Hbo-ba Social Innovation Management Stenden Hogeschool. 20 April NVAO Toets Nieuwe Opleiding

Vergelijkbare documenten
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Besluit. Fontys Hogescholen. Raad van bestuur Postbus AH EINDHOVEN

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

: 120 : niet van toepassing : 13 oktober : 5 februari 2016 : 30 maart 2016

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw Associate-degreeprogramma Logistiek Management van de Hogeschool Rotterdam

15 november januari Kader voor de uitgebreide toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

De NVAO heeft voor de beoordeling van de aanvraag op 27 oktober 2005 een panel van deskundigen ingesteld. Het panel kende de volgende samenstelling:

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw Associate-degreeprogramma Bedrijfskunde van de Stichting Hogeschool NHA

Besluit. College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Windesheim Postbus GB ZWOLLE

: 8 april 2016 : 20 mei Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt.2014, nr. 9832).

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master SZ van de Capabel Hogeschool

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw Associate-degreeprogramma Rechten van de Stichting Hogeschool NHA

Datum locatiebezoek(en) : 31 mei 2017 Datum paneladvies : 21 juni 2017 Instellingstoets kwaliteitszorg : ja, positief besluit van 17 oktober 2013

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Datum locatiebezoek : 29 februari 2016 Datum paneladvies : 18 april 2016 Instellingstoets kwaliteitszorg : ja, positief besluit van 18 februari 2014

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

: 25 mei 2016 : 25 juli 2016

: 29 april 2016 : 17 mei 2016

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

: 120 : 25 april 2016 : 2 mei : 13 mei 2016 : 28 mei 2016

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

juli juli 2015

: 8 maart 2016 : 3 juni 2016

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Engineering van de Hogeschool Utrecht

luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Human Resource Management van de Saxion Hogeschool

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie (na herstel) aan de opleiding hbobachelor

Protocol TNO Educatieve Master

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw. 20 mei juli 2016

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de wo-master Executive MBA

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuw Associatedegreeprogramma. : Sales en Accountmanagement

(postinitieel) Zwolle. Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stort. 2014, nr 36791).

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master

: 120. : 30 november 2017

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

ICLON Powerpoint sjabloon

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-master Bestuurskunde van de Hogeschool NCOI

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie. studiejaar

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM. 1. Inleiding

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Conceptkaders HBO5 3 november 2009

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

NSE: Van vraag naar verbetering

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

23 maart april Kader voor de uitgebreide toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr. 9832).

hbo-bachelor Lerarenopleiding basisonderwijs deeltijd Leiderdorp 240 ja, positief besluit van 18 februari 2014 niet van toepassing 30 juli 2012

Almere augustus juli 2017

VISIE OP ONDERWIJS. Associate degrees voltijd

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Bijlage 2. Protocol toetsing Associatedegreeprogramma. 15 december 2009

: 120. : 8 februari 2016 : 4 maart : 3 juni 2016 : 23 juni 2016

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Physician Assistant van de Hogeschool Rotterdam

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor Verpleegkunde van de Breederode Hogeschool

De NVAO beoordeelt het onderwerp doelstellingen opleiding derhalve voldoende.

( X r f) NVAO. Dossiernummer september

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

: Amsterdam, Diemen : 60 : 31 augustus : 29 en 30 mei 2017 : juli 2017

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

De ROWF organiseert al vanaf het begin van de opleidingsschool onderdelen vanuit het generieke programma van de HvA Les op Locatie.

Informatie werkplekleren

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Toetsingskaders opleidingsschool en academische kop 2013

ONDERZOEKSVERSLAG. Rapportage van de toetsing van. HBO bachelor Logistiek en Economie Stenden hogeschool. Croho-registratienummer: 34436

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Social Work van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

BEOORDELING BESTAANDE EXPERIMENTEN LEERUITKOMSTEN

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Financial Services Management van de Hogeschool NCOI

Studieomvang (EC) : 120 Datum macrodoelmatigheidsbesluit : 20 december 2017 Datum aanvraag : 21 december 2017

Transcriptie:

Hbo-ba Social Innovation Management Stenden Hogeschool 20 April 2009 NVAO Toets Nieuwe Opleiding Paneladvies

1 Samenvattend advies 3 2 Inleiding en verantwoording 4 2.1 Werkwijze panel 4 2.2 Opbouw paneladvies 4 3 Beschrijving van de opleiding 5 3.1 Algemeen 5 3.2 Profiel instelling 5 3.3 Profiel opleiding 5 4 Beoordeling per onderwerp 7 4.1 Doelstellingen opleiding 7 4.2 Programma 9 4.3 Inzet van personeel 15 4.4 Voorzieningen 17 4.5 Interne kwaliteitszorg 18 4.6 Condities van continuïteit 20 5 Overzicht advies 23 Bijlage 1: Samenstelling panel 24 Bijlage 2: Programma locatiebezoek 25 Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten 26 Bijlage 4: Lijst met afkortingen 27 pagina 2

1 Samenvattend advies In dit samenvattend advies geeft het panel c.q. de voorzitter een samenvatting van de bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel. Het panel beoordeelt de eindkwalificaties van de opleiding als zijnde voldoende afgestemd met het beroepenveld en als gevolg daarvan door hen gelegitimeerd. Het panel vindt wel dat de eindkwalificaties zich op een aantal punten op een niveau bevinden dat boven dat van een beginnend beroepsbeoefenaar staat. Het panel ziet de huidige eindkwalificaties als eisen die de afgestudeerde pas na enkele jaren beroepservaring kan bereiken. In het programma beoordeelt het panel de verbinding met de beroepspraktijk als sterk. De opleiding heeft de eindkwalificaties op verantwoorde wijze in het programma verwerkt. Het panel waarschuwt wel voor een te geringe kennisverwerving door de studenten. Het heeft niet genoeg aanwijzingen gevonden voor de samenhang van het programma en beoordeelt dit facet daarom als onvoldoende. De studeerbaarheid, de instroomeisen en de duur van het programma zijn alle gepast. De docenten van de opleiding leggen volgens het panel op een verantwoorde wijze de relatie met de beroepspraktijk. Zij zijn vakinhoudelijk en organisatorisch voldoende en didactisch goed ingevoerd. Het panel vindt de faciliteiten van de opleiding prettig en adequaat. De collegezalen en de kleinere studeer- en werkruimten voor de studenten zijn goed. De informatievoorziening is goed en de begeleiding van de studenten in de vorm van de studieloopbaanbegeleiding is passend. Het panel beoordeelt de interne kwaliteitszorg van de opleiding als goed. Er is een stevig kwaliteitszorgsysteem en verheugend veel aandacht voor de implementatie daarvan. De betrokkenheid van de studenten, medewerkers, beroepenveld en alumni is professioneel ingericht. Het panel beoordeelt de economische onderbouwing van de opleiding als degelijk. Met name de bereidheid tot ondersteuning van het college van bestuur van Stenden Hogeschool acht het panel in dit verband van groot gewicht. Het panel vond het aanvraagdossier op bepaalde punten te weinig informatief en te weinig uitgesproken. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Social Innovation Management van Stenden Hogeschool. Den Haag, 20 april 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Social Innovation Management van Stenden Hogeschool, prof.dr. J.P. van Ewijk (voorzitter) drs. W.J.J.C. Vercouteren RC (secretaris) pagina 3

2 Inleiding en verantwoording In dit hoofdstuk staat de informatie over de wijze waarop het toetsingspanel te werk gegaan is om tot zijn bevindingen, overwegingen, conclusies en oordelen van de onderzochte facetten te komen. 2.1 Werkwijze panel De opleiding heeft op 17 oktober 2008 het aanvraagdossier bij de NVAO ingediend (ontvangstdatum: 20 oktober 2008). Het panel heeft het aanvraagdossier ontvangen ruim voor de voorbereidende vergadering. Deze vergadering vond plaats op 16 februari 2009. De voorzitter kon daarbij niet aanwezig zijn maar hij heeft zijn reactie schriftelijk doen toekomen. Tijdens de vergadering heeft het panel het aanvraagdossier besproken en vragen geformuleerd met het oog op het locatiebezoek. De secretaris heeft de vragen op papier gezet. Ook heeft het panel de lijst van documenten opgesteld die het panel vooraf toegestuurd wenste te hebben. Op 19 maart 2009 heeft het panel de gevraagde aanvullende documenten van de opleiding ontvangen. Op 31 maart 2009 heeft het panel een tweede voorbereidende bijeenkomst belegd, waarin de onderwerpen en facetten waarop het panel zich wilde richten volledig zijn besproken. Op 1 april 2009 heeft het locatiebezoek bij de opleiding plaatsgevonden. Het panel heeft daar ter plekke aanvullende documenten kunnen inzien. Het locatiebezoek is verlopen volgens het programma dat vooraf met de opleiding vastgesteld was. Het panel heeft met alle geledingen van de opleiding kunnen spreken. Het heeft aan het einde van het locatiebezoek intern zijn bevindingen besproken maar heeft geen terugkoppeling van de bevindingen gegeven aan de opleiding. Op basis van de bevindingen uit het locatiebezoek heeft de secretaris een conceptrapport opgesteld en op 12 april 2009 aan de leden van het panel toegezonden. De leden van het panel hebben dit concept van commentaar voorzien. De secretaris heeft deze commentaren verwerkt en een definitief rapport geschreven. De gesprekken met de opleiding en de bestudeerde documentatie hebben het panel voldoende informatie verschaft om tot een afgewogen oordeel te komen. 2.2 Opbouw paneladvies Het panel heeft zijn advies opgebouwd aan de hand van de facetten van het toetsingskader nieuwe opleidingen van de NVAO. Deze staan in hoofdstuk 4 van dit rapport. Daaraan vooraf gaat in hoofdstuk 3 een korte schets van Stenden Hogeschool en de getoetste opleiding Social Innovation Management. In hoofdstuk 1 zijn de belangrijkste elementen van het paneladvies samengevat. pagina 4

3 Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Locatie Variant Sector Nederland Stenden Hogeschool Social Innovation Management Bachelor Hbo Emmen Voltijd Gedrag en Maatschappij 3.2 Profiel instelling Stenden Hogeschool is ontstaan uit een fusie van Hogeschool Drenthe in Emmen en de Christelijke Hogeschool Nederland te Leeuwarden. De bestuurlijke fusie was op 1 januari 2008 een feit. Op 1 januari 2009 is de volledige fusie van de instellingen gerealiseerd. Stenden Hogeschool telt 11.000 studenten en bijna 1.000 medewerkers. Van deze studenten studeren er ongeveer 2.500 aan de voormalige Hogeschool Drenthe. De hogeschool biedt in totaal 3 associate-degreeopleidingen aan, 19 bacheloropleidingen, 4 masteropleidingen en sedert april 2009 ook 3 wetenschappelijke masteropleidingen. Deze opleidingen bevinden zich in de sectoren (Service) Management, Zorg, Educatie, Economie en Techniek. Stenden Hogeschool is internationaal. Naast 5 vestigingen in Noord-Nederland heeft de hogeschool 5 vestigingen in het buitenland. De doelstelling van Stenden Hogeschool is invulling te geven aan het concept van de New University. Dat concept houdt een samengaan van onderwijs, onderzoek en commerciële activiteiten in. De hogeschool stimuleert het ondernemend leren. 3.3 Profiel opleiding De opleiding Social Innovation Management is een opleiding op het gebied van Social Work. Bij de vestiging in Leeuwarden heeft de hogeschool twee opleidingen Social Work, te weten Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Creatieve Therapie. Op de locatie Emmen is de voorgenomen opleiding de eerste binnen het gebied van Social Work. Deze opleiding is een afzonderlijke opleiding binnen het domein Social Work. De opleiding heeft niet gekozen voor een afstudeerrichting binnen een andere opleiding Social Work omdat de inhoudelijke ruimte binnen deze opleidingen daarvoor te beperkt was. De dean van Social Work stuurt de opleiding Social Innovation Management aan. De dean is verantwoordelijk voor de inhoud en de organisatie van het programma van de opleiding. De doelstellingen van de opleiding zijn het opleiden van studenten tot professionals die vanuit een integrale visie een interdisciplinaire aanpak voor complexe maatschappelijke pagina 5

vraagstukken en processen weten te initiëren, ontwikkelen en implementeren. Deze professionals zijn in staat deze aanpak te vertalen in strategisch en tactisch beleid en in concrete acties die gericht zijn op maatschappelijk rendement, ontwikkeling en transformatie. De professionals doen dat in interactie met alle betrokken actoren en weten daarbij de verschillende belangen met elkaar te verbinden. De opleiding telt vier leerjaren. In de eerste drie jaren is de structuur van het programma steeds dezelfde, zowel wat de werkvormen betreft als wat de organisatie van de inhoud aangaat. Wat de werkvormen betreft, bestaat deze vaste structuur uit hoorcolleges, interactieve werkvormen, trainingen, studieloopbaanbegeleiding, stages, zelfstudie en assessments (toetsen). Al deze onderwijsvormen komen vanaf de eerste week van de opleiding aan bod, inclusief de stages. Elk van de semesters in de eerste drie jaren heeft een thema. Semester 1 gaat over Beroep in Beeld, semester 2 behandelt Overheid, Politiek en Samenleving, semester 3 gaat over Samenhang in Wonen en Leven en haar Maatschappelijke Betekenis, semester 4 gaat in op Gebiedsgerichte Ontwikkeling, semester 5 behandelt Beleidsontwikkeling in de Maatschappelijke Werkelijkheid en semester 6 gaat over Leefbaarheid. Elk van de semesters is onderverdeeld in drie subthema s. Gewoonlijk besteden de studenten 6 uur per week aan hoorcolleges, 6 uur aan interactieve werkvormen, 3 uur aan trainingen, 3 uur aan studieloopbaanbegeleiding, 8 uur aan de stage en 16 uur aan zelfstudie. Na deze drie jaren volgen de studenten in het eerste semester van het vierde jaar de minor van hun keuze. In het tweede semester van het vierde en laatste jaar voeren de studenten de eindopdracht, genoemd de kwalificatieopdracht uit. Dat doen zij op een stageplaats. pagina 6

4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1 Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Omdat de opleiding Social Innovation Management nog niet bestaat in Nederland, is geen landelijk gelegitimeerd en vastgesteld domeinspecifiek kader voorhanden. Daarom heeft de opleiding zelf een kader opgesteld. De opleiding heeft daartoe met vertegenwoordigers van het beroepenveld gesproken tijdens zogenoemde expertmeetings, veldraadplegingen en gesprekken. Deze bijeenkomsten zijn gehouden in de periode vanaf oktober 2005 tot juni 2007. Daarnaast heeft de opleiding een marktonderzoek en een arbeidsmarktanalyse naar het perspectief van toekomstige afgestudeerden laten uitvoeren. Vanaf november 2007 beschikt de opleiding over een beroepenveldcommissie die advies over de opleiding geeft vanuit het perspectief van de beroepspraktijk. Tussen januari 2008 en oktober 2008 heeft de opleiding een Leergang Social Innovation Management georganiseerd waarin beroepsbeoefenaren ervaring met de opleiding hebben opgedaan. Uit deze contacten met het beroepenveld heeft de opleiding een beroepsprofiel en een competentieprofiel van de toekomstige afgestudeerde Social Innovation Management afgeleid. Het beroepsprofiel schetst professionals die in staat zijn vanuit een integrale visie een interdisciplinaire aanpak voor complexe maatschappelijke vraagstukken en processen te initiëren, ontwikkelen en implementeren en deze aanpak weten te vertalen in strategisch en tactisch beleid en in concrete acties, gericht op maatschappelijk rendement en ontwikkeling. Zij doen dat in interactie met betrokken actoren en weten de verschillende belangen met elkaar te verbinden. Het competentieprofiel van de opleiding is een nadere uitwerking van het beroepsprofiel en kent zeven competentiegebieden waarop de afgestudeerde thuis moet zijn. Deze competentiegebieden zijn integrale visieontwikkeling, kennisdelen en kenniscreatie, ketensamenwerking en communicatie, werken en leren in de beroepspraktijk, persoonlijke ontwikkeling, samenwerking en resultaatgericht handelen. Elk van de competentiegebieden pagina 7

omvat ongeveer tien afzonderlijke uitgeschreven competenties. Het competentieprofiel en de competentiegebieden gelden als de eindkwalificaties van de opleiding. Het panel beoordeelt de wijze waarop de opleiding tot de eindkwalificaties van de opleiding is gekomen als valide. De opleiding heeft naar de mening van het panel ruim voldoende informatie ingewonnen bij het relevante beroepenveld. Het daaruit afgeleide beroepsprofiel en competentieprofiel van de opleiding acht het panel relevant en voldoende gelegitimeerd. Het panel is overtuigd van de aansluiting van de eindkwalificaties van de opleiding op wat het beroepenveld vraagt. Het panel beoordeelt het facet 1.1 Domeinspecifieke eisen als voldoende. 4.1.2 Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bij het opstellen van de eindkwalificaties heeft de opleiding gelet op de afstemming daarvan met de Dublin descriptoren. De opleiding heeft een tabel opgesteld waarin de competenties uit het competentieprofiel vergeleken zijn met de Dublin descriptoren. In deze tabel is elk van de competenties tegen de Dublin descriptoren afgezet. De afgestudeerde van de opleiding heeft kennis van en inzicht in verschillende visies en methodieken en heeft zicht op het effect van beleid en maatregelen. Ook kan hij of zij een analyse maken van maatschappelijke vraagstukken, sturing geven aan processen, een plan van aanpak opstellen en daarbij planmatig te werk gaan. Op het gebied van oordeelsvorming is de afgestudeerde in staat projecten te evalueren en kan hij of zij onderzoek doen naar de verbetering van het beleid en de werkwijze van organisaties. Daarnaast kan deze afgestudeerde samenwerken met verschillende actoren en relaties onderhouden met partners in de keten. Ook heeft de afgestudeerde een lerende houding, weet hij of zij de eigen professionaliteit te ontwikkelen en is kritisch over zijn of haar eigen handelen. Het panel ziet in de eindkwalificaties van de afgestudeerde aan de opleiding de Dublin descriptoren terug. Het acht het niveau van de opleiding voldoende en correct onderbouwd. Het panel vindt de competenties aan de zware kant waardoor zij soms minder afgestemd lijken te zijn op het niveau van de bachelor en eerder tenderen in de richting van het masterniveau. Het panel acht dit geen reden voor een onvoldoende beoordeling. Uit de mondelinge gesprekken leidt het panel af dat de opleiding zorgt voor een realistische interpretatie van de eindkwalificaties en om die reden het bachelorniveau waarborgt. Het panel beoordeelt het facet 1.2 Bachelor als voldoende. pagina 8

4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo: De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. De opleiding heeft zich verstaan met het beroepenveld om aldus tot de eindkwalificaties van de opleiding te komen. De opleiding heeft zowel in de ontwerpfase van de opleiding als in de fase van de ontwikkeling ervan bij verschillende gelegenheden en op uiteenlopende wijze met het beroepenveld over de eindkwalificaties van gedachten gewisseld en op die manier de eindkwalificaties met het beroepenveld afgestemd. In de consultaties van het beroepenveld heeft de opleiding gesproken over de kwalificaties van de beginnende beroepsbeoefenaar. De opleiding heeft de eisen van de startbekwame beroepsbeoefenaar expliciet vastgelegd. Het panel beschouwt de eindkwalificaties van de opleiding als degelijk afgestemd met het beroepenveld. Het heeft tussen de opleiding en het beroepenveld ook een consensus vastgesteld over de eisen waaraan de afgestudeerde dient te voldoen. Het panel vindt de eindkwalificaties op sommige punten eerder competenties waarover een afgestudeerde pas na vijf jaar werkervaring kan beschikken dan competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het panel acht de competenties te weinig geëxpliciteerd in de richting van de beginnende beroepsbeoefenaar. Dat is voor het panel overigens geen reden om dit facet als onvoldoende te beschouwen. Het acht de opleiding voldoende in staat de eindkwalificaties realistisch te interpreteren en deze aldus op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar te plaatsen. Het panel beoordeelt het facet 1.3 Oriëntatie hbo als voldoende. 4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel komt op grond van bovenstaande overwegingen en conclusies tot een positief oordeel over onderwerp 1 Doelstellingen opleiding. 4.2 Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. pagina 9

4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding. Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. De opleiding schrijft literatuur voor in de vorm van Nederlandstalige en internationale boeken op het gebied van zorg, welzijn, wonen en management. Daarnaast gaat de literatuur in op onderwerpen op het gebied van planologie, economie en sociale wetenschappen en op de theoretische en methodologische onderbouwing van de analyse van maatschappelijke vraagstukken. Naast deze voorgeschreven literatuur dienen de studenten zelf bronnen te zoeken, onder meer in de vorm van wetenschappelijke artikelen. In de opleiding treden geregeld gastdocenten vanuit de beroepspraktijk op. Deze brengen noties en ervaringen vanuit de praktijk in het onderwijs binnen. Tot slot nemen personen uit het werkveld deel aan het overleg van het opleidingsteam. Zij hebben mede invloed op het programma en op de mate waarin het programma op de beroepspraktijk aansluit. Elk van de semesters van het programma staat in het teken van een bepaald thema. Binnen deze thema s stelt de opleiding steeds drie subthema s aan de orde. Een deel van de behandeling van deze thema s en subthema s vindt plaats in de beroepspraktijk, te weten de stage. Het programma kent vanaf het begin van de opleiding een stage van één dag (8 uren) per week. Aan het einde van de opleiding is een stage van een half jaar voorzien waarin de studenten hun eindwerk ofwel kwalificatieopdracht uitvoeren. Het panel acht de literatuur van een voldoende niveau. Het aandeel van de internationale literatuur is gering maar dat is in de ogen van het panel voor een opleiding op het niveau van een bachelor geen overwegend bezwaar. Het panel vindt de afstemming van het programma op de beroepspraktijk en de actualiteit in de beroepspraktijk sterk. De invloed van de gastdocenten en vertegenwoordigers van het beroepenveld in het opleidingsteam zijn daarvoor een toereikende waarborg, vindt het panel. Het panel vindt de stage vanaf het begin van de opleiding een sterk punt. Zo zijn de studenten in de gelegenheid wat ze leren ook direct in de praktijk toe te passen. Het panel ziet daarin een manier om de theorie en de praktijk dicht bij elkaar te brengen. Het panel beoordeelt het facet 2.1 Eisen hbo als voldoende. pagina 10

4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. De competentiegebieden en de competenties die daartoe behoren zijn leidend voor de inhoud van de onderwijsactiviteiten. Voor elk van de semesters en de onderverdeling daarvan in subthema s heeft de opleiding de competenties uitgeschreven die met dat subthema samenhangen. Daarnaast heeft de opleiding per subthema de leerdoelen geformuleerd die de inhoud van de subthema s aansturen. Aldus wordt een relatie gelegd tussen de eindkwalificaties in de vorm van de competenties, de leerdoelen en de inhoud van de onderwijsactiviteiten. De opleiding heeft het programma nadrukkelijk op een competentiegerichte wijze ingericht. Dat is terug te zien in de opbouw van het programma waarin de competenties sturend zijn voor de inhoud van de semesters en de subthema s daarbinnen. Het competentiegerichte onderwijs is ook terug te zien in het door de opleiding gehanteerde didactische concept. De opleiding streeft ernaar de studenten competentiegericht op te leiden. Dat impliceert in de ogen van de opleiding onder andere het integreren van kennis en vaardigheden, het sturen van het leerproces door de studenten zelf, het aanbrengen van een sterke relatie met de beroepspraktijk, het leggen van de nadruk op de persoonlijke ontwikkeling en de competentiegroei van de studenten en het aanbieden van een krachtige leeromgeving. De opleiding heeft deze noties vertaald in (a) beroepsspecifieke, (b) generieke en ondersteunende en (c) reflectieve en ontwikkelingsgerichte competenties en heeft deze competenties vertaald in onderwijsactiviteiten. De beroepsspecifieke competenties zijn verwerkt in de hoorcolleges, interactieve werkvormen, stage en zelfstudie waarbij tegelijk de integratie van theorie en praktijk tot stand komt. De generieke en ondersteunende competenties zijn vooral het onderwerp van de trainingen. De reflectieve en ontwikkelingsgerichte competenties komen tijdens de studieloopbaanbegeleiding aan bod. Ook is het competentiegerichte onderwijs terug te vinden in de toetsing door de opleiding. Na ieder semester vindt een formatief ofwel ontwikkelingsgericht assessment plaats. Dat assessment is opgebouwd uit een criteriumgericht interview en een peer-assessment. Het criteriumgerichte interview is in handen van een assessor, die niet de studieloopbaanbegeleider van de student is. Het door de student opgebouwde portfolio vormt de basis voor het interview. De beoordeling tijdens het peer-assessment gebeurt door de medestudenten. De basis daarvoor is de presentatie door de student van de bevindingen van een uitgevoerde casus of gedaan actie-onderzoek. Gedurende de gehele looptijd van de opleiding vinden drie summatieve of kwalificerende assessments plaats. Deze assessments houden ook een criteriumgericht interview en een peer-assessment in. Naast het portfolio speelt de door de student geschreven zelfbeoordeling hierbij een rol. Een voldoende beoordeling van het portfolio en de zelfbeoordeling is een voorwaarde voor de toegang tot de summatieve assessments. De summatieve assessments vinden plaats na afloop van het eerste jaar, het derde jaar en het vierde jaar. Aan het einde van de opleiding voeren de studenten in de praktijk hun eindopdracht of kwalificatieopdracht uit. Deze beoogt de integratie van competenties. pagina 11

Het panel beoordeelt de verwerking van de eindkwalificaties in de leerdoelen en de inhoud van de onderwijsactiviteiten als passend. De opleiding heeft duidelijk gemaakt op welke wijze zij dit uitvoert en bewaakt. Het panel heeft wel enige aarzelingen bij de omvang en diepgang van de kennisverwerving door de studenten. Weliswaar heeft het panel begrepen dat de kennisontwikkeling met name in de hoorcolleges en zelfstudie plaatsvindt maar dan dient de opleiding daar wel de gewenste diepgang te bereiken. De studenten dienen in de ogen van het panel te beschikken over theoretisch goed gefundeerde inzichten in de sociale, economische en planologische disciplines. De opleiding brengt deze inzichten wel op een geïntegreerde wijze aan en verbonden aan thema s. Het panel erkent deze benadering maar ziet het gevaar van een te beperkte diepgang van de disiciplines. Gezien de wijze waarop de opleiding met dit onderwerp omgaat, leiden de aarzelingen van het panel niet tot een onvoldoende beoordeling op dit punt. Zowel in de didactiek als in de toetsing komen de eindkwalificaties in voldoende mate aan bod, zo vindt het panel. Het panel acht de competentiegerichte uitvoering van het onderwijs door de opleiding consequent doorgevoerd. Dat heeft in de ogen van het panel tot gevolg dat de eindkwalificaties in de vorm van de verschillende competenties op een planmatige wijze in het programma zijn verwerkt. Het panel beoordeelt het facet 2.2 Relatie tussen doelstelling en programma als voldoende. 4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het programma van de opleiding is opgebouwd in drie schijven die elk een bepaald door de studenten te behalen niveau omvatten. Het eerste niveau van opleidingsbekwaamheid bereiken de studenten na het eerste jaar, het tweede niveau van de basisbekwaamheid halen de studenten na het derde jaar en het derde niveau van de startbekwaamheid bereiken de studenten na het vierde jaar, aan het einde van de opleiding. Voor elk van deze niveaus heeft de opleiding de eisen aan de student opgesteld. De niveaus geven onvoldoende een oplopend niveau van complexiteit weer. Het panel heeft de indruk dat de volgorde van de vakken onvoldoende volgtijdelijkheid weerspiegelt. De studenten worden pas in latere jaren ingeleid in de thema s die in het eerste jaar als bekend worden verondersteld. Wel is de competentiegerichte uitvoering van het programma, mede in termen van toenemende intensiteit van contacten met het werkveld, consequent doorgevoerd in de opbouw van het programma, de didactiek en de toetsing. De semesters in de eerste drie leerjaren tellen 20 weken en zijn gewijd aan een thema dat tot het toekomstige werkgebied van de studenten behoort. De semesters zijn op hun beurt verdeeld in drie subthema s. Deze subthema s omvatten hoorcolleges, interactieve wekvormen en stages. pagina 12

De studieloopbaanbegeleiding vindt iedere week plaats en is de rode draad door de opleiding heen. De studenten sturen door de studieloopbaanbegeleiding hun eigen ontwikkeling en kunnen de voortgang van het leerproces daaraan koppelen. Een groot deel van de competenties die de opleiding heeft beschreven voor het eerste en het tweede semester zijn identiek. Het panel acht het verder differentiëren en verfijnen van de competenties wenselijk om de beoogde voortgang doorheen de opleiding beter zichtbaar te maken. Het panel heeft onvoldoende zicht op de verdere verdieping van de kennis, inzichten en vaardigheden van het tweede tot en met het vierde studiejaar. Ook in het geval van de thematische uitwerking van het programma door de opleiding blijft de duidelijkheid over de verdieping uit. Omdat het programma van het tweede tot en met het vierde jaar in de ogen van het panel slechts in grote lijnen uitgewerkt is en enkel in grote thema s weergegeven is, is niet duidelijk op welke wijze de volgtijdelijkheid van de verschillende inzichten en competenties dooreen de opleiding wordt gerealiseerd. Het panel mist de nodige informatie om tot een sluitend oordeel over de samenhang te komen en komt daarom tot het oordeel onvoldoende op dit facet. Het panel beoordeelt het facet 2.3 Samenhang programma als onvoldoende. 4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Aan het begin van het studiejaar ontvangen de studenten een studierooster. De opleiding kan gebruik maken van de elektronische leeromgeving van Stenden Hogeschool. Daarop kunnen de studenten ook thuis de lesroosters en toetsroosters inzien. Het aantal ECTS per semester bedraagt 30. De semesters in de eerste drie jaren zijn steeds op dezelfde wijze opgebouwd. De indeling van de lesweken is ook steeds hetzelfde. De studenten kunnen derhalve uitgaan van een gestandaardiseerde opbouw van de semesters en de weken. Pas in het vierde jaar komt daarin verandering door middel van de minor en de kwalificatieopdracht. De studenten formuleren een persoonlijk ontwikkelingsplan en houden een portfolio van hun vorderingen bij. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt hen daarbij. In de ogen van het panel heeft de opleiding gezorgd voor een studeerbaar programma. Dat geldt zowel de informatie die de opleiding aan de studenten verstrekt als de indeling van het programma. pagina 13

Het panel acht het aantal uren studieloopbaanbegeleiding toereikend om een passende begeleiding van de studenten te realiseren. Het panel beoordeelt het facet 2.4 Studielast als voldoende. 4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. De opleiding biedt toegang aan studenten die over een havo-, vwo- of mbo (niveau 4)- diploma beschikken. De opleiding stelt geen aanvullende eisen. De studenten krijgen in het eerste semester een uitgebreide introductie op het programma. Zij ontvangen dan ook het rooster en de studiegids waarin de hoofdzaken van de opleiding zijn vermeld. Studenten uit Duitsland krijgen een cursus Nederlands waardoor zij in staat zijn de colleges en de overige onderwijsactiviteiten te volgen en daarin te participeren. Het panel acht de instroomvereisten voor de aankomende studenten terecht. Het heeft waardering voor de introductie van de nieuwe studenten. Wel vindt het panel dat de opleiding iets te licht omgaat met de kloof die bestaat tussen de aanvangseisen en de kwalificaties van sommige vooropleidingen. Het panel vindt het speciale programma voor de studenten die uit Duitsland afkomstig zijn, passend voor deze studenten. Zij kunnen zo zonder belemmeringen deelnemen aan de onderwijsactiviteiten van de opleiding. Omdat de studenten van meet af aan mede in de beroepspraktijk hun studie volgen, raken zij al snel gewend aan de praktische toepassing van het geleerde. Zo kunnen zij hun studie op een effectieve wijze volgen en kunnen zij het eindniveau van de opleiding behalen, ook al beginnen ze zonder ervaring in de beroepspraktijk. Het panel beoordeelt het facet 2.5 Instroom als voldoende. 4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met in de regel 240 studiepunten. Het programma telt 240 ECTS. pagina 14

Het programma voldoet, zo heeft het panel vastgesteld, qua duur aan de formele eisen van een hbo-bachelorprogramma. Het panel beoordeelt het facet 2.6 Duur als voldoende. 4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel komt op grond van bovenstaande overwegingen en conclusies tot een positief oordeel over onderwerp 2 Programma. Het panel heeft facet 2.3 als onvoldoende moeten beoordelen. Daar staan evenwel voldoendes bij de andere facetten tegenover. Deze voldoendes zijn zwaarwegend en wegen op tegen de onvoldoende op facet 2.3. Als gevolg daarvan beoordeelt het panel onderwerp 2 in zijn totaliteit als voldoende. 4.3 Inzet van personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleidin. Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De docenten in het kernteam van de opleiding hebben ervaring in het beroepenveld. Zij hebben onder meer gewerkt voor de gemeente en voor reïntegratiebedrijven. Naast docenten in het kernteam maakt de opleiding gebruik van de inzet van gastdocenten. Deze docenten zijn afkomstig uit de beroepspraktijk en leggen als vanzelf de relatie tussen het onderwijs en de beroepspraktijk. Een groot deel van het programma van de opleiding komt tot stand in de beroepspraktijk zelf. De personen die het deel van het onderwijs in de beroepspraktijk begeleiden, zijn daar werkzaam en leggen daarom de relatie tussen het onderwijs en de beroepspraktijk. Deze personen treden onder meer op als stagebegeleiders en assessoren. Bij het summatieve criteriumgerichte interview is ook altijd een assessor uit de beroepspraktijk betrokken. De docenten van het kernteam hebben volgens het panel genoeg in huis om de verbinding met de beroepspraktijk te leggen. Daarnaast is de betrokkenheid van personen uit de beroepspraktijk groot. Deze personen dragen volgens het panel bij aan het leggen van de verbinding tussen het onderwijs en de praktijk. Het panel beoordeelt het facet 3.1 Eisen hbo als voldoende. pagina 15

4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren De opleiding verwacht aanvankelijk een instroom van 60 studenten en later een instroom van 105 studenten per jaar. Rekening houdend met een uitval van ongeveer 20 % van de studenten, zal het aantal studenten in de opleiding stijgen tot een maximum van ruim 300 studenten, te bereiken vanaf 2013-2014. Het aantal docenten in het kernteam bedraagt nu 2,0 fte. Daarnaast is 0,54 fte beschikbaar voor gastdocenten. Dat betekent een totaal beschikbare capaciteit van ruim 2,5 fte. Op basis van 60 studenten zou de student-docent ratio 24:1 zijn. Het streefgetal van de opleiding voor de student-docentratio bedraagt 29,2:1. Dat getal zal de opleiding gedurende de looptijd in acht nemen. De opleiding voert een actief verzuimbeleid om de uitval van docenten tot een minimum te beperken. Het panel acht het streefgetal van de student-docentratio van 29,2:1 passend voor de uitvoering van de opleiding. Het panel ziet ook de uren die beschikbaar zijn voor de studieloopbaanbegeleiding van 3 uur per week voor 15 studenten als afdoende. Het panel beoordeelt het facet 3.2 Kwantiteit personeel als voldoende. 4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma De opleiding heeft competentieprofielen opgesteld voor de docenten. De docenten kunnen een verschillend functieprofiel hebben, al naar gelang hun capaciteiten. Ze dienen allen aan de basisvereisten van het functieprofiel A te voldoen maar kunnen doorgroeien naar functieprofiel B, C en als hoogste D. Deze functieprofielen zijn bestemd voor docenten die coördinerende taken of inhoudelijke specialismen hebben. In de competentieprofielen staan de eisen waaraan de docenten moeten beantwoorden. De docenten dienen minimaal een opleiding op hbo-niveau of academisch niveau te hebben en dienen ook over een didactische aantekening te beschikken. In het kader van het New University concept van Stenden Hogeschool kunnen docenten ingeschakeld worden in onderzoek en dienstverlening aan organisaties. De uitwerking van dit concept waarborgt het up-to-date houden en actualiseren van kennis en inzichten bij de docenten. De opleiding voert elk jaar een plannings- en eindejaargesprek met elk van de docenten. pagina 16

Twee van de docenten volgen nu een masteropleiding en één docent is bezig met een promotie. Het panel beoordeelt de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische capaciteiten van de docenten als toereikend. Het panel waardeert ook sterk de aandacht van het docententeam voor het didactisch concept van de opleiding en de professionalisering van de docenten terzake. Ook de vakinhoudelijke expertise is afdoende. Toch mist het panel echte ervaring met het gebied van social innovation management bij de docenten. Dit leidt voor het panel niet tot een onvoldoende, omdat de vakkennis van de docenten op het juiste niveau staat om dit manco op te heffen. In de huidige personeelsformatie zitten volgens het panel leemtes, zoals bijvoorbeeld op het gebied van sociale geografie. Het is onduidelijk hoe de opleiding deze leemtes zal opvullen. Een vorm van personeelsplanning zou in de ogen van het panel gewenst zijn. De opleiding erkent deze leemte en wil daar bij de verdere uitbouw van de opleiding en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van het personeelsbestand rekening mee houden. Het panel beoordeelt het facet 3.3 Kwaliteit personeel als voldoende. 4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van personeel Het panel komt op grond van bovenstaande overwegingen en conclusies tot een positief oordeel over onderwerp 3 Inzet van personeel. 4.4 Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. De opleiding is gehuisvest in het gebouw van de Stenden Hogeschool in Emmen. Dit gebouw is goed geoutilleerd en voorzien van collegezalen en kleinere ruimten waarin de studenten kunnen werken aan hun opdrachten. Deze ruimten zijn voorzien van middelen om gebruik te maken van PC s en audiovisuele middelen. Het gebouw beschikt ook over een bibliotheek/mediatheek. Vanuit de mediatheek zijn ook collecties van andere bibliotheken bereikbaar. pagina 17

Het panel beoordeelt het gebouw en de ruimten voor de studenten als goed. In de bibliotheek staan nu nog geen tijdschriften en boeken voor de opleiding maar het panel heeft geen twijfel over de beschikbaarheid daarvan in de toekomst. Het panel beoordeelt het facet 4.1 Materiële voorzieningen als voldoende. 4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. De opleiding verschaft de studenten in de vorm van een studiegids en een elektronische leeromgeving informatie over de opleiding, de roostering en de tentamens. De opleiding acht het streven naar een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten belangrijk. Het is te zien als een gepaste voorbereiding van de studenten op hun toekomstige beroepspraktijk. In de eerste drie leerjaren hebben de studenten niettemin de beschikking over een studieloopbaanbegeleider. Deze begeleider leert de student te reflecteren en zich tot de gewenste zelfstandigheid te ontwikkelen. In het vierde leerjaar neemt de student de regie over zijn of haar eigen leerproces. De student kan nog wel terugvallen op een coach. Het panel beoordeelt de informatievoorziening en de studiebegeleiding van de studenten als gepast. Het panel waardeert de wijze waarop de opleiding de studenten tot toenemende zelfstandigheid opleidt. Het panel beoordeelt het facet 4.2 Studiebegeleiding als voldoende. 4.4.3 Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel komt op grond van bovenstaande overwegingen en conclusies tot een positief oordeel over onderwerp 4 Voorzieningen. 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.5.1 Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. pagina 18

De opleiding past het kwaliteitszorgsysteem van Stenden Hogeschool toe. Dit systeem is beschreven in het Beleidsplan Kwaliteitszorg 2007 2008. De opleidingen binnen Stenden Hogeschool zijn structureel gericht op kwaliteitsverbetering, zoals ook de opleiding Social Innovation Management. De aandacht voor kwaliteitszorg in de vorm van Quality Assurance is neergelegd op een centrale strategische plaats binnen Stenden Hogeschool. De cyclus van de kwaliteitszorg is gekoppeld aan de planning- & controlcyclus. Het centrale beleid inzake kwaliteitszorg is vertaald naar de afzonderlijke opleidingen. Dat gebeurt in de vorm van het Educational Quality Plan. Iedere opleiding heeft aan het hoofd een dean, die ook verantwoordelijk is voor de kwaliteitszorg van de opleiding. De dean krijgt daarbij ondersteuning van onderwijskundigen van het centrale ESO Expertise Center. De opleiding streeft naar een volledige implementatie van het Educational Quality Plan in de loop van 2009. Conform het Educational Quality Plan stelt de opleiding streefdoelen op en voert de opleiding evaluaties uit. Deze evaluaties zijn periode-evaluaties, minor-evaluaties en jaar-evaluaties. Het Plan bevat daarenboven een beschrijving van de wijze waarop de opleiding de evaluatiegegevens verwerkt en daar conclusies aan verbindt. Ook hebben de onderwijsgevenden binnen dit kader de mogelijkheid persoonlijke doelen te stellen en aan persoonlijke verbeteringen te werken. De kwaliteitszorg van de opleiding omvat ook een lange cyclus van zes jaar. Deze loopt gelijk op met de cyclus van de externe accreditatie. Het doel van de cyclus is te komen tot structurele verbetering en vernieuwing van het curriculum van de opleiding. Binnen de lange cyclus zet de opleiding instrumenten als interne audits en quick scans in. De opleiding schrijft een jaarrapportage over de gerealiseerde kwaliteit. Jaarlijks evalueert de dean met een vertegenwoordiger van ESO Expertise Center de implementatie van het Educational Quality Plan binnen de opleiding. Het panel ziet de kwaliteitszorg van Stenden Hogeschool als degelijk en goed uitgewerkt. Het beleggen van de kwaliteitszorg op een strategische plaats getuigt daarvan. Het panel beoordeelt de kwaliteitszorg van de opleiding als compleet en effectief. De relatie van de kwaliteitszorg van de opleiding met de hogeschoolbrede aanpak van de kwaliteit ziet het panel als positief en gedegen. De evaluaties door de opleiding zowel voor de korte termijn als in de lange cyclus alsmede de verwerking van de resultaten van de evaluaties acht het panel afdoende. Het panel waardeert het streven van de opleiding om in 2009 een volledige implementatie van het Educational Quality Plan te realiseren. Het panel beoordeelt het facet 5.1 Systematische aanpak als voldoende. 4.5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Het Educational Quality Plan voorziet in het betrekken van de stakeholders als studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld bij het kwaliteitsstreven van de opleiding. pagina 19

In het kader van de kwaliteitszorg bevraagt de opleiding ook de studenten. Dat gebeurt zowel door middel van evaluaties onder hen als door middel van panelgesprekken. De opleiding koppelt de resultaten en verbetermaatregelen die daaruit voortvloeien aan de studenten terug. Daarnaast heeft een vertegenwoordiging van de studenten zitting in de opleidingscommissie van de opleiding. De opleiding houdt tevredenheidsonderzoeken onder de medewerkers. De medewerkers zijn ook vertegenwoordigd in de opleidingscommissie. In die vorm spreken de medewerkers mee over het beleid en het kwaliteitsstreven van de opleiding. Vertegenwoordigers van het beroepenveld hebben actief deelgenomen aan de gesprekken over de opzet van de opleiding. De opleiding heeft daarnaast een beroepenveldcommissie, die een representatieve en zeer volledige vertegenwoordiging van het beroepenveld omvat. Alle geledingen die afstudeerders van de opleiding zouden kunnen opnemen, zijn in de beroepenveldcommissie vertegenwoordigd. De opleiding voert onderzoeken onder alumni uit en belegt dagen die speciaal voor de alumni bedoeld zijn. Zo onderhoudt zij het contact met de alumni en weet zij hoe het hen vergaat in de beroepspraktijk. Het panel beoordeelt de betrokkenheid van de studenten, medewerkers en alumni bij de opleiding als passend. Deze stakeholders hebben voldoende mogelijkheden om zich te laten horen en actief te participeren in het bevorderen van de kwaliteit van de opleiding. Het panel beschouwt de betrokkenheid van het beroepenveld bij de opleiding als bijzonder sterk. Het beroepenveld participeert actief in de opleiding en toont een grote betrokkenheid bij de ontwikkeling van de opleiding. Dat komt tot uiting onder meer in het meedenken over de opzet van de opleiding en in de uitgebreide beroepenveldcommissie. Het panel beoordeelt het facet 5.2 Betrokkenheid als voldoende. 4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel komt op grond van bovenstaande overwegingen en conclusies tot een positief oordeel over onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg. 4.6 Condities van continuïteit 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. pagina 20

De opleiding heeft in de overeenkomst die zij met de studenten afsluit een afstudeergarantie opgenomen. Studenten die aan de opleiding beginnen, kunnen deze afronden. De opleiding verwacht overigens een ruim voldoende aantal studenten om een economisch rendabele opleiding te kunnen exploiteren. Aldus verwacht de opleiding niet een voortijdig moeten beëindigen van de opleiding. Het panel heeft kennisgenomen van het bestaan van de afstudeergarantie voor de studenten en acht deze afdoende. Het panel beoordeelt het facet 6.1 Afstudeergarantie als voldoende. 4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. De opleiding heeft de noodzakelijke investeringen voor het opstarten en ontwikkelen van de opleiding in beeld gebracht. De opleiding raamt de instroom van studenten op 60 in het eerste jaar. Volgens de begroting van de opleiding zal dat aantal oplopen tot 105 studenten vanaf het jaar 2011-2012. Met deze studentenaantallen en uitgaande van een voortijdige uitstroom van ongeveer 20 % zijn de investeringen binnen aan aanvaardbare termijn terug te verdienen. Het panel heeft kennis genomen van de meerjarenbegroting van de opleiding die zich uitstrekt van 2009-2010 tot 2017-2018. Het acht de daarin door de opleiding opgenomen investeringen realistisch. Het ziet ook de terugverdientijd van de investeringen als reëel en haalbaar. Het panel vindt de door het college van bestuur uitgesproken bereidheid tot ondersteuning in dat verband zeer belangrijk. Die bereidheid zorgt in de ogen van het panel voor een essentiële economische basis onder de opleiding. Het panel beoordeelt het facet 6.2 Investeringen als voldoende. 4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. De opleiding heeft de aanloopverliezen in de meerjarenbegroting becijferd. Daaruit blijken jaarlijkse aanloopverliezen tot en met 2012-2013. In de jaren daarna behaalt de opleiding een positief resultaat, dat in de latere jaren toeneemt. De investeringen zal de opleiding gaandeweg uit het positieve resultaat terugverdienen. pagina 21

Het panel heeft kennis genomen van het exploitatieresultaat van de opleiding over de jaren heen. Het heeft gezien dat de aanloopverliezen van de eerste jaren in de latere jaren in een positief resultaat veranderen. Het panel acht de meerjarenbegroting van de opleiding een voldoende basis om tot een dekking van de aanloopverliezen te komen. Ook in dit verband hecht het panel veel waarde aan de door het college van bestuur uitgesproken bereidheid tot ondersteuning. Het college van bestuur neemt ook de te lijden verliezen in de eerste jaren voor zijn rekening. Het panel beoordeelt het facet 6.3 Financiële voorzieningen als voldoende. 4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit Het panel komt op grond van bovenstaande overwegingen en conclusies tot een positief oordeel over onderwerp 6 Condities voor continuïteit. pagina 22

5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. Onderwerp Oordeel Facet Oordeel 1 Doelstellingen opleiding V 1.1 Domeinspecifieke eisen V 1.2 Bachelor V 1.3 Oriëntatie hbo V 2 Programma V 2.1 Eisen hbo V 2.2 Relatie doelstellingen programma V 2.3 Samenhang programma O 2.4 Studielast V 2.5 Instroom V 2.6 Duur V 3 Inzet van personeel V 3.1 Eisen hbo V 3.2 Kwantiteit V 3.3 Kwaliteit V 4 Voorzieningen V 4.1 Materiële voorzieningen V 4.2 Studiebegeleiding V 5 Interne kwaliteitszorg V 5.1 Systematische aanpak V 6 Condities van continuïteit 5.2 Betrokkenheid V V 6.1 Afstudeergarantie V 6.2 Investeringen V 6.3 Financiële voorzieningen V V = voldoende O = onvoldoende pagina 23

Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof. dr. J.P. van Ewijk is lector sociaal beleid, innovatie en beroepsontwikkeling aan de Hogeschool Utrecht. Hij is voorzitter van het kenniscentrum Sociale Innovatie in Utrecht. Daarnaast is de heer Van Ewijk buitengewoon hoogleraar International Social Policy and Social Work aan de Tartu University in Estland. Panellid Prof. dr. J. Vranken is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen, waar hij Sociology of Inequalities, Onderzoek in Stedelijk Sociaal Werk, Grondige Studie van Sociologie en Beleid van Ongelijkheid en Uitsluiting, Grondige Studie van Beleid van Stad en Wonen en een seminarie Sociale Problemen doceert. Hij is woordvoerder van OASeS (Centrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad) waar een vijftiental onderzoek(st)ers werken aan projecten in opdracht van zowel Europese als lokale instanties. De heer Vranken is voorzitter van de Stuurgroep Strategisch Arbeidsmarkt Onderzoek van de Vlaamse overheid, van een sociaal economieconsortium (WEB) en van de Ronde Tafel Arbeidszorg. Hij speelt een actieve rol in verschillende Europese netwerken. Panellid Mevrouw drs. M.L. Van Gool is voormalig departementshoofd van de opleiding Sociaal Werk aan de Katholieke Hogeschool Kempen te Geel, België. Zij was tevens lector sociologie aan dezelfde hogeschool. Op dit ogenblik is mevrouw Van Gool nog actief betrokken bij het bestuur en de ontwikkeling van onderwijs- en welzijnsorganisaties in de Kempen. Zo is zij onder meer lid van de Raad van Bestuur van de Katholieke Hogeschool Kempen en van de vzw De Waaiburg. Zij is tevens betrokken bij de oprichting en de uitbouw van de opleiding Master in het sociaal werk aan de Katholieke Universiteit Leuven. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Secretaris en procescoördinator Mevrouw A. van Neygen, beleidsmedewerker NVAO trad op als procescoördinator van deze toets nieuwe opleiding. De heer drs. Wim Vercouteren RC was extern secretaris. pagina 24