoekers dient daarbij te worden meegewogen, mits die participatie in voldoende mate geconcretiseerd is. Tav kwaliteit zal bij bestaande samenwerking met name worden gekeken naar bereikte resultaten, zoals o.a. blijkend uit gezamenlijke publicaties, en bij nieuwe samenwerking zal worden gekeken naar de (combinatie van) specifieke expertises en hoe deze elkaar kunnen aanvullen. Beoordeling door het panel Het pakket voorstellen wordt onder de leden van het panel verdeeld. Ieder voorstel wordt door minimaal 2 leden beoordeeld die per voorstel aan de hand van de criteria een eerste schriftelijk oordeel opstellen met eventueel aanvullende vragen. De schriftelijke beoordelingen worden voor wederhoor aan de indieners voorgelegd. Het panel ontvangt een volledig pakket aanvragen met beoordelingen en wederhoor reacties en beoordeelt de aanvragen in onderlinge competitie. Voorafgaand aan de vergadering scoren de leden van het panel ieder voor zich de voorstellen op de beoordelingscriteria aan de hand van de hierna opgenomen beoordelingschaal en worden de scores op de verschillende criteria opgeteld. Gemiddeld over de leden van het panel wordt de initiële waardering voor een voorstel en de voorlopige ranking van Pagina 5 van 6 versie 14 maart 2008

een voorstel binnen het gehele pakket aanvragen vastgesteld. Het panel heeft de mogelijkheid aanvragers voor een interview uit te nodigen. In de panelvergadering wordt de definitieve prioriteitsvolgorde besproken en besloten tot een eindoordeel van de verschillende voorstellen. Het eindoordeel wordt tot uitdrukking gebracht in een score per criterium en een daarmee corresponderende totaalscore. De programmaraad stelt aansluitend een honoreringsadvies op voor het gebiedsbestuur en laat zich voornamelijk leiden door het paneloordeel. Niettemin kan de programmaraad hiervan afwijken door het panel oordeel over relevantie en toepasselijkheid te wegen met een eigen oordeel vanuit de nationale context, logistieke randvoorwaarden en regiefunctie. De taak van het gebiedsbestuur is op basis van de verkregen panel beoordeling en programmaraad advies te beslissen over al of niet toe te wijzen voorstellen en daarbij te toetsen of de selectieprocedure naar behoren is gevolgd. Beoordelingsschaal Kwalificatie excellent zeer goed goed gemiddeld matig Beoordelingscijfer per criterium 1 3 5 7 9 Pagina 6 van 6 versie 14 maart 2008