Nederlandse Mededingingsautoriteit Aan Koninklijk Horeca Nederland T.a.v. de heer M.H.J. Claes Postbus 566 3440 AN WOERDEN Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) 5169/4.BT778 Onderwerp besluit op uw klacht Geachte heer Claes, Hierbij ontvangt u het NMa-besluit omtrent de klacht van Koninklijk Horeca Nederland tegen Buma. I Klacht en procedure 1 Op 23 augustus 2005 heeft Koninklijk Horeca Nederland (hierna: KHN) een klacht ingediend bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) over het vermeende misbruik van een economische machtspositie door de Vereniging Buma (hierna: Buma). 2 KHN stelt dat Buma misbruik maakt van haar wettelijke monopoliepositie en wil het volgende bereiken: 1) af van de wettelijke monopoliepositie en af van het door haar leden gevoelde misbruik daarvan; 2) redelijke onderhandelingen over een billijke vergoeding; 3) vereenvoudiging van de heffingsstructuur; 4) lage tarieven; mede vanwege het teruglopend aantal bezoekers in de horeca; 5) prijstransparantie; een redelijke en transparante grondslag op basis van eenduidige parameters; 6) marktwerking, ook grensoverschrijdend; 7) gelden waarvan geen verdeling (repartitie) plaatsvindt terug laten vloeien naar de muziekgebruikers; 8) verlaging van administratieve lasten; Postbus 16326 Wijnhaven 24 Muzenstraat 81 T: [070] 330 33 30 E-mail: info@nmanet.nl 2500 BH Den Haag 2511 GA Den Haag 2511 WB Den Haag F: [070] 330 33 70 Website: www.nmanet.nl
9) een gezamenlijke heffing van auteursrechten bij voorkeur via een loket; 10) geen incassobureau meer zijn van live-artiesten; 11) een stop op het uitdijen van organisaties met auteursrechtelijke aanspraken. KHN verzoekt de NMa kennis te nemen van de bovengenoemde punten en voor zover bovengenoemde punten ontvankelijk zijn een uitspraak te doen over het gedrag van Buma in het kader van de Mededingingswet. 3 Op 19 mei 2006 heeft KHN telefonisch toelichting gegeven op haar klacht aan de NMa. 4 Naar aanleiding van ook andere klachten, tips en signalen over het vermeende misbruik van een economische machtspositie door collectieve beheersorganisaties heeft de NMa in november 2005 een onderzoek gestart naar deze organisaties. 1 De voornaamste klachten, tips en signalen over het vermeende misbruik van collectieve beheersorganisaties betreffen de tarieven die deze organisaties hanteren voor gebruikers/betalingsplichtigen. Het doel van het voornoemde onderzoek was om te achterhalen op basis van welke methode en/of criteria de NMa kan bepalen dat er sprake is van excessieve tarieven zoals bedoeld in artikel 24 van de Mw in het kader van collectieve beheersorganisaties. De NMa heeft besloten om eerst dit algemeen onderzoek uit te voeren alvorens een besluit te nemen op de klacht van KHN. 5 De resultaten van het bovengenoemde onderzoek zijn in februari 2007 in een rapportage (hierna: de NMa rapportage) bekendgemaakt. 2 De voornaamste conclusie van dit onderzoek is dat dat er thans geen bevredigende methode is om op basis van de Mededingingswet te kunnen beoordelen of collectieve beheersorganisaties excessieve tarieven hanteren. 3 II Wettelijk Kader Auteurswet 6 Op basis van artikel 30 a van de Auteurswet is Buma de enige organisatie die de wettelijk vereiste vergunning heeft voor de bedrijfsmatige exploitatie, incasso en repartitie inzake muziekauteursrecht Wet toezicht collectieve beheersorganisaties 7 Buma staat onder toezicht van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: het College) dat sinds 15 juli 2003 functioneert. 4 Het College ziet er onder meer op toe dat collectieve beheersorganisaties een overzichtelijke (financiële) administratie bijhouden, de verschuldigde vergoedingen voor het gebruik van 1 NMa zaak 3295. 2 De NMa en het toezicht op collectieve beheersorganisaties, februari 2007, www.nmanet.nl. 3 De NMa heeft vervolgens in de rapportage aangegeven dat het wenselijk is dat er een meer specifieke vorm van toezicht komt op de tarieven van collectieve beheersorganisaties. 4 Zie artikel 30 a lid 6 van de Auteurswet. 2
auteursrechtelijk beschermde werken op rechtmatige wijze en tegen redelijke beheerskosten innen en tijdig verdelen onder rechthebbenden, transparante tariefstructuren hanteren, en voldoende zijn uitgerust om hun taken naar behoren uit te voeren. 8 Op basis van artikel 4 van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: Wet toezicht) houdt het College geen toezicht op collectieve beheersorganisaties voor zover toezicht op grond van de Mededingingswet wordt uitgeoefend door de NMa. Collectieve beheersorganisaties zoals Buma zijn dus onderworpen aan het mededingingstoezicht van de NMa. Mededingingswet 9 Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dat organisaties die bemiddelingsdiensten inzake muziekauteursrecht verrichten zijn aan te merken als ondernemingen in de zin van Artikel 81 van het EG-Verdrag. 5 Buma is derhalve aan te merken als een onderneming in de zin van de Mededingingswet. 6 10 De NMa is belast met de uitvoering en het toezicht op de naleving van de Mededingingswet. Krachtens artikel 24 van deze wet is het ondernemingen verboden om misbruik te maken van een economische machtspositie. Krachtens artikel 6 zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben de mededinging te beperken, verhinderen of vervalsen verboden. Tegen deze achtergrond zullen hieronder de punten die KHN in haar klacht naar voren heeft gebracht worden beoordeeld. III Beoordeling 11 Buma is actief op de markt voor toestemming voor openbaarmaking van auteursrechtelijk beschermde muziek. De aangesloten auteurs (tekstdichters en/of componisten) dragen het auteursrecht op hun werken (teksten en/of muziek) over aan Buma, die vervolgens met afnemers contracten afsluit met betrekking tot het gebruik van het repertoire dat zij onder haar beheer heeft. Voor het gebruik van de werken dienen de afnemers vergoedingen te betalen. 12 De geografische omvang van deze markt is beperkt tot Nederland, aangezien buitenlandse collectieve beheersorganisaties niet in Nederland actief zijn (en ook niet mogen zijn) en ook geen toestemming voor openbaarmaking in Nederland mogen geven. 13 Hierna zullen puntsgewijs de punten van KHN, zoals weergegeven in randnummer 2, worden beoordeeld in het kader van de Mededingingswet. 5 HvJ EG 13 juli 1989, gevoegde zaken 110/88, 241/88 en 242/88 (Lucazeau / SACEM), Jur. 1989, p. 2811. 6 Artikel 1, aanhef en onder f, Mw bepaalt dat het begrip onderneming in de Mw hetzelfde is als het begrip onderneming in artikel 81 van het EG-Verdrag. 3
*KHN wil af van de wettelijke monopoliepositie van Buma en het door haar leden gevoelde misbruik daarvan (punt 1). 14 Zoals reeds vermeld in randnummer 6 van dit onderhavige besluit is Buma de enige organisatie die de wettelijke vereiste vergunning heeft voor de bedrijfsmatige exploitatie, incasso en repartitie inzake muziekauteursrecht. 15 Het eerste deel van de eis die KHN stelt in punt 1 valt buiten het toepassingsbereik van de Mededingingswet. Dit onderdeel van de klacht wordt derhalve afgewezen. Het tweede deel van deze eis, het door de leden gevoelde misbruik van de wettelijke monopoliepositie van Buma is niet nader gespecificeerd. Uit de klacht begrijpen wij dat deze specificatie wordt aangebracht in de overige punten die KHN naar voren brengt. Dit zal dan ook in de overige punten worden behandeld. *KHN eist dat Buma overgaat tot redelijke onderhandelingen over een billijke vergoeding (punt 2), haar heffingsstructuur vereenvoudigt (punt 3) en lage tarieven hanteert (punt 4). 16 De NMa merkt op dat het criterium voor misbruik in de vorm van excessieve tarieven in het kader van de Mededingingswet een andere is dan de maatstaf van het hanteren van een billijke vergoeding en/of het opleggen van een vereenvoudigde heffingsstructuur en/of het eisen van lage tarieven. 7 17 KHN stelt in haar klacht niet dat Buma excessieve tarieven hanteert en derhalve misbruik maakt van haar economische machtspositie. De eisen die KHN in punt 2, 3 en 4 weergeven vallen eveneens gezien bovenstaande buiten het toepassingsbereik van de Mededingingswet. De NMa wijst de klacht van KHN op deze punten dus af. 18 Ten overvloede dient opgemerkt te worden dat indien er alsnog een klacht ingediend zou worden over mogelijke excessieve tarieven die een collectieve beheersorganisatie zoals Buma zou hanteren de NMa beperkte middelen heeft om op te treden. De NMa heeft onlangs in haar reeds aangehaalde rapportage geconcludeerd dat er thans geen bevredigende methode is om op basis van de Mededingingswet te kunnen onderzoeken of collectieve beheersorganisaties excessieve tarieven hanteren. De NMa heeft vervolgens aangegeven dat het wenselijk is dat er een meer specifieke vorm van toezicht komt op de tarieven van collectieve beheersorganisaties. *KHN eist prijstransparantie (punt 5). 19 In artikel 2 van de Wet toezicht staat nader omschreven dat het College erop toeziet dat een collectieve beheersorganisatie aan rechthebbenden en betalingsplichtigen voldoende inzicht 7 Zie besluit op bezwaar 22/7/2005, NMa zaak 2319, Koninklijk Horeca Nederland vs. SENA, randnummer 32. 4
verschaft in haar algemene en financiële beleid. 8 Daarbij ziet het College er op toe dat een collectieve beheersorganisatie bij de uitoefening van haar werkzaamheden voldoende rekening houdt met de belangen van de betalingsplichtigen. 9 Het College is dus bevoegd om (prijs)transparantie te eisen bij collectieve beheersorganisaties. 20 In het besluit op bezwaar in de NMa zaak 2319, KHN vs. SENA, heeft de NMa benadrukt dat het in het kader van de Mededingingswet geen transparantie kan eisen van de collectieve beheersorganisatie SENA. 10 Deze constatering geldt ook voor de collectieve beheersorganisatie Buma. 21 Gezien de taken die aan het College zijn toegekend met betrekking tot het toezicht op (prijs)transparantie bij collectieve beheersorganisaties en het feit dat in het kader van de Mededingingswet geen transparantie geëist kan worden van een collectieve beheerorganisatie acht de NMa de klacht van KHN op het punt van prijstransparantie niet ontvankelijk. *KHN wil meer marktwerking zien ook grensoverschrijdend (punt 6). 22 KHN beklaagt zich over het feit dat er niet genoeg grensoverschrijdende marktwerking is op het gebied van het verkrijgen van een licentie voor het openbaarmaken van muziekwerken. KHN heeft in haar mondelinge toelichting op de klacht meegegeven dat zij hiermee doelt op de wederkerigheidsovereenkomsten die Buma heeft met buitenlandse collectieve beheersorganisaties. 11 KHN kan door deze overeenkomsten uitsluitend bij Buma een licentie verkrijgen voor het openbaarmaken van muziek. KHN klaagt erover dat in de wederkerigheidsovereenkomsten die Buma heeft gesloten een verdeling van het territorium is opgenomen, waardoor Buma de enige organisatie is die toestemming kan geven voor het 8 Zie artikel 2 a van de Wet toezicht. 9 Zie artikel 2 d van de Wet toezicht. 10 Zo wordt in het reeds aangehaalde besluit op bezwaar in randnummer 45 gesteld: De artikelen 25a e.v. Mw betreffen de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven (implementatie van Richtlijn 2000/52/EG). Artikelen 25b Mw voorziet kort en voor zover samengevat- in administratievoorschriften voor een onderneming die naast activiteiten krachtens een exclusief recht ook andere activiteiten uitvoert (tezamen in artikel 25a, onder d, Mw aangeduid als: verschillende activiteiten). Omdat SENA geen verschillende activiteiten in bedoelde zin uitvoert maar alleen activiteiten krachtens een exclusief recht, gelden de in artikel 25b Mw opgenomen verplichtingen niet voor SENA. Onderzoek naar verenigbaarheid met artikel 25 a e.v. Mw is dus niet nodig. 11 Onder een wederkerigheidscontract dient in dit geval te worden verstaan een overeenkomst tussen twee nationale collectieve beheersorganisaties, waarbij de organisaties elkaar wederzijds machtigen om op hun respectieve grondgebied de vereiste toestemming te verlenen voor het in het openbaar uitvoeren van door auteursrechten beschermde muziekwerken van auteurs die bij het andere bureau zijn aangesloten, en aan die toestemming bepaalde voorwaarden te verbinden, zulks in overeenstemming met de op het betrokken grondgebied geldende wettelijke regeling. Eén van deze voorwaarden is het betalen van royalty s, welke door het gemachtigde bureau voor rekening van het andere bureau worden geïnd. 5
openbaar uitvoeren van beschermde muziek in Nederland en KHN niet terecht kan bij een auteursrechtenorganisatie die in het buitenland is gevestigd. 23 Uit het Tournier-arrest van het Europese Hof van Justitie blijkt dat dergelijke wederkerigheidsovereenkomsten in strijd met artikel 81 van het EG-Verdrag (en artikel 6 Mw) kunnen zijn. 12 In het Tournier-arrest werd echter het bijzondere karakter beklemtoond van de markt voor auteursrechten, waarvan de bescherming, om doeltreffend te zijn, een permanent toezicht en beheer binnen elk nationaal grondgebied vereist. 24 Voor wat betreft de openbaarmaking van auteursrechten in het algemeen heeft de Europese Commissie sinds 1979 meerdere klachten over wederkerigheidsovereenkomsten afgewezen. 25 Een van die klachten was afkomsting van een vereniging van discotheek-exploitanten genaamd BEMIM. De Commissie merkte op, in lijn met de uitspraak van het Hof in de zaak Tournier, dat elke collectieve beheersorganisatie die buiten zijn eigen grondgebied wenst te opereren ter plaatse een beheerssysteem zou dienen op te zetten om in staat te zijn met de afnemers te onderhandelen, de factoren te controleren die de berekeningsgrondslag voor de royalty s vormen, toezicht op het gebruik van zijn repertoire uit te oefenen en de nodige stappen tegen inbreuken op zijn auteursrecht te ondernemen, zulks ofschoon de bureaus hun repertoire goedkoper en beter kunnen laten beheren door een bureau dat reeds op dat andere grondgebied is gevestigd. 26 Onder verwijzing naar het houtslijp -arrest 13 van het Hof van Justitie stelde de Commissie bovendien, dat de hypothese van een onderling afgestemde feitelijke gedraging niet de enige plausibele verklaring voor de gewraakte gedraging van de auteursrechtenbureaus was, aangezien deze bureaus er haars inziens geen belang bij hadden om een andere methode te gebruiken dan die van de volmacht verleend aan het op het betrokken grondgebied gevestigde bureau. 14 12 HvJ EG 13 juli 1989, zaak 395/87 (Tournier), Jur. 1989, p. 2521. 13 HvJ EG 31 maart 1993, zaak C-89/95 e.a., Ahlström Osakeyhtiö e.a. 14 De Commissie leidde hieruit af dat daar zij geen andere klachten heeft ontvangen en u zelf geen bewijs of concrete aanwijzingen voor een dergelijke onderling afgestemde feitelijke gedraging heeft gegeven, en gelet op het feit dat de Commissie zelf geen enkele aanwijzing heeft kunnen vinden, zij deze parallelle gedraging niet kan toeschrijven aan het bestaan van een mededingingsregeling of van een onderling afgestemde feitelijke gedraging van de auteursrechtenbureaus. De Commissie concludeerde: Onder deze omstandigheden is de Commissie van mening, dat het gedeelte van de klachten van Tremblay, Lucazeau en Kestenberg [individuele leden van BEMIM] betreffende een compartimentering van de nationale markten voor muziekauteursrechten als gevolg van een mededingingsregeling tussen of een onderling afgestemde feitelijke gedraging van de auteursrechtenbureaus van de verschillende Lid-Staten, ongegrond is. GvEA 27 november 1997, zaak T-224/95 (Tremblay), Jur 1997, randnummer 19. 6
27 Voor wat betreft de openbaarmaking via bepaalde kanalen, heeft de Commissie echter onlangs punten van bezwaar uitgebracht. Dit betreft wederkerigheidsovereenkomsten tussen collectieve beheersorganisaties die specifiek zien op openbaarmaking via internet, satelliet en kabel. De Europese collectieve beheersorganisaties en CISAC zelf hebben toezeggingen voorgelegd aan het Directoraat Generaal Concurrentie. 15 28 Ook heeft de Commissie in de afgelopen jaren al enige voorstellen en pogingen gedaan voor het doorbreken van deze wederkerigheidsovereenkomsten. 16 Zo heeft het Directoraat Generaal Interne Markt van de Commissie in 2005 een aanbeveling gedaan voor grensoverschrijdend collectief rechtenbeheer, voor online diensten. 29 Uit het vorenstaande blijkt dat de Commissie reeds op basis van gelijksoortige klachten als die van KHN heeft onderzocht of een overtreding van artikel 81 van het EG-Verdrag (het EUequivalent van artikel 6 Mw) heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft in deze zaken tot nog toe geen overtreding kunnen vaststellen en heeft de klachten afgewezen. 17 Gelet hierop acht de NMa de kans op vaststelling van een overtreding van de Mededingingswet zeer gering. Niettemin heeft 15 CISAC, Punten van Bezwaar van Commissie van 7 februari 2006, Zaak nr. MED/38.698. Dit onderzoek betreft bepalingen in de wederkerigheidsovereenkomsten tussen collectieve beheersorganisaties die openbaarmakingsrechten beheren. Alhoewel de wederkerigheidsovereenkomsten zien op alle vormen van openbaarmaking, zien de Punten van Bezwaar slechts op openbaarmaking via internet, satelliet en kabel. Het onderzoek betreft bepalingen over i) de verplichting voor rechthebbenden om alleen rechten over te dragen aan hun nationale collectieve beheersorganisate, ii) de verplichting voor gebruikers alleen een licentie te betrekken bij de nationale collectieve beheersorganisatie en beperkt tot het grondgebied van de nationale collectieve beheersorganisaties en iii) de netwerk-effecten van de beide voorgaande bepalingen. Meerdere Europese collectieve beheersorganisaties waaronder Buma en CISAC hebben een schikking (commitments) voorgesteld aan de Commissie. 16 Zie onder andere: 1) IFPI "Simulcasting", Beschikking van de Commissie van 8 oktober 2002, Zaak nr. MED/C2/38.014. Deze beschikking betreft onder meer tariefbepalingen in wederkerigheidsovereenkomsten betreffende gelijktijdige uitzending via internet tussen Collectieve beheersorganisaties die naburige rechten beheren. 2) Universal v. MCPS and others, Beschikking van de Commissie van 4 oktober 2006, Zaak nr. MED/C2/38.681. Deze beschikking betreft onder meer bepalingen over kortingen en non-concurrentie bepalingen in de Cannes Extension Agreement. Dit is een overeenkomst tussen grote muziekuitgeverijen en collectieve beheersorganisaties die mechanische rechten beheren. 3) Verder heeft de Commissie een Mededeling uitgebracht over het beheer van auteursrechten en gerelateerde rechten in de interne markt (COM/2004/0261), als ook een Aanbeveling over grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten en gerelateerde rechten voor legitieme online muziekdiensten (Pb. L 276/54 van 21 oktober 2005) en een Studie over een communautair initiatief op het gebied van grensoverschrijdend collectief beheer van auteursrechten van 7 juli 2005. 17 Tremblay en Kestenberg, twee leden van BEMIM, hebben naar aanleiding van de afwijzing van hun klacht beroep ingesteld bij het Gerecht van Eerste Aanleg van de EG. Het Gerecht van Eerste Aanleg achtte de afwijzing door de Commissie echter voldoende gemotiveerd, en heeft het beroep verworpen. GvEA, 27 november 1997, zaak T-224-95 (Tremblay), Jur 1997. 7
de Commissie veel aandacht voor klachten over wederkerigheidsovereenkomsten, onder andere voor wat betreft openbaarmaking via nieuwe media. De NMa acht het derhalve niet doeltreffend en doelmatig om deze overeenkomsten nader te onderzoeken. 30 Het onderdeel van de klacht van KHN omtrent de wederkerigheidsovereenkomsten wordt derhalve op prioriteit afgewezen. 18 *KHN eist dat Buma gelden waarvan geen verdeling (repartitie) plaatsvindt terug laat vloeien naar de muziekgebruikers (punt 7) en dat Buma haar administratieve lasten verlaagt (punt 8). 31 KHN stelt in haar klacht voor dat gelden waarvan geen verdeling (repartitie) plaatsvindt door Buma terug zou moeten worden gegeven aan de muziekgebruikers. KHN heeft vervolgens telefonisch toegelicht dat zij in haar klacht voornamelijk verwijst naar de gelden die Buma voor culturele doeleinden gebruikt. Daarbij eist KHN dat Buma haar administratieve lasten verlaagt. 32 In de reeds aangehaalde NMa zaak KHN vs. SENA stelde de NMa het volgende: Veeleer is de vergoeding mede het resultaat van onderhandelingen tussen SENA en betalingsplichtigen. Gegeven een vastgestelde vergoeding is de hoogte van de uitkering aan rechthebbenden afhankelijk van het bedrag dat wordt besteed aan het beheer of andere bestedingsdoelen; eventuele te hoge beheerskosten of andere uitgaven gaan ten koste van de uitkering aan de rechthebbenden 19 Deze redenering geldt ook voor de collectieve beheersorganisatie Buma. Bedragen die aan culturele doeleinden of voor andere bestedingsdoelen zoals administratieve lasten worden uitgekeerd komen ten laste van rechthebbenden en niet ten laste van gebruikers. 33 Gezien het bovenstaande hebben met name rechthebbenden belang bij de verdeling van gelden. De NMa heeft van rechthebbenden geen soortgelijke klachten ontvangen. Aangezien de NMa geen klachten heeft ontvangen van rechthebbenden, waarvan dit eerder te verwachten zou zijn dan van gebruikers, acht de NMa het niet doelmatig en doeltreffend om op te treden tegen de bestedingsdoelen van Buma. De klacht van KHN over de bestedingsdoelen die Buma in sommige gevallen hanteert en de hoogte van de administratieve lasten wordt derhalve afgewezen op basis van de prioriteitstelling van de NMa. *KHN eist een gezamenlijke heffing van auteursrechten bij voorkeur via een loket (punt 9), geen incassobureau meer te zijn van live artiesten (punt 10) en een stop op het uitdijen van organisaties met auteursrechtelijke aanspraken (punt 11). 18 De NMa hanteert de volgende algemene prioriteringscriteria; economische importantie, het belang voor de consument, de ernst van de overtreding en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het optreden van de NMa. 19 Zie randnummer 37 van het reeds aangehaalde besluit op bezwaar. 8
34 De eisen die KHN stelt in de punten 9, 10 en 11 vallen buiten het toepassingsbereik van de Mededingingswet. De NMa wijst de klacht van KHN op deze punten derhalve af. IV Conclusie 35 Gelet op bovenstaande wordt de klacht van KHN, gericht tegen de vermeende overtreding door Buma van artikel 6 en artikel 24 Mw: 1)op prioriteit afgewezen voor zover de klacht betrekking heeft op de wederkerigheidsovereenkomsten van Buma met buitenlandse collectieve beheersorganisaties en de bestedingsdoelen van de gelden van Buma. 2)buiten het toepassingsbereik van de Mededingingswet verklaard voor de overige punten van de klacht. 36 Zoals telefonisch aangekondigd, zal ik een kopie van dit besluit aan Buma toesturen. Indien u overleg over deze brief wenst kunt u contact opnemen met mevrouw drs. A.C. Hoyng, bereikbaar onder telefoonnummer 070 330 3537. Hoogachtend, De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, voor deze: Dr. D.E. Hesseling Directie Concurrentietoezicht Clustermanager Netwerksectoren & Media Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH, Den Haag. In dit bezwaarschrift kan een belanghebbende op basis van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de Raad van 9
Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter. 10