De Invloed van Leeftijd op Psychopathie, en de Rol van Beschermende en Risicofactoren. Eline Verhees

Vergelijkbare documenten
Psychopathie. Puck de Ruijter. Begeleid door Frida van der Veeken en Mirthe Noteborn. Bachelor thesis Psychologie en Gezondheid

DE RELATIE TUSSEN OVERT NARCISME EN LEEFTIJD 1. Overt Narcisme in de Adolescentie en de Veranderingen met betrekking tot Leeftijd

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

DE RELATIE TUSSEN SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS EN VERHOOGDE TREKKEN VAN OVERT NARCISME EN PSYCHOPATHIE

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Koptekst: INVLOED VAN BURGERLIJKE STAAT OUDERS OP PSYCHOPATHIE. De Invloed van de Burgerlijke Staat van Ouders Tijdens de Jeugd op het hebben van

Nederlandse samenvatting

Meetinstrumenten voor een landelijk onderzoek bij seksueel geweldplegers in een. forensisch psychiatrische instelling

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

N ederlandse samenvatting

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING

Samenhang tussen psychopathie en het gebruik van cognitieve. distorsies bij adolescenten

Psychopathie: Geslachtsverschillen en Comorbiditeit met Persoonlijkheidsgerelateerde Kenmerken in een Niet-Klinische Steekproef

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

Onderzoeksbulletin. Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz. Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg

Psychopathie, een eenduidig construct of een verhaal met twee kanten?

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

PSYCHOPATEN EN RELATIES Wat is het verband tussen psychopathische trekken en sociale- en relationele capaciteiten?

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren

Dysphagia Risk Assessment for the Community-dwelling Elderly

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Lijst met publicaties

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Het verband tussen de PCL-R Score, Index-Delict, en Incidenten in de TBSkliniek

Samenvatting, conclusies en discussie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

De Rol van PTSS in de Ontwikkeling van Psychopathie

Zelfcontrole, Relationele Capaciteiten en Antisociale Persoonlijkheid

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Nederlandse Samenvatting

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Jan Dirk van der Ploeg publicaties (4)

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

TO PCL-R OR NOT TO PCL-R? DE PSYCHODIAGNOSTIEK VAN PSYCHOPATHIE ONDER DE LOEP GENOMEN

Harteloos of ongeremd?

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Biowalking voor ouderen

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Code Cursusnaam block Ects Organization Theory Organization Development Relations and Networks of Organizations 4 6

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag

Verschilt de voorkeur voor copingmechanisme van primaire psychopaten ten opzichte van secundaire psychopaten? Bachelor Thesis Suad Donlagic

LinkedIn Profiles and personality

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Is er een verband tussen psychopathische trekken en psychosociale problemen bij jongens en meisjes in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar?

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

DOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.

S1: Chronische vermoeidheid: onderzoek naar kwetsbaarheid. S1: Chronische vermoeidheid: onderzoek naar kwetsbaarheid

Vergelijking MMPI-2 met MMPI-2-Restructured Form (RF) Voor As-I. Pathologie Binnen de Testdiagnostiek

Deze test werd ontwikkeld en aangewend om het medicatiemanagement en de verschillende aspecten hiervan te evalueren in de ambulante zorg.

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Master Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach.

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

De invloed van etniciteit, sociaal economische status en zelfwaardering op psychopathische kenmerken.

Terugkoppeling onderzoek: Vroegtijdige afsluiting van poliklinische behandeling Madicken Jellema

Samenvatting Nederlands

Gebruik van PROMs individueel versus groepsniveau. Riekie de Vet

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Samenvatting Inleiding Methode

Classificeren en meten. Overzicht van de officiële definities van de meter sinds Raymond Ostelo, PhD. Klinimetrie

FEEL-E. Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen. HTS Report. Simon Janzen ID Datum Zelfrapportage

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Auteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Achtergronden bij het instrument

Code Course name block Ects International Organizations Advanced Project management * Cross Cultural HRM 3 6

Transcriptie:

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 1 De Invloed van Leeftijd op Psychopathie, en de Rol van Beschermende en Risicofactoren. Eline Verhees Begeleid door Frida van der Veeken en Mirthe Noteborn Bachelor thesis Klinische Gezondheidspsychologie Departement Forensische Psychologie, Tilburg University Januari, 2014

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 2 Abstract achtergrond Er is al veel onderzoek gedaan naar psychopathie en de kenmerken daarvan. De meningen verschillen op bepaalde punten, bijvoorbeeld of de mate van psychopathie afneemt naarmate je ouder wordt. Verder is er niet veel informatie bekend over de persoonlijkheidstrekken die beschermende ofwel risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van psychopathie. doel Onderzoeken wat de invloed van leeftijd is op primaire en secundaire psychopathie. En nagaan wat de invloed is van de beschermende factoren (zelfcontrole, sociale overeenstemming en verantwoordelijkheid) en de risicofactoren (negativisme en ernstige psychopathologie) op primaire en secundaire psychopathie. methode Respondenten hebben de SLRP, NVM en SIPP-SF ingevuld. Zij zijn verdeeld over 3 leeftijdscategorieën: jong volwassenen (18-25), volwassenen (26-50) en ouderen (50+). En zijn er t-testen en meervoudige regressieanalyses uitgevoerd. resultaten In de latere leeftijdscategorieën neemt psychopathie af, deze afname is iets groter bij primaire psychopathie maar nergens significant. Beschermende variabelen verklaren aanzienlijk deel primaire en secundaire psychopathie. Zelfcontrole geen beschermende factor voor primaire psychopathie, wel bij secundaire psychopathie. Risicofactor negativisme verklaard klein deel primaire en secundaire psychopathie. Ernstige psychopathologie blijkt geen risicofactor te zijn voor beide vormen van psychopathie. conclusie Iemand die hoog scoort op verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming, en laag scoort op negativisme heeft minder risico op primaire psychopathie. Mensen die hoog scoren op verantwoordelijkheid, zelfcontrole en sociale overeenstemming, en laag scoren op negativisme lopen minder risico op secundaire psychopathie. Om conclusies te trekken over leeftijd is meer onderzoek nodig. sleutelwoorden primaire psychopathie, secundaire psychopathie, leeftijd, beschermende factoren, risicofactoren.

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 3 De Invloed van Leeftijd op Psychopathie, en de Rol van Beschermende en Risicofactoren. Gemiddeld ontwikkelt een tot twee procent van de bevolking psychopathie (Rutter, 2012). Mensen met psychopathie hebben over het algemeen een harde persoonlijkheid, waartoe een gebrek aan empathie, spijt, sociale bindingen en emotionele reacties behoren (Cooke, Michie, Hart, & Clark, 2005). Vaak is er sprake van een arrogante, bedrieglijke en antisociale houding, die voort komt uit een hoge mate van impulsiviteit, onverantwoordelijkheid en afwezigheid van affectiviteit (Cooke & Michie, 2001). Psychopathie kan worden onderverdeeld in twee vormen, te weten primaire en secundaire psychopathie (Cleckley, 1976; Karpman, 1941). Primaire psychopathie wordt gekenmerkt door een doordachte houding en weinig impulsiviteit (Falkenbach, Poythress, & Creevy, 2008; Skeem, Poythress, Edens, Lilienfeld, & Cale, 2003). Terwijl er bij secundaire psychopathie sprake is van hoge mate van impulsiviteit en vijandigheid (Hicks, Markon, Patrick, Krueger, & Neuman, 2004; Lynam et al., 2005; Salekin, Leistico, Trobst, Schrum, & Lochman, 2005). Karakteristiek voor primaire psychopathie is de egocentrische houding, de persoon onderkent en/of respecteert de behoeften en wensen van anderen niet (Bresin, Boyd, Ode, & Robinson, 2013; Millon, Simonsen, Birket-Smith, & Davis, 1998). Verdere kenmerken zijn onverschilligheid en manipulatief gedrag (Levenson, Kiehl, & Fitzpatrick, 1995). Primaire psychopaten gebruiken instrumentele agressie om hun doelen te gebruiken, dit sluit aan bij de doordachtzaamheid en lage score op impulsiviteit (Falkenbach et al., 2008; Skeem et al., 2003). Mensen met secundaire psychopathie zijn vaak impulsief en hebben een grote emotionele instabiliteit (Sadeh & Verona, 2008). Hicks et al. (2004) refereerden naar agressieve psychopaten als ze het over mensen met secundaire psychopathie hadden. Dit omdat secundaire psychopaten vaak agressief, vijandig en impulsief zijn en een verleden

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 4 hebben van geweld en criminaliteit. Meestal is er sprake van vijandige reactieve agressie, die past bij de antisociale levensstijl (Falkenbach et al., 2008; Levenson et al., 1995; Skeem et al., 2003). Psychopathie is niet gemakkelijk te behandelen, het behandelen zou zelfs verergering kunnen veroorzaken omdat de psychopaat de behandeling leert manipuleren (Hare, 1998; O Neill, Lidz, & Heilbrun, 2003). Martens (2000) geeft aan dat veel therapeuten casussen van psychopaten zien als zeer moeilijk behandelbaar of zelfs onbehandelbaar. Het is daarom van groot belang om behandeling op te delen in kleinere stukken, dit kan door met aparte factoren te werken. Leeftijd zou een dergelijke factor kunnen zijn, echter zijn de meningen, over of leeftijd invloed heeft op trekken van psychopathie, verdeeld. Zo blijkt uit een longitudinaal onderzoek van Johnson et al. (2000). Zij hebben hun respondenten gevolgd van de vroege adolescentie, waarin de gemiddelde leeftijd 14 jaar oud was tot en met de volwassenheid waarin de gemiddelde leeftijd 22 was. Uit dit onderzoek blijkt dat psychopathie afneemt naarmate je ouder wordt. Een onderzoek van Coolidge, Burns, Nathan en Mull (1992) liet zien dat psychopathie in hogere mate voorkomt bij de oudere leeftijdsgroep (61-78 jaar) dan bij de jongere leeftijdsgroep (16-58 jaar). In het geval van psychopathie is het nog niet gelukt om in detail vast te leggen hoe het zich ontwikkelt (Gill & Crino, 2012). Door middel van het vier factoren model van Hare (2003) is er geprobeerd om een duidelijk overzicht te krijgen van psychopathie en de ontwikkeling van verschillende kenmerken in de loop van de tijd. Van de vier factoren criminaliteit, onberekenbare levensstijl, manipulatieve houding en te kort aan affectiviteit nemen de factoren criminaliteit en onberekenbare levensstijl af naarmate je ouder wordt. De factoren over de manipulatieve houding en het tekort aan affectiviteit blijven stabiel (Huchzermeier et al., 2008).

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 5 Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat psychopathie als onveranderlijk wordt gezien. Echter tonen Hare, McPherson en Forth (1988) aan dat er, bij ten minste een aantal psychopaten, redenen zijn om aan te nemen dat bepaalde aspecten van antisociaal gedrag en criminaliteit afnemen. Ook blijkt uit eerder onderzoek van Hare en McPherson (1984) dat psychopaten onder de 40 jaar vaker tot gevangenisstraf worden veroordeeld dan individuen zonder psychopathie, dat verschil wordt vanaf de leeftijd 40 à 45 jaar ongeveer gelijk getrokken. Dit zou kunnen duiden op een afname van criminele activiteiten in psychopaten vanaf ongeveer 40 jaar, de psychopathie blijft echter aanwezig. Harpur en Hare (1994) vermelden dat psychopaten wel degelijk veranderen, maar dat dat meestal oppervlakkige gedragsveranderingen betreft en geen fundamentele veranderingen in de persoonlijkheid. Dit zou kunnen komen doordat psychopaten over het algemeen niet leren van hun ervaringen, wat kan betekenen dat ze vasthouden aan hun gedrag en zodoende blijven de psychopathische trekken redelijk stabiel met de tijd (Newman & Kosson, 1986). Binnen elke stoornis is sprake van risico en beschermende factoren. DeMatteo, Heilbrun en Marczyk (2005) definieerden een beschermende factor als een invloed die mensen met een hoog risico op deelname aan antisociaal gedrag beschermt. Beschermende factoren zijn vaak vaardigheden op het sociale, emotionele en relationele vlak (Brand & Diks, 2001). In het geval van psychopathie kan het gaan om dingen als het hebben van familiebanden, religie, deelname aan georganiseerde activiteiten, positieve rolmodellen, sociale steun, een vaste baan en dergelijke (Hoge, Andrews, & Leschied, 1996). Een onderzoek van DeMatteo et al. (2005) toont dat psychopaten die niet in aanraking zijn geweest met justitie meer beschermende factoren hebben dan psychopaten die wel met justitie in aanraking zijn gekomen. Er blijkt een verschil te zitten in welke factoren als belangrijk ervaren worden. Bij een hoge score op psychopathie is het hebben van een vaste baan zeer belangrijk, terwijl bij een lagere psychopathiescore sterke familiaire banden de

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 6 belangrijkste beschermende factor is (DeMatteo et al., 2005). DeMatteo et al. (2005) concludeerden dat de aanwezigheid van beschermende factoren psychopathische karakteristieken verlaagt. Andere beschermende factoren kunnen persoonlijkheidstrekken zijn. Zo vermelden Lynam et al. (2005) dat er een negatieve correlatie is tussen angst en kwetsbaarheid en psychopathie, en dat impulsiviteit en vijandigheid positief correleren met psychopathie. Angst en kwetsbaarheid komt minder voor bij psychopaten vergeleken met de normale populatie, terwijl psychopaten hoger dan gemiddeld scoren op de trekken impulsiviteit en vijandigheid. In dit onderzoek wordt gekeken naar psychopathische trekken en welke invloed de beschermende factoren zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming hierop hebben. Onder zelfcontrole valt het reguleren en gebruiken van emoties en impulsen, verantwoordelijkheid staat voor het stellen en behalen van realistische doelen. Sociale overeenstemming heeft betrekking op het accepteren van je identiteit, agressieve impulsen controleren en samen kunnen werken met anderen ( Definition of SIPP-SF domains, z.j.). Risicofactoren zijn de factoren die de kansen op delictgedrag vergroten. Een risicofactor bij psychopathie is bijvoorbeeld het hebben van neurotische trekken, en dan vooral impulsiviteit en vijandigheid (Lynam et al., 2005; Salekin et al., 2005). Impulsiviteit is een kenmerk van secundaire psychopathie, en vijandigheid komt vaak voor bij asociaal gedrag, een risicofactor voor secundaire psychopathie. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee overkoepelende risicofactoren genaamd negativisme en ernstige psychopathologie. Luteijn en Kok (1985) definiëren negativisme als ontevredenheid en wrok, mensen die hoog scoren vertonen vaak gespannen en mopperend gedrag. Onder de factor ernstige psychopathologie worden waanachtige gevoelens, paranoïde gedachten en bizarre belevingen geschaald (Luteijn & Kok, 1985).

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 7 In deze studie wordt de invloed van leeftijd, beschermende en riscofactoren op psychopathische trekken onderzocht, dit is belangrijk omdat psychopathie haast onbehandelbaar is (Martens, 2000). Het kan daarom van toegevoegde waarde zijn om losse factoren te bestuderen en te bekijken of op die manier de mate van psychopathie voorspelt kan worden en aan welke factoren het beste in kleine stappen gewerkt kan worden. De verwachting is dat primaire psychopathie niet zal dalen naarmate men ouder wordt, omdat primaire psychopathie verwijst naar een doordacht en naar binnen gericht persoon. Secundaire psychopathie zal naar verwachting wel afnemen, omdat dit vaak wordt gekenmerkt door impulsiviteit en agressie, en die trekken nemen af naarmate men ouder wordt (Loeber & Stouthamer-Loeber, 1998). Verder wordt verwacht dat de beschermde factoren zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming zorgen voor een afname van voornamelijk secundaire psychopathie. Er wordt een toename in psychopathische trekken verwacht indien de risicofactoren negativisme en ernstige psychopathologie in grotere mate aanwezig zijn, wederom wordt verwacht dat dit bij secundaire psychopathie om een sterkere toename gaat. Methode Participanten Aan zeven derdejaars psychologiestudenten van Tilburg University is de opdracht gegeven respondenten te verwerven in hun sociale omgeving, er werden 183 respondenten verworven. Er is rekening gehouden met opleiding, burgerlijke staat, tewerkstelling en leeftijd, zodat de sample een weerspiegeling is van de normale populatie. Respondenten behoorden de minimale leeftijd van 18 jaar bereikt te hebben. Procedure De respondenten zijn door de studentonderzoekers benaderd in oktober 2014. De respondenten werden gevraagd hun demografische gegevens en diverse vragenlijsten in te

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 8 vullen. De afgenomen vragenlijsten zijn de Levenson Self Report Psychopathie Scale (SLRP), Nederlandse Narcisme Schaal (NNS), de Nederlandse versie van Severity Indices of Personality Problems short form (SIPP-SF persoonlijkheidsvragenlijst) en de Nederlandse Verkortte versie van de MMPI (NVM). De vragenlijsten die voor dit onderzoek van belang zijn worden onder meetinstrumenten nader toegelicht. Op het voorblad van de vragenlijst werd een introductietekst weergegeven waarin staat omschreven wat het doel van het onderzoek is, dat de anonimiteit wordt gewaarborgd en een adres waarmee respondenten contact op kunnen nemen voor vragen (Bijlage 1). Tevens werd gevraagd een toestemmingsformulier in te vullen, voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst, hiermee werd toestemming gegeven voor het gebruik van de gegevens in het onderzoek. Deze toestemmingsformulieren zijn los van het vragenlijstboekje bewaard, om de anonimiteit te waarborgen. Meetinstrumenten Demografische gegevens Bij de demografische gegevens is gevraagd naar de sociale status van de respondent, de hoogst voltooide opleiding, het inkomen, de etnische achtergrond, de burgerlijke staat van de ouders tijdens de jeugd, eerdere veroordeling voor delicten en ten slotte of de respondent in de afgelopen drie jaar in behandeling is geweest bij een hulpverlener omwille van psychische klachten. Verderop is naar het geslacht en de geboortedatum van de respondent gevraagd. De respondenten worden aan de hand van hun geboortedatum ten opzichte van de afnamedatum, die voor elke respondent gelijk is gesteld op 15-10-2014, verdeeld over drie leeftijdscategorieën jong volwassenen (18-25 jaar), volwassenen (26-50 jaar) en ouderen (50+). SLRP Om verhoogde trekken op primaire en secundaire factoren van psychopathie te meten is de SLRP gebruikt. De SLRP bestaat uit 26 uitspraken, 16 van deze uitspraken meten verhoogde primaire trekken, en 10 uitspraken meten verhoogde secundaire trekken.

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 9 Elke uitspraak had vier antwoordmogelijkheden, lopend van 1 ik ga volledig niet akkoord tot 4 ik ga volledig akkoord. Een voorbeeld van een uitspraak die een verhoogde primaire trek meet is: Mijn levensdoel is zoveel mogelijk luxe verwerven. Een secundaire voorbeeldstelling is: Liefde wordt overgewaardeerd. De SLRP is voldoende betrouwbaar met een interne consistentie van.79 voor de primaire factor en.69 van de secundaire factor (Van de Sompel, 2011). NVM De NVM is een verkorte versie van de Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI), die Hathaway en McKinley in 1943 hebben ontwikkeld. Met de MMPI is de basis gevonden om persoonlijkheid te linken aan testscores. De oorspronkelijke lijst bestaat uit 432 items, deze lijst is door Luteijn en Kingma (1979) ingekort tot 83 items. Bij elke stelling kan de respondent kiezen voor juist of onjuist. Als de respondent het met de stelling eens is, of het meestal op hem van toepassing is kiest hij voor juist. Indien de stelling meestal niet van toepassing is, of de respondent is het er niet mee eens dan wordt er gekozen voor onjuist. Er worden met de NVM vijf factoren gemeten; negativisme (22 items), somatisering (20 items), verlegenheid (15 items), ernstige psychopathologie (13 items) en extraversie (13 items). In dit onderzoek worden de factoren negativisme en ernstige psychopathologie meegenomen als risicofactoren, de overige factoren worden buiten beschouwing gelaten. Een voorbeeldstelling voor negativisme is: Soms heb ik zin om te vloeken, en van ernstige psychopathologie is: Ik zie dingen, dieren of mensen om mij heen, die anderen niet zien. De α van de negativismeschaal is in een normale populatie.79, en van de ernstige psychopathologieschaal.72 (Luteijn & Kingma, 1979). Deze cijfers tonen een redelijk tot goede interne betrouwbaarheid. SIPP-SF De SIPP-SF persoonlijkheidsvragenlijst is een ingekorte versie van de SIPP-118 (Andrea et al., 2007) en bestaat uit 60 items die vijf domeinen meten. Deze items

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 10 gaan over hoe de respondent zichzelf ziet, over de laatste drie maanden. De domeinen zijn zelfcontrole (12 items), identiteitsintegratie (12 items), verantwoordelijkheid (12 items), relationele capaciteiten (12 items) en sociale overeenstemming (12 items). Deze worden gemeten op een 4-punts Likertschaal, van volledig mee oneens tot volledig mee eens. Hogere scores hangen samen met meer adaptieve, en minder pathologische capaciteiten. In dit onderzoek worden de domeinen zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming als beschermende factoren meegenomen. Een voorbeeldstelling voor het domein zelfcontrole is: Meestal ben ik mijn gevoelens voldoende de baas, en voor het domein verantwoordelijkheid: Ik slaag er vaak niet in dingen te doen die ik moet doen. Een voorbeeldstelling van sociale overeenstemming is: Sommige mensen vinden mij ongemanierd of beledigend. Naar de betrouwbaarheid en validiteit van de SIPP-SF is nog geen onderzoek gedaan. Er is wel onderzoek gedaan naar de SIPP-118 en aangezien deze een interne consistentie heeft van tussen de.62 en.88, wordt aangenomen dat ditzelfde geldt voor de SIPP-SF (Feenstra, Hutsebaut, Verheul, & Busschbach, 2011). Statistische analyse In dit onderzoek is gebruik gemaakt van IBM s Statistical Package for the Social Sciences (SPSS), editie 22. Tijdens de analyses is een significantieniveau gehanteerd van 5% (p <.05). Respondenten waarvan een leeftijdsindicatie ontbrak zijn uitgesloten van het onderzoek. Ook zijn respondenten die meer dan 10% van de SLRP, NVM of SIPP-SF niet beantwoord hadden buiten beschouwing gelaten. Respondenten die wel missende waarden hadden op de vragenlijsten, maar minder dan 10%, daarvan zijn de missende waarden vervangen door het gemiddelde na het hercoderen van de betreffende vragenlijst. Om te toetsen of de scores op primaire en secundaire psychopathie verschillen voor de leeftijdsgroepen is gebruik gemaakt van onafhankelijke T-toetsen. Bij de elke t-toets zijn de scores op primaire en secundaire psychopathie als afhankelijke variabelen gebruikt. Bij de

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 11 eerste toets werden de leeftijdscategorieën jong volwassenen (18-25 jaar) en volwassenen (26-50 jaar) vergeleken. Bij de tweede toets zijn de leeftijdscategorieën volwassenen (26-50 jaar) en ouderen (50+) vergeleken. Bij de derde en laatste t-toets werden de leeftijdscategorieën jong volwassenen (18-26 jaar) en ouderen (50+) vergeleken. Om te toetsen of een hogere score op beschermende factoren leidt tot een lagere score op (voornamelijk secundaire) psychopathie is gebruik gemaakt van meervoudige regressieanalyses. Met deze regressieanalyses is gekeken naar modellen die het best de variantie in primaire en secundaire psychopathie verklaarden. Vooraf zijn analyses uitgevoerd om na te gaan of de assumpties van normaliteit, lineariteit, multicollineariteit en homoscedasticiteit geschonden werden. Met de eerste regressieanalyse is de invloed van de beschermende factoren zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming op primaire psychopathie getoetst. Hierin waren de factoren zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming de onafhankelijke variabelen en primaire psychopathie de afhankelijke variabelen. De tweede regressieanalyse toetste dezelfde factoren maar dan voor secundaire psychopathie. Hierin is secundaire psychopathie de afhankelijke variabele. In eerste instantie zijn door middel van de optie Enter alle beschermende factoren meegenomen in het model, later zijn via de optie Stepwise de niet significante factoren uit het model gehaald, en is bekeken welke variabelen het beste voorspellen. Bij de derde regressieanalyse is de invloed van de risicofactoren negativisme en ernstige psychopathologie op primaire psychopathie getoetst. Hierin zijn de factoren negativisme en ernstige psychopathologie als onafhankelijke variabelen ingevoerd, en primaire psychopathie als afhankelijke variabele. De vierde regressieanalyse toetste dezelfde factoren maar dan voor secundaire psychopathie. Hierin is secundaire psychopathie de afhankelijke variabele. Ook hier zijn in eerste instantie alle risicofactoren meegenomen in het

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 12 model door de optie Enter te gebruiken. Vervolgens is via de optie Stepwise bekeken welke variabelen de variantie het beste voorspellen, en zijn niet significante factoren uit het model gehaald. Resultaten Van de 173 verzamelde respondenten werden er uiteindelijk 141 (81,5%) in de statistische analyses gebruikt. De demografische gegevens met betrekking tot geslacht, opleidingsniveau en etnische achtergrond zijn terug te vinden in Tabel 1. Er werden 25 respondenten uitgesloten waarvan een leeftijdsindicatie ontbrak. Verder werden 13 respondenten uitgesloten omdat zij meer dan 10% van de SLRP, NVM of SIPP-SF niet hadden beantwoord. Na het hercoderen van de lijsten zijn, van de 25 respondenten die wel missende waarden hadden, maar minder dan 10%, de missende waarden vervangen door het gemiddelde. Tot slot werden er vier uitschieters op zelfcontrole, verantwoordelijkheid, sociale overeenstemming, negativisme, ernstige psychopathologie, primaire psychopathie en secundaire psychopathie door middel van een boxplot gelokaliseerd en verwijderd (Figuur 1). Leeftijd De respondenten zijn in drie leeftijdscategorieën verdeeld. De jong volwassenen (18-25) en volwassenen (26-50) bestonden allebei uit 48 proefpersonen, en de categorie ouderen (50+) bestond uit 45 personen. De gemiddelden van primaire en secundaire psychopathie zijn per leeftijdscategorie berekend (Tabel 2 en 3). Uit de t-testen blijkt dat bij primaire psychopathie is een niet significant verschil aanwezig is tussen jong volwassenen (18-25 jaar) (M = 29,27, SD = 7,15) en volwassenen (26-50 jaar) (M = 28,23, SD = 6,31) van 3,6% (p =.451). Het verschil tussen volwassenen (26-50 jaar) (M = 28,23, SD = 6,31) en ouderen (50+) (M = 27,76, SD = 7,95) is 1,7% (p =.75). En het grootste verschil zit tussen jong volwassenen (18-25 jaar) (M = 29,27, SD =

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 13 7,15) en ouderen (50+) (M = 27,76, SD = 7,95) met 5,2%, maar ook dit is niet significant (p =.336). Ook secundaire psychopathie neemt af naarmate het een oudere leeftijdsgroep betreft. Bij secundaire psychopathie zijn de verschillen kleiner, het verschil tussen jong volwassenen (18-25 jaar) (M = 18,17, SD = 4,2) en volwassenen (26-50 jaar) (M = 17,77, SD = 4,01) is 2,2% (p =.638). Het verschil tussen volwassenen (26-50 jaar) (M = 17,77, SD = 4,01) en ouderen (50+) (M = 17,51, SD = 3,75) van 1,5% is ook niet significant (p =.748). Ook hier is het grootste verschil te vinden tussen jong volwassenen (18-25 jaar) (M = 18,17, SD = 4,2) en ouderen (50+) (M = 17,51, SD = 3,75) met 3,6%, maar ook dit verschil is niet significant (p =.43). Beschermende factoren De invloed die de beschermende factoren zelfcontrole, sociale overeenstemming en verantwoordelijkheid hebben op primaire psychopathie is door middel van meervoudige regressieanalyse onderzocht. Het model verklaart 38,4% van de variantie in primaire psychopathie, F (3, 137) = 28,477, p <.001. In dit model zijn de drie factoren significant (p <.05). De variabele zelfcontrole zorgt voor een significante toename (β =.218, p =.048). Verantwoordelijkheid heeft het grootste aandeel in de afname (β = -.445, p <.001), gevolgd door sociale overeenstemming (β = -.422, p <.001). Omdat zelfcontrole voor een toename zorgt, is deze in het volgende model buiten beschouwing gelaten. Deze factor is later meegenomen als risicofactor bij primaire psychopathie. Dit model met verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming verklaart 36,6% (R 2 change =.366, F change (2, 138) = 39.872, p <.001) van de variantie in primaire psychopathie. In dit model zijn de afnames veroorzaakt door de factoren sociale overeenstemming (β = -.334, p =.001) en verantwoordelijkheid (β = -.323, p =.001) beide significant.

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 14 Daaropvolgend is voor secundaire psychopathie een meervoudige regressieanalyse toegepast. Het model met zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming verklaarde 53,7% van de variantie in secundaire psychopathie, F (3, 137) = 52.981, p <.001. Alleen verantwoordelijkheid bleek in dit model voor een significante afname van secundaire psychopathie te zorgen (β = -.464, p <.001). Zowel zelfcontrole (β = -.17, p =.076) als sociale overeenstemming (β = -.178, p =.088) zorgen wel voor een afname van secundaire psychopathie, maar die afname is niet significant. Uit de volgende modellen bleek dat na verwijdering van sociale overeenstemming of zelfcontrole uit het model, de andere factor wel significant werd. Het model waarin de factoren verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming meegenomen werden verklaard 52,6% van de variantie in secundaire psychopathie (R 2 change =.044, F change (1, 138) = 12.823, p <.001). Hierbij zorgen beide factoren voor een significante afname waarbij verantwoordelijkheid meer verklaarde (β = -.489, p <.001) dan sociale overeenstemming (β = -.293, p <.001). In het model waarin de factor sociale overeenstemming buiten beschouwing werd gelaten, verklaarden de factoren verantwoordelijkheid en zelfcontrole 52,7% van de variantie (R 2 change =.045, F change (1, 138) = 13.085, p <.001). Hierbij heeft verantwoordelijkheid een grotere absolute beta-waarde (β = -.525, p <.001) dan zelfcontrole (β = -.271 p <.001). Risicofactoren Als laatste werd bekeken wat het effect is van de risicofactoren negativisme en ernstige psychopathologie op primaire en secundaire psychopathie. Als eerst is door middel van regressieanalyse gekeken naar de invloed van negativisme en ernstige psychopathologie op primaire psychopathie. Het model verklaart 5% van de variantie in primaire psychopathie, F (2, 138) = 3.615, p =.03. Ernstige psychopathologie zorgt voor een significante afname (β = -.24, p =.032), en negativisme voor een significante toename (β =.291, p =.01).

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 15 Omdat uit de voorgaande analyses is gebleken dat zelfcontrole bij primaire psychopathie niet als beschermende maar als risicofactor fungeert, wordt een model getoetst met ernstige psychopathologie, negativisme en zelfcontrole als risicofactoren. Dit model verklaart 17,1% van de variantie in primaire psychopathie (F (3, 137) = 9.426, p <.001). Hierin zorgt zelfcontrole voor de grootste afname (β = -.372, p <.001), gevolgd door ernstige psychopathologie (β = -.215, p =.041). Negativisme zorgt in dit model voor een toename, maar deze is niet significant (β =.146, p =.183). Na verwijdering van negativisme verklaarde het model 16% van de variantie (R 2 change =.16, F change (2, 138) = 13.169, p <.001). In dit model is de afname veroorzaakt door de factor ernstige psychopathologie niet meer significant (β = -.125, p =.119), zelfcontrole zorgt wel voor een significante afname (β = -.405, p <.001). In het laatste model wordt alleen zelfcontrole meegenomen. Het model verklaart 14,5% van de variantie in primaire psychopathie (R 2 change =.145, F change (1, 139) = 23.627, p <.001). Zelfcontrole zorgt hier wederom voor een significante afname (β = -.381 p <.001). Vervolgens wordt er een regressieanalyse uitgevoerd om te kijken of er een invloed is van deze risicofactoren op secundaire psychopathie. Uit het eerste model blijkt dat de factoren negativisme en ernstige psychopathologie 10,1% van de variantie in secundaire psychopathie verklaren (F (2, 138) = 7.726, p =.001). Ernstige psychopathologie zorgt voor een afname, maar is daarin niet significant (β = -.071, p =.51). Negativisme zorgt voor een significante toename (β =.36, p =.001) en wordt meegenomen naar het volgende model. Het tweede model, met alleen de factor negativisme (β =.313, p <.001), verklaart 9,8% (R 2 change =.098, F change (1, 138) = 12.078, p <.001). Discussie In deze studie is gekeken naar de invloed van leeftijd, beschermende en risicofactoren op psychopathische trekken. Er werd geen afname in trekken van primaire psychopathie

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 16 verwacht, omdat primaire psychopathie verwijst naar een doordacht en naar binnen gericht persoon. Wel werd een afname in trekken van secundaire psychopathie verwacht, omdat secundaire psychopathie vaak wordt gekenmerkt door agressie en impulsiviteit. De verwachting is dat de beschermende factoren zelfcontrole, verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming zorgen voor een afname van, met name secundaire, psychopathie. Ten slotte wordt een toename in psychopathische trekken verwacht indien de risicofactoren negativisme en ernstige psychopathologie in grotere mate aanwezig zijn, wederom wordt een sterkere toename verwacht bij secundaire psychopathie. Uit de resultaten blijkt dat er in deze steekproef een lichte afname van primaire psychopathie is naarmate men ouder wordt. Er is een verschil gevonden tussen de leeftijdsgroepen, maar deze verschillen zijn klein. Het verschil tussen de oudste en de jongste groep is maar net iets meer dan 5%. Secundaire psychopathie neemt ook af, maar tegen de verwachting in is deze afname kleiner dan bij primaire psychopathie. De beschermende variabelen verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming verklaren samen meer dan een derde van primaire psychopathie. Bij hoog verantwoordelijke mensen die een goede sociale overeenstemming hebben, is de kans op (een hoge score op) primaire psychopathie lager. De variabele zelfcontrole zorgde voor een toename van de kans op primaire psychopathie, dit doet vermoeden dat zelfcontrole een risicofactor is in plaats van een beschermende factor voor primaire psychopathie. Bij secundaire psychopathie verklaart de combinatie van sociale overeenstemming en verantwoordelijkheid meer dan de helft van de variantie in secundaire psychopathie. De combinatie van zelfcontrole en verantwoordelijkheid verklaart ook meer dan de helft. Op het moment dat sociale overeenstemming en zelfcontrole samen in een model meegenomen werden waren ze beide niet significant. Een hoge score op sociale overeenstemming en

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 17 verantwoordelijkheid is voorspellend voor een lagere score op trekken van secundaire psychopathie, ditzelfde geldt voor een hoge score op zelfcontrole en verantwoordelijkheid. De positieve invloed van sociale overeenstemming is bij primaire psychopathie groter. De invloeden van de verantwoordelijkheid en zelfcontrole als beschermende factoren zijn bij secundaire psychopathie groter. Dat zelfcontrole bij primaire psychopathie niet als beschermende factor naar voren komt en bij secundaire wel, ondersteund het algemeen model van psychopathie. Hierin wordt primaire psychopathie gezien als op zichzelf gericht, egocentrisch en berekenend (Bresin et al., 2013). En secundaire psychopathie als impulsief, reactief en agressief (Sadeh & Verona, 2008). Berekenende personen scoren hoger op zelfcontrole, terwijl impulsieve personen lager scoren op zelfcontrole (Evenden, 1999). Het zou kunnen dat zelfcontrole zorgt voor een toename in berekend gedrag, en indirect zorgt voor een toename in primaire psychopathie. Ook is het mogelijk dat zelfcontrole zorgt voor een afname in impulsief gedrag, en zodoende een afname in secundaire psychopathie veroorzaakt. Het volgende model betrof de risicofactoren, het model met ernstige psychopathologie verklaart slechts een klein deel van de variantie in primaire psychopathie. Hieruit blijkt dat een hoge score op ernstige psychopathologie zorgt voor een afname in primaire psychopathie, en in principe dus niet als risicofactor geldt. Negativisme zorgt voor een toename in primaire psychopathie en kan zodoende als risicofactor gezien worden. Zoals eerder aangegeven is een analyse met beschermende factoren en primaire psychopathie uitgevoerd met in het bijzonder de factor zelfcontrole. Deze factor bleek als beschermende factor juist voor een afname van primaire psychopathie te zorgen, en zodoende zou zelfcontrole een risicofactor kunnen zijn. Uit de analyse met risicofactoren negativisme, extreme psychopathologie en zelfcontrole als onafhankelijke variabelen en primaire psychopathie als afhankelijke variabele bleek dat het model meer dan een zesde van de

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 18 variantie verklaarde, waar dat zonder zelfcontrole een twintigste was. Echter zorgt een hoge score op zelfcontrole in deze analyse voor een afname, met andere woorden een hogere score op zelfcontrole zorgt voor minder kans op primaire psychopathie. Zelfcontrole komt niet als beschermende én niet als risicofactor naar voren. Bij secundaire psychopathie verklaarde negativisme ongeveer een tiende van de variantie. Een hoge score op negativisme zorgt voor een toename in secundaire psychopathie. Negativisme komt bij zowel primaire als secundaire psychopathie naar voren als risicofactor die een redelijk deel van de variantie verklaard. Ernstige psychopathologie is niet significant voor secundaire psychopathie, daarom wordt alleen het resultaat bij primaire psychopathie geïnterpreteerd. Ernstige psychopathologie zorgt voor een afname bij primaire psychopathie en negativisme voor een toename. Tevens zorgt negativisme voor een toename in secundaire psychopathie, en deze toename is sterker dan die in primaire psychopathie. Dit betekend dat mensen met die hoog scoren op ernstige psychopathologie minder kans hebben om trekken van primaire psychopathie te vertonen, dit is tegen de verwachting in. Mensen die ontevreden zijn en wrok koesteren, en zodoende hoog scoren op negativisme, zullen meer trekken van (secundaire) psychopathie laten zien. Dat diverse factoren een al dan niet positieve invloed hebben op de mate van trekken van psychopathie is interessant om te weten. Aangezien psychopathie lastig te behandelen is en het eventueel kan leiden tot verergering omdat de cliënt de behandeling gaat proberen te manipuleren is het belangrijk om kleine veranderingspunten aan te pakken (Hare, 1998; Martens, 2000; O Neill et al., 2003). Trekken van primaire psychopathie zullen in mindere mate aanwezig zijn indien de persoon hoog scoort op verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming en laag scoort op negativisme. Behandeling van primaire psychopathie zou zich dus mede kunnen richten op het verhogen van de verantwoordelijkheid en sociale

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 19 overeenstemming, en het verminderen van negativisme. Bij secundaire psychopathie zullen de trekken in mindere mate aanwezig zijn indien de persoon hoog scoort op zelfcontrole, sociale overeenstemming en verantwoordelijkheid, en laag scoort op negativisme. Bij de behandeling van secundaire psychopathie zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door zelfcontrole, sociale overeenstemming en verantwoordelijkheid te stimuleren, en negativisme te remmen. Maar voordat de gegevens meegenomen kunnen worden in behandelstrategieën is het raadzaam eenzelfde onderzoek in een klinische setting uit te voeren. Er zitten enkele beperkingen aan dit onderzoek, zo zijn er vragenlijsten gebruikt die niet allemaal even uitvoerig getest zijn. Vooral over de SIPP-SF is weinig testinformatie te vinden, er is gekeken naar een ander versie, de SIPP-118, om een beeld te krijgen van de interne consistentie. Maar het is niet met zekerheid te stellen dat de SIPP-SF eenzelfde score zou behalen, hierdoor zou het kunnen dat de test minder betrouwbaar en valide is dan gedacht. Verder is het een nadeel dat de respondenten niet random verworven zijn, veelal betrof het kennissen. Daarom is er, vooral qua etnische achtergrond, geen goede weerspiegeling van de Nederlandse samenleving. Dit zorgt ervoor dat de onderzoeksresultaten niet generaliseerbaar zijn. Er is echter ook een voordeel aan het gebruiken van kennissen, namelijk dat het kan leiden tot serieuzer invullen van de vragenlijsten omdat de respondent zich meer betrokken voelt bij het onderzoek. Tevens maakt het gebruik van kennissen mogelijk dat de lijsten later opgehaald kunnen worden, dit heeft als voordeel dat er geen tijdsdruk is en de vragenlijsten in de vertrouwde omgeving ingevuld kunnen worden. Er is in dit onderzoek gebruik gemaakt van zelfrapportage, dit kan ervoor zorgen dat deelnemers de vragen verkeerd interpreteren of hun antwoorden overleggen met een ander. Ook kan er sprake zijn van een schijnverantwoordelijkheid en kan sociale wenselijkheid een rol spelen in vertekening van de resultaten (Fisher, 1993). Waar voor de respondent wel ruimte was voor vraaginterpretatie, een zwak punt, was er voor de onderzoekers weinig

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 20 antwoordinterpretatie mogelijk omdat de meeste vragen gesloten waren, een sterk punt. Dit zorgt er tevens voor dat de data van de respondenten met elkaar vergeleken konden worden. Doordat er nagenoeg geen ruimte was voor antwoordinterpretatie werd de verwachtingsbias, beïnvloeding van hoe de test en testresultaten ontvangen en geïnterpreteerd worden, grotendeels uitgesloten (Jeng, 2006). De anonimiteit van de respondenten werd voortdurend gewaarborgd, mede om de kans op sociaal antwoorden te verkleinen. Om een compleet beeld van de demografische gegevens te krijgen werd er wel naar geboortedatum en geslacht gevraagd. Voor de proefpersonen die veelal uit de kennissenkring kwamen kan dit het idee hebben gegeven dat hun anonimiteit in het geding kwam. De verwachting is dat dit een belangrijke reden is geweest voor een groot aantal respondenten om geboortedatum en/of geslacht niet te vermelden. De mate van primaire en secundaire psychopathie verschilde tussen de leeftijdsgroepen, hoewel dit geen significant verschil is, zou het interessant kunnen zijn om met kleinere leeftijdsgroepen te werken. Er is op dit moment geen duidelijkheid over of de afname geleidelijk gaat, of dat er een vertekend beeld ontstaat. Dit beeld kan ontstaan doordat er in een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld 27-35 jaar, een sterke afname te zien is en daarna bij bijvoorbeeld leeftijd 35-50 jaar weer een toename plaatsvindt. Het gemiddelde van de groep volwassenen (26-50 jaar) zou dan lager uit kunnen vallen dan het gemiddelde in de groep jong volwassenen (18-25 jaar), terwijl het niet om een geleidelijke afname gaat. Vervolgonderzoek in de vorm van een longitudinale studie zou deze afname in kaart kunnen brengen. Het zou interessant zijn om een aanvullend onderzoek te doen naar de factor zelfcontrole. De verklaring dat zelfcontrole zou leiden tot een toename in primaire psychopathie en een afname in secundaire psychopathie wordt ondersteund door de literatuur en deels terug gevonden in dit onderzoek. Het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe het

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 21 kan dat zelfcontrole toch niet als risicofactor naar voren komt. Tevens zou het aantrekkelijk zijn om te kijken naar hoe dit zich verhoudt ten opzichte van een lijst die specifiek gericht is op zelfcontrole en eventueel een observatie. Tot slot zou het interessant kunnen zijn op zoek te gaan naar andere risico en beschermende factoren om meer van de variantie in primaire en secundaire psychopathie te kunnen verklaren. Vooral bij de riscofactoren is een groot deel van de variantie onverklaard gebleven, en zou verder onderzoek daar verandering in kunnen brengen. Impulsiviteit zou een interessante factor zijn om naar te kijken, Sadeh en Verona (2008) vermelden in hun onderzoek dat secundaire psychopaten hoger scoren op impulsiviteit dan primaire psychopaten. Vooral bij secundaire psychopathie is er een groot gedeelte onverklaarde variantie met betrekking tot risicofactoren, het zou interessant zijn om te kijken in hoeverre impulsiviteit die variantie verklaard. Conclusie Psychopathie daalt naarmate de leeftijd vordert, dit is geen sterke daling. Primaire psychopathie lijkt meer af te nemen dan secundaire psychopathie, tegen de verwachting in. Gezien het feit dat het maar een kleine afname is en het punt van de leeftijdscategorieën twijfelachtig is, kunnen er aan de hand van deze resultaten geen aannames gedaan worden. Verder onderzoek met andere leeftijdscategorieën of een longitudinale studie zou meer duidelijkheid kunnen scheppen. Verder toont dit onderzoek enige resultaten ten aanzien van de factoren die een rol spelen bij het verklaren van primaire en secundaire psychopathie. Indien iemand hoog scoort op verantwoordelijkheid en sociale overeenstemming, en laag scoort op negativisme loop hij minder risico op trekken van primaire psychopathie. Mensen lopen minder risico op trekken van secundaire psychopathie als zij hoog scoren op verantwoordelijkheid, zelfcontrole en sociale overeenstemming, en laag scoren op negativisme.

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 22 Het kan interessant zijn om bij mensen met psychopathie een behandeling aan te bieden waarbij ze een kans krijgen om met deze factoren aan het werk te gaan. Dit kan bijvoorbeeld door het verantwoordelijkheidsgevoel te vergroten door middel van cognitieve gedragstherapie.

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 23 Referenties Andrea, H., Verheul, R. Berghout, C., Dolan, C., Vanderkroft, P., Busschbach, J., Bateman, A., & Fonagy, P. (2007). Measuring the core components of maladaptive personality: Severity Indices of Personality Problems (SIPP-118). Viersprong Institute for Studies on Personality Disorders (VISPD). Brand, E. F., & Diks, G. J. (2001). Richtlijnen voor risicotaxatie in de forensische diagnostiek: Theorie en praktijk. Tijdschrift voor Psychiatrie, 43, 693-704. Geraadpleegd op http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/articles _272pdf.pdf Bresin, K., Boyd, R. L., Ode, S., & Robinson, M. D. (2013). Egocentric perceptions of the environment in primary, but not secundairy, psychopathy. Cognitive Therapy and Research, 37, 412-418. doi:10.1007/s10608-012-9459-2 Cleckley, H. (1955). The mask of sanity: An attempt to clarify some issues about the so-called psychopathic personality. St. Louis, US: Mosby. doi: 10.1037/11395-000 Cooke, D. J., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: Towards a hierarchical model. Psychological Assessment, 13, 171-188. doi:10.1037/1040-3590.13.2.171 Cooke, D. J., Michie, C., Hart, S. D., & Clark, D. (2005). Searching for the pan-cultural core of psychopatic personality disorder. Personality and Individual Differences, 39, 283-295. doi:10.1016/j.paid.2005.01.004 Coolidge, F. L., Burns, E. M., Nathan, J. H., & Mull, C. E. (1992). Personality disorders in the elderly. Clinical Gerontologist, 12, 41-55. doi:10.1300/j018v12n01_05 DeMatteo, D., Heilbrun, K., & Marczyk, G. (2005). Psychopathy, risk of violence, and protective factors in a nonistitutionalized and noncriminal sample. International

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 24 Journal of Forensic Mental Health, 4, 147-157. doi:10.1080/14999013.2005.10471220 Definition of SIPP-SF domains. (z.j.) Geraadpleegd op http://www.deviersprong.nl/files /VISPD/Definition_of_SIPP-SF_domains.pdf Evenden, J. L. (1999). Varieties of impulsivity. Psychopharmacology, 146, 348-361. doi: 10.1007/pl00005481 Falkenbach, D., Poythress, N., & Creevy, C. (2008). The exploration of subclinical psychopatic subtypes and the relationship with types of aggression. Personality and Individual Differences, 44, 821-832. doi:10.1016/j.paid.2007.10.012 Feenstra, D. J., Hutsebaut, J., Verheul, R., & Busschbach, J. V. (2011). Severity Indices of Personality Problems (SIPP 118) in adolescents: Reliability and validity. Psychological Assessment, 23, 646-655. doi:10.1037/a0022995 Fisher, R. J. (1993). Social desirability bias and the validity of indirect questioning. Journal of Consumer Research, 20, 303-315. doi: 10.1086/209351 Gill, D. J., & Crino, R. D. (2012). The relationship between psychopathy and age in a nonclinical community convenience sample. Psychiatry, Psychology and Law, 19, 547-557. doi:10.1080/13218719.2011.615810 Hare, R. D. (1998). The PCL-R assessment of psychopathy: Some issues and concerns. Legal and Ciminological Psychology, 3, 100-122. doi: 10.1111/j.2044-8333.1998.tb00353.x Hare, R. D. (2003). The Hare psychopathy checklist-revised. Toronto, Canada: Multi Health Systems. Hare, R. D., & McPherson, L. M. (1984). Violent and aggressive behavior by criminal psychopaths. International Journal of Law and Psychiatry, 7, 35-50. doi:10.1016 /0160-2527(84)90005-0

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 25 Hare, R. D., McPherson, L. M., & Forth, A. E. (1988). Male psychopaths and their criminal careers. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 56, 710-714. doi:10.1037 //0022-006x.56.5.710 Harpur, T. J., & Hare, R. D. (1994). Assessment of psychopathy as a function of age. Journal of Abnormal Psychology, 103, 604-609. doi:10.1037//0021-843x.103.4.604 Hathaway, S. R., & McKinley, J. C. (1943). The Minnesota multiphasic personality inventory. Minneapolis, MN: University of Minnesota Press Hicks, B., Markon, K., Patrick, C. J., Krueger, R., & Newman, J. P. (2004). Identifying psychopahty subtypes on the basis of personality structure. Psychological Assessment, 16, 276-288. doi:10.1037/1040-3590.16.3.276 Hoge, R. D., Andrews, D. A., & Leschied, A. W. (1996). An inverstigation of risk and protective factors in a sample of youthfull offenders. Journal of Child Psychology and Pscyhiatry, 37, 419-424. doi: 10.1111/j.1469-7610.1996.tb01422.x Huchzermeier, C., Geiger, F., Kohler, D., Bruß, E., Godt, N., Hinrichs, G., & Aldenhoff, J. B. (2008). Are there age-related effects in antisocial personality disorders and psychopathy? Journal of Forensic and Legal Medicine, 15, 213-218. doi:10.1016 /j.jflm.2007.10.002 Jeng, M. (2006). A selected history of expectation bias in physics. American Journal of Physics, 74, 578-583. doi: 10.1119/1.2186333 Johnson, J. G., Cohen, P., Kasen, S., Skodol, A. E., Hamagan, F., & Brook, J. S. (2000). Agerelated change in personality disorder trait levels between early adolescence and adulthood: A community-based lonitudinal investigation. Acta Psychiatrica Scandinavica, 102, 265-275. doi:10.1034/j.1600-0447.2000.102004265.x

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 26 Karpman, B. (1941). On the need for separating psychopathy into two distinct clinical types: The symptomatic and the idiopathic. Journal of Criminology and Psychopathy, 3, 112-137. Levenson, M. R., Kiehl, K. A., & Fitzpatrick, C. M. (1995). Assessing psychopatic attributes in a noninstitutionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 151-158. doi:10.1037//0022-3514.68.1.151 Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (1998). Development of juvenile aggression and violence: Some common misconceptions and controversies. American Psychologist, 53, 242-259. doi: 10.1037/0003-066X.53.2.242 Luteijn, F., & Kingma, L. (1979). Een nieuwe verkorte MMPI. Nederlands Tijdschrift voor Psychologie, 34, 459-471. Luteijn, F., & Kok, A. R. (1985). Herziene NVM handleiding. Lynam, D. R., Caspi, A., Moffitt, T. E., Raine, A., Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (2005). Adolescent psychopathy and the Big Five: Results from two samples. Journal of Abnormal Child Psychology, 33, 431-443. doi:10.1007/s10648-005-5724-0 Martens, W. H. J. (2000). Guest Editorial: How treatable are untreatable forensic psychiatric patients? International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 44, 367-369. doi: 10.1177/0306624x00443001 Millon, T., Simonsen, E., Birket-Smith, M., & Davis, R. D. (1998). Psychopathy: Antisocial, criminal and violent behavior. Geraadpleegd op scholar.google.nl Newman, J. P., & Kosson, D. S. (1986). Passive avoidance learning in psychopathic and nonpsychopatic offenders. Journal of Abnormal Psychology, 95, 252-256. doi:10.1037//0021-843x.95.3.252

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 27 O Neill, M. L., Lidz, V., & Heilbrun, K. (2003). Adolescents with psychopathic characteristics in a substance abusing cohort: Treatment process and outcomes. Law and Human Behavior, 27, 299-313. doi: 10.1023/a:1023435924569 Rutter, M. (2012). Psychopathy in childhood: Is it a meaningful diagnosis? The Britisch Journal of Psychiatry, 200, 175-176. doi:10.1192/bjp.bp.111.092072 Sadeh, N., & Verona, E. (2008). Psychopatic personality traits associated with abnormal selective attention and impaired cognitive control. Neuropsychology, 22, 669-680. doi:10.1037/a0012692 Salekin, R. T., Leistico, A. M., Trobst, K. K., Schrum, C. L., & Lochman, J. E. (2005). Adolescent psychopathy and personality theory - the interpersonal circumplex: Expanding evidence of a nomological net. Journal of Abnormal Child Psychology, 33, 445-460. doi:10.1007/s10802-005-5726-y Skeem, J. L., Poythress, N., Edens, J. F., Lilienfeld, S. O., & Cale, E. M. (2003). Psychopatic personality or personalities? Exploring potential variants of psychopathy and their implications for risk assessment. Aggression and Violent Behavior, 8, 513-546. doi:10.1016/s1359-1789(02)00098-8 Van de Sompel, A. (2011). De factorstructuur van de Levenson Self-Report Psychopathy Scale in de normale populatie. Gent, BE: University of Gent.

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 28 Bijlage 1: Instructieblad Bijlagen

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 29 Tabel 1 Demografische gegevens (N=141) N % % valide Geslacht Vrouw 72 51,1 52,2 Man 66 46,8 47,8 Onbekend 3 2,1 Opleidingsniveau LagerVoortgezetOnderwijs 4 2,8 2,9 LagerBeroepsOnderwijs 9 6,4 6,5 MAVO 8 5,7 5,8 HAVO 17 12,1 12,2 MBO 30 21,3 21,6 VWO 14 9,9 10,1 HBO 43 30,5 30,9 WO 14 9,9 10,1 Onbekend 2 1,4 Etnische achtergrond Nederlands 105 74,5 99,1 Nederlands-Indonesisch 1,7,9 Onbekend 35 24,8

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 30 Tabel 2 Descriptieve gegevens steekproef (N = 141) Leeftijd PrimairePsychopathie SecundairePsychopathie Verantwoordelijkheid Zelfcontrole SocialeOvereenstemming Negativisme ErnstigePsychopathologie Min. Max. M SD 19 73 39.31 16.691 16 46 28.43 7.128 10 29 17.82 3.977 12 36 28.96 6.367 14 36 29.74 5.925 13 36 28.52 5.544 2 42 17.79 9.851 0 26 5.70 8.258

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 31 Tabel 3 Descriptieve gegevens: Primaire en Secundaire psychopathie Primaire psychopathie Secundaire psychopathie Leeftijdscategorieën M SD M SD N Jong volwassenen (18-25) Volwassenen (26-50) Ouderen (50+) 29.27 7.15 18.17 4.20 48 28.23 6.31 17.77 4.01 48 27.76 7.95 17.51 3.75 45 Totaal 28.43 7.13 17.82 3.98 141

INVLOED LEEFTIJD, BESCHERMENDE EN RISICOFACTOREN OP PSYCHOPATHIE 32 Figuur 1 Boxplot uitschieters