Transformatie en innovatie organiseren Notitie over kennisinfrastructuur in het sociaal domein G32, G4, NDSD, VNG Concept 11 juni

Vergelijkbare documenten
Transformatie en innovatie organiseren

Regionale broedplaatsen voor onderzoek en praktijkleren

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Samenvatting. Aanleiding en adviesvraag

Anders kijken, anders leren, anders doen

Visie op TripiO

AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd. ZonMw site-visit 9 april 2018

Spiegelrapportage Holland Rijnland op jaarrapportage van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ).

DOEN WE HET GOEDE? EN DOEN WE DAT GOED GENOEG?

Samen sterk in het sociaal domein

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering

Strategische Agenda AWTJ Utrecht december 2017

Sociaal domein. Beeldvormende raad Boxtel - St. Michielsgestel - Haaren. 1 februari Sociaal domein - 1 februari

Samenwerkende Jeugdzorg Specialisten. Midden-Brabant. Samenwerken voor kinderen en gezinnen in. Midden-Brabant

Betekenis voor beroepsonderwijs

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Opleidingsprogramma DoenDenken

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

UWV/SMZ & Academische Werkplaatsen

Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp

Samen sterk in communicatie. Zomer 2015

Samenvatting. Adviesaanvraag

Schets kennisinfrastructuur verpleging en verzorging (V&V) Datum:

Wmo 2015 in uitvoering:

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

De rol van HR diensten in de beweging naar meer eigenaarschap van onderwijsteam over onderwijskwaliteit

De uitdagingen van de transformatie zijn de kansen voor de JGGZ en zijn academische functie

Eerstelijnsjeugdhulp. Dr. Wim Gorissen, Directeur Efectiviteit & Vakmanschap

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Eén. contract. Eén. opdracht. Eén. missie. Meer dan 100 partners Meer dan 1000 professionals

Toegang om de hoek. Arthur Rijkers

Kader notitie Academische werkplaats

de meerwaarde van de leerstoel Sociaal Werk

ECSD/U Lbr. 14/010

Samen ondersteuning vernieuwen VNG-VERNIEUWINGSAGENDA MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

De welzijnskoers Gemeente Roermond - afdeling Welzijn 2013

Duurzame Zorg en Ondersteuning (en Welzijn) in de Buurt Haaglanden. 16 juni 2014

Onderwerp: Visiedocument Drie decentralisaties: Vooruitzicht op veranderingen in het maatschappelijk domein

Instituut voor Sociale Opleidingen

Stichting VraagWijzer Nederland. Notitie Resultaatgericht werken in het Sociale Domein

Procesbeschrijving transformatie agenda Jeugd Gelderland Versiedatum 8 juni 2015

Verslag #FusieDialogen NUOVO Schoonoord

Wmo 2015 in uitvoering:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

1. De hoofdlijnennotitie 'Aanpak transities en herinrichting sociale domein in de gemeente Stein vast te stellen

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

Handreiking. Randvoorwaarden voor de veiligheid van jeugdigen in de toegang tot jeugdhulp

BESTUURLIJK TRANSFORMATIE AKKOORD JEUGD DRENTHE

Visie toerisme en recreatie Noordoost Fryslân

Status: ontwikkeldocument

Wmo-werkplaats Noord. Terugblik. Uitkomsten innovatie

VNG visiedocument Kennisinfrastructuur Sociaal Domein

Sturen in het sociale domein

Voorlichting Dialoogtafelmethodiek. Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals

Koers invoering Omgevingswet Boxtel

Actieplan Jeugdhulp. Evaluatie van de Jeugdwet op 30 januari In januari 2018 is de nieuwe Jeugdwet voor het eerst geëvalueerd.

Curriculum in beweging

Samen leren en verbeteren met mijnkwaliteitvanleven.nl

Scholder an Scholder Verenigen voor de toekomst Werken met de methodiek scholder an scholder 2.0

Betekenis voor praktijk en onderwijs. Theo Roes

Samen verder In het sociale domein

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers

Verbinden van wetenschap en samenleving. NWO-strategie

Ontwikkelingen in de jeugdzorg. Deventer, 1 juni 2012 Jos Baecke, lector sturing in de jeugdzorg

DE BASIS EN SPEERPUNTEN VOOR

Voorlopig voorstel inkoop Beschermd Wonen en Opvang

DOEN WE HET IN ARNHEM

Sturen op kwaliteit. Theorie en praktijk. Dr. Wim Gorissen, Directeur Effectiviteit & Vakmanschap

Concept Visie gemeenten Midden- Holland op sociaal domein

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Raad op zaterdag 24 september 2016

Kennisnemen van Het overzicht met de programmering van projecten voor de portefeuille Mobiliteit.

Versnelling op populatiegerichte bekostiging

Voorstelnummer: Houten, 27 augustus 2013

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

Gemeentelijk spoorboekje: vervolg op de toekomstvisie op het Beschermd Wonen

2015 en nu verder...

JAARVERSLAG ozjt/samen 14 TwenTse samenwerking op het gebied van zorg en jeugdhulp. Bijeenkomsten & mijlpalen in 2015

Sociale wijkteams de sleutel in de participatiesamenleving?

Regiemodel Jeugdhulp 2015

SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal

DE KENNISVRAAG WAAR LIGT DE BEHOEFTE EN HOE KRIJG JE HIER ZICHT OP. Stuurgroep Kennisnetwerk Archieven

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Derde voortgangsrapportage Programma Veilig Thuis de basis op orde

Kernwaarden + Een stip aan de horizon

Naar een gezamenlijke werkagenda en programmering

Instructie cliëntprofielen

Bijlage: Aanpak aanscherping Meldcode

Drie decentralisaties voor gemeenten

Intentieverklaring tot deelname aan NEJA en bijdragen aan uitvoering meerjarenprogramma NEJA

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

# Hervorming Langdurige Zorg

Dagbesteding in ontwikkeling: hoe de vernieuwing doorzet

Provero bijeenkomst. Utrecht, 15 november 2016 Ernst Koperdraat Jos Dolstra

Raadsvoorstel. Ill. Onderwerp: Herijking armoedebeleid

Zelftest Basisteam Jeugd -

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

multiprobleem gezinnen

Traject Tilburg. Aanvragers: Gemeente Tilburg. Adviseur: Monique Postma, Alleato, CMO-net

Transcriptie:

Transformatie en innovatie organiseren Notitie over kennisinfrastructuur in het sociaal domein G32, G4, NDSD, VNG Concept 11 juni 2015 1 De gemeenten, het rijk en kennisinstituten zijn met elkaar in gesprek over de toekomst van de kennisinfrastructuur in het sociaal domein. Het gesprek vindt plaats langs twee sporen: 1) Het inhoudelijke spoor. Wat zijn de inhoudelijke uitgangspunten voor de kennisinfrastructuur en wat zijn transformatievraagstukken die een plek moeten krijgen op een kennisagenda voor het sociaal domein? 2) Het governance vraagstuk. Hoe gaan programmering en financiering er in de toekomst uitzien? De voorliggende notitie richt zich voornamelijk op het eerste spoor. Voor meer actuele informatie rond het onderwerp zie www.vng.nl/kenniskracht I. Inleiding en managementsamenvatting Nu de drie decentralisaties een feit zijn staan de gemeenten voor de forse transformatieopgave om zorg en ondersteuning zowel inhoudelijk als bestuurlijk anders vorm te gegeven. Om deze opgave succesvol te volbrengen is innovatie nodig en daarbij willen de G32, G4, directeuren Sociale Pijler en de VNG kennis en onderzoek maximaal benutten. Daartoe willen ze de samenwerking met kennis- en onderzoeksinstellingen intensiveren. Deze gemeentelijke partijen hebben in het afgelopen jaar gesprekken gevoerd met de kennis- en onderzoeksinstellingen in het Jeugd- en bredere sociale domein en het rijk. Uit de gesprekken komt een duidelijk besef naar voren van het belang van meer gemeentelijke betrokkenheid bij kennisontwikkeling. Via deze notitie zetten gemeenten een eerste stap in die regie. Allereerst wegen de gemeenten de bestaande infrastructuur en projecten vanuit de context en de opgave waar zij nu voor staan. Daarna formuleert de notitie enkele inhoudelijke uitgangspunten voor de toekomstige kennisinfrastructuur. Vervolgens formuleert deze notitie bovendien vier inhoudelijke doelstellingen waar gemeenten graag met kennis en onderzoek aan werken. Deze doelstellingen geven aanleiding tot een serie kennis- en ontwikkelthema's op het gebied van Jeugd, Wmo en Participatie die gemeenten de komende periode graag samen met de instituten ontplooien (op de vier Jeugd -thema s is hiermee ook al gestart). Deze notitie is niet te zien als eindproduct, maar als onderdeel van een proces waarin partijen blijvend strategisch en inhoudelijk afstemmen. De gemeenten zijn over de notitie dan ook regelmatig in gesprek met de instituten en andere betrokken partners. In eerste instantie waren de gespreksronde en deze notitie gericht op het Jeugddomein. Nu is het de bedoeling de strekking te verbreden naar het gehele sociale domein. 1 Deze notitie is een werkdocument waar sinds de zomer van 2014 aan gewerkt wordt. De hoofdlijn en uitgangspunten zullen gelijk blijven; zij dienen als basis voor het gehele traject. De uitwerking van die hoofdlijn en uitgangspunten is een weergave van de huidige stand van zaken en zal voortdurend geüpdatet worden.

II. Innovatie, transformatie en de kennisinfrastructuur nu De transformatieopgave waar gemeenten voor staan vraagt, zoals onder andere onderstreept door de Denktank Transformatie Jeugdstelsel 2, om innovatie. Innovatie moet, zeker in het complexe sociaal domein, vooral plaatsvinden in het primaire proces. Het zijn professionals die in een interactief proces met cliënten afwegen wat ze wanneer en tegen welke prijs doen en daarmee zijn de professionals vaak de innovators die nieuwe werkvormen ontwikkelen en implementeren. Maar ook de randvoorwaarden waarbinnen zij opereren zijn daarvoor van belang. Publieke sturing en prikkels vanuit publieke belangen, vanzelfsprekend: de beoogde transformatie en innovaties moeten gefaciliteerd en gestimuleerd worden. Maar ook kan innovatie gestimuleerd worden door een goed functionerend innovatiesysteem. Innovatie is dus nodig op het niveau van het primaire proces, het niveau van de context/organisatie en het niveau van de kennisinfrastructuur. 3 Een innovatiesysteem moet, zoals de WRR in haar recente rapport over een lerende economie 4 betoogde, zeker niet alleen bestaan uit investeringen in R&D of innovatie. Vooral ook kenniscirculatie is aan de orde: het uitwisselen van ervaringen, het overbrengen van innovaties van de ene naar de andere plaats en het organiseren van een groot adaptief en lerend vermogen van professionals. Ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling besteedt hier aandacht aan in het advies Leren innoveren in het sociaal domein : overheden moeten processen op gang brengen waarin alle betrokkenen kunnen leren innoveren. Verandering moet niet afgekondigd en doorgevoerd worden, maar maatschappelijke organisaties, gemeenten en rijksoverheid moeten de ruimte creëren waarin mensen kunnen leren en experimenteren met wat werkt. Organiseren zonder overnemen, dus. 5 In het innovatiesysteem binnen het sociaal domein zien gemeenten, zoals onder meer verwoord in het rapport van de Denktank Transformatie Jeugdstelsel maar ook in de G32-notitie Kennis en ondersteuning bij transities en transformaties, een belangrijke rol weggelegd voor de kennisen onderzoeksinstituten. Deze instituten opereren op het grensvlak tussen wetenschap, beleid en uitvoering. Ze spelen daarmee een meer praktijkgerichte rol dan universiteiten en een meer publieke rol dan particuliere bureaus. Daarnaast zien zij een grote rol voor regionale kennissystemen, zoals bijvoorbeeld de Wmo-werkplaatsen en de academische werkplaatsen Jeugd. De gemeenten formuleren enkele aandachtspunten voor kennisontwikkeling en -gebruik, en delen die graag met kennis- en onderzoeksinstituten en regionale kennissystemen: - Het optimaal benutten van lokale en regionale innovaties en daar in gezamenlijkheid op landelijk niveau lering uit trekken; - Vraaggestuurd werken: een goede aansluiting op vragen en opgaven van gemeenten; - Een goede balans tussen enerzijds landelijke visieontwikkeling op zorg en innovatie, en anderzijds inspelen op de diversiteit in de regio's ('one size fits nobody, er zijn verschillen tussen visies, vragen en opgaven van individuele gemeenten en regio s); 2 Denktank Transformatie Jeugdstelsel (2014). Beter met Minder. Bouwstenen voor de transformatie van het jeugdstelsel. 3 Zie hiervoor o.a. de paragraaf Evidence based kennisontwikkeling van de G4-transformatieagenda Jeugd. 4 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2013). Naar een lerende economie. 5 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2014). Leren innoveren in het sociaal domein.

- Toegankelijkheid en benutbaarheid: de kennis moet goed ontsloten, verspreid en te gebruiken zijn voor de gemeenten en de lokale en regionale praktijk. Niet alleen openbaar maken, maar ook gebruik stimuleren, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van onderwijsmodules; - Aansluiting bij de nieuwe werkelijkheid: de kennis moet aansluiten bij het transformatiedenken; Hoe ziet het aanbod er uit, bezien door die bril? Door de VNG wordt gewerkt aan een staalkaart van de kennisinstellingen in het Jeugd- en bredere sociaal domein: focus, omvang, financiering en belangrijkste projecten. Deze staalkaart zal later toegevoegd worden. Daarnaast is in het kader van advisering over de doorontwikkeling van de Wmo-werkplaatsen 6 een overzicht opgesteld van regionale kenniswerkplaatsen zoals de Wmo-werkplaatsen en de Academische Werkplaatsen. Dit overzicht is weergegeven in een dynamische online landkaart op www.vng.nl/kenniskracht. Zie in figuur 1 een momentopname van deze kaart. Zoals te zien is er sprake van een grote diversiteit en rijkdom. De Nederlandse zorg en ondersteuning in het sociaal domein onderscheidt zich door een hoog niveau van professionalisering en dat is mede te verklaren door het diverse veld aan kennisinstituten. Conclusie uit de inventarisatie, gevoerde gesprekken en gehouden bijeenkomsten is daarnaast dat alle instellingen zich naar gemeenten en hun opgaven willen toebewegen ; veel instituten hebben daartoe al initiatieven ontplooid. Gemeenten nemen daar met waardering kennis van en willen in deze beweging graag doorschakelen naar de volgende versnelling. 6 Uit de steigers: advies over doorontwikkeling van de Wmo-werkplaatsen. Zie ook http://www.vng.nl/onderwerpenindex/sociaal-domein-algemeen/onderzoeksontwikkelagenda/nieuws/transformatie-gebaat-bij-doorontwikkelen-wmo-werkplaatsen.

Figuur 1 Momentopname dynamische landkaart kenniswerkplaatsen Daarbij kunnen de eerder geformuleerde uitgangspunten als leidraad dienen, onderschrijven ook de instellingen. Ten eerste kan meer vraagsturing en aansluiting van het aanbod op de vraag van gemeenten bewerkstelligd worden door sterkere gemeentelijke regie op de programmering van de kennisinfrastructuur. Tweede aandachtspunt is een betere balans tussen landelijke visieontwikkeling en regionale diversiteit; doordat er weinig gemeentelijke regie is richten de instituten zich veelal op de algemene landelijke transformatieopgave waardoor de kennis in specifieke gemeentelijke situaties niet altijd optimaal aansluit. Naast een meer structurele landelijke kennisagenda moet er dus ook ruimte zijn voor regionaal gevoede agenda s. Doordat er te weinig domeinoverstijgende programmering of coördinatie is worden ten derde lokale en regionale innovaties niet optimaal benut. Er is sprake van samenwerking en initiatief op projectbasis waar lokaal en op casusniveau lessen uit getrokken worden, maar dit kan beter gestructureerd worden zodat ook landelijk geleerd wordt. Een vierde aandachtspunt is dat de bestaande kennis beter toegankelijk en benutbaar gemaakt kan worden. Ontwikkelde kennis wordt niet voldoende ontsloten, verspreid en bruikbaar gemaakt. Tot slot kan de huidige kennisinfrastructuur beter aansluiten bij de nieuwe, integrale werkelijkheid van het transformatiedenken. Vanuit de aandachtspunten die gemeenten hebben geformuleerd is kortom een volgende stap te zetten: hoewel duidelijk is dat er erg veel gebeurt aan kennisontwikkeling, zorgt een te weinig gestructureerde gemeentelijke (domeinoverstijgende) regie voor versnippering, te weinig aansluiting bij de kennisbehoefte van gemeenten en het niet optimaal gebruiken van kennis.

Gemeenten hebben zelf een stevige stap te zetten bij het invullen van hun ambitie voor een nieuw proces van samenwerking met de kennisinfrastructuur. Er ligt vanzelfsprekend een inhoudelijke opdracht open, om zorginhoudelijke en bestuurskundige vraagstukken te articuleren die aangepakt moeten worden. Maar belangrijker nog is dat een permanent proces op gang komt van intensievere gemeentelijke betrokkenheid bij kennisontwikkeling en gebruik in de toekomst. Dat proces zijn we inmiddels gezamenlijk gestart. Na een inhoudelijke bijeenkomst in december 2014 zijn gemeenten en kennisinstituten samen gaan oefenen met meer samenwerking rond bepaalde thema s. De lessen van die samenwerking, zowel tussen gemeenten en kennisinstituten als tussen kennisinstituten onderling, worden in juni 2015 geïnventariseerd. Ook moet e.e.a. betekenis hebben voor het denken over de besturing en financiering van de instellingen. Hoe de aansturing en financiering er concreet uit moeten zien is nog niet besloten, maar gemeenten, Rijk en kennisinstituten denken daar de komende jaren gezamenlijk over na. In de tussentijd/overgangsfase krijgen gemeenten een grotere rol in de programmering van de instituten. Zo is er bijvoorbeeld een gemeentelijke begeleidingscommissie ingesteld voor de programmering van het NJi. III. Permanent van onderop vergaren, verrijken en verspreiden Er bestaan verschillende initiatieven om gemeenten te betrekken bij de programmering van de kennisinfrastructuur en tussen gemeentelijke partijen en kennisinstellingen zijn al contacten. Deze ad hoc initiatieven staan, hoewel ze erg nuttig zijn, echter op zichzelf, de gemeenten wensen een intensere en meer gestructureerde invloed op de programmering. Hun streven is een permanent en stevig verankerd proces van betrokkenheid bij kennisontwikkeling en verspreiding, waardoor meer vraagsturing, meer integrale programmering en grotere inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de programmering georganiseerd wordt. In deze paragraaf formuleren de gemeenten welke inhoudelijke uitgangspunten ze daarbij belangrijk vinden. Uitgangspunt: de regio centraal Kwaliteit definieert zich in de praktijk: in het interactieve spel tussen zorg-/hulpverlener en zorg- /hulpvrager. Het is ook op de werkvloer waar innovatie plaatsvindt en waar kan worden bepaald wat nodig is om een kwaliteitsslag te kunnen maken. In termen van sturing is het zaak professionals de stimulansen en het vertrouwen te bieden om te innoveren en te leren. In het nieuwe stelsel ligt nu precies die verantwoordelijkheid bij gemeenten. Dat schept voor hen een verantwoordelijkheid innovaties en een lerende attitude faciliteren en stimuleren maar vereist dat ze ook ruimte krijgen landelijke voorschriften of regels die leiden tot gedwongen winkelnering voegen er bijvoorbeeld niet goed mee. Maar deze decentrale verantwoordelijkheid moet ook betekenis hebben voor de wijze waarop kennis en onderzoek is georganiseerd. Het betekent dat kennis en onderzoek vooral gericht moeten zijn op de praktijk: deze moet aansluiten op vragen die in de regio s ontstaan, moet innovaties die in de regio ontstaan verspreiden en veredelen en inzichten van bovenaf (uit andere landen, uit de wetenschap) ontsluiten op een wijze die aansluit bij de vragen en realiteit in de regio s. Dat is voor gemeenten het fundamentele uitgangspunt bij het kijken naar alle kennis- en onderzoeksactiviteiten. Een manier van werken die hier goed bij past en die de gemeenten dan ook graag als uitgangspunt nemen voor het

verder doorontwikkelen van de kennisinfrastructuur is die van de regionale kenniswerkplaatsen, waarin praktijk, onderzoek en onderwijs in co-creatie kennis ontwikkelen, implementeren en verspreiden. De gemeenten formuleren hieruit voortvloeiend de volgende uitgangspunten. 1. Kennis verrijken, benutten en regionaal verspreiden Er is veel kennis beschikbaar, maar de wijze waarop deze kennis verspreid en benut wordt behoeft verbetering. Het is zaak te zoeken naar een gezamenlijk proces om te bepalen welke al bestaande kennis bruikbaar en verspreidbaar is, welke kennis nog een slinger kan krijgen om bruikbaar te worden voor gemeenten en hoe, en tot slot welke niches overblijven die vragen om nieuwe kennisontwikkeling. Zo kan bestaande kennis optimaal benut worden, bijvoorbeeld in regionale netwerken. Zie de te doorlopen stappen van kennisontwikkeling die het kennisplatform Werk en Inkomen hanteert in figuur 2; het ontsluiten en benutbaar maken van bestaande kennis is een essentieel onderdeel van de cyclus. Vraagarticulatie (ophalen van kennisvragen) Toegankelijk en bruikbaar maken van kennis voor beleid en uitvoering (disseminatie) Ordenen, programmeren en ontsluiten bestaand onderzoek Onderzoek uitvoeren en begeleiden Figuur 2 Kennisontwikkeling: te doorlopen stappen Qua kennisontwikkeling zijn bovendien niet altijd nieuwe onderzoeken nodig, maar kan het ook veel inzicht bieden om de praktijk te volgen. Zo bestaat bijvoorbeeld het ondersteuningsprogramma sociale wijkteams, waarin naast ondersteuning ook aan kennisontwikkeling gedaan wordt. Door praktijken meerjarig te volgen, zijn belangrijke inzichten te verzamelen op stelselniveau over wat werkt en hoe. Als op deze manier geïnventariseerd is welke kennis al voorhanden is kan, vanuit de regio s aan een agenda voor kennisontwikkeling gewerkt worden. Rondom het thema wijkteams hebben gemeenten, kennisinstituten en het ondersteuningsprogramma sociale wijkteams zich na de inhoudelijke bijeenkomst van

gemeenten met kennisinstituten op 12 december 2014 op een dergelijk overzicht van kennis gestort: wat bestaat er op dit thema aan kennis, wat zit er nog in de pijplijn, en hoe wordt afgestemd? 2. De werkplaats aan zet: regionale transformatiecentra? Kennis waaraan behoefte is, aansluitend op gemeentelijke vragen, vindt vaak haar oorsprong in lokale samenwerking. Zogenaamde kenniscoproductie is wat dat betreft aan de orde, zoals in de G32-notitie verwoord: een vorm van kennisontwikkeling waarbij onderzoekers, afkomstig uit verschillende wetenschappelijke vakgebieden, samenwerken met maatschappelijke stakeholders. 7 Dergelijke kenniscoproductie is zowel op regionaal als landelijk niveau effectief, want deze vraagt om vanuit de praktijk onderzoeken, leren en verrijken, en interventies en kennis die ruimte biedt aan diversiteit. Het vraagt ook om een bepaalde rolopvatting van de instituten: ze beschikken zowel over wetenschappelijke kennis en vaardigheden als oog voor de praktische betekenis voor lokale en regionale keuzes, de strategische, bestuurlijke en politieke realiteit en blijven leren uit de praktijk. Deze kruisbestuiving tussen wetenschappelijke en meer praktijkgerichte kennis zou bewerkstelligd kunnen worden via regionale innovatie- of transformatiecentra, analoog aan wat de G32 leergemeenschappen noemen: een nieuwe manier waarop rijk, gemeenten, wetenschappelijke instellingen, opleidingsinstellingen, kennisinstellingen en uitvoerende partijen en burgers met elkaar samenwerken. Dergelijke hybride fora zouden op regionale schaal kunnen worden opgezet, waarbij ze een nieuw soort kennis vergaren, die zowel wetenschappelijk in orde als beleidsmatig relevant is. Deze visie op kennis wint onder termen als mode-2 science, interactional expertise, hybride fora, research in the wild, etc. grondgebied in de filosofie en wetenschapstheorie, maar kent ook (juist!) in de praktijk al goede voorbeelden. In bijvoorbeeld de Academische Werkplaatsen Jeugd(gefinancierd door ZonMW) en de Wmowerkplaatsen worden deze uitgangspunten in de praktijk gebracht, doordat verschillende partijen zich rond vraagstukken verzamelen en aan nieuwe kennis en praktische oplossingen werken. Dat is dan ook een richting die de gemeenten graag verder verkennen. 3. Programmagestuurde financiering De financiering is bij dit alles vanzelfsprekend een belangrijk aandachtspunt. Sommige instituten worden nu gefinancierd door het Rijk, terwijl andere instituten geen instellingssubsidie van de Rijksoverheid. De gemeenten pleiten voor een gezamenlijke regie op de financiën door het Rijk en de gemeenten, en hebben de voorkeur voor programma- of projectfinanciering boven instellingsfinanciering: het geld wordt beschikbaar gemaakt voor de functie, niet de organisatie. Dit zal dynamiek en aansluiting bij de vraag bevorderen. Hierbij moet het belang van een structurele kennisdatabank niet uit het oog verloren worden. 4. Decentrale regie op centrale programmering 7 Ook in de Strategische Kennisagenda 2020 van VWS wordt interactie tussen beleid, onderzoek en praktijk als nuttig gezien, vanuit de gedachte dat kennis zich vermenigvuldigt door haar te delen.

Landelijke programmering blijft nodig maar in het streven naar een integraal systeem zonder versnippering ligt het voor de hand de regie hierop meer bij gemeenten neer te leggen. Een middel hiertoe kan een gemeentelijke bottom-up-kennisagenda zijn, waarin gemeenten, samen met kennisinstituten, zorginstellingen en cliëntorganisaties de meest prangende zorginhoudelijke en bestuurskundige vragen verzamelen en waarmee ze de kennisinfrastructuur kunnen aansturen. 5. Dynamische professionalisering Gemeenten willen graag met zowel professionele organisaties als met instituten op het terrein van professionele ontwikkeling in gesprek gaan en blijven over professionalisering. Professionalisering is van groot belang voor het benutten van inzichten uit wetenschap en praktijk en het vergroten van houvast en zelfbewustzijn van professionals. Dat is essentieel in een sector die onder grote maatschappelijke druk staat. Gemeenten willen de professionaliseringsbeweging dan ook graag stimuleren. Wel kiezen zij nadrukkelijk voor een brede interpretatie van professionalisering: kwaliteit is het uitgangspunt, individuele methoden zijn daartoe een instrument. Professionalisering moet de beoogde transformatie en innovatie en de dynamiek in de regio s stimuleren. Vanuit dat perspectief denken gemeenten graag mee over instrumenten als toezichts- en kwaliteitskaders en richtlijnen, en over andere vormen ter verbetering van het professioneel handelen, zoals het programma Ondersteuning sociale wijkteams waarin veldacademies professionals ondersteunen en wetenschappers in de praktijk van de professionals meekijken en de Wmo-werkplaatsen. Om tot gezamenlijke afstemming te komen willen gemeenten graag op landelijk en regionaal niveau overleg voeren met onderwijs, branches en de instituten en werkplaatsen die de richtlijnen ontwikkelen zowel op strategisch als inhoudelijk vlak. IV. Gemeentelijke ontwikkelagenda Om het gesprek op landelijke en lokale tafels inhoudelijk te laden en alvast te kunnen oefenen met nieuwe vormen van samenwerking tussen gemeenten en kennispartijen articuleren de gezamenlijke gemeenten een eigen ontwikkelagenda. Het fundament van deze agenda bestaat uit vier beleidsdoelstellingen waar gemeenten vanuit het perspectief van de transformatie graag de met de kennispartijen aan werken. De transformatieopgave waar gemeenten voor staan vraagt immers om anders kijken naar methoden, voorzieningen en organisatie. Kennis, onderzoek en standaarden kunnen bij deze transformatie behulpzaam zijn maar sluiten er nog niet altijd voldoende bij aan. Om daar verandering in te brengen willen gemeenten deze vier beleidsdoelstellingen als bril hanteren bij het beoordelen van bestaande en nieuwe initiatieven en het uitwerken van thema s waarop een kennisbehoefte is. Beredeneerd vanuit deze doelstellingen is zelfs aanleiding voor aparte kennis- en ontwikkelthema s die gemeenten de komende periode met kennis- en onderzoeksinstituten ontplooien; deze zijn geformuleerd in het laatste gedeelte van het hoofdstuk. De vier beleidsdoelstellingen spelen in elk van die thema s een rol en lopen als rode draad door de kennisagenda heen. Op die thema s zijn verschillende samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en kennispartijen al bezig in deelgroepjes, naar aanleiding van een bijeenkomst van gemeenten en kennisinstituten in december 2014. Eind mei 2015 vegen we de opbrengsten van deze deelgroepjes bij elkaar in een bijeenkomst.

1. Cultuurverandering Inhoudelijk streven gemeenten er naar ondersteuning en hulp dichterbij en integraler te bieden, waarbij aan zelfredzaamheid, samen doen, extramuralisering, normalisering en het vormgeven van de eigen zorg groot belang wordt toegekend. Hulp erbij halen in plaats van er naartoe verwijzen, problematiek vroeger signaleren zonder overmatig risicomijdend te zijn, zoveel mogelijk kwesties in de eigen kring met eigen kracht pogen op te lossen en die eigen kring en eigen kracht daartoe versterken; dat zijn belangrijke doelstellingen die medicalisering, bureaucratie en versnippering kunnen tegengaan. Dit vergt een cultuuromslag bij professionals, organisaties en overheden en er liggen vragen open over hoe dit inhoudelijk streven realiteit te laten worden. Het onderzoeken en stimuleren van innovaties, het onderbouwen van effectiviteit van werkwijzen, het aftappen van buitenlandse innovaties: ze kunnen allemaal helpen bij het versnellen van dit proces. 2. Integraliteit en samenhang Gemeenten beogen hulp aan jeugd en gezinnen domeinoverstijgend in samenhang te organiseren. Dan gaat het zowel om één plan voor één gezin als om horizontale samenhang tussen verschillende (zorg)domeinen waarmee een kind te maken krijgt (bijvoorbeeld school, psycholoog en agressietraining) als om verticale samenhang bij op- en afschaling (continuïteit door de tijd heen). Deze integrale benadering roept professionele en bestuurskundige vragen op en gemeenten werken graag gezamenlijk aan het beantwoorden daarvan. 3. Kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie Voor gemeenten zijn kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van het grootste belang. Naar effectiviteit en efficiëntie wordt straks anders gekeken. Dat vraagt ook om andere sturing en facilitering. Van preventie tot eerste lijn tot sociaal wijkteam tot jeugdbeschermer tot bredere thema's als aanpak multiculturele problematiek of kindermishandeling; gemeenten ontwikkelen verschillende modaliteiten en willen z.s.m. zicht krijgen op wat werkt in welke context. Men is beducht voor perverse prikkels als vraagcreatie en verwijzing naar de eigen instelling. Opgave is dus: de ontwikkeling van instrumentarium dat, recht doend aan deze spanningsvelden, gemeenten helpt bij het organiseren van optimale kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie. Het gaat dan om een evidence base die recht doet aan het getransformeerde sociale domein. 8 4. Het organiseren van een nieuwe manier van werken Vanuit een bestuurskundig/veranderkundig perspectief moet gekeken worden naar hoe gemeenten vernieuwing en de nieuwe realiteit moeten organiseren en vormgeven. Welke randvoorwaarden zijn nodig; wat betekent dat voor organisaties, prikkels en sturing. Er is sterke behoefte aan hulp aan gemeenten bij het organiseren van bovengenoemde nieuwe manier van werken. 8 Zie bijvoorbeeld de uitwerking van het thema evidence based kennisontwikkeling in de G4- transformatieagenda Jeugd, waar wordt gepleit voor minder evidence based methodieken en meer algemeen werkzame factoren.