/ cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -% IN Vlaams Gewest 1 / 1.9.1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/1
Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op 1.9.1 door: Heidi Cloots, Herwin De Kind, Erik Hendrickx, Anne Kongs, Hilde Smets Afdeling Informatie en Zorgberoepen Hoe refereren naar dit document? Zorg en Gezondheid, Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in -1 [Online publicatie]. Brussel: Agentschap Zorg en Gezondheid, afdeling Informatie en Zorgberoepen, 1 [geraadpleegd op../../..], Beschikbaar op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers/vorige_cijfers/ GI1_evaluatie-doelstelling-suicide.pdf 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in /1
Inhoudstafel 1 Evaluatie doelstelling via sterftecijfers 1.1 Nuanceringen Evaluatie algemene doelstelling.1 Absolute aantallen. Bruto sterftecijfer.3 Gestandaardiseerde sterfte 3 Evaluatie doelstelling per leeftijdsgroep 7 3.1 Zelfdoding -1 jaar 3. Zelfdoding 1-9 jaar 3.3 Zelfdoding 3- jaar 3. Zelfdoding -9 jaar 11 3. Zelfdoding -7 jaar 1 3. Zelfdoding 7 jaar en ouder 13 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 3/1
1 Evaluatie doelstelling via sterftecijfers De gezondheidsdoelstelling zelfdoding bepaalt dat de sterfte door zelfdoding bij mannen en vrouwen tegen met % moet verminderd zijn ten opzichte van. Deze doelstelling is nog niet gehaald. Toch valt er te nuanceren. 1.1 NUANCERINGEN Absolute versus relatieve versus gestandaardiseerde cijfers Absolute aantallen overlijdens geven eigenlijk geen goed beeld van de werkelijkheid. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste groeit de bevolking. Tussen en 1 was er een bevolkingstoename met %. Dit probleem wordt opgelost door de aantallen weer te geven per. inwoners, de bruto sterfte of relatieve sterfte. Ten tweede komt een aanzienlijk deel van de suïcides bij ouderen voor. En net deze bevolkingsgroep wordt steeds groter. Dit effect wordt weggewerkt door de cijfers te standaardiseren. en onbepaalde intentie Bij uitwendige doodsoorzaken is het niet steeds mogelijk om te bepalen of het om een ongeval, een doding of een suïcide ging. Het aantal overlijdens waarbij de intentie niet kon bepaald worden, steeg in 1-1 nog sterker dan in de periode ervoor. Er zijn aanwijzingen dat het redelijk is te veronderstellen dat het in een groot deel van die gevallen om suïcide ging. De suïcidecijfers als zodanig gerapporteerd zijn daarom allicht een onderschatting van de werkelijkheid. De overlijdens door onbepaalde intentie nuanceren dus de suïcidecijfers. We gebruiken ze dan ook als een maat voor de onzekerheid rond de gerapporteerde cijfers. De suïcidecijfers als zodanig gerapporteerd beschouwen we als een minimum, de cijfers voor suïcide en onbepaalde intentie samen als een maximum. De werkelijkheid ligt daar ergens tussenin. Evaluatie algemene doelstelling.1 ABSOLUTE AANTALLEN In 1 overleden er meer mensen door suïcide (zo gerapporteerd) dan in 13 maar minder dan in de 3 jaren daarvoor (-1). In vergelijking met het jaar was het aantal suïcides (als zodanig gerapporteerd) in 1 gedaald met 13% bij mannen en gestegen met 1% bij vrouwen. Dit moeten we relativeren: sinds nam het aantal niet-natuurlijke overlijdens waarvan de intentie niet kon bepaald worden sterk toe. Als we deze meetellen, dan noteren we een stijging ten opzichte van met,1% voor mannen en 1% voor vrouwen. 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in /1
OVERZICHT VAN ABSOLUTE CIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD, ONBEPAALDE INTENTIE, EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING onbepaalde intentie (OI) suïcide en OI (maximum) onbepaalde intentie (OI) suïcide en OI (maximum) (minimum) (minimum) 3 9 9 331 33 773 9 9 9 9 3 1 733 1 93 333 1 streefcijfer 7 71 verschil met -13% +% +1% +1% Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1. BRUTO STERFTECIJFER Wanneer we rekening houden met de groei van de bevolking, zijn de cijfers gunstiger. In vergelijking met het jaar was het relatief aantal suïcides (als zodanig gerapporteerd) in 1 gedaald met % bij mannen en met 7% bij vrouwen. Dit moeten we weer relativeren: als we de overlijdens waarvan de intentie niet kon bepaald worden meetellen, dan zien we kleinere daling voor mannen (-7%) en een stijging voor vrouwen (+%). OVERZICHT VAN BRUTO STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD, ONBEPAALDE INTENTIE, EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING onbepaalde intentie (OI) suïcide en OI (maximum) onbepaalde intentie (OI) suïcide en OI (maximum) (minimum) (minimum), 1,7 3, 11,,7 11,7,1 3,1, 9,3 1,9 11, 1 3,,1,,3,1 1, streefcijfer 3,,, verschil met -% -7% -7% +% Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in /1
.3 GESTANDAARDISEERDE STERFTE Wanneer we ook rekening houden met de veranderende leeftijdsverdeling ( gestandaardiseerde aantallen), waren er in 1 duidelijk minder overlijdens door suïcide (zo gerapporteerd) dan in. Voor mannen stellen we een daling van 3% vast tussen het gestandaardiseerde aantal overlijdens in en dat in 1. Bij mannen lijkt de doelstelling dus al gehaald als we enkel uitgaan van het aantal letterlijk gerapporteerde suïcides en rekening houden met de bevolkingsgroei en de evoluerende leeftijdsverdeling van de bevolking. Voor vrouwen daalde het gestandaardiseerde aantal overlijdens in 1 met 11% ten opzichte van. Toch hebben ook hier de sterk stijgende cijfers van overlijdens door onbepaalde intentie een temperende invloed. Als we die bij de suïcides optellen, stellen we een veel kleinere daling met 11% vast voor mannen en zelfs een stijging met % voor vrouwen. De doelstelling van -% lijkt dan nog erg veraf. OVERZICHT VAN GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS (EUROPESE STANDAARD 3) VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD, ONBEPAALDE INTENTIE, EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING onbepaalde intentie (OI) suïcide en OI (maximum) onbepaalde intentie (OI) suïcide en OI (maximum) (minimum) (minimum) 3, 1,7 3, 11,1, 11,9, 3,,7 9,3 1, 11,1 1 3,,, 9,9,1 1,1 streefcijfer,,,9 17,1 verschil met -3% -11% -11% +1,7% Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in /1
Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw EVOLUTIE GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS (EUROPESE STANDAARD 3) VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 3 3 Onbepaalde intentie Doelstelling -% Doelstelling + OI (-%) 3 3 1 31 3 9 9 3 7 1 1 3 7 9 11 1 13 1 1 1 Onbepaalde intentie Doelstelling -% Doelstelling + OI (-%) 1 1 11 9 9 9 9 1 3 7 9 11 1 13 1 Opgelet: Schalen voor mannen en vrouwen verschillen Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 3 Evaluatie doelstelling per leeftijdsgroep Het suïcidecijfer verschilt met de leeftijd, en is het hoogst op middelbare leeftijd ( tot 9 jaar) en oudere leeftijd (boven de 7 jaar). Het extreem hoge risico dat mannen vanaf jaar hadden in het jaar is wel flink afgenomen. Deze cijfers zijn gestandaardiseerd (Europese standaardbevolking, 3) en uitgedrukt in aantal overlijdens per. inwoners. 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 7/1
Brutosterfte per. inw De grafieken in blauw geven de cijfers voor mannen weer, die in rood die voor vrouwen. De schaal verschilt per grafiek. Enkel bij kinderen en jongeren onder de 1 jaar, zijn jongens en meisjes samengeteld en zijn de aantallen niet gestandaardiseerd, omdat het over erg kleine aantallen gaat. Trends zijn per leeftijdsgroep minder duidelijk, al kan de algemene trend van een daling tussen en 7 en daarna terug een stijging wel vaak herkend worden. De cijfers voor mannen voor 1 liggen in het algemeen iets lager dan die voor 1 en 13 en meestal ook lager dan die van het jaar. Bij mannen zijn de zelfdodingscijfers alleen gestegen in de leeftijdsgroep van tot 7 jaar. Bij vrouwen zien we in veel leeftijdsgroepen een stijging in 1. Alleen in de leeftijdsgroep van 1-9 jaar zien we sinds 11 een daling en voor de leeftijdsgroep van 7 jaar en ouder, liggen de cijfers in 1 lager dan in 13. 3.1 ZELFDODING -1 JAAR Jongens en meisjes Bij kinderen en jongeren (-1 jaar) bedroeg het aantal suïcides gemiddeld tot 7 overlijdens per jaar in de periode -1. In de cijfers kunnen we geen trend vaststellen. EVOLUTIE BRUTO STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN, VOOR -1-JARIGEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 1, 1, -1 jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1, 1, 1,,,,,, 1 3 7 9 11 1 13 1 1,,,,,, Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 3. ZELFDODING 1-9 JAAR Hier lijkt de doelstelling gehaald. Bij 1-9-jarige mannen daalde het aantal suïcides globaal tot 7, maar stegen de cijfers daarna tot 1. In 13 en 1 daalden ze echter opnieuw. 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in /1
Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Bij mannen was het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd in 1 3% lager dan in. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 % lager dan in. Bij 1-9-jarige vrouwen kunnen we geen trend vaststellen. Bij vrouwen van deze leeftijd was het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd in 1 % lager dan in. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 ook beduidend lager dan in (-3%). EVOLUTIE GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN, VOOR 1-9-JARIGEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 3 1-9 jaar 3 1 1 Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 9 7 3 1 1 3 7 9 11 1 13 1 1-9 jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 9 7 3 1 Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 9/1
Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw 3.3 ZELFDODING 3- JAAR Hier lijkt de doelstelling gehaald, maar dan enkel als we kijken naar suïcide als zodanig gerapporteerd. Ook bij 3--jarige mannen daalden de cijfers tot 7, om naar 9 sterk te stijgen. In -1 daalden de cijfers echter opnieuw zodat ze in 1 respectievelijk % (suïcide zo gerapporteerd) en 1% (suïcide en onbepaalde intentie samen) lager waren dan in. Bij 3--jarige vrouwen schommelden de cijfers met pieken in,, 9 en 1. In 1 lagen deze cijfers respectievelijk 3% (suïcide zo gerapporteerd) en 19% (suïcide en onbepaalde intentie samen) lager dan in. EVOLUTIE GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN, VOOR 3--JARIGEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 3 3 1 1 1 1 1 3- jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 3- jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 3 3 1 1 1 1 1 Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in /1
Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw 3. ZELFDODING -9 JAAR Bij -9-jarigen is het absolute aantal overlijdens door suïcide bijna jaarlijks gestegen sinds. Dit is deels te verklaren doordat ook het aantal inwoners van die leeftijdsgroep toenam in dezelfde periode. De gestandaardiseerde sterftecijfers (per. inwoners) voor deze leeftijdsgroep toonden geen duidelijke evolutie tot. EVOLUTIE GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN, VOOR -9-JARIGEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 3 3 1-9 jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1-9 jaar 3 3 1 1 1 Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 In 11 was er bij mannen een stijging die zich in 1 en 13 doorzette, maar werd stopgezet in 1. Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd lag in 1 % lager dan in. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 1% hoger dan in. 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 11/1
Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Bij vrouwen bleven de cijfers schommelen: Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in 1 % hoger dan in. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 33% hoger dan in. 3. ZELFDODING -7 JAAR Het aantal suïcides bij -7-jarigen schommelde sterk in de periode -1. Wanneer we rekening houden met de bevolking en leeftijdsevoluties stellen we wel eerder een daling vast. Hier lijkt de doelstelling gehaald, maar enkel als we kijken naar suïcide als zodanig gerapporteerd. EVOLUTIE GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN, VOOR -7-JARIGEN. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 3 3 1 1 1 1 1-7 jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1-7 jaar Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 3 3 1 1 1 1 1 Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/1
In 1 was het sterftecijfer door suïcide zo gerapporteerd bij mannen % lager dan in en dat van suïcide en onbepaalde intentie samen 13% lager dan in. Bij vrouwen nam het sterftecijfer in 13 een plotse duik, maar die werd niet bevestigd in 1: Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in 1 % lager dan in, Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 % lager dan in. 3. ZELFDODING 7 JAAR EN OUDER Bij 7+ ers stegen de absolute cijfers met een kwart tot de helft. Rekening houdend met de toenemende veroudering van de bevolking daalden de sterftecijfers wel. Bij mannen daalde het gestandaardiseerde sterftecijfer tussen en sterk (suïcide zo gerapporteerd -%; suïcide en onbepaalde intentie samen -3%) maar stegen daarna terug. Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in 1 3% lager dan in. Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 3% lager dan in. Bij vrouwen is er geen duidelijke trend. Hier namen de sterftecijfers in 13 een plotse vlucht en daalden ze opnieuw in 1: Het sterftecijfer door suïcide als zodanig gerapporteerd was in 1 1% hoger dan in, Het cijfer voor suïcide en onbepaalde intentie samen was in 1 3% hoger dan in. 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 13/1
Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw Gestandaardiseerde sterfte (ASR-E) per. inw EVOLUTIE GESTANDAARDISEERDE STERFTECIJFERS VOOR SUÏCIDE-ALS-ZODANIG-GEREGISTREERD EN SUÏCIDE EN ONBEPAALDE INTENTIE SAMEN, VOOR 7+ ERS. VERGELIJKING MET DE VOOROPGESTELDE DOELSTELLING 7 3 1 1 1 1 7 jaar + Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 7 jaar + Doelstelling (-%) Doelstelling + OI (-%) 1 3 7 9 11 1 13 1 7 3 1 1 1 1 Bron: alle sterftecertificaten, Vlaams Gewest, -1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/1