OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 10-05

Vergelijkbare documenten
LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 09-09

ADVIES / advies d.d. 6 februari 2018 pagina 1 van 5

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/100

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 10-15

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 12-11

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 09-11

SAMENVATTING ADVIES Klacht over informatieverstrekking en klachtbehandeling; PO

Klacht over verlengde kleuterperiode. School heeft verkeerde informatie doorgegeven aan andere school. Klachten ongegrond.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

ADVIES. mevrouw A te B, moeder van C en D, voormalige leerlingen van de E te F, klaagster

ADVIES. basisschool F te B, vertegenwoordigd door mevrouw C, directeur, verweerster

Uitspraaknr De klacht. De feiten. De visie van partijen

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

SAMENVATTING. de heer A te B, ouder van C, een leerling op de regionale scholengemeenschap D, klager

Een voormalig docent van de school klaagt over de wijze waarop het schoolbestuur een tegen hem ingediende klacht heeft afgehandeld.

Klacht over onveilige schoolomgeving ongegrond. ADVIES. inzake de klacht van: de heer en mevrouw A te B, ouders van C en D, klagers.

Klacht over een melding bij Veilig Thuis en de beperkte toegang van de leerling tot de school. ADVIES

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

SAMENVATTING. inzake de klacht van: mevrouw A te D, moeder van B, oud-leerling van basisschool C te D, klaagster gemachtigde: mevrouw mr. E.

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 11-6

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

Klacht over bejegening door docent is ongegrond omdat van onheuse bejegening niet is gebleken. ADVIES

DE RAAD VAN TOEZICHT ZUID VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

ADVIES. [bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van [school], verweerder.

De heer S., aangesloten makelaar, verbonden aan [naam makelaarskantoor], [adres] beklaagde.

De Commissie heeft het bevoegd gezag en de directeur van de school gevraagd te reageren op het gestelde in de klachtbrief.

ADVIES. Stichting C, gevestigd te K, het bevoegd gezag van D te K (de school), verweerder gemachtigde: mevrouw mr. I.A. Hoen

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 12-04

SAMENVATTING ADVIES. de heer A en mevrouw B te G, ouders van C, leerlinge van D te G, klagers

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht

Optie en bod. Onderhandelen met meerdere gegadigden.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Klacht over pedagogische handelwijze leerkracht en afhandeling van de klacht daarover; PO

SAMENVATTING. De Commissie heeft aanbevelingen gedaan over (de wijze van) communicatie en het vastleggen van afspraken.

SAMENVATTING ADVIES. A, moeder van B, leerling VMBO klas 3kbad van het C te D, wonende te D, verzoeker, hierna te noemen klaagster

SAMENVATTING Klacht over niet adequate lessenvervanging, optreden op ouderavond en handelen jegens leerling; VO

de heer en mevrouw A, ouders van B, voormalig leerling van C, klagers tegen

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE KATHOLIEK ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/145. Advies aan: het bestuur van de Stichting x te P1 (verder: het bevoegd gezag),

De beoordeling van een werkstuk van een leerling is niet onjuist gebleken. ADVIES

Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling. Afbreken onderhandelingen.

Het besluit tot verwijdering kan niet in stand blijven omdat nog geen andere school bereid is gevonden om de leerling te plaatsen.

ADVIES. de heer A te B, vader van C, een leerling van Scholengemeenschap B, klager

Klacht over valselijk beschuldigen van ouder. Niet gebleken dat de beschuldiging onjuist was. ADVIES

Bedreigen van een docent voldoende reden om leerling van school te verwijderen ADVIES

Bij voorwaardelijke bevordering moet de school contact met ouders houden over de resultaten van de leerling. ADVIES

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

SAMENVATTING /106161/ Klachten over pedagogisch handelen leerkracht en interne klachtafhandeling; PO

De aangeboden school voor so is voor de leerling voldoende nabij, waardoor op dit punt is voldaan aan de zorgplicht van de school.

Klacht over niet bevorderen naar 5 havo is ongegrond; niet is gebleken dat geen rekening is gehouden met depressie en ADD bij de leerling.

SAMENVATTING Klacht over pedagogische benadering en zorg voor veilige onderwijsomgeving; PO

Klacht over toegangsverbod voor een ouder. Het opleggen van een toegangsverbod moet zorgvuldig gebeuren. ADVIES

de heer A en mevrouw B wonende te C, ouders van D, een leerling van het E, klagers

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

SAMENVATTING Klacht over communicatie, strafbeleid, verslaglegging, AMK-melding en schorsing; VO

Klacht over begeleiding leerling. De school heeft onvoldoende regie genomen en onvoldoende gecommuniceerd. ADVIES

ADVIES. Stichting Scholengroep D voor voortgezet onderwijs te C, het bevoegd gezag van het E te C, verweerder gemachtigde: de heer mr. M.R.A.

de heer A en mevrouw B te Vlaardingen, ouders van C, voormalig leerling van D te H, klagers

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 11-04

School hoefde moeder niet te informeren over ontvangst en inhoud brief van ex-echtgenoot. ADVIES

ADVIES. mevrouw A te B, ouder van C, voormalig leerling van obs D te B, klaagster

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, wonende te B, vader van C, klager. tegen. D College, locatie E, te B, verweerster

ADVIES. de heer A en mevrouw B te K, ouders van C, leerling op school D te K, klagers

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

ADVIES. in het geding tussen: de heer mevrouw A, wonende te B, verzoekers. de Stichting C, gevestigd te B, het bevoegd gezag van D, verweerder

16.001T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

SAMENVATTING Klacht over onprofessioneel handelen van directeur en intern begeleider en onpedagogisch handelen van leerkracht; PO

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

SAMENVATTING Klacht over o.a. onderwijskundige begeleiding en informatieverstrekking; PO

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

De leerling is terecht verwijderd wegens ernstig wangedrag bij een vechtpartij voor de school. ADVIES. inzake de klacht van:

Landelijke Klachtencommissie Onderwijs De school heeft volgens de regels gehandeld bij het afgeven van het schooladvies.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/133

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

Klacht over onderwijskundige begeleiding na schorsing leerling wegens wangedrag is ongegrond ADVIES

Uitspraaknr

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

Beslissing van de Klachtencommissie van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM)

ADVIES. in het geding tussen: A en B, wonende te X, verzoekers,

Klacht over begeleiding leerling is ongegrond. De schoolleiding heeft een taak bij de oplossing van een geschil tussen docent en ouders.

Transcriptie:

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 10-05 De Landelijke Klachtencommissie voor het algemeen bijzonder onderwijs (verder: de commissie) heeft een klacht ontvangen van mevrouw K (hierna te noemen: klaagster), moeder van J, 15 jaar en leerling van het A te Den Haag (hierna te noemen: de leerling). De klacht, geregistreerd onder nummer 10-05, is gericht tegen de heer G, rector, de heer V, leerkracht, en mevrouw S, mentor, (hierna te noemen: aangeklaagden, respectievelijk de rector, de leerkracht en de mentor). Korte inhoud van de klacht De klacht bevat de volgende onderdelen: 1. De leerling was niet betrokken bij het vuurwerkincident op 14 december 2009 op het plein van A (hierna te noemen: de school) en is derhalve onterecht geschorst en moest, omdat er sprake was van een derde schorsing in een semester, als gevolg daarvan een andere school gaan zoeken; 2. De mentor heeft in de middag van 14 december 2009 op de gang (in het openbaar) tegen de leerling geroepen: je kunt op zoek gaan naar een andere school want je bent geschorst. Ook heeft zij hem nadien als een baksteen laten vallen. 3. De rector heeft nauwelijks actie ondernomen om een nieuwe school voor de leerling te vinden; 4. De docenten zijn op enig moment begonnen de leerling te treiteren. De rector heeft weliswaar zijn excuus aangeboden voor het gedrag van de docenten, maar verder geen actie ondernomen; 5. De leerling heeft in maart 2010 vijf dagen onnodig onderwijs gemist. Ter toelichting hebben klaagster en haar zoon het volgende aangevoerd: De leerling was niet betrokken bij het vuurwerkincident op 14 december 2009. De leerling stond 10 tot 20 meter van de betreffende plek. De leerkracht heeft het incident niet kunnen zien, omdat het buiten zijn gezichtsveld plaats vond. De leerling heeft erkend dat hij zich na 1

het incident niet heeft gemeld bij de afdelingsleider, zoals hem opgedragen was door de leerkracht. Hij heeft tegen hem gezegd dat hij er niets mee te maken had en is vertrokken van het schoolplein. De leerling was in de veronderstelling dat de werkelijke dader zich bij de afdelingsleider had gemeld. Toen hem later bleek dat dat niet het geval was, is hij diezelfde middag alsnog naar school gegaan en heeft daar van de mentor begrepen dat hij geschorst was en op zoek moest naar een andere school. Uit wanhoop heeft de leerling s avonds tijdens een ouderavond de leerkracht op school aangesproken. Naar de mening van de leerling heeft de leerkracht dit te hoog opgenomen. De leerling heeft achteraf erkend dat hij de instructie van de leerkracht had moeten opvolgen. De school heeft echter de betrokkenheid van de leerling bij het incident nooit echt onderzocht. Klaagster was vanwege een bespreking op haar werk op 14 december 2009 telefonisch niet bereikbaar. Klaagster weerspreekt dat zij tijdens het telefoongesprek aan het begin van de avond onwelgevallige zaken tegen de mentor heeft gezegd. De leerling moest na 14 december 2009 op zoek gaan naar een andere school vanwege de regel op school: drie keer geschorst betekent verwijdering van school. Klaagster heeft aangevoerd dat een andere leerling in 3 HAVO vier keer is geschorst en nog een kans heeft gekregen. Bovendien heeft de voorzitter van het bestuur tegen klaagster gezegd dat door de school nooit gezegd had mogen worden drie keer geschorst, betekent verwijdering van school. Klaagster zelf en niet de rector heeft steeds contact gezocht met scholen in de omgeving van haar huis. Een door de school aangedragen alternatief was voor klaagster niet acceptabel vanwege de afstand tussen haar huis en die school. Met betrekking tot het treiteren heeft klaagster onder meer het volgende aangevoerd. Een van de docenten maakte keer op keer ongepaste grappen tegen de leerling in de klas. Verder kreeg iedere leerling een nieuw economieboek behalve de leerling. Op de laatste dag van de proefwerkweek kreeg de leerling van de afdelingsleider van de klassen 2 en 3 HAVO (hierna te noemen: afdelingsleider) vlak voor het wiskundeproefwerk een vodje in zijn hand gedrukt waarop stond dat hij twee uur later voor een intakegesprek op een andere school werd verwacht, terwijl bekend was dat die school vanwege de afstand voor klaagster en haar zoon geen optie was. Hierdoor heeft de leerling voor zijn proefwerk een onvoldoende behaald. De rector heeft weliswaar excuses aangeboden voor het gedrag van de docenten, maar verder geen actie ondernomen. De leerling heeft op 5, 8, 9, 10 en 11 maart 2010 onnodig onderwijs gemist. Op deze dagen werd hij alleen weggezet in een kantoortje of een lokaal. Hij moest van 8.15 uur tot 14.00 uur 2

op een stoel zitten en mocht twee keer 10 minuten per dag naar buiten. De conrector heeft in strijd met de waarheid tegen de leerplichtambtenaar gezegd dat de leerling onderwijs kreeg van de docenten die af en toe binnen liepen en dat hij tussen 11.00 en 13.00 uur met klasgenoten buiten had gelopen. De mentor heeft slechts een keer uitleg gegeven. De leerling spreekt van een onmenselijke situatie. Procedure De commissie die de klachten heeft behandeld bestond uit mr. C. Sjenitzer, voorzitter, mevrouw A. Bliek-de Jong en mr. A.H. Westendorp, leden. Aangeklaagden zijn bij brief van 23 maart 2010 in de gelegenheid gesteld om zich schriftelijk te verweren. Op 6 april 2010 is door aangeklaagden een verweerschrift ingediend. Klaagster en aangeklaagden zijn daarnaast in de gelegenheid gesteld om hun standpunten nader toe te lichten op een door de commissie op 9 april 2010 te Utrecht gehouden besloten hoorzitting. Klaagster en haar zoon, vergezeld van mr. K, alsmede aangeklaagden waren aanwezig. Op verzoek van de commissie heeft de rector op 14 april 2010 het managementstatuut van de A (hierna: het managementstatuut) aan de commissie toegezonden. Ontvankelijkheid A was ten tijde van de voorgevallen feiten en de indiening van de klacht aangesloten bij de klachtencommissie. Nu de commissie voor het overige niet van bezwaren is gebleken, wordt de klacht ontvankelijk verklaard. Feiten De commissie gaat op grond van de schriftelijke stukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende vaststaande en niet weersproken feiten. De leerling is vanwege incidenten tijdens de zomervakantie bij het woonhuis van een van de docenten van de school op 4 september 2009 één dag intern en één dag voorwaardelijk geschorst. Daarnaast heeft hij strafuren gekregen. Klaagster is hierover op 31 augustus 2009 3

telefonisch geïnformeerd door de afdelingsleider en voorts bij brief van 4 september 2009 van eveneens de afdelingsleider. De leerling is op 2 november 2009 vanwege een incident in de klas op 30 oktober 2009 één dag extern geschorst. Klaagster is hierover bij brief van 2 november 2009 door de afdelingsleider geïnformeerd. Op 12 november 2009 heeft een gesprek plaats gevonden tussen de afdelingsleider en klaagster. De leerling is op 15 december 2010 extern geschorst. Als reden hiervoor is door de afdelingsleider bij brief van 14 december 2009 (0910.160) gegeven dat de leerling op 14 december 2009 betrokken was bij het afsteken van een vuurwerkbom op het schoolplein en geen gehoor heeft gegeven aan de aanzegging van de leerkracht om zich te melden bij de afdelingsleider. In deze brief is klaagster tevens verzocht een nieuwe school voor haar zoon te zoeken aangezien de leerling dat semester voor de derde keer werd geschorst, Na het incident is er telefonisch contact geweest tussen klaagster en de mentor. Op 15 december 2009 heeft de leerling een gesprek gehad met de afdelingsleider en de leerkracht, waarbij is meegedeeld dat de schorsing gehandhaafd bleef. Kort daarop heeft een gesprek over de schorsing plaatsgevonden tussen klaagster en haar juridisch adviseur, de afdelingsleider en de leerkracht. Daarbij is ook aangegeven dat de leerling op zoek moest gaan naar een andere school. Op of rond 18 december 2009 heeft de afdelingsleider nogmaals een brief aan klaagster gestuurd (eveneens gedateerd 14 december 2009, 0910.165) waarin wordt aangegeven dat het afsteken van de vuurwerkbom de reden voor de schorsing is. Daarnaast wordt in deze brief ook gerefereerd aan het niet-melden en aan het feit dat de leerling zich naderhand s middags en ook s avonds wel heeft gemeld op school en dat hij daarbij de leerkracht s avonds op onheuse wijze heeft bejegend. Op 3 januari 2010 heeft klaagster de rector verzocht om een gesprek met haar en eventueel haar zoon. Op 11 januari 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij klaagster en haar zoon de rector hebben verzocht het voorgenomen besluit tot verwijdering van de leerling te heroverwegen. Op 25 januari 2010 heeft de rector aan klaagster meegedeeld dat er op grond van het door hem gedane onderzoek (overleg met de conrector en de afdelingsleider) geen reden voor herziening van het besluit was. Hij heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid van beroep bij het bestuur van de A. Op 2 februari 2010 heeft de rector digitaal het voornemen tot verwijdering aangeleverd bij de Inspectie voor het Onderwijs. 4

Op 5 februari 2010 heeft klaagster gesproken met de rector en de voorzitter van het bestuur. Op 18 februari 2010 heeft de rector klaagster per e-mail bericht dat het voor alle partijen gewenst was dat de leerling zijn schoolloopbaan na de krokusvakantie elders voortzet. De leerling heeft vanaf 12 maart 2010 onderwijs gevolgd op B, maar is als leerling ingeschreven gebleven op het A. Komend jaar kan de leerling op eerst genoemde school blijven. Het managementstatuut bepaalt in artikel 4 dat de rector namens het bestuur het dagelijks bestuur en beheer over de Vereniging en de school voert en daartoe voor zover wettelijk vereist door het bestuur is gemachtigd middels vaststelling van dit statuut. Lid 3 van datzelfde artikel geeft een opsomming van kwesties die nadrukkelijk zijn voorbehouden aan het bestuur. Besluiten tot schorsing en/of verwijdering staan niet in deze opsomming. Standpunt aangeklaagden Tijdens het vuurwerkincident stonden ondermeer de leerkracht en de mentor op het balkon dat uitzicht geeft op (een deel van) het schoolplein. Na de knal van het vuurwerk kwamen vier leerlingen, waaronder de zoon van klaagster, vanachter het gebouw aanlopen terwijl zij uitdagend naar boven keken. De leerkracht heeft uit dit gedrag afgeleid dat deze leerlingen erbij betrokken waren. De leerkracht is naar beneden gelopen en heeft hen opgedragen zich bij de afdelingsleider te melden. Aangeklaagden hebben erkend dat zij op dat moment niet zelf hebben kunnen vaststellen welke leerlingen betrokken waren bij het incident. De controleur op het schoolplein heeft aan de leerkracht gezegd dat die vier leerlingen betrokken waren bij het incident. Er is ook een aantal leerlingen gehoord. Het feit dat de leerling zich niet onmiddellijk heeft gemeld en later op de avond de leerkracht onheus heeft bejegend, weegt zwaar bij aangeklaagden. De leerkracht kende de leerling niet en was niet op de hoogte dat een eventuele schorsing consequenties voor de leerling zou hebben. De mentor is na het incident op het balkon gebleven en heeft pas later die middag van de afdelingsleider gehoord dat de leerling zich niet had gemeld en nu voor de derde keer was geschorst. De mentor heeft dit met de leerling besproken toen deze alsnog op school bleek te zijn. Op verzoek van de afdelingsleider heeft de mentor naar klaagster gebeld. Aangezien zij na diverse malen geprobeerd te hebben geen contact kreeg, heeft ze het antwoordapparaat ingesproken. Toen de mentor om half zeven nog geen reactie van klaagster had ontvangen, heeft zij mobiel naar de leerling gebeld. Op dat moment kwam ook klaagster thuis en heeft de mentor telefonisch met haar gesproken. De mentor heeft aangegeven dat klaagster op een 5

opgewonden toon tegen haar sprak en de verbinding heeft verbroken. s Avonds bleek dat klaagster het antwoordapparaat op school had vol gescholden met vervelende opmerkingen over de mentor. De rector was op de hoogte van het incident en de consequenties voor de leerling. De brief van de afdelingsleider die rond 18 december 2009 is verzonden was ook hem bekend. Deze brief is in opdracht ondertekend door de secretaresse omdat de afdelingsleider die dag niet op school was. Aangezien het de onderbouw betreft is de conrector de direct leidinggevende van de afdelingsleider en zij was vanaf het begin op de hoogte. De rector heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een absolute regel: drie keer geschorst, betekent verwijdering. Ook na één incident kan de maat vol zijn. Bovendien was de leerling na de vorige incidenten gewaarschuwd en derhalve op de hoogte van de risico s. In het door klaagster aangehaalde voorbeeld waarbij de leerling vier keer zou zijn geschorst, speelden andere zaken mee en is een andere afweging gemaakt. De rector heeft betwist dat hij niet of nauwelijks actie heeft ondernomen om een andere school voor de leerling te zoeken. Hij heeft in de periode december 2009-maart 2010 contact gezocht met een aantal scholen. Op drie scholen was geen plaats. Er waren twee scholen die in beginsel bereid waren de leerling op te nemen. Deze scholen zijn echter door klaagster afgewezen vanwege de afstand. Toen de leerling na enkele maanden nog op school was, werd volgens aangeklaagden de sfeer in de klas langzamerhand slechter, mede door de werkhouding van de leerling. Daarom is besloten tot de afzondering van de leerling. De rector heeft erkend dat het vervelend was voor de leerling, maar weerspreekt dat het onmenselijk zou zijn. Oordeel van de commissie De commissie stelt vast dat de klacht mede betrekking heeft op de schorsing van de leerling op 14 december 2009 en de daaraan verbonden consequentie dat de leerling een andere school moest gaan zoeken, zoals aan klaagster meegedeeld in twee op 14 december 2009 gedateerde brieven van afdelingsleider(genummerd 0910.160 en 0910.165). De commissie stelt vast dat het leerlingstatuut van de school bepaalt dat de rector of zijn plaatsvervanger, daartoe gemandateerd door het bestuur, de bevoegdheid heeft een leerling te schorsen en/of te verwijderen. Op grond van het managementstatuut is sprake van een mandaat terzake aan de rector, nu schorsing en verwijdering niet expliciet is voorbehouden 6

aan het bestuur. Dit betekent dat de afdelingsleider naar het oordeel van de commissie onbevoegd het besluit tot schorsing heeft genomen. Het feit dat de conrector en op later moment ook de rector hiervan op de hoogte waren, doet hier niet aan af. De commissie stelt voorts vast dat haar niet is gebleken dat door de school een grondig onderzoek is gedaan naar de betrokkenheid van de leerling bij het vuurwerkincident. De leerkracht heeft erkend dat hij en de mentor vanaf het balkon geen zicht hadden op het incident. Aangeklaagden hebben weliswaar aangevoerd dat de controleur op het schoolplein heeft gezegd dat de leerling erbij betrokken was en dat enkele leerlingen zijn gehoord, maar daarvan is niets schriftelijk in een verklaring of verslag vastgelegd. Evenmin heeft de commissie kunnen vaststellen dat de leerling zelf is gehoord over dit incident, in ieder geval niet voordat het besluit tot schorsing op 14 december 2009 was genomen. De commissie onderschrijft de stelling van aangeklaagden dat het de leerling moet worden aangerekend dat hij zich niet heeft gemeld, maar de vraag is of dat feit indien verder na een in te stellen onderzoek niet van enige betrokkenheid van de leerling zou zijn gebleken- op de middag van 14 december 2009 had moeten leiden tot een schorsing. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat ook de afdelingsleider in haar brieven gedateerd 14 december 2009 niet geheel helder is geweest over de feitelijke reden van de schorsing; immers uit de tweede brief (0910.165) kan worden afgeleid dat de betrokkenheid bij het vuurwerkincident de eigenlijke reden voor de schorsing was. De commissie overweegt voorts nog dat de door aangeklaagden als onheus aangeduide bejegening van de leerkracht door de leerling heeft plaatsgevonden nadat was besloten tot schorsing. Nu de commissie concludeert dat de schorsing niet op correcte wijze in gang is gezet en afgehandeld, acht zij mitsdien het klachtonderdeel tegen de rector over de schorsing vanwege procedurele redenen gegrond. Ten aanzien van een eventuele verwijderingsprocedure overweegt de commissie dat deze procedure is beschreven in artikel 27 Wet op het voortgezet onderwijs en de artikelen 14 en 15 Inrichtingsbesluit W.V.O. In deze procedure heeft de commissie geen rol. Het bevoegd gezag dient te beslissen op een eventueel bezwaarschrift tegen een besluit tot definitieve verwijdering van een leerling. De commissie kan zich wel een oordeel vormen of er sprake is geweest van een zorgvuldig handelen jegens klaagster. De commissie stelt in dat verband vast dat weliswaar steeds gezegd is vanuit de school dat de leerling van school zou moeten, maar dat de verwijderingsprocedure formeel niet in gang is gezet. De afdelingsleider was niet bevoegd te besluiten tot 7

verwijdering en haar brieven van 14 december 2009 kunnen dan ook niet als (voorgenomen) besluit tot verwijdering worden aangemerkt. Naar aanleiding van het herzieningsverzoek van klaagster van 3 januari 2010 heeft de rector een onderzoek ingesteld en daarbij gesproken met de conrector en de afdelingsleider. Het is de commissie niet gebleken dat er daadwerkelijk sprake is geweest van hoor en wederhoor. Bovendien zijn hiervan geen verslagen beschikbaar, noch een officiële brief van de rector dienaangaande. In een mondeling gesprek op 25 januari 2010 met klaagster heeft de rector haar meegedeeld dat er geen reden is tot herziening van het voornemen de leerling van school te verwijderen. Eerst op 2 februari 2010 is een voornemen tot verwijdering door de rector digitaal gemeld aan de inspectie. Ook het gesprek van klaagster met de rector en de voorzitter van het bestuur op 5 februari 2010 heeft niet geleid tot een officiële brief aan klaagster inzake de verwijdering. De commissie acht het klachtonderdeel tegen de rector over de verwijdering eveneens om procedurele redenen gegrond. Ten aanzien van de rol van de leerkracht overweegt de commissie dat hij de leerling na het vuurwerkincident heeft opgedragen zich bij de afdelingsleider te melden, omdat hij reden had te veronderstellen dat de leerling betrokken kon zijn geweest bij het incident. De commissie is van oordeel dat hij daarmee geen oordeel heeft gegeven over de betrokkenheid zelf en ook overigens geen verwijtbaar gedrag heeft getoond. Voorts begrijpt de commissie dat de leerling op de avond van 14 december 2009 graag met de leerkracht wilde spreken, maar gelet op het feit dat deze met andere ouders in gesprek was tijdens een ouderavond acht de commissie het niet onredelijk dat de leerkracht hem op dat moment niet te woord kon en wilde staan. De commissie acht het klachtonderdeel tegen de leerkracht ongegrond. Ten aanzien van de rol van de mentor overweegt de commissie dat zij in goed vertrouwen de mededeling over de schorsing en het zoeken van een andere school op verzoek van de afdelingsleider aan de leerling en klaagster heeft gedaan, hetgeen haar niet kan worden verweten. Partijen weerspreken elkaar over hoe de gesprekken op 14 december 2009 s middags in de gang van de school en later telefonisch zijn verlopen. De commissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de mentor daarbij over de schreef zou zijn gegaan. Het is de commissie uit de stukken en ter zitting evenmin gebleken dat de mentor de leerling daarna als een baksteen zou hebben laten vallen. 8

De commissie acht het klachtonderdeel tegen de mentor ongegrond. Het is de commissie niet gebleken dat de rector zich onvoldoende heeft ingespannen een nieuwe school voor de leerling te zoeken. De rector heeft contact gezocht met een aantal rectoren van scholen in C. Dat op een aantal van deze scholen geen plaats was en dat klaagster twee scholen heeft afgewezen kan de rector niet worden verweten. De commissie acht dit klachtonderdeel tegen de rector ongegrond. De rector heeft het gedrag van de docenten, dat door klaagster is aangeduid als treiteren, afgekeurd. Hij achtte dit niet professioneel en zou hierover met de docenten spreken. Het is de commissie niet gebleken dat dit laatste niet zou zijn gebeurd. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond voor zover het betreft het gedrag van een aantal docenten en voor het overige ongegrond. Ten aanzien van de afzondering van de leerling op 5, 8, 9 en 10 maart 2010 overweegt de commissie dat het weliswaar niet plezierig is voor een leerling om apart in een lokaal of een kantoorruimte te zitten, maar dat dat op zich niet een maatregel is die een school niet mag nemen als daar redenen toe zijn. Daaraan is inherent dat een leerling het normale onderwijs in de klas mist. Het huiswerk is aan hem doorgegeven. Partijen weerspreken elkaar waar het gaat om de duur van de pauzes en de mate waarin docenten bij de leerling kwamen voor nadere instructie. De commissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van een onheuse bejegening. Mede gelet op de periode gedurende welke dit heeft plaatsgevonden acht de commissie dit klachtonderdeel ongegrond. Aanbevelingen De commissie beveelt het bevoegd gezag van A aan ervoor zorg te dragen dat de procedures inzake schorsing en verwijdering zoals bedoeld in Wet en Regelgeving worden besproken met de medewerkers van de school, in het bijzonder de afdelingsleiders, en in de toekomst worden nageleefd. 9

Den Haag, juli 2010 C. Sjenitzer R.T. Steinvoort-de Groot voorzitter secretaris 10