Korte handleiding bijeenkomst 4. Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen: Onder algemene titel (opvolging in een geheel vermogen of een deel hiervan): erfopvolging, boedelmenging en fusie. Onder bijzondere titel (verkrijging van één of meer bepaalde goederen): a. Originair: het goed wordt niet van een voorganger verkregen. b. Derivatief: het goed wordt met al zijn hoedanigheden (rechten en verplichtingen) van een voorganger verkregen. Wijzen van eigendomsverkrijging (voor zaken): Op de wijzen die voor alle goederen gelden: erfopvolging; overdracht, verjaring. Op enkele voor eigendom speciaal geldende wijzen: a. Roerende zaken: toeëigening, vinderschap, schatvinding, natrekking, samensmelting, vermenging, zaaksvorming, vruchttrekking. b. Onroerende zaken: natrekking, aanwas. Voor de wijzen van eigendomsverkrijging: zie titel 5.1, 5.2 en 5,3 BW; zij zijn allen originair en onder bijzondere titel. Bijzondere wijzen van originaire eigendomsverkrijging: verlies van hoedanigheid van bestanddeel (dakpannen) en onteigening en ruilverkaveling (zie 214 boek) Vormen van originaire eigendomsverkrijging: Verjaring: (3:99 ev BW) Twee soorten van verjaring: Verkrijgende verjaring (acquisitief) 3:99 BW Verliezende verjaring (extinctief 3:105 BW Functie verjaring: bevorderen van de rechtszekerheid Redelijkheid en billijkheid spelen geen rol (zie verjaring bij kwade trouw) Voorwaarden verkrijgende verjaring: 3:99 lid 1 Bezit gedurende een aantal jaren (termijn begint te lopen vanaf de datum van bezitsverkrijging): a. Roerende zaken, rechten aan toonder en rechten aan order: 3 jaren b. Overige goederen: 10 jaren Bezit moet onafgebroken zijn>bezitsverlies stuit een lopende verjaring. Zie uitzondering en voorwaarden onvrijwillig bezitsverlies: 3:103 BW.
Bezitter is te goeder trouw (zie 3:118 BW) (zie voor invulling begrip goede trouw: kennen of behoren te kennen) Voortzetting verjaring bij bezitsopvolging (zie 3:102 BW): de verkrijger te goeder trouw mag de lopende verjaringstermijn van een bezitsvoorganger optellen. Zie 3:116 en 3:102,2 BW Verband extinctieve en acquisitieve verjaring: 3:106 BW: voltooiing van extinctieve verjaring heeft acquisitieve verjaring tot gevolg 3:105 BW: bezit en termijn zijn dan de enige vereisten voor verjaring. Bijzondere vorm van verjaring: 3:106 BW: het beperkte recht gaat hierbij teniet. Gevolg extinctieve verjaring: er resteert een natuurlijke verbintenis. Occupatie 5:4 BW (inbezitneming) Hij die een aan niemand toebehorende roerende zaak in bezit neemt, verkrijgt daardoor de eigendom. Vereisten: Betreft een zaak die nooit een eigenaar heeft gehad of ten aanzien waarvan het bezit is prijsgegeven met het oogmerk er afstand van te doen. Inbezitneming. Vinderschap 5:5-12 BW Verhouding vinderschap-verjaring: kunnen elkaar overlappen; vinderschap gaat sneller. Voorwaarden: Onbeheerde roerende zaak: geen machtsuitoefening door een ander. De zaak onder zich nemen. Termijn van een jaar 5:6 BW Verplichtingen (zie 5:5 BW): meldingsplicht (2 varianten), afgifte aan gemeente op verzoek; mogelijkheid tot afgifte aan gemeente. Gevolgen: Vinder wordt eigenaar indien 5:6 lid 1 BW: Termijn van een jaar is verstreken. Vinder heeft voldaan aan de meldingsplicht Zaak is bij vinder of gemeente Het gaat om een door de wetgever aangewezen niet-kostbare zaak, die bij de gemeente is afgegeven. Boek blz 233 Zie ook 5:11 BW: termijn van een maand.
Bij opeising door eigenaar: vergoeding kosten en vindersloon 5:10 BW Schatvinding 5:13 BW (species van vinderschap) Voorwaarden voor eigendom: (roerende) zaak van waarde Lang verborgen Eigenaar onmogelijk op te sporen. Gevolg: Schat komt toe aan de eigenaar en ontdekker direct na ontdekking en ieder voor de helft (5:13 lid 1); er ontstaat mede-eigendom. Verplichting: melding gemeente (5:13 lid 3 BW) Natrekking 5:3, 5:14 lid 1 en 5:20 BW Voorwaarden: Twee of meer roerende of onroerende zaken Toebehorend aan verschillende eigenaren Een der zaken is de hoofdzaak Andere zaak wordt bestandeel door óf hechte verbinding óf verkeersopvattingen. Natrekking geschiedt onafhankelijk van de wil van betrokkenen (autonoom proces) en strekt ten gunste van de hoofdzaak (= zaak met de meeste waarde of naar verkeersopvattingen de hoofdzaak) Gevolg: eigenaar van hoofdzaak is ook eigenaar van bestanddeel Natrekking: Vertikaal Horizontaal> deze gaat voor (zie 5:20 e BW) (verkeersopvattingen gaan voor) Reden: bevorderen van rechtszekerheid. Vermenging 5:15 BW Omschrijving: verschillende soorten vloeistoffen en gassen komen bij elkaar en gaan in elkaar over, zodat er één vloeistof ontstaat. Materialen kunnen zijn van dezelfde soort (graan) of verschillend (thee en suiker). Gevolg: (zie 5:14 analoog toegepast): bestanddeel volgt de hoofdzaak
Bijzondere vorm: oneigenlijke vermeniging: roerende zaken worden met andere roerende zaken verbonden, zodat deze niet meer individualiseerbaar zijn (bv geld). Verschil: er ontstaat geen nieuwe zaak. In deze situatie is daarom bezit van de zaak doorslaggevend; de andere partij moet bewijs leveren. Verbinding 5:14 lid 2 BW Omschrijving: nieuwe zaak zonder vormgeving. Gevolg: zaak volgt de hoofdzaak. Bij gelijkwaardige zaken: mede-eigendom. Vermenging zonder hoofdzaak. 5:15 jo 5:14 lid 2 BW Gevolg: mede eigendom bij meerdere eigenaren van de hoofdzaken. (vb pag 243 boek; benzine) Zaaksvorming 5:16 BW Omschrijving: vorming van een nieuwe zaak, waarvan de waarde voor een belangrijk deel door vormgeving wordt bepaald. Criterium: verkeersopvattingen en een (belangrijke mate) van menselijke arbeid. Onderscheid: Één of meer van de oorspronkelijke eigenaars verkrijgt eigendom De vormgever verkrijgt de eigendom. Hoofdregel is de eerste optie; de uitzondering is er als iemand: a. een zaak vormt of doet vormen b. voor zichzelf c. de kosten van vorming niet gering zijn in verhouding tot de waarde vand e zaak. (vb boek 246/247) Gevolg: zie 5:14 lid 1 en lid 2: zaak volgt de hoofdzaak. Bij gelijkwaardige zaken: mede-eigendom. Hoe te voorkomen: goede contractuele regeling (houderschap en eigendomsvoorbehoud). Vruchttrekking 5:17 BW Omschrijving: door afscheiding worden bestanddelen zelfstandige zaken. Eigenaar van de vruchten wordt degene die krachtens genotsrecht gerechtigd is tot de vruchten. Mogelijke gerechtigden: 1. eigenaar 5:17 BW
2. beperkt genotsrecht bijvoorbeeld 3:216 BW (vruchtgebruik) en 5: 90 (erfpachter) 3. bezitter (te goeder trouw) 3:120 BW 4. persoonlijk genotsrecht (huur) Eigendom gaat over bij afscheiding. Van toepassing op fysieke en juridische vruchten (bv rente, huur). Werking artikel: beperkt aangezien de regeling van de genotsrechten zelf al vaak een dergelijke regeling kent.