MASTERPROEF. Voortzettings- en verblijvingsbedingen in het vennootschapsrecht. Prof. H. De Wulf. Grondige studie van het Vennootschapsrecht

Vergelijkbare documenten
Begripsbepaling H OOFDSTUK

7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt?

Hof van Cassatie van België

Auteur. Onderwerp. Datum

Inhoudstafel. larcier

privé-vermogenvermogen

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

Auteur. Onderwerp. Datum

EVA ALBOORT & BART BELLEN

INHOUDSOPGAVE ADLOCUTIO ROGERUM DILLEMANS HONORIFICANS FAMILIAAL VERMOGENSBEHEER IN RECENTE NATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

INHOUDSTAFEL VOORWOORD... DANKWOORD... LIJST VAN DE MEEST GEBRUIKTE AFKORTINGEN... INLEIDING...1 I. VOORSTELLING VAN HET ONDERWERP...3 II. METHODE...

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

HOOFDSTUK 4. De reserve

Het gebruik van de maatschap bij vermogensplanning met bijzondere aandacht voor aanwasbedingen

FAMILIAAL VERMOGENSRECHT IN 143 UITSPRAKEN

Instelling. Onderwerp. Datum

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Beknopte inhoudstafel

Beknopte inhoudstafel

De hervorming van het erfrecht. Grote lijnen van de wet van 31 juli 2017 en aandachtspunten Vlaamse registratie- en erfbelasting


VOORTZETTINGS- EN VERBLIJVINGSBEDINGEN IN HET BELGISCH VENNOOTSCHAPSRECHT

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

Het$verbod$van$erfovereenkomsten$$ binnen$de$hervorming$van$het$erfrecht$

DE OVERGANG ONDER LEVENDEN OM NIET VAN ROERENDE GOEDEREN DE VORM VAN EEN SCHENKING

ANHEUSER-BUSCH INBEV LONG TERM INCENTIVE PLAN

Hoe beveilig ik mijn partner?

VR DOC.0453/2BIS

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

DE STRIJDIGHEID VAN DE BEDINGEN BETREFFENDE TOEKOMSTIGE NALATENSCHAPPEN MET DE OPENBARE ORDE ( noot bij Cass. 31 oktober 2008 )

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN BIJ DE

INHOUDSTAFEL WOORD VOORAF... CONTRACTEN ONDER VOORWAARDE ALAIN VERBEKE & IRIS VERVOORT... 1

Vergelijkende matrix vennootschapsvormen (Stibbe-rapport: Onderzoek naar de financieel-juridische aspecten van een Energie Conversie Park)

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

RECHTSVERGELIJKENDE BEDENKINGEN BIJ HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

DE VEREFFENING VAN DE BVBA EN DE NV

PLANNEN ZONDER SCHENKEN. Legal Counsel Wealth Analysis & Planning

DE SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN MET FIDEÏ-COMMIS DE RESIDUO

Prijsbepaling van effecten bij de geschillenregeling in het vennootschapsrecht - De prijs van de vrijheid

DE REDACTIE VAN OVERDRACHTSBEPERKINGEN IN DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent. Academiejaar Masterproef van de opleiding Master in de Rechten

CLAUSULES - CONSULTATIES

DOSSIER. De Burgerlijke Maatschap

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

Successieplanning via levensverzekering en huwelijkscontract. Brussel, 23 oktober 2010

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 26 april 2018

I. Inleiding: de maatschap: successie planning met behoud van inkomsten en controle. 2. Belangrijkste kenmerken van een burgerlijke maatschap...

VOLMACHT. De ondergetekende, (volledige naam en adres van de aandeelhouder; voor een rechtspersoon, volledige benaming, zetel en ondernemingsnummer)

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Instelling. Onderwerp. Datum

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

Erfrecht. Wie erft wat?

Hof van Cassatie van België

De fiscale aspecten van het fideïcommissum de residuo

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/XX Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Ontwerpadvies van 4 mei 2016

Ruimere beschikkingsvrijheid Houdt rekening met de veelheid aan familievormen in de nieuwe complexe maatschappelijke realiteit

Deel 1 - U bent gehuwd. Wat betekent dit voor uw bezittingen?

Artikel 60bis tot 60bis/3 van het Wetboek der Successierechten

Overzicht Typeformuleringen e BVBA versie 3 d.d

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

INHOUD. Woord vooraf... v Over de auteurs... vii Algemene bibliografie... ix ERFRECHT

De maatschap nieuwe stijl: nieuw wetgevend kader

Voorwoord 19 DEEL I SUCCESSIERECHTEN 21. HOOFDSTUK 1 Gewestelijk karakter Toestand vóór 1 januari

De Private Stichting als modern alternatief voor successieplanning van ouders met een zorgenkind

FAQ Schenkingen en Legaten

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

RECHTSPRAAKFICHES FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

DOSSIER. Hoe de controle behouden na een schenking?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/15 Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Advies van 7 september

Instelling. Onderwerp. Datum

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

ESTATE PLANNING. I. Schenking

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wettelijk erfrecht Duitsland

ERFBELASTING IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2017)

Site wettige erfgenamen

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

De Ascendentenverdeling

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT

Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten

De onherroepelijkheid van de schenking: de lege lata en de lege ferenda

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Instelling. Onderwerp. Datum

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

Arbitragecommissie. Advies over de sancties bepaald in artikel 5 van de wet

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

GALAPAGOS. Bijzonder verslag van de Raad van Bestuur overeenkomstig Artikel 604 van het Wetboek van vennootschappen

Fiscaal voordeling vermogen nalaten

ALGEMENE INHOUDSTAFEL

Bedenkingen bij schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten. Hoe verrekenen ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap?

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid MASTERPROEF Voortzettings- en verblijvingsbedingen in het vennootschapsrecht Prof. H. De Wulf Grondige studie van het Vennootschapsrecht Academiejaar 2008-2009 Stessens Lindsy Stamnummer: 00805988 Master Bedrijfsrecht

INHOUDSTAFEL INLEIDING 5 HOOFDSTUK 1: VENNOOTSCHAPSRECHTELIJKE CLAUSULES EN ERFRECHT 6 1 Probleemstelling 6 2 De verboden erfovereenkomst 6 2.1. Definitie 6 2.2. Ontleding van het begrip 7 a) Beding 7 b) Verbintenis 7 c) Afwijken van de wettelijke regeling 7 d) Toekomstige nalatenschap 8 e) Toekenning, wijziging of afstand van louter eventuele rechten 8 3 In welke mate zijn clausules die de overgang van aandelen bij overlijden regelen verboden erfovereenkomsten? 9 3.1. Stelling 1: De bedingen betreffen het vennootschapsvermogen en niet het vermogen van de vennoten 10 3.2. Stelling 2: De bedingen moeten worden beschouwd als bedingen ten behoeve van een derde 10 3.3. Stelling 3: Er worden geen louter eventuele rechten toegekend, maar actuele rechten 11 3.4. Stelling 4: Het verbod betreffende toekomstige nalatenschappen heeft geen betrekking op bedingen met betrekking tot welbepaalde goederen 12 3.5. Conclusie 12 4 In welke mate vallen de bedingen die de overgang van aandelen bij overlijden regelen onder een wettelijke uitzondering? 12 4.1. Artikel 42 van het Wetboek van Vennootschappen 13 a) Inhoud 13 b) Verhouding tot artikel 1130, tweede lid B.W 13 c) Draagwijdte 14 d) Vergoeding van de erfgenamen 18 e) Conclusie 21 4.2. Artikel 510 Wetboek Vennootschappen 21 a) Inhoud 21 b) Verhouding tot artikel 1130, tweede lid B.W 22 2

4.3. Artikels 249, 251 en 252 Wetboek Vennootschappen 23 a) Inhoud 23 b) Verhouding tot artikel 1130, tweede lid B.W 24 4.4. Artikels 362, 364, en 375 Wetboek Vennootschappen 25 a) Inhoud 25 b) Verhouding tot artikel 1130, tweede lid B.W 25 HOOFDSTUK 2: FAMILIALE VERMOGENSPLANNING 26 1 Familiale vermogensplanning via de maatschap 27 1.1 Kenmerken van de maatschap 27 a) Geen rechtspersoonlijkheid 27 b) Contract 28 c) Affectio societatis 28 d) Winstoogmerk 28 e) Geen vormvereisten 29 1.2. Voordelen van de maatschap 29 1.3. Winstverdeling 29 1.4. Onverdeeldheid 30 a) Verschil met de gemeenrechtelijke onverdeeldheid 30 b) Voordelen van dit onverdeeld vermogen 31 1.5. Duur van de maatschap 32 a) Opzegging door een maat of het verstrijken van de duur 33 b) Overlijden of onbekwaamverklaring van een maat 35 c) Kennelijk onvermogen of faillissement van een maat 36 d) Wettige reden 36 e) Conclusie 37 1.6. Voortzettingsbedingen en verblijvingsbedingen 37 a) Nadelen van een voortzettingsbeding 37 b) Combinatie van voortzettings- en verblijvingsbeding en beding van aanwas 38 1.7. Overdracht van aandelen 40 1.8. Fiscale behandeling van de maatschap 41 a) Registratierechten 41 b) Inkomstenbelasting 42 2 Successieplanning via de maatschap 44 2.1. Voorafgaande schenking 45 2.2. Schenking vindt nadien plaats 46 3

2.3. Geen schenking 47 3 Conclusie 47 CONCLUSIE 49 BIJLAGE: ENKELE VOORBEELDCLAUSULES 51 BIBLIOGRAFIE 53 4

INLEIDING Velen hebben de behoefte om tijdens hun leven reeds allerlei zaken te regelen die slechts uitwerking krijgen na overlijden. Zo hebben vennoten vaak nood aan een regeling die bepaalt wat er met hun aandelen dient te gebeuren nadat zij zelf zijn overleden. In de statuten vindt men daarom vaak clausules terug die de overgang van aandelen regelen. Veel voorkomende clausules zijn de voortzettings- en verblijvingsbedingen die wettelijk geregeld zijn. 1 Het vennootschapsrecht komt hier in aanraking met het erfrecht en de vraag stelt zich of die statutaire clausules die de overgang van aandelen regelen samengaan met de regels van het erfrecht. Eén van de meest belangrijke regels in ons erfrecht bepaalt dat het verboden is om overeenkomsten te sluiten over een nog nietopengevallen nalatenschap. Onderzocht zal worden of clausules die de overgang van aandelen regelen hier al dan niet een inbreuk op zijn. Wanneer een bedrijf in handen is van een familie wil de pater familias vaak dat het familiale karakter behouden blijft, ook na zijn overlijden. Zo zal hij tijdens zijn leven al de toekomstige erfgenamen willen betrekken in de onderneming. Niettemin wil hij zelf nog de controle over het familiebedrijf behouden, net als het genot van de inkomsten zodat hij tot zijn overlijden kan voorzien in zijn levensonderhoud. Het inschakelen van een maatschap is een manier om al een deel over te dragen aan zijn toekomstige erfgenamen met de mogelijkheid van controle- en inkomstenbehoud. De pater familias wil vaak ook dat het familiale vermogen na zijn overlijden bestendigd wordt voor de volgende generaties. Over de generaties heen kunnen de aandelen in de familieonderneming immers verspreid geraken over meer en meer erfgenamen. Bepaalde erfgenamen kunnen de voeling met het familiebedrijf verliezen waardoor ze zouden kunnen beslissen om hun deel te verkopen. Wanneer meer erfgenamen overgaan tot verkoop, zal de familie haar greep op het familiebedrijf verliezen en komen derden aan het hoofd te staan van de onderneming. Ook dit kan men vermijden door gebruik te maken van de maatschap en door in de statuten van de maatschap voortzettings- en verblijvingsbedingen in te lassen. In het tweede deel van dit werk zal ingegaan worden op het gebruik van de maatschap en op de werking voortzettings- en verblijvingsbedingen. Kort zal ook nog even stil gestaan worden bij successieplanning. 1 Artikel 42 W.Venn. 5

HOOFDSTUK 1: VENNOOTSCHAPSRECHTELIJKE CLAUSULES EN ERFRECHT Vaak wil men in de statuten van een vennootschap clausules invoegen die regelen wat er met de aandelen dient te gebeuren wanneer één van de vennoten overlijdt. Veel gebruikte clausules zijn bijvoorbeeld de voortzettings- en verblijvingsbedingen. Deze bepalen dat bij overlijden van een vennoot de vennootschap wordt verdergezet met de overblijvende vennoten (verblijvingsbeding) of met de erfgenamen van de overleden vennoot (voortzettingsbeding). De meeste aandacht zal uitgaan naar deze twee clausules. Hiernaast bestaan er nog andere statutaire clausules die de overgang van aandelen bij overlijden regelen. Deze zullen kort behandeld worden. 1 Probleemstelling De vraag stelt zich of en in welke mate voortzettings- en verblijvingsbedingen als bedingen betreffende een toekomstige nalatenschap kunnen worden beschouwd. Zulke bedingen zijn immers op grond van artikel 1130, tweede lid B.W. verboden. Dit verbod luidt als volgt: Men kan echter een nalatenschap die nog niet is opengevallen, niet verwerpen en evenmin omtrent zodanige nalatenschap enig beding maken, zelfs niet met toestemming van hem wiens nalatenschap het betreft, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald is. Indien deze vraag positief dient te worden beantwoord, is het noodzakelijk om na te gaan in hoeverre deze bedingen een wettelijke uitzondering vormen op dit verbod. Om deze vraag te beantwoorden is het nodig om te weten wat een verboden erfovereenkomst juist inhoudt. 2 De verboden erfovereenkomst 2.1. Definitie Een verboden erfovereenkomst wordt in de rechtsleer als volgt omschreven: 'elk beding waardoor louter eventuele rechten op een toekomstige nalatenschap of een bestanddeel ervan worden toegekend, gewijzigd of afgestaan. 2 Later werd deze definitie overgenomen door het Hof van Cassatie. 3 Naar Belgisch recht worden overeenkomsten over toekomstige nalatenschappen beschouwd als strijdig met de openbare orde en de goede zeden waardoor ze gesanctioneerd worden met de 2 R. Dillemans en J. Verstraete, Overzicht van rechtspraak. Erfenissen (1961-1967), T.P.R., 1968, 375; J. Verstraete, Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen, T.Not.,1990, 243 3 Cass. 11 april 1980, Pas, 1980, 991, Rec. Gén. Enr. Not., 1982, 442 6

absolute nietigheid. 4 2.2.Ontleding van het begrip Om onder het toepassingsgebied van een verboden erfovereenkomst te vallen moet er aan verschillende vereisten zijn voldaan. a) Beding Ten eerste moet er sprake zijn van een beding. Met de term beding worden zowel de eenzijdige verbintenissen als de overeenkomsten bedoeld. Bedingen die worden opgenomen in de statuten van een vennootschap, zoals voortzettings- en verblijvingsbedingen voldoen aan deze voorwaarde. 5 b) Verbintenis Ten tweede moet het een echte verbintenis uitmaken. De bedinger moet zich ten aanzien van de niet-opengevallen nalatenschap verbinden, zoniet is er geen sprake van een erfovereenkomst. 6 Zo vallen de volgende bedingen niet onder het toepassingsgebied van erfovereenkomsten: een loutere belofte, een erfovereenkomst opgelegd als voorwaarde van een beschikking en een erfovereenkomst opgelegd als last van een beschikking wanneer het geformuleerd is als een louter verzoek. 7 Of ook de herroepelijke verbintenissen onder het toepassingsgebied van een erfovereenkomst vallen, is betwist. 8 c) Afwijken van de wettelijke regeling Verder zal het beding buiten het toepassingsgebied van artikel 1130, tweede lid B.W. vallen wanneer het beding een loutere bevestiging is van wat wettelijk geregeld is op het vlak van erfrecht. Zo vallen statutaire clausules die bepalen dat de vennootschap zal worden voortgezet met alle erfgenamen, zonder onderscheid, buiten het verbod. 9 Deze regel, gesteund op het gezond verstand en de ratio legis, werd meermaals door de rechtspraak en de rechtsleer bevestigd. 10 4 Cass. 28 november 1946, JT, 1946, 627; J. Verstraete, Erfrecht, in Notariële actualiteit familierecht, T.Not., 1996, 80. 5 L. Weyts, Vennootschapsrecht en erfrecht, in 30 jaar nieuw vennootschapsrecht 10 jaar Jan RONSE-Instituut, colloquium KU Leuven 11 december 1998, 2. 6 J. Verstraete, Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen, T.Not.,1990, 244 7 Zie voor een uitgebreide bespreking van deze toepassingsgevallen: J. Verstraete, Overeenkomsten over nietopengevallen nalatenschappen T.Not., 1990, 244 8 J. Verstraete, Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen, T.Not., 1990, 245 9 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 720 10 J. Verstraete, Commentaar bij artikel 791 B.W. in X, Artikelsgewijze commentaar Erfenissen, Schenkingen, en Testamenten, Kluwer, 1988, losbladig 7

d) Toekomstige nalatenschap Vervolgens moet de erfovereenkomst betrekking hebben op een toekomstige nalatenschap, dit wil zeggen een nalatenschap die nog niet is opengevallen. Op het ogenblik van het beding moet de persoon die eigenaar is van de nalatenschap nog in leven zijn. Het verbod geldt alleen voor nalatenschappen en bijvoorbeeld niet voor andere vermogens. Zo zal het verblijvingsbeding op grond van artikel 1464 B.W. waarbij het gehele gemeenschappelijke vermogen (waarin zich eventueel gemeenschappelijke aandelen kunnen bevinden) wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoot, buiten het toepassingsgebied van artikel 1130, tweede lid B.W. vallen. 11 Het betreft hier immers geen nalatenschap waarover wordt bedongen, maar een gemeenschappelijk vermogen. Dezelfde redenering geldt wanneer men bedingen opstelt die betrekking hebben op het vennootschapsvermogen. 12 Zo kan men in de statuten van een BVBA een clausule opnemen waarin de criteria worden beschreven waaraan de nieuwe vennoot moet voldoen bij overlijden van één van de vennoten. Wanneer de erfgenaam die de aandelen erft niet voldoet aan die criteria, kan hij geen vennoot worden. Erfrechtelijk zal hij wel eigenaar worden van de aandelen, maar de uitoefening van de aan deze aandelen verbonden lidmaatschapsrechten zal hem worden ontzegd. 13 Hij heeft enkel recht op de vermogenswaarde van de aandelen. Ter verdediging van deze stelling wordt opgeworpen dat deze bedingen enkel de werking van de vennootschap viseren en niet de rechten in de nalatenschap. 14 Deze stelling kan worden bijgetreden. Onbekwame erfgenamen zouden immers de werking van de vennootschap kunnen verstoren. Wanneer echter bepaalde erfgenamen van de vennoot rechtstreeks, bijvoorbeeld in de statuten, worden aangeduid om de vennootschap verder te zetten, dan kan men niet meer opwerpen dat men louter de vennootschapswerking voor ogen heeft. Hier handelt men dan over wat als tegenprestatie voor de inbreng in de plaats is gekomen, met name de aandelen, die in elk geval tot de nalatenschap behoren. 15 e) Toekenning, wijziging of afstand van louter eventuele rechten Tenslotte zal het verbod enkel spelen wanneer het beding handelt over louter eventuele rechten. Dit houdt in dat men geen werkelijke rechten voor ogen heeft, maar dat men alleen maar bedingt over 11 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 720 12 H. De Page, Traité, t. IX, nr 553, B 13 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 721 14 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999,721; M. Puelinckx-Coene, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 259, voetnoot 16.1 en Ch. Sluyts, ' De eenpersoonsvennootschap vanuit het standpunt van het familiaal vermogensrecht ', in H. Braeckmans en E. Wymeersch (eds), De eenpersoonvennootschap, Antwerpen Apeldoorn, Maklu, 1988, 208 15 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 722 8

loutere verwachtingen. De toekomstige erflater heeft niet zichzelf verbonden, maar enkel zijn toekomstige erfenis. 16 Gedurende zijn leven heeft de toekomstige erflater de volledige vrijheid om te beschikken over zijn goederen. Wat er zich uiteindelijk in de nalatenschap zal bevinden, is niet zeker. A contrario volgt daaruit dat indien de toekomstige erflater wel zichzelf verbindt, er dan geen sprake meer is van een verboden erfovereenkomst. 17 In dat geval is er sprake van een beding post mortem. 18 Het nadeel van zulke bedingen is dat de bedinger ook reeds tijdens zijn leven gebonden is en dat wil hij meestal niet. Zeker in vennootschapsrechtelijke context is dit niet aangenaam. Wanneer de erflater een optierecht verleend op zijn aandelen aan zijn erfgenamen dan kan hij die aandelen tijdens zijn leven niet meer vervreemden. De begunstigden krijgen immers reeds tijdens het leven van de erflater een actueel recht en kunnen schadevergoeding eisen wanneer de toekomstige erflater de aandelen toch zou vervreemden. 19 Tijdens zijn leven wil de toekomstige erflater echter meestal nog niet gebonden zijn door dergelijke bedingen omdat die bijvoorbeeld een gunstige verkoop van zijn aandelen in de weg kunnen staan. Men wil enkel zijn nalatenschap verbinden en niet zichzelf, maar dan komt men in het vaarwater van het de verboden erfovereenkomsten. Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen kunnen echter wel geldig zijn, aangezien de wet voorziet in bepaalde uitzonderingen. Maar eerst dienen we te onderzoeken of bedingen die de overgang van aandelen bij overlijden regelen effectief beschouwd dienen te worden als bedingen betreffende een toekomstige nalatenschap. 3 In welke mate zijn clausules die de overgang van aandelen bij overlijden regelen verboden erfovereenkomsten? Voortzettings- en verblijvingsbedingen zijn voorbeelden van bedingen die de overgang van aandelen regelen bij overlijden. Ze zijn een handige manier om de verdere werking van de vennootschap te garanderen of een garantie dat het familiaal karakter van de vennootschap behouden blijft. 16 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 722 17 J. Verstraete, Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen, T.Not.,1990, 245 en J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 722 18 J. Verstraete, Overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen, T.Not.,1990, 245 19 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 722, met tal van verwijzingen naar Belgische en Franse rechtspraak waaronder bijvoorbeeld Gent, 25 april 1974, R.W. 1974-75, 426 en Cass. fr., 20 mei 1967, Sem. Jur., 1967, J., 1529 9

Er zijn verschillende stellingen die beweren dat zulke bedingen niet onder het toepassingsgebied van artikel 1130, tweede lid B.W. vallen. 3.1. Stelling 1: De bedingen betreffen het vennootschapsvermogen en niet het vermogen van de vennoten Sommige auteurs zijn van mening dat bedingen die de overgang van aandelen na overlijden regelen betrekking hebben op het vennootschapsvermogen en niet op de nalatenschap. 20 Zoals hoger aangetoond zou dit als gevolg hebben dat de bedingen uit het toepassingsgebied van de verboden erfovereenkomst vallen omdat ze dan geen betrekking zouden hebben op een nalatenschap maar op een ander vermogen, namelijk het vennootschapsvermogen (supra pagina 8). Bij vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid kan deze stelling zeker niet gevolgd worden daar zij geen apart vennootschapsvermogen bezitten. Maar ook bij vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die wel beschikken over een afgezonderd vennootschapsvermogen kan deze stelling niet bijgetreden worden. De aandelen, die het voorwerp zijn van het beding, bevinden zich wel degelijk in de nalatenschap van de erflater en behoren niet tot het vermogen van de vennootschap. Dit laatste blijkt onder andere uit het feit dat de rechten die verbonden zijn aan de aandelen, zowel de vermogensrechten als de lidmaatschapsrechten, worden uitgeoefend door de vennoten zelf en niet door de vennootschap. 21 3.2. Stelling 2: De bedingen moeten worden beschouwd als bedingen ten behoeve van een derde Sommige Franse rechtspraak en rechtsleer vat de bedingen op als bedingen ten behoeve van een derde. 22 Het beding wordt dan opgevat als een overeenkomst tussen de overlevende vennoten (belovers) en de vooroverleden vennoot (bedinger), waarbij de overlevende vennoten aan de vooroverleden vennoot beloven om na zijn overlijden de rechten in de vennootschap over te dragen aan een welbepaalde erfgenaam (beneficiaris). Deze kwalificatie heeft echter een zeer ongunstig effect. Vanaf het ogenblik dat het statutair beding door de derde-beneficiaris is aanvaard, kunnen de statuten op dit punt onmogelijk nog gewijzigd 20 Zie onder andere M., Puelinckx-Coene, Erfrecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, 271 21 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 709 22 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 709 met verwijzing naar Parijs 21 februari 1930, D.P. 1931, II, I, noot H. CAPITANT, Rev.prat.not.b. 1930, 264, noot J.V.d.V., Rev.prat.soc. 1931, nr. 3177, 330 noot en S., 1930, 2, 97, noot GENY en Cass. Fr. 18 oktober 1955, J.C.P. 1956, II, 97 10

worden zonder het akkoord van die derde-beneficiaris. 23 Dit zou de werking van de vennootschap volledig kunnen verstoren en zulke bedingen horen dan ook niet thuis in een vennootschapsrechtelijk kader. 3.3. Stelling 3: Er worden geen louter eventuele rechten toegekend, maar actuele rechten Deze stelling kan verdedigd worden wanneer het beding op een bepaalde manier geformuleerd is waaruit volgt dat de bedinger tijdens zijn leven niet meer kan beschikken over de aandelen. Zulke bedingen worden dan gekwalificeerd als een belofte tot verkoop van bepaalde aandelen of een optie tot aankoop van die aandelen. Dit zijn dan geen verboden erfovereenkomsten, maar toegelaten overeenkomsten post mortem zoals reeds eerder is vermeld (supra pagina 9). Dit is het geval wanneer bijvoorbeeld in de statuten is bepaald dat de aandelen niet kunnen worden overgedragen onder de levenden of overgaan bij overlijden dan met het akkoord van alle andere vennoten. Bij gebreke van dit akkoord hebben de andere vennoten een recht om de aandelen over te nemen in verhouding tot hun aandeel in het kapitaal van de vennootschap mits vergoeding van de waarde daarvan. 24 In dit geval is het recht op overname van de aandelen, bij het overlijden van een andere vennoot, dat aan de vennoot toekomt wegens zo'n statutaire clausule actueel en niet eventueel. Elke vennoot moet immers zijn toestemming geven voor een overdracht van de aandelen waardoor elke vennoot zeker is dat hij een overnamerecht heeft bij overlijden zolang hij zelf geen toestemming geeft tot overdracht van de aandelen. In dit geval heeft elke vennoot ook zichzelf verbonden en niet alleen zijn nalatenschap. Om na te gaan of er sprake is van de toekenning van louter eventuele rechten, moet men de rechten bekijken van de vennoot die slechts één aandeel of het kleinst mogelijk aandelenpakket bezit. Indien het afkooprecht dat die vennoot bezit met betrekking tot de aandelen van de andere vennoten, bij het overlijden van een andere vennoot enkel kan worden uitgeoefend als de aandelen op dat ogenblik zich nog in de nalatenschap van die vennoot bevinden en er geen garantie is ten aanzien van die vennoot dat hij daarvan ook zal kunnen gebruikmaken bij het overlijden van de andere vennoot, is dat afkooprecht ten aanzien van de titularis ervan louter eventueel. 25 In dit geval is het immers mogelijk dat de andere vennoten hun aandelen verkopen zonder de toestemming van die vennoot. Hierboven is reeds de opmerking gemaakt dat het voor de werking van de vennootschap niet altijd even interessant is om actuele rechten op aandelen toe te kennen omdat men die aandelen dan niet 23 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 711 24 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 712 25 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 714 11

meer kan overdragen (supra pagina 9). De clausules in de statuten zullen daarom vaak eerder eventuele rechten stipuleren. Men kan dus zeker niet beweren dat het altijd om actuele rechten zou gaan om het verbod gelegen in artikel 1130, tweede lid B.W. te omzeilen. Men zal de clausule in concreto moeten gaan beoordelen en nagaan of de aandelen bij overlijden zich nog zeker in de nalatenschap zullen bevinden. Alleen in dat geval kan men oordelen dat het gaat om actuele rechten en niet om eventuele rechten. 3.4. Stelling 4: Het verbod betreffende toekomstige nalatenschappen heeft geen betrekking op bedingen met betrekking tot welbepaalde goederen Onder andere DEKKERS verdedigde de stelling dat het verbod om erfovereenkomsten te sluiten enkel geldt voor de hele nalatenschap of voor een deel ervan en niet voor bepaalde bestanddelen van de nalatenschap. 26 Deze opvatting wordt in de moderne rechtsleer en rechtspraak door niemand meer gevolgd. 27 3.5. Conclusie Geen enkel van de voorgaande stellingen kan (volledig) worden bijgetreden. In de regel zullen clausules die de overgang van aandelen regelen bij overlijden dus onder het toepassingsgebied van de verboden erfovereenkomst vallen. We dienen nu over te gaan naar de tweede vraag en te onderzoeken in welke mate zulke bedingen toegelaten worden door de wetgever. Artikel 1130, tweede lid B.W. legt immers op dat overeenkomsten over nog niet-opengevallen nalatenschappen verboden zijn, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. 4 In welke mate vallen de bedingen die de overgang van aandelen bij overlijden regelen onder een wettelijke uitzondering? Hier gaan we na in hoeverre de voortzettings- en verblijvingsbedingen als een wettelijke uitzondering kunnen worden beschouwd op artikel 1130, tweede lid B.W. Volledigheidshalve wordt er ook even stil gestaan bij enkele andere vennootschapsrechtelijke clausules die de overgang van aandelen regelen. 26 R. Dekkers, Toekomstige nalatenschappen en syndikaten van aandeelhouders, R.W. 1954-55, 1617-1622 27 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 719 12

4.1. Artikel 42 van het Wetboek van Vennootschappen a) Inhoud Artikel 42 W.Venn. bepaalt het volgende: Indien bedongen is dat de vennootschap in geval van overlijden van een van de vennoten zal voortduren met zijn erfgenaam, of alleen tussen de overlevende vennoten, moeten deze bepalingen worden nagekomen: in het tweede geval heeft de erfgenaam van de overledene enkel recht op de verdeling van de vennootschap, overeenkomstig de toestand waarin zij zich ten tijde van het overlijden bevond, en hij deelt in de latere rechten slechts voor zover die een noodzakelijk gevolg zijn van hetgeen verricht werd vóór de dood van de vennoot wiens erfgenaam hij is. b) Verhouding tot artikel 1130, tweede lid B.W Vroeger stond deze tekst niet in het Wetboek van Vennootschappen, maar was het geregeld in artikel 1868 van het Burgerlijk Wetboek. De tekst van het artikel zelf is niet gewijzigd. Artikel 42 W.Venn. bevindt zich in het boek II van het Wetboek Vennootschappen dat bepalingen bevat die gemeenschappelijk zijn aan alle vennootschappen. Artikel 42 W.Venn. is daardoor van toepassing op alle vennootschappen voor zover er door specifieke bepalingen niet van wordt afgeweken. Het is ook van toepassing op de handelsvennootschappen, voor zover het niet strijdig is met de wetten en gebruiken van de koophandel. 28 Artikel 42 W.Venn. moet worden beschouwd als een uitzondering op het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen. De wetgever maakt het immers door dit artikel mogelijk om in de statuten de overname van de aandelen te voorzien door de overlevende vennoten bij het overlijden van een vennoot. 29 Er dient nog opgemerkt te worden dat artikel 42 W.Venn. niet enkel een wettelijke uitzonderingsbepaling vormt op artikel 1130, tweede lid B.W., maar ook op artikel 39 W.Venn. dat als volgt is geformuleerd: De vennootschap eindigt door: 1 door verloop van de tijd waarvoor zij is aangegaan 2 door het tenietgaan van de zaak, of door het voltrekken van de handeling 3 door de dood van één van de vennoten 4 door de onbekwaamverklaring of het kennelijk onvermogen van een van hen 5 door de verklaring van een of meer vennoten, dat zij niet langer tot de vennootschap willen 28 Artikel 18 W.Venn. 29 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 721 en J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 726-728 13

behoren Dit artikel is niet van openbare orde. Door statutaire bepalingen op te nemen die bepalen wat er moet gebeuren bij het overlijden van één van de vennoten kan aldus vermeden worden dat de vennootschap ontbonden wordt. c) Draagwijdte Er is geen discussie over de vraag of artikel 42 W.Venn. een wettelijke uitzondering vormt op artikel 1130, tweede lid B.W., maar er is wel discussie over de draagwijdte van de uitzondering. Om hierop een antwoord te geven worden de twee mogelijkheden die voorzien worden in artikel 42 W.Venn. afzonderlijk besproken. In sommige rechtsleer wordt geargumenteerd dat een beding met betrekking tot een nietopengevallen nalatenschap zonder meer geldig is voor zover dit voorkomt in de statuten. Onder andere P. VAN OMMESLAGHE beschouwde dergelijke bedingen geldig dans la mesure ou, dérogeant à l'article 1130 alinéa 2 du Code Civil, l'article 1868 du même code, admet la validité des conventions sur succession future portant sur parts de sociétes pour autant qu'elles soient contenues dans les statuts de ces sociétés. 30 In het licht van de huidige strenge rechtspraak en rechtsleer in verband met het verbod van erfovereenkomsten kan deze stelling moeilijk aanvaard worden. 31 - het voortzettingsbeding De eerste mogelijkheid die artikel 42 W.Venn. voorziet is dat de vennootschap in geval van overlijden van een van de vennoten zal voortduren met zijn erfgenaam. De vraag die zich hier stelt is wat de wetgever bedoelt met het begrip 'erfgenaam'. Er heerst voornamelijk twijfel omdat de wetgever de term 'erfgenaam' gebruikt en niet het meervoud 'erfgenamen'. Worden hier al de erfgenamen van de overleden vennoot bedoeld of wordt hier de mogelijkheid geopend om de aandelen te vererven aan slechts één of meerdere bepaalde erfgenamen? In het eerste geval heeft het voortzettingsbeding tot gevolg dat de algemene regels van het erfrecht worden gevolgd. In het tweede geval zou men discriminatoire erfrechtclausules in de statuten kunnen inlassen zodat bijvoorbeeld alleen het oudste kind de aandelen zal erven. De rechtsleer die discriminatoire erfclausules geldig beschouwt, kwalificeert zo'n beding als een 30 P. Van Ommeslaghe, "Les conventions d'actionnaires en droit belge", R.P.S. 1989, 301-302 31 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 732 14

toegelaten beding dat de vennootschap regelt. 32 Zoals hoger is aangetoond hebben clausules die de overgang van aandelen regelen wel degelijk betrekking op het vermogen van de erflater en niet op het vennootschapsvermogen, waardoor ze wel degelijk onder artikel 1130, tweede lid B.W. vallen (supra pagina 10). Niet alleen wordt er verdedigd dat die bedingen het vermogen van de vennootschap regelen, maar dat ze gekwalificeerd moeten worden als een combinatie van een verblijvingsbeding en een beding ten behoeve van een derde dat de overblijvende vennoten het recht ontneemt zich te verzetten tegen de toetreding van de betrokken erfgenamen. 33 Ook de stelling dat het een beding ten behoeve van een derde is, is hierboven reeds besproken geweest en kan niet aanvaard worden (supra pagina 10). Andere auteurs zijn daarentegen van mening dat de wetgever het enkel heeft willen mogelijk maken om de aandelen via een voortzettingsbeding te laten overgaan aan alle erfgenamen. 34 Er zijn twee argumenten die aantonen dat de wetgever door het gebruik van het begrip 'erfgenaam' niet de mogelijkheid om discriminatoire erfclausules in de statuten te doen opnemen, heeft beoogd. 35 Ten eerste wordt ook in het tweede deel van artikel 42 W.Venn. de term 'erfgenaam' in het enkelvoud gebruikt. De wetgever bepaalt hier dat de 'erfgenaam' recht heeft op de verdeling van de vennootschap. Uiteraard bedoelt de wetgever hier dat alle erfgenamen recht hebben op de verdeling van de vennootschap en niet slechts één enkele erfgenaam, ook al wordt het begrip 'erfgenaam' in het enkelvoud gehanteerd. Ten tweede wordt in het tweede deel van artikel 42 W.Venn. voorzien dat de erfgenamen van de overleden vennoot, die niet toegelaten worden tot de vennootschap, uitbetaald worden. Wanneer de opvolger rechtstreeks in de statuten zou kunnen worden aangeduid, zou dan logischerwijze tot gevolg moeten hebben dat de andere erfgenamen die niet tot de vennootschap toegelaten worden eveneens vergoed worden. In bepaalde rechtsleer wordt ook aangehaald dat discriminatoire erfclausules niet mogelijk zijn op basis van artikel 42 W.Venn. omdat dit als uitzonderingsbepaling op artikel 39 W.Venn. beperkend moet geïnterpreteerd worden. 36 32 J. Vananroye, Maatschap: duur van de vennootschap, in A. Verbeke, H. Derycke en D. Van Gerven (eds), Handboek Estate Planning, III, Vermogensplanning met effect bij leven rechtspersoon, Gent, larcier, 2004, 103 33 J. Vananroye, Maatschap: duur van de vennootschap, in A. Verbeke, H. Derycke en D. Van Gerven (eds), Handboek Estate Planning, III, Vermogensplanning met effect bij leven rechtspersoon, Gent, larcier, 2004, 103 34 Zie o.a. J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 725 en J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 729 35 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 725 36 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, 15

Uit het voorgaande kan afgeleid worden dat de wetgever het niet heeft mogelijk gemaakt om discriminatoire erfclausules in te lassen. Dit zou een te grove inbreuk zijn op het erfrecht wat niet kan aanvaard worden zonder duidelijk wetgevend initiatief. 37 Artikel 42 W.Venn. vormt aldus geen algemene uitzondering op het gemeenrechtelijk verbod om overeenkomsten te sluiten over niet-opengevallen nalatenschappen. Voorzover de statutaire clausule voorziet dat de vennootschap zal voortgezet worden met alle erfgenamen is er zelfs geen sprake van een erfovereenkomst. 38 Er wordt immers niet afgeweken van de wettelijke erfregeling wat een voorwaarde is om te kunnen spreken van een verboden erfovereenkomst. In de bestaande rechtsleer heerst er een discussie of de wetgever met de term 'erfgenaam' enkel de erfgenamen ab intestato bedoelt of ook de erfgenamen die op een andere manier hebben geërfd. BAEL is van oordeel dat letterlijk alle erfgenamen worden bedoeld, dus zowel diegene die aandelen in de nalatenschap hebben bekomen op grond van de wettelijke devolutie, een contractuele erfstelling of een testament ongeacht of het om een bijzonder legaat of een algemeen legaat gaat. 39 VERSTRAETE daarentegen sluit de bijzondere legatarissen uit omdat hij van mening is dat enkel de erfgenamen met een algemene roeping in aanmerking kunnen komen. 40 Ook TILLEMAN is van mening dat de wetgever met het begrip erfgenaam enkel de wettige erfgenamen bedoelt en dat hoogstens de algemene legataris nog onder het begrip kan vallen. 41 TILLEMAN verdedigt dit door te stellen dat naar Belgisch recht het begrip erfgenamen meestal strikt wordt geïnterpreteerd. 42 Deze laatste stelling draagt mijns inziens de voorkeur uit. Indien men toch wil dat ook de bijzondere legataris via een voortzettingsbeding wordt toegelaten tot de vennootschap, zal dit best uitdrukkelijk in de statuten worden bepaald. Het is dus niet mogelijk om in de statuten discriminatoire erfclausules in te lassen. Het voortzettingsbeding zal dan voornamelijk haar nut kennen als een uitzondering op de regel van Kluwer, 1999, 732 37 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 732 38 Verstraete, J. Erfovereenkomsten, in X, Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004,141; J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 730 39 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 727 40 Verstraete, J. Erfovereenkomsten, in X, Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004,141, voetnoot 260 41 B. Tilleman, Ontbinding van Vennootschappen in, Rechtspersonen- en vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblio, 1997, 167-168 42 B. Tilleman, Ontbinding van vennootschappen in, Rechtspersonen- en vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblio, 1997, 167-168, met verwijzing naar C. Houpin en H. Bosvieux, Traité général théorique et pratique des sociétés civiles et commerciales, 258 16

artikel 39, 3 W.Venn. dat bepaald dat de vennootschap eindigt bij overlijden van een vennoot. Het verdere voortbestaan van de vennootschap bij overlijden van een vennoot wordt door de inlassing van een statutair voortzettingsbeding gegarandeerd. Om te vermijden dat erfgenamen door hun gebrek aan bekwaamheid de werking van een vennootschap verstoren kan men criteria inschrijven in de statuten waaraan personen moeten voldoen om vennoot te worden. Het komt er aldus op neer dat indien er wettelijke erfgenamen zijn, deze op grond van het voortzettingsbeding ofwel allemaal tot de vennootschap kunnen toetreden (volgens de volgorde in het erfrecht) ofwel dat niemand tot de vennootschap zal worden toegelaten. Zo is het dus wel mogelijk om het voortzettingsbeding alleen te laten spelen wanneer er afstammelingen in rechte lijn zijn. Wanneer deze er zijn, zullen al de kinderen en eventueel ook de kleinkinderen via plaatsvervanging tot de vennootschap worden toegelaten. Zijn deze er niet dan zal het voortzettingsbeding niet meer kunnen worden toegepast voor bijvoorbeeld broers of zussen. Er is dan geen sprake van discriminatie. Wat zeker niet kan, is stipuleren dat alleen de oudste zoon zal worden toegelaten op grond van het voortzettingsbeding en dat daardoor andere zonen of dochters uit de boot zullen vallen. Discriminatie binnen een bepaalde orde is niet toegestaan. - het verblijvingsbeding De tweede mogelijkheid die artikel 42 W.Venn. voorziet is dat bij overlijden van één van de vennoten de vennootschap zal voortduren tussen de overblijvende vennoten. In dit geval hebben de erfgenamen van de overleden vennoot enkel recht op de verdeling van de vennootschap, overeenkomstig de toestand waarin zij zich ten tijde van het overlijden bevond en delen zij in de latere rechten slechts voor zover die een noodzakelijk gevolg zijn van hetgeen verricht werd vóór de dood van de vennoot wiens erfgenamen zij zijn. Wanneer het beding zo geformuleerd is dat de erflater tijdens zijn leven het vrije beschikkingsrecht behoudt over de aandelen en enkel een regeling heeft uitgewerkt voor het geval de aandelen nog in zijn nalatenschap zouden terug te vinden zijn, dan valt dat beding onder het toepassingsgebied van artikel 1130, tweede lid B.W. Dit beding is dan echter gevalideerd door artikel 42 W.Venn., maar als uitzondering op het algemeen verbod om erfovereenkomsten te sluiten wat van openbare orde is, moet deze uitzonderingsbepaling strikt geïnterpreteerd worden. 43 43 Verstraete, J. Erfovereenkomsten, in X, Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004,142 17

De vraag die zich hier stelt is of artikel 42 W.Venn. enkel deze twee opties mogelijk maakt (voortzettings- of verblijvingsbeding) of dat ook een meer complexere regeling mogelijk is, bijvoorbeeld de combinatie van de twee bedingen. Zo zou men dan bijvoorbeeld kunnen stipuleren dat bij elk overlijden van een vennoot aan de overlevende vennoten een overnamerecht wordt toegekend (verblijvingsbeding) en waarbij wordt bepaald dat bij het niet uitoefenen van dit overnamerecht de erfgenamen de plaats van de overledene vennoot kunnen innemen (voortzettingsbeding) of dat de vennootschap ontbonden wordt (artikel 39, 3 W.Venn.). 44 De leer dat een uitzondering strikt moet geïnterpreteerd worden, staat niet in de weg voor meer complexere, genuanceerdere clausules. De artikelen 39, 3 en 42 W.Venn. voorzien gezamenlijk in drie mogelijkheden. Ofwel wordt de vennootschap ontbonden bij overlijden, ofwel worden de aandelen overgenomen door de erfgenamen van de overleden vennoot, ofwel worden ze overgenomen door de overlevende vennoten zelf. Zolang het resultaat neerkomt op één van de drie mogelijkheden neergelegd in deze artikels blijft men binnen de wettelijke uitzondering van artikel 42 W.Venn. op het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen. 45 d) Vergoeding van de erfgenamen Wanneer de erfgenamen van de overleden vennoot niet tot de vennootschap zelf worden toegelaten op grond van een verblijvingsbeding moeten ze wel vergoed worden. Het tweede deel van artikel 42 W.Venn. bepaalt dan dat de erfgenaam van de overledene enkel recht heeft op de verdeling van de vennootschap, overeenkomstig de toestand waarin zij zich ten tijde van het overlijden bevond, en deelt in de latere rechten slechts voor zover die een noodzakelijk gevolg zijn van hetgeen verricht werd vóór de dood van de vennoot wiens erfgenaam hij is. Een vraag die zich hier stelt is wat de wetgever juist bedoelt met 'recht hebben op de verdeling van de vennootschap'. Heeft de erfgenaam effectief recht op activa van de vennootschap of heeft hij recht op de waarde van het aandeel van de overleden vennoot in de vennootschap? Naar de letter van de wet zou de eerste interpretatie gevolgd moeten worden, maar dit gaat in tegen de bedoeling van de wetgever. De wetgever heeft juist de verblijvingsbedingen gelegaliseerd zodat vennoten ervoor kunnen zorgen dat de vennootschap op basis van artikel 39, 3 W.Venn. niet teniet zou gaan wanneer één van de vennoten zou overlijden. BAEL merkt terecht op dat de opvatting dat de erfgenamen recht hebben op een deel van de activa zelf van de vennootschap desastreuze gevolgen kan hebben voor de vennootschap. 46 De regels inzake de verdeling, vervat in de artikels 815 e.v. B.W. zouden immers gevolgd moeten worden. Wanneer de vennootschap bijvoorbeeld slechts één 44 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 729 45 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 731 46 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 735 18

onroerend goed zou bezitten vanwaar zij haar activiteiten uitoefent (bijvoorbeeld een advocatenkantoor) dan kan artikel 827 B.W. ertoe leiden dat de erfgenamen de openbare verkoop van dat onroerend goed kunnen vorderen. De werking van de vennootschap zelf komt dan in het gevaar. Zonder enig onroerend goed zal ze haar activiteiten immers niet meer kunnen uitoefenen en kan dit leiden tot een ontbinding van de vennootschap, iets wat de wetgever middels artikel 42 W.Venn. juist wou tegengaan. Artikel 42 W.Venn. moet dus in de zin geïnterpreteerd worden dat de erfgenamen niet letterlijk recht hebben op de verdeling van de vennootschap, maar wel op de waarde van de aandelen van de erflater in de vennootschap. Ze hebben recht op een scheidingsaandeel. Deze interpretatiekwestie kan vermeden worden door het verblijvingsbeding anders te formuleren. Het kan opgesteld worden als een overeenkomst waarbij elke vennoot zijn aandelen verkoopt onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden en op termijn. In dit geval kunnen de erfgenamen van de vooroverleden vennoot geen aanspraak maken op de vennootschapsgoederen zelf, maar enkel op de koopprijs. 47 Hier dient wel de opmerking gemaakt te worden dat dit verblijvingsbeding niet meer binnen het toepassingsgebied van artikel 1130 B.W. valt aangezien er geen eventuele, maar werkelijke rechten worden toegekend. Bij deze formulering is het voor de vennoot dus ook niet meer mogelijk om tijdens zijn leven de aandelen te verkopen. Een tweede vraag dringt zich hier vervolgens op. Wat is juist de waarde van de aandelen? Uit het artikel 42 W.Venn. kan enkel afgeleid worden dat de erfgenamen recht hebben op de waarde van de aandelen overeenkomstig de toestand waarin zij zich ten tijde van het overlijden bevond en dat de erfgenamen in de latere rechten delen slechts voor zover die een noodzakelijk gevolg zijn van hetgeen verricht werd vóór de dood van de vennoot wiens erfgenaam hij is. De waardebepaling van aandelen kan echter in huidige situaties, die vaak zeer complex zijn, niet meer herleid worden tot het verrekenen van de passiva met de activa en dit dan te verhogen met de toekomstige inkomsten die een noodzakelijk gevolg zijn van hetgeen verricht werd vóór het overlijden van de erflater-vennoot. 48 Men zal gebruik moeten maken van hedendaagse formules die het toelaten om de waarde van de aandelen te bepalen. Waar men het in de rechtsleer wel over eens is, is dat de werkelijke waarde van de aandelen bedoeld wordt. 49 Het lijkt ook niet mogelijk te zijn om van de uitkering van de werkelijke waarde af te 47 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, 730 48 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 736 49 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 737; 19

wijken door een statutaire clausule in te lassen die voorziet in een forfaitair bedrag of die zelfs oplegt dat de erfgenamen niets zullen krijgen. Artikel 42 W.Venn. bepaalt immers dat de erfgenamen wel degelijk recht hebben op iets en enkel wanneer men deze bepaling ziet als een regel van suppletief recht zou een afwijking in de statuten mogelijk zijn. Uit het artikel zelf kan geen suppletiefrechtelijk karakter worden afgeleid aangezien een formulering zoals 'behoudens andersluidend beding in de statuten' ontbreekt. Artikel 42 W.Venn. is zoals hoger aangetoond een uitzondering op artikel 1130, tweede lid B.W. en dient aldus strikt geïnterpreteerd te worden. Een afwijkende bepaling in de statuten waardoor de erfgenamen geen recht hebben op de werkelijke waarde valt niet binnen de uitzondering op artikel 1130, tweede lid B.W. en schendt aldus het verbod op erfovereenkomsten. 50 Het is uiteraard niet verboden om bepalingen in de statuten in te lassen die opleggen op welke manier de werkelijke waarde moet berekend worden. Zo kan men een formule in de statuten opnemen om de waarde van de aandelen te berekenen. Deze formule moet wel toelaten om effectief de werkelijke waarde te berekenen. Wanneer dit niet het geval is, is de bepaling in strijd met artikel 1130, tweede lid B.W. Het is ook mogelijk om de berekening van de werkelijke waarde te laten afhangen van een derde. Zo kan men de berekening laten doen door een professioneel. Een laatste vraag die zich hier kan stellen is de vraag binnen welke termijn de erfgenamen moeten worden uitbetaald. Ook hier moet men weer rekening houden met de werkelijke waarde. Wanneer men de erfgenamen zeer laattijdig uitbetaalt en niet voorziet in interesten dan hebben ze niet de werkelijke waarde verkregen. Een directe uitbetaling van het volledige bedrag kan dan misschien weer problematisch zijn voor de werking van de vennootschap, zeker wanneer het aandeel van de overleden vennoot zeer groot was. Wanneer het financieel niet mogelijk is om onmiddellijk uit te betalen kan men opteren om na het overlijden van de vennoot een afbetalingsplan met de erfgenamen op te stellen waarin wordt voorzien in een redelijke termijn en in redelijke interesten, zodat ze toch nog de werkelijke waarde hebben verkregen. Er is echter een mogelijkheid die toestaat dat de erfgenamen van de overleden vennoot geen recht zullen hebben op een scheidingsaandeel. Dit kan men verwezenlijken door het verblijvingsbeding te formuleren als een beding van aanwas. Deze techniek komt later nog aan bod ( infra pagina 38). Verstraete, J. Erfovereenkomsten, in X, Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004,143 50 Zie ook J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 738-739, met tal van verwijzingen in dezelfde zin in voetnoot 2047 en enkele verwijzingen in ander zin in voetnoot 2048 20

e) Conclusie Hoewel artikel 42 W.Venn. wordt aanzien als een wettelijke uitzonderingsbepaling op het verbod om erfovereenkomsten te sluiten moeten toch een aantal elementen in acht genomen worden. Zo staat artikel 42 W.Venn. niet toe dat men bepaalt dat de vennootschap zal worden voortgezet met één bepaalde erfgenaam van de erflater-vennoot. Discriminatoire erfclausules zijn in het Belgisch recht niet toegestaan. Bij de redactie van een verblijvingsbeding moet men rekening houden met de regel dat artikel 42 W.Venn. strikt moet geïnterpreteerd worden en dat de uitkomst van de procedure die is vooropgesteld steeds moet leiden tot de drie mogelijkheden zoals geformuleerd in artikel 39, 3 en 42 W.Venn. Volgende regelingen zullen bijvoorbeeld buiten de grenzen van artikel 42 W.Venn. vallen: de regeling die toelaat aan de overblijvende vennoten of aan een orgaan van de vennootschap om een externe overnemer te zoeken voor de aandelen van de overleden vennoot; de regeling die ertoe leidt dat de erfgenamen van de overleden vennoot slechts voor een gedeelte van de aandelen toegelaten worden tot de vennootschap en voor de rest van de aandelen uitbetaald worden. 51 Het is ook zeer belangrijk dat de erfgenamen die niet tot de vennootschap zijn toegelaten recht zullen hebben op de werkelijke waarde van de aandelen van de overleden vennoot in de vennootschap. Men zal formules dienen te hanteren die effectief tot gevolg hebben dat de uitkomst van de berekening de werkelijke waarde is. Ook zal een uitbetaling aan de erfgenamen niet te lang op zich kunnen laten wachten, zeker niet wanneer er niet voorzien is in interesten. Enkel door het verblijvingsbeding te formuleren als een beding van aanwas, kan men ontsnappen aan de verplichting om de niet toegelaten erfgenamen te vergoeden. 4.2. Artikel 510 Wetboek Vennootschappen a) Inhoud Artikel 510 eerste lid W.Venn bepaalt dat de statuten, de authentieke akten betreffende de uitgifte van converteerbare obligaties of van warrants en alle andere overeenkomsten perken kunnen stellen aan de overdraagbaarheid, onder de levenden of bij overlijden, van aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen, van warrants of van alle andere effecten die recht geven op de verkrijging van aandelen, daaronder begrepen de converteerbare obligaties, de obligaties met voorkeurrecht of de in aandelen terugbetaalbare obligaties. Dit artikel stelt dus de principiële geldigheid van overdrachtsbeperkingen aan aandelen in de NV 51 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 733 21

voorop. Als mogelijke overdrachtsbeperkingen vermeldt dit artikel uitdrukkelijk onvervreemdbaarheidsclausules, goedkeuringsclausules en clausules die voorzien in een voorkooprecht. Onvervreemdbaarheidsclausules moeten beperkt zijn in de tijd en verantwoord zijn op grond van het belang van de vennootschap. 52 Goedkeuringsclausule of clausules die voorzien in een voorkooprecht, mogen er niet toe leiden dat de onoverdraagbaarheid verlengd wordt met meer dan zes maanden te rekenen van de datum van het verzoek om goedkeuring of van de uitnodiging om het recht van voorkoop uit te oefenen 53. Voorzien de statuten zelf in een termijn die langer is dan deze zes maanden, dan wordt deze termijn van rechtswege ingekort tot zes maanden 54 Door het inlassen van zulke clausules in de statuten kan de overdracht van aandelen in een NV beperkt worden, en dit zowel bij leven als bij overlijden. b) Verhouding tot artikel 1130, tweede lid B.W. De vraag die zich hier stelt is dezelfde als bij artikel 42 W.Venn. Is artikel 510 W.Venn. een toegelaten uitzondering op artikel 1130, tweede lid B.W.? Hierover heerst er discussie in de rechtspraak. VERSTRAETE is van mening dat artikel 510 W.Venn. enkel een einde stelt aan het vroegere verbod van beperkingen aan de overdracht van aandelen en dat het geenszins een uitzondering inhoudt op het verbod om overeenkomsten te sluiten over niet-opengevallen nalatenschappen. 55 Hij steunt daarvoor op een ministerieel antwoord waarin de minister bevestigt dat bij goedkeuringsclausules of clausules die voorzien in een voorkooprecht het erfrecht van toepassing is, dat ze in overeenstemming moeten zijn met het Burgerlijk Wetboek en dat ze niet strijdig mogen zijn met de openbare orde. 56 Ook DU MONGH volgt deze stelling en verwijst naast het bovenvermelde ministerieel antwoord ook naar het verslag Knoop-Devlieghere waarin wordt vermeld dat partijen bij het opstellen van clausules van onoverdraagbaarheid in geval van overlijden de grootst mogelijke omzichtigheid aan de dag moeten leggen aangezien artikel 1130, tweede lid B.W. enig beding omtrent een toekomstige nalatenschap verbiedt. 57 BAEL is het niet eens met deze stelling. 58 Hij wijst erop dat een dergelijk standpunt ertoe zou leiden 52 Artikel 510, tweede lid W.Venn. 53 Artikel 510, derde lid W. Venn. 54 Artikel 510, vierde lid W. Venn. 55 Verstraete, J. Erfovereenkomsten, in X, Familiale vermogensplanning, XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004,144 56 Parl. St. Senaat 1992-94, nr. 1086/2, 52-53 57 J. Du Mongh, Vennootschapsclausules en erfrecht, in X, Liber Amicorum Jozef van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999,736-737 met verwijzing naar Verslag Knoops-De Vlieghere, Parl. St. Kamer, nr. 48-1005/19, 16 58 J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 744-746 22