Installatie Performance Scan (IPS) Handleiding 2.2



Vergelijkbare documenten
Handleiding Installatie Performance Scan. Uw helpende hand bij installatieoptimalisatie. in opdracht van

CHECKLIST VOOR OPDRACHTGEVERS INSTALLATIE PERFORMANCE SCAN

Wettelijk regeling EPBD t.a.v. aircosystemen en het gebruik van de IPS voor de EPBD aircokeuring. Ir. Bert Meijering

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

HANDLEIDING SPORTLINK CLUB DEELNEMERSLIJSTEN

Elektronisch factureren

Techneco ELGA warmtepomp Gebruikershandleiding. Type 3.0

Voorwaarden aansluiting appartementen en woningen op WKO bron DSKII

Energiebesparing. Kantoren A-01

Thema avond warmtepompen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 3.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen;

Handleiding. Model ter ondersteuning van investeringsbeslissingen in de bouw

Waar zijn we met het verduurzamen van onze woningen in Nederland?

Bijlage Inlezen nieuwe tarieven per verzekeraar

Nieuwe wetgeving koelinstallaties versnelt toepassing warmtepompen

Instructie module Beheren bedrijfsgegevens Client Export door exporteur

Tips, handvatten en financieringsmogelijkheden

Klimaatinstallatie gemeentehuis Moerdijk: achtergronden en verbeteringen. 29 september 2011 Linda Deutz & Jaap de Knegt

Handleiding OK CV: ESS. Handleiding. Gebruiker: ESS. Document versie: 2.1 Versiedatum: Status: concept Auteur: 2BA.

Handleiding OSIRIS Self Service. Schermen en procedures in OSIRIS voor docenten en studenten

Elbo Technology BV Versie 1.1 Juni Gebruikershandleiding PassanSoft

Systeem kenmerken. Bivalent gas Bivalent elektrisch Zonne bijdrage Circulatienet warm water Opmerkingen. Horizontaal Open met GWS direct op verdamper

TOOL MJOB HANDLEIDING

ThermaSkirt gebruiksaanwijzing

Handleiding Pétanque Competitie Beheer. (versie 1.1) April 2014

Handleiding. Personeelskorting

GEBRUIKERSHANDLEIDING BIJ HET REKENBLAD VOOR DE ENERGETISCHE KEURING VAN AIRCONDITIONINGSYSTEMEN MET EEN NOMINAAL KOELVERMOGEN VAN MEER DAN

Vaillant & rendement. Technisch Project Advies

Gebruikershandleiding Green Leaf Excel (2007) Tool Versie 1.2 (21 december 2010)

Stappenplan QuickScan NOV - Beheerder

Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp

Warmtepompen. Een introductie

Uitkomst controlebezoek Ontbreken energiegegevens (x facultatief indien geen energiegegevens zijn overlegd)

MediQuets instellen en gebruiken, bestand uploaden v4. Hoofdstuk 1 MediQuest instellen en gebruiken - bestand aanmaken en uploaden

Uitzend Software Diensten B.V. UBplus Online. Handleiding voor uitzendbureaus, detachering en payroll bedrijven

Handleiding 4CIS Synchro

Certificering van WKO is niet genoeg

Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling

Bijeenkomst VVE-010 Datum: Spreker: Cornelis Swets Functie: adviseur Eagle Energy BV

1 Inleiding. 3 Handmatig... invoeren zaken basis 4 Verwerken... zaken 5 Afhandelen... van zaken. 7 Uitgebreidere... zaak opties

Document Management System Aanvullende instructies voor het koppelen van documenten en het raadplegen ervan vanuit boekingen en lijsten.

Functionele omschrijving Verhulst Basic

Verkorte opstart procedure water/water warmtepompen voor het voorverwarmen van de woning/gebouw met het elektrisch verwarmingselement

Techneco Elga. Regeling en Extra s

Extra oefenopgaven bij hoofdstuk 5 en 6

Installatiescan Scholen

Update documentatie. KraamZorgCompleet versie 4.0. KraamzorgCompleet versie 4.0

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen

Inhoudsopgave 1. INLEIDING 5 2. DE HUIDIGE VOORRAAD NULSTELLEN EN LOKATIES VERWIJDEREN 6 3. HANDMATIG TELLINGEN INVOEREN 7

Functioneren van WKO installaties

Hulpenergie in de EPW

Handleiding Migratie. Bronboek Professional

Handleiding online Factsheetmodule

Hulpenergie in de EPW

Tool Calculeren voor Bouwkosten.nl en BeheerEnOnderhoudkosten.nl Handleiding

Handleiding Medewerkersagenda. PlanCare Dossier elektronisch cliënten dossier

Handleiding helpdesk. Datum: Versie: 1.0 Auteur: Inge van Sark

Handboek ZooEasy Online Uitslagen

Handleiding voor de update naar TouchSpeak 10 op Windows XP

Handleiding registratiesysteem Kleuterplein. versie 1.0

Handleiding Inventarisatie Tool Supermarkten Versie 2.1

Per gemeente of samenwerkingsverband zijn via de decentrale beheermodule aanpassingen mogelijk op de volgende punten:

Handleiding online Factsheetmodule

Handleiding OK CV: ESS. Handleiding. Gebruiker: ESS. Document versie: 2.4 Versiedatum: Status: definitief Auteur: 2BA.

MONITOR ELEKTRICITEITSPRODUCTIE

Concepten EPC 0.4. Bouwkundige uitgangspunten

Invulinstructie Energie Prestatie Gebouwen (EPG) Scholen Concept Klimaatgroep Holland, type CP oktober 2016

Betreft: onderhoud a.c. apparatuur aan installaties met een koelmiddelinhoud van 0-3 kg.

Hydraulische aansluiting

H e t W A d u s E P C p a k k e t

Instructie module Beheren bedrijfsgegevens e-certnl door exporteur

INSPECTIEPROTOCOL. Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017

Robur ,-- GASABSORPTIEWARMTEPOMPEN MET GAS VOOR HET HOOGSTE RENDEMENT. Nu nog sneller terugverdiend door subsidie tot.

VinGa handleiding. Inhoudsopgave. 1 Inleiding. Vinga Pagina 1 van 7

Gebruikershandleiding Green Leaf Excel Tool Versie 1.1 (13 februari 2007)

Handboek ZooEasy Online Contacten

Periodieke facturen Deze functie is beschikbaar in de volledige versie van RADAR. RADAR Lite heeft deze functie niet.

Excel Controller. Jaarrekening

Excel Controller. Jaarrekening

Invoegen... 8 Invulpunt... 9 Nieuwe bouwsteen maken... 9 Bouwsteen opslaan Wijze van werken in Outlook Informatie...

HANDLEIDING TITEL. Voor OFFERTEPROGRAMMATUUR WAGENPARK. het regelen van (kleine) schadegevallen AUGUSTUS 2013

HANDLEIDING FLEETCALCULATOR

Oplossingenboek Energie besparen in de praktijk van het MKB metaal

Workflow. Taak Sjablonen

Instellingen Groeps Login & app

BASISINSTELLING WARMTEPOMP

F (zie toelichting in bijlage)

Mobiel Internet Veiligheidspakket

PlayMapping Handleiding PC

Urenregistratie MKB. Handleiding

PlayMapping Handleiding PC

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

HANDLEIDING FRIREC. Versie 1.2.2

Bij alle programma s van Microsoft Office worden sjablonen

Handleiding. Visual Planning. Visual Planning Pagina: 1 Versie:

Samenwerken met icounting. Beschrijving in- en verkooprol

Gebruikersdag. Warmtepomp. Het Warmte Effect

Transcriptie:

Installatie Performance Scan (IPS) Handleiding 2.2

Inhoudsopgave 1 De Installatie Performance Scan 4 1.1 Voor welke installaties 4 1.2 Wanneer uit te voeren 4 1.3 Over de adviezen 4 1.4 Uitbreiding/verbetering t.o.v. IPS 1.0 5 1.5 Periodieke keuringen vanuit de EPBD 6 1.6 Doelgroep 6 1.7 Apparatuur 6 2 Structuur en werking 7 2.1 De software 7 2.2 Navigatie 7 2.2.1 Openingsscherm 7 2.2.2 Gebouwpaspoort 8 2.2.3 Acties 9 2.3 Het uitvoeren van een scan 10 2.3.1 Navigatie 11 2.3.2 In te vullen onderdelen 11 2.4 Steekproef 12 3 Scannen van het verwarmingssysteem 13 3.1 Registratie van basisgegevens (verwarming en koeling) 13 3.2 Opname ketel(s) 13 3.3 Ketelregeling 16 3.4 Afstemming meerdere ketels 17 3.5 Distributiesysteem warmte 18 3.6 Afgiftesysteem warmte 19 3.7 Tapwater 20 3.8 Afgifte woningen 20 3.9 Alternatieven verwarming 21 3.10 Beoordeling onderhoudscontract CV 21 4 Scannen van het airconditioningsysteem 22 4.1 Registratie van basisgegevens 22 4.2 Basisgegevens het airconditioningsysteem 22 4.3 Opwekking koude, visuele inspectie 23 4.4 Distributie koude 24 4.5 Decentrale units koudeafgifte 24 4.6 Centrale luchtbehandeling 25 4.7 Alternatieven koeling 26 4.8 Beoordeling onderhoudscontract luchtbehandelingsinstallatie 27 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 3

1 De Installatie Performance Scan De Installatie Performance Scan is een nieuw gestandaardiseerd instrument om inzicht te krijgen in de verbetermogelijkheden van de klimaatinstallatie in gebouwen. Aanpak van de installatie op basis van de scan kan leiden tot een reductie van het energiegebruik en tot een reductie van de kans op storingen en comfortklachten. De Installatie Performance Scan geeft daarmee grip op de klimaatinstallatie. Met het instrument scant de installateur of adviseur de bestaande klimaatinstallatie, zowel verwarming als koeling, op energie-efficiëntie. Het instrument is uniek omdat het een integrale check van opwekker, regelingen, distributiesysteem en afgiftesysteem omvat. Het is een eenduidige methode ontwikkeld door AgentschapNL in opdracht van VROM/DGW, en in samenspraak met marktpartijen. Dit instrument staat naast de al ontwikkelde EPA s voor de woningbouw en utiliteitsbouw. Het richt zich dan ook op deinstallatietechnische elementen en niet op de bouwkundige mogelijkheden voor energiebesparing. De scan kreeg vorm in Microsoft Excel. Deze handleiding licht de opbouw en het gebruik van deze scan toe. 1.1 Voor welke installaties De scan is bedoeld voor de optimalisatie van werktuigbouwkundige installaties voor klimatisering - dus verwarming en koeling. De scan is te gebruiken voor klimatiserings-installaties van utiliteitsgebouwen en collectieve installaties in de woningbouw. Als uitgangspunt geldt dat de warmte wordt opgewekt met aardgasgestookte ketels. De niet-aardgas gestookte ketels zijn hierbij uitgesloten. Voor de opwekking van koude wordt uitgegaan van conventionele (compressie) koelmachines. Deze installatieoptimalisatietool staat naast de reeds ontwikkelde EPA s voor de woningbouw en utiliteitsbouw. De tool richt zich dan ook op de installatietechnische elementen en niet op (bouwkundige) mogelijkheden voor energiebesparing. Het instrument kent een modulaire opbouw. Hierdoor is het mogelijk alleen de relevante modules te doorlopen. De scan wordt uitgevoerd op vrijwillige basis en leidt tot een vrijblijvend advies. 1.2 Wanneer de scan uit te voeren Bij de uitvoering van de scan dient bij voorkeur zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van beschikbare gegevens, bijvoorbeeld verkregen uit het periodieke onderhoud en de SCIOS-keuring 1. Wanneer dergelijke activiteiten zijn gepland, is het aan te raden deze gezamenlijk uit te voeren dan wel de optimalisatie als laatste uit te voeren. Hierdoor wordt danoptimaal gebruik gemaakt van de beschikbare gegevens. Daarnaast is het uit oogpunt van efficiency aan te bevelen de optimalisatie gecombineerd uit te voeren met onderhoud aan de verwarmingsinstallatie en/of koelinstallatie. Voor de grotere installaties (vanaf 50 kwth verwarmingsvermogen) is het nodig dat de verwarmingsscan wordt uitgevoerd in het stookseizoen, omdat er (rendements)metingen moeten worden uitgevoerd. Voor de koelinstallaties is het nodig dat de koelscan wordt uitgevoerd in het koelseizoen, omdat er (rendements) metingen moeten worden uitgevoerd. Praktisch betekent dit dat, wanneer er onvoldoende meetgegevens beschikbaar zijn, de volledige scan het best kan worden uitgevoerd op twee verschillende momenten. 1 De SCIOS-keuring is nu opgenomen in de wet Milieubeheer voor ketels met een nominale belasting groter dan 130 kw. 1.3 Over de adviezen De scan en bijbehorende handleiding geven aanwijzingen over het invullen van de scan. Maar uitdrukkelijk geldt dat de vakkundigheid van de uitvoerder van de scan leidend is bij het aankruisen van de adviezen. De uitvoerder van de scan heeft na de opname inzicht in de specifieke situatie van het pand en de installaties. 4 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

In de tabel met adviezen kunnen op verschillende plekken opmerkingen en toelichtingen worden gegeven op het gegeven advies. De scan besluit met het geven van één of meerdere adviezen. Het implementatietraject is hierbij niet meegenomen. Er worden dus geen adviezen gegeven over de volgorde waarin adviezen dienen te worden uitgevoerd of de mogelijkheid om bepaalde adviezen gecombineerd (met gepland onderhoud) uit te voeren. Voor elk advies wordt een schatting gemaakt van de bijbehorende besparingen van het gas- en elektriciteitsverbruik. Wel is er de mogelijkheid om de status van de geadviseerde maatregelen bij te houden (wel/niet uitvoeren, datum gepland, datum gereed). 1.4 Veranderingen t.o.v. IPS 1.0 Bij de laatste update van de Installatie Performance Scan van versie 1.0 naar versie 2.0 zijn er diverse wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende. Toevoeging gebouwpaspoort: Voor de installaties in een gebouw gelden diverse keurings- en inspectieverplichtingen. Middels het gebouwpaspoort kan worden bijgehouden wanneer bepaalde inspecties aan de installatie gedaan zijn en wanneer deze verlopen. Voor de verschillende inspecties moeten deels dezelfde gegevens worden opgenomen. In IPS 2.0 is het mogelijk een deel van de opname gegevens af te drukken, zodat deze opnieuw te gebruiken zijn. Status maatregelen. Het belangrijkste resultaat van de toepassing van IPS in een gebouw is een lijst van geadviseerde maatregelen. In versie 2.0 kan per maatregel de status worden bijgehouden. Update na 5 jaar. Wanneer een IPS wordt uitgevoerd voor een gebouw waarvoor al eerder een IPS is uitgevoerd, kan de oude IPS worden ingelezen, zodat alleen de gewijzigde gegevens hoeven te worden aangepast. De koeling- en verwarmingsinstallaties en luchtbehandeling zijn volledig gesplitst. IPS 2.0 is bruikbaar voor gebouwen met uitsluitend verwarming of uitsluitend koeling. De inspectie voor koeling voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de EPBD-airco inspectie. Hiervoor zijn de volgende belangrijke aanpassingen doorgevoerd: Controle verplichte documentatie Beoordeling onderhoudscontract Controle vrije aanzuiging koellucht en ventilatielucht Opname koeltoren Beoordeling van de monitoringsgegevens Toevoegen aanvullende adviezen Toepassing van cascadeopstellingen van meer dan 6 ketels zijn mogelijk gemaakt in IPS 2.0 In steeds meer gebouwen worden warmtepompen en/of WKK s toegepast. Deze installaties kunnen worden geselecteerd als warmteopwekker. De hydraulische inpassing wordt echter niet beoordeeld. De hydraulische inpassing van deze apparaten is relatief complex, zodat een goed beoordeling met een eenvoudig instrument als de IPS niet goed mogelijk is. Diverse kleinere aanpassingen die we werking verbeteren/optimaliseren Printfunctionaliteit geoptimaliseerd Opzet in Excel 2007 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 5

1.5 Periodieke keuringen vanuit de EPBD Door het Europese parlement is een richtlijn opgesteld met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen (EPBD). Deze EPBD geeft een aantal verplichtingen met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen. Eén van deze verplichtingen betreft de periodieke keuring van het verwarmingsysteem en airconditioningsysteem. Bij deze keuring dient de gehele installatie beoordeeld te worden op rendement en mogelijke kostenefficiente verbeteringen. Het gaat dan om zowel de opwekking, als de distributie, afgifte en regeling. Met behulp van de IPS kan invulling gegeven worden aan voornoemde periodieke EPBD-keuringen van het verwarmingssysteem en het airconditioningsysteem. De uitvoering van deze keuring is een verantwoordelijkheid van de beheerder van de installatie. Deze zal de keuring doorgaans laten uitvoeren door een deskundige (bijv. de installateur). De IPS biedt de beheerder van het verwamingsysteem en het airconditioningsysteem ondersteuning in de vorm van een gebouwpaspoort. Hierin kunnen de keuringen/inspecties worden bijgehouden (wanneer deze zijn uitgevoerd en wanneer de volgende moet plaatsvinden e.d.). 1.6 Doelgroep De scan is ontwikkeld om de installatieperformance van gebouwen te kunnen beoordelen. Hierbij is de focus dat de meest voorkomende eigen installaties rondom koeling en verwarming ingevoerd kunnen worden. Er zullen altijd gebouwen zijn, die een complexere of uitgebreidere installatie hebben dan in deze IPS kan worden ingevoerd. Deze gebouwen dienen dan middels een ander instrument te worden beoordeeld, dan wel in delen ingevoerd te worden in de IPS. De belangrijkste groep gebouwen die niet onder deze IPS vallen zijn gebouwen met een externe levering van warmte en/of koude. Gelijke apparatuur In veel gebouwen komen meerdere van dezelfde installaties voor. Indien mogelijk dienen deze separaat te worden ingevoerd. Als het aantal daarmee echter hoger wordt dan het maximaal beschikbare aantal installaties, mogen gelijke installaties samen worden genomen. Wel moeten dan vermogens, luchtdebieten et cetera gesommeerd worden ingevoerd. 1.7 Apparatuur Tijdens de uitvoering van de IPS dienen diverse metingen uitgevoerd te worden. Hiervoor is het nodig de beschikking te hebben over de juiste apparatuur: Watertemperatuurmeter met een nauwkeurigheid van ± 0,5 C of beter. Dit kan zowel door een contactmeting (voeler, domplebuis o.i.d.) als een contactloze meting (bijvoorbeeld infrarood) Ruimtetemperatuurmeter met een nauwkeurigheid van ± 0,5 C of beter. Drukverschilmeting met een nauwkeurigheid van ± 5 Pascal of beter. 6 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

2 Structuur en werking 2.1 De software De software van de Scan bestaat uit één Excel sjabloonbestand: IPS 2.0.x_.xltm. Het versienummer is 2.0, daarachter geeft de.x een nummering aan van minder belangrijke mutaties op de geldende versie. Zo is de nieuwste versie per 18 juli 2011 IPS 2.0.9_.xltm. De meest recente (vrijgegeven) versie van Installatie Performance scan is gratis te downloaden van de website van Rijkdienst voor Ondernemend Nederland. De volgende randvoorwaarden gelden voor correct gebruik van IPS: 1 IPS 2.0 werkt alleen vanaf Excel 2007. 2 Het IPS-bestand is een Excel sjabloon en moet worden gestart door te dubbelklikken op de bestandsnaam. Als het bestand wordt geopend met rechtermuisklik Openen, dan komt men in het sjabloon zelf en dat is niet de bedoeling. Er volgt dan een foutmelding met een waarschuwing en het bestand wordt gesloten. 3 Voor de werking van IPS is het noodzakelijk dat in Excel het uitvoeren van macro s is toegestaan. Dit kan men indien nodig als volgt doen: Officeknop Opties voor Excel Vertrouwenscentrum Instellingen voor het vertrouwenscentrum Instellingen voor macro s Alle macro s inschakelen Als het bestand op de juiste manier wordt gestart, komt men in een gewoon Excel bestand dat een kopie is van het sjabloonbestand. Hiermee kan men de scan(s) uitvoeren. Het bestand dient te worden opgeslagen als Excel bestand met macro s (.xlsm). Het opslaan met macro s is belangrijk omdat anders later na het openen van het bestand de besturing niet meer werkt. Bij deze procedure kan het oorspronkelijke sjabloonbestand van de IPS ( xltm) niet worden overschreven. 2.2 Navigatie 2.2.1 Openingsscherm De scan opent met het logo en twee buttons. Als u de scan al kent, kunt u direct met de knop Start naar het gebouwpaspoort gaan. Als u de scan voor het eerst gebruikt, kunt u eerst naar het scherm met uitleg gaan. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 7

2.2.2 Gebouwpaspoort Dit tabblad bevat het zogenaamde Gebouwpaspoort en is ook het hoofdmenu van de IPS. In het gebouwpaspoort kan van diverse keuringen en inspecties worden bijgehouden wanneer deze zijn uitgevoerd en wat de geldigheidsduur ervan is. In het invulveld met de tekst (anders) kunt u deze gegevens voor een niet vermelde scan invoeren. Daarnaast is het mogelijk om een deel van de informatie die is opgenomen voor de IPS uit te draaien, zodat deze opnieuw gebruikt kan worden voor een andere inspectie. 8 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

2.2.3 Acties De scan van de IPS heeft twee onderdelen: IPS koeling en IPS verwarming. Deze kunnen afzonderlijk worden uitgevoerd, maar ook allebei. In het laatste geval maken ze gebruik van dezelfde basisgegevens, zodat die maar één keer behoeven te worden ingevoerd. Voor elk onderdeel zijn er de volgende functies: Uitvoeren Dit houdt in het invoeren van de benodigde gegevens van de koel- en/of verwarmingsinstallatie en het genereren van de adviezen op basis hiervan. U komt in een submenu dat in de volgende paragraaf wordt beschreven. Afdrukken Hiermee kunt u de ingevoerde gegevens afdrukken. IPS komt met een Excel schermvoorbeeld waarin u met standaardkennis van Excel verder kunt. Inlezen Hiermee kunt u de gegevens van een eerder uitgevoerde scan inlezen, zodat u alleen de wijzigingen ten opzichte van een eerdere situatie hoeft in te voeren. U kunt de scans voor koeling en verwarming apart uitvoeren en later in één scan inlezen. Let hierbij echter goed op: de scan voor luchtbehandeling kan zowel bij koeling als bij verwarming worden uitgevoerd, zodat deze gegevens in beide scans (al of niet leeg) aanwezig zijn. Het is dus van groot belang de scans in de juiste volgorde in te lezen. Hetzelfde geldt ook voor de basisgegevens die in beide scans voorkomen. Verder kunt u in dit menu de volgende acties uitvoeren: Status maatregelen Hiermee komt u in het blad waar u de status van de door IPS geadviseerde maatregelen kunt bijhouden. Home Hiermee komt u in het openingsscherm. Opslaan Hiermee kan de scan (tussentijds) worden opgeslagen. Opslaan als Hiermee kan de scan onder een andere naam worden opgeslagen. Sluiten Hiermee kan de scan worden afgesloten. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 9

2.3 Het uitvoeren van een scan Een scan betreft ofwel de koelinstallatie ofwel de verwarmingsinstallatie. In de navolgende afbeeldingen ziet u de menu s hiervoor en in de rest van deze paragraaf wordt aandacht gegeven aan de navigatie en de in te vullen onderdelen. 10 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

2.3.1 Navigatie Een scan start in een menu met diverse knoppen. Hiervandaan kunt u de diverse aspecten van de installatieoptimalisatie benaderen. Vanuit elk van de andere bladen kunt u weer terugkeren naar het menu. Basisgegevens Bij een inspectie start altijd met het invullen van de basisgegevens. Op basis van de gegevens die u hier invoert, worden de overige knoppen, indien noodzakelijk, geactiveerd. Knoppen voor invoer van gegevens Vervolgens gaat u consequent alle geactiveerde buttons langs en vult u de gevraagde gegevens in. Als de invoer in een bepaald blad is voltooid, verschijnt er een vinkje in de desbetreffende knop. Gegevens over de centrale luchtbehandeling komen in beide scans voor. Wanneer beide scans worden uitgevoerd, hoeven die uiteraard slechts één keer te worden ingevoerd. Opstellen advies Nadat alle gegevens zijn ingevuld, wordt met de button OPSTELLEN ADVIES het advies uitgebracht. Op basis van uw bevindingen kunt u in dit scherm opmerkingen toevoegen aan het advies. Vervolgens kunt het advies afdrukken en is de Installatie Performance Scan beëindigd. Desgewenst kunt u ook met de knop Maatregelen naar statusoverzicht de geadviseerde maatregelen kopiëren naar een apart blad waarin u de status van de maatregelen kunt bijhouden (gegevens over de uitvoering). Daarnaast kunt u met de knop Maatregelen naar CSV-bestand de aanbevolen maatregelen exporteren voor verder gebruik in andere programma s. Hierbij wordt ook voor elk advies een schatting gemaakt van de bijbehorende besparingen van het gas- en elektriciteitsverbruik. Print EPBD-rapport De scan is zodanig ingericht dat de verplichte EPBD-rapportage kan worden opgesteld. Met deze button kunt u dit rapport afdrukken. Gebouwpaspoort Met deze knop keert u terug naar het blad Gebouwpaspoort en het hoofdmenu. 2.3.2 In te vullen onderdelen Menu Afhankelijk van de door u ingevulde gegevens in het blad BASISGEGEVENS worden meerdere buttons geactiveerd. U ziet dit aan het zwart worden van de letters in de buttons. Niet-relevante buttons worden weergegeven met lichtgrijze letters. Velden Wanneer u de scan in de genoemde volgorde doorloopt, vult u bij de verschillende bladen alleen de groene velden in. Op basis van uw eerdere input, zijn bepaalde vragen mogelijk niet meer van toepassing. Als dat het geval is, wordt de vraag lichtgrijs gemaakt en kunt u hem overslaan. Invoer Qua invoer is een drietal verschillende invoervormen mogelijk. 1 Keuzevelden waar uit een lijst een optie geselecteerd kan worden. Hierbij dient een optie te worden geselecteerd waarna u kunt doorgaan naar de volgende vraag. 2 Vragen waar een aantal opties onder elkaar zijn weergegeven, bijvoorbeeld ja en nee. Hierbij dient een van de opties te worden geselecteerd door middel van het invullen van de letter x. Wanneer meerdere keuzes worden aangegeven, wordt dit aangegeven met tekst. 3 Vragen waarbij meerdere opties tegelijkertijd kunnen worden geselecteerd. Hierbij kunnen de antwoorden die van toepassing zijn, worden geselecteerd door het invullen van de letter x. Het selecteren van meerdere antwoorden leidt hier niet tot een foutmelding. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 11

2.4 Steekproef Bij een aantal vragen is er sprake van het steekproefsgewijs controleren van gegevens. De grootte van deze steekproef is afhankelijk van het aantal vertrekken. Om met voldoende zekerheid de uitkomsten uit de steekproef te kunnen interpreteren, dient een minimale steekproef te worden aangehouden volgens tabel 2.1. Deze grootte is bepaald volgens een formule uit het polytechnisch zakboek. AANTAL VERTREKKEN GROOTTE STEEKPROEF 1 1 2 2 5 4 10 7 25 13 50 17 100 20 500 23 >500 25 tabel 2.1 Grootte van de steekproef 12 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

3 Scannen van het verwarmingssysteem 3.1 Registratie van basisgegevens (verwarming en koeling) Het blad Basisgegevens dient als eerste te worden ingevuld. Het is hetzelfde voor de beide scans, maar afhankelijk van de scan worden de relevante vragen zichtbaar. De vragen betreffen een algemene inventarisatie. Met deze gegevens wordt onder andere bepaald in welke klasse de installatie wordt ingedeeld. Afhankelijk van deze klasse zijn een of meerdere vragen niet van toepassing, ook in andere invoerbladen. De ingevoerde basisgegevens bepalen ook welke knoppen van gegevensbladen in het menu worden geactiveerd. B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 Noteer de adresgegevens van de locatie waar de installatie zich bevindt. Noteer daarnaast een contactpersoon en de opnamedatum. De datum van de start van de opname is hierbij leidend. Noteer in welk jaar het pand is gebouwd. Bij een gebouw dat uit meerdere bouwfasen bestaat, is het oudste deel leidend. Noteer de gebouwfunctie(s). Een functie dient geselecteerd te worden wanneer deze tenminste 10% van het vloeroppervlak beslaat. Wanneer geen van alle gebouwfuncties van toepassing is, dan kantoor selecteren. Geef aan of er (regelmatig) wordt overgewerkt en zo ja, of er een overwerkschakelaar aanwezig is. Geef tevens aan of er een overwerkschakelaar per zone of sector is. Vraag aan de conciërge of beheerder van het gebouw of er regelmatig wordt overgewerkt. Onder regelmatig overwerken wordt verstaan dat er gemiddeld minimaal eenmaal per week wordt overgewerkt. Geef aan of de afgelopen tien jaar bouwkundige en/of installatietechnische wijzigingen zijn doorgevoerd die invloed hebben op de warmtevraag. Dit kan van invloed zijn op de beoordeling van de stooklijn. Onderzoek of er comfortklachten zijn. De gebouwbeheerders, conciërge of technische dienst hebben vaak een goed beeld van de klachten. Indien bij voornoemde medewerkers geen klachten bekend zijn, of deze personen afwezig zijn, wordt een klachteninventarisatie uitgevoerd onder de gebruikers van het pand. Hierbij volstaat een opname bij wijze van steekproef. De uitvoerder zal altijd moeten onderzoeken of er comfortklachten zijn. Dit in verband met de noodzakelijke onpartijdigheid van de uitvoerder van de scan. Eventueel kan de uitvoerder hier advies geven op basis van zijn ervaring. Noteer welke voorziening er is voor respectievelijk de basislast en de pieklast voor verwarming. Noteer verder het aantal ketels of clusters van gelijke ketels en de klasse waarin het totale vermogen van de ketels valt. Wanneer het vermogen niet van het typeplaatje valt af te lezen, raadpleeg dan de fabrikant of de productdocumentatie. Ketels die alleen worden ingezet voor het productieproces mogen buiten beschouwing worden gelaten. Wanneer meer dan zes gelijke ketels zijn opgesteld in cascade-opstelling, cluster deze dan zodanig dat het aantal clusters beperkt blijft tot maximaal zes. Geef aan of er een SCIOS-keuring is uitgevoerd. Als het goed is, is deze aanwezig voor ketels met een nominale belasting van minimaal 100 kw. Hierbij moet ook het nummer van het SCIOS-certificaat van Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 13

de organisatie die deze keuring heeft uitgevoerd, worden ingevuld. Wanneer deze keuring niet ouder is dan twee jaar, hoeft de rendementsmeting niet te worden uitgevoerd. B9 Geef aan of het verwarmingssysteem wordt ingezet voor ruimteverwarming en/of warmtapwaterbereiding. B10 Geef aan of het gebouw is voorzien van een centrale luchtbehandelingsinstallatie (LBK). Alleen de installaties waarbij zowel sprake is van een toevoer- als afvoersysteem vallen onder deze categorie. Centrale afzuiging valt dus niet onder een LBK. B11 Geef aan of het gebouw is aangesloten op een energieopslagsysteem. Dit is een systeem waarbij s winters koude en s zomers warmte in de bodem wordt opgeslagen, zodat die in het andere seizoen weer kunnen worden benut. worden vastgesteld. Wanneer een substantieel deel van het gas gebruik wordt voor andere doeleinden dan verwarming of warm tapwater, dient hiervoor gecorrigeerd te worden. B12 Geef aan of het gebouw is voorzien van (een) koelinstallatie(s). Wanneer er sprake is van veel individuele splitunits dienen deze niet als koelmachine te worden aangemerkt en afzonderlijk te worden beoordeeld. Wel dient de uitvoerder een afweging te maken of vervanging door een koelmachine haalbaar is. Vanaf een koelvermogen van 50 kw kan dit rendabel zijn. B13 Om de koelvraag van het gebouw te kunnen beoordelen zijn gegevens nodig over het bruto vloeroppervlak (BVO), het percentage glasoppervlak in de gevel en de aanwezigheid van buitenzonwering. Het gevraagde glaspercentage betreft het aandeel glas dat aanwezig is in de buitengevel (in formulevorm: glasoppervlak/geveloppervlak x 100%). Hierbij is de zuidgevel leidend. Wanneer de zuidgevel niet representatief is, dient de westgevel als maatgevend te worden beschouwd. B14 Ga na of het gasverbruik over een aaneengesloten periode van twaalf maanden bekend is. Het gasverbruik moet kunnen worden onderbouwd met facturen of overzichten van het energiebedrijf. De periode mag niet langer geleden zijn dan drie jaar en in deze periode moet het pand normaal gefunctioneerd hebben. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er geen verbouwing heeft plaatsgevonden of er leegstand was. Op basis van het gasverbruik kan de inspectieklasse B15 Deze vraag betreft de inventarisatie van de aanwezige documentatie. Allereerst overzichten van installatiecomponenten en regelingen. Als deze er niet zijn, dienen ze direct te worden aangemaakt. Geef aan of er een STEK-logboek beschikbaar is voor installaties met meer dan 3 kg synthetisch koudemiddel. Deze installaties moeten volgens de Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties periodiek worden gecontroleerd. De frequentie van controle hangt af van de hoeveelheid koudemiddel, maar bedraagt minimaal één maal per jaar. De resultaten van de controle dienen in een logboek te worden vastgelegd. Geef aan of een geldig energieprestatiecertificaatadvies (EPA) voor het pand is opgesteld. Dit advies mag maximaal 10 jaar oud zijn. Verder wordt gevraagd naar aanwezigheid van ontwerpspecificaties, onderhoudsplannen, energiegebruiksgegevens en monitoringsgegevens. 3.2 Opname ketel(s) Wanneer meerdere ketels zijn aangesloten op het verwarmingssysteem, dienen de vragen K2 tot en met K11 per ketel en/of cluster van gelijke ketels te worden ingevuld. Het aantal correspondeert met het aantal ketels of clusters van ketels dat bij de Basisgegevens is ingevuld. K1 Bij de meeste grotere ketels worden in een logboek, gebouwbeheersysteem (GBS) of een klachtenregistratiesysteem de klachten bijgehouden. Wanneer dit het geval is, dient deze te worden gecontroleerd op de frequentie van klachten en storingen. Wanneer een ketel regelmatig in storing valt en de ketel nadert zijn technische levensduur, kan dit betekenen dat de ketel aan vervanging toe is. Wanneer een klacht regelmatig terugkeert, dient de inspecteur op basis van de klacht een advies te geven. Het is expliciet niet de bedoeling een uitgebreid onderzoek uit te voeren naar de oorzaak van klachten. 14 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

Wanneer de oorzaak eenvoudig is vast te stellen, dient hier een advies te worden gegeven om de klacht te verhelpen. Deze dient te worden opgenomen bij de opmerkingen in het adviesblad. Wanneer de oorzaak niet eenvoudig is vast te stellen, dient er advies te worden gegeven de oorzaak van de klacht te onderzoeken. K2 K3 K4 K5 K6 De aanwezige ketels dienen te worden geïdentificeerd. Vastgelegd wordt het merk, type (atmosferisch, overdruk), rendementsklasse, bouwjaar en of de ketel wordt ingezet voor de basislast of als piekketel. Geef aan of en hoe het vermogen van de ketel wordt geregeld. Geef aan bij de ketels die een bedrijfsurenteller hebben, hoeveel uren de ketel(s) op vol vermogen en wanneer van toepassing op deellast hebben gedraaid. Bepaal aan de hand van het logboek of de vignetten op de ketel of de ketel regelmatig wordt onderhouden. Het rendement van de ketel dient te worden bepaald op basis van de SCIOS-keuring, een onderhoudsrapport of een uitgevoerde rendementsmeting. Boven de kolommen staat aangegeven welke bron voor deze ketel dient te worden aangehouden. Indien het rendement onbekend is, selecteer dan Niet mogelijk, en ga verder met vraag K7. Bij een cascadeopstelling dienen meerdere ketels te worden gemeten en dient het gemiddelde rendement te worden ingevoerd. Bepaling met rendementsmeting Indien mogelijk wordt het rendement bepaal door middel van een rookgasmeting. De meetsonde dient te worden aangebracht in het rookgasafvoerkanaal, zo dicht mogelijk bij de ketel. Steek de sonde tot in het midden van de pijp. Hier is de temperatuur over het algemeen het hoogst. Wanneer de ketel is voorzien van een concentrische toe- en afvoer van verbrandingslucht en er geen voorziening is voor het uitvoeren van een rendementsmeting, moet het rendement anders worden bepaald. De rookgasmeting dient te worden uitgevoerd op hoog vermogen. Trekonderbreker Bij rookgasafvoerkanalen met een trekonderbreker dient tussen de ketel en de trekonderbreker te worden gemeten. Meestal kan vanuit de trekonderbreker de sonde worden ingebracht. Bij ketels met een aangebouwde trekonderbreker kan het beste boven de warmtewisselaar worden gemeten. Indien de meting boven de warmtewisselaar niet mogelijk is of er vindt een te grote variatie in de gemeten waarden plaats wanneer u de sonde beweegt over het wisselaarsoppervlak, dan verdient het de voorkeur na de trekonderbreker de meting uit te voeren. Kies een plaats op ongeveer een halve meter boven de trekonderbreker. Zonder trekonderbreker Voor toestellen zonder trekonderbreker en met ventilator is in de afvoer veelal een aansluitpunt aanwezig om rookgassen te meten. Zo niet, breng deze dan aan en zorg dat de opening na gebruik weer wordt afgesloten. Dubbelwandige kanalen Opgemerkt moet worden dat bij een dubbelwandig kanaal voor rookgasafvoer en luchttoevoer de kanalen bij de ketel vaak nog wel gescheiden zijn. Ook heeft de ketel soms een aansluiting om de meting uit te voeren. Het rendement wordt door de apparatuur berekend op basis van CO2 of O2 en het temperatuurverschil tussen verbrandingslucht en het verbrandingsgas. Dus naast de verbrandingsgastemperatuur is ook de luchttemperatuur nodig. Het apparaat neemt als verbrandingsluchttemperatuur automatisch aan dat dit de ruimtetemperatuur is. Veelal wordt tijdens het opstarten van de meter automatisch de ruimtetemperatuur opgenomen. Bij open ketels is dat juist. Bij gesloten ketels komt per definitie de verbrandingslucht van buiten. Voor de rendementsbepaling van gesloten ketels dient vooral in de winter de buitenlucht te worden opgenomen door het apparaat. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 15

K7 Bepaal het ketelrendement op basis van het typeplaatje. Wanneer dit niet mogelijk is, dient Niet mogelijk te worden geselecteerd. Rendementsbepaling op basis van typeplaatje of productspecificatie In sommige gevallen is het rendement van de ketel opgenomen op het typeplaatje of in de productspecificatie. Deze waarde kan dan worden overgenomen. Wanneer het rendement weergegeven is op onderwaarde dient dit te worden vermenigvuldigd met 0,9. Wanneer het rendement niet is opgenomen op het typeplaatje, kan het rendement worden berekend door middel van de volgende formule. Nominaal vermogen (kw) Rendement = ------------------------------------ x 100% Belasting op bovenwaarde (kw) Neem deze waarde over. Rendementsbepaling op basis van standaardwaarden Wanneer het rendement niet kan worden gemeten en ook niet kan worden bepaald aan de hand van een typeplaatje, worden de volgende standaardwaarden gehanteerd. HR-ketel: 86%. VR-ketel: 81%. CR-ketel: 75%. K8 K9 Om een jaargebruiksrendement te bepalen, dient het vollastrendement te worden gecorrigeerd met de stralings- en convectieverliezen. Kies het juiste antwoord dat van toepassing is. Een verwarmde ruimte is een ruimte die wordt verwarmd ten behoeve van het werkklimaat in die ruimte. Om een jaargebruiksrendement te bepalen, dient het vollastrendement te worden gecorrigeerd op het verlies van een eventueel aanwezige waakvlam. Kies het juiste antwoord dat van toepassing is. K10 Tot medio het jaar 1993 kunnen fabrikanten asbest hebben verwerkt in de ketels; daarna was dit vanwege het asbestverbod verboden. Wanneer u aan de hand van fabrikantgegevens, Kleintje Asbest 2 of andere informatiebronnen vermoedt dat de ketel asbest bevat, open dan de ketel niet en geef aan dat de ketel vermoedelijk asbest bevat. Wanneer de ketel zeker geen asbest bevat, beoordeel vervolgens het isolatiemateriaal van de mantel van de ketel. K11 Beoordeel of de ketelisolatie is beschadigd of verouderd. 3.3 Ketelregeling KR1 Bepaal op basis waarvan de aanvoertemperatuur wordt geregeld. De manier van regelen is te achterhalen via de instellingen van de regeling. Wanneer het niet mogelijk is op deze wijze de manier van regeling te achterhalen, kan het principeschema worden geraadpleegd. Hierbij dient er rekening mee te worden gehouden dat het principeschema niet overeen hoeft te komen met de werkelijkheid. KR2 Bepaal of de buitenvoeler aan de noordzijde (uit de zon) van het pand is aangebracht. Het noorden kan op verschillende manieren worden bepaald. 1 aan de hand van een kompas. 2 aan de hand van de zonnestand in relatie met het moment van waarneming. 2 Uitgave van Kente 16 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

KR3 Controleer de gemeten temperatuur die door de buitenvoeler wordt doorgegeven aan de ketel en vergelijk deze met de werkelijke waarde die aan de noordzijde van het gebouw met een eigen temperatuuropnemer wordt gemeten. Meet de buitenluchttemperatuur met een gekalibreerde meter in de wind en uit de zon. KR4 Lees de stooklijn af, zoals deze in de regeling is ingevoerd. Het voetpunt is de temperatuur van het CV-water bij de koudste buitentemperatuur, vb: 80 C bij een buitentemperauur van -10 C. Het eind punt is de minimale temperatuur van het CV-water, voorbeeld 40 C vanaf een buitentemperatuur van 10 C. KR5 Beoordeel of de ruimtevoeler geplaatst is in een ruimte die een goede indicatie geeft van de temperatuur binnen in het gebouw. Locaties die een slechte indicatie opleveren zijn: een gang met een buitendeur die regelmatig open gaat; een ruimte met een extreme interne warmtelast (bijvoorbeeld serverruimte); een ruimte met veel zoninstraling (kamer op het zuiden). KR6 Controleer de gemeten temperatuur die door de ruimtevoeler wordt doorgegeven aan de ketel en vergelijk deze met de werkelijke waarde die in de ruimte waar de ruimtevoeler zich bevindt met een eigen tempertuuropnemer wordt gemeten. Meet de ruimtetemperatuur met een gekalibreerde meter en uit de zon. KR7 Bepaal of en zo ja, waar de externe (buiten de ketel) temperatuuropnemer voor de aanvoertemperatuur is geplaatst. KR8 Controleer de gemeten temperatuur die door de externe temperatuuropnemer als aanvoertemperatuur wordt afgegeven aan de ketel en vergelijk deze met de werkelijke waarde die wordt gemeten. Meet de aanvoertemperatuur met een gekalibreerde meter, door de temperatuuropnemer tegen de leiding te plaatsen in de buurt van de temperatuuropnemer van de cv-installatie. KR9 Geef aan of er een bedrijfstijdafhankelijke regeling is. Zo ja, of de regeling per sector of per pand regelt en of de regeling is voorzien van een optimiser. Wanneer een bedrijfstijdregeling aanwezig is, controleer dan of de ingestelde kloktijden zijn afgestemd op de bedrijfstijden. Het systeem mag niet later dan een half uur na de eindtijd afslaan en niet eerder dan 3 uur voor de begintijd starten. 3.4 Afstemming meerdere ketels MK1 Bepaal of de hydraulische afsluitmogelijkheid aanwezig is. Hydraulische afsluitmogelijkheden zijn afsluiters of kleppen voor de ketel. Controleer hiervan ook de open-/dichtregeling. Hierbij is het van belang dat ketels die niet operationeel zijn, automatisch worden afgesloten van het verwarmingssysteem. MK2 MK3 Bepaal of er een volgordeschakeling is aangebracht tussen de ketels. Het verschil tussen volgordeschakeling en gelijkwaardige schakeling is te zien aan het inschakelmoment in de regeling van de ketels. Bij gelijktijdig inschakelen kennen de ketels ongeveer evenveel bedrijfsuren. Bij een volgordeschakeling wordt de ketel die de hoogste prioriteit heeft standaard als eerste ingezet. Deze ketel levert de basislast. In de meeste gevallen krijgt de ketel met het hoogste opwekkingsrendement de hoogste prioriteit. Bepaal of de regeling zodanig is ingesteld dat de ketel die de basislast verzorgt eerst op vol vermogen draait, voordat de volgende ketel wordt ingeschakeld. De capaciteit van de basislast dient dus eerst volledig te worden aangesproken, voordat de capaciteit van de piekketel wordt gebruikt. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 17

3.5 Distributiesysteem warmte DW1 Advies op basis van frequentie klachten/storingen: advisering zoals omschreven in de toelichting bij K1. DW2 DW3 DW4 DW5 Vraag aan de beheerder van het pand of de ontwerp- of revisietekeningen overeenkomen met de huidige installatie. Zo ja, beoordeel of dit antwoord overeenstemt met de bevindingen tijdens de inspectie. Deze beoordeling ter plaatse omvat het bekijken van de technische ruimte en het nagaan of er indicaties zijn dat er wijzigingen zijn aangebracht. Bij wijzigingen van het ontwerp wordt geadviseerd de wijzigingen te documenteren en het ontwerp te laten nazien door een installateur. Een juist ontwerpschema maakt het mogelijk correct in te regelen en bij eventuele storingen de oorzaak te kunnen achterhalen. Vraag aan de beheerder of de installatie na eventuele wijzigingen opnieuw is ingeregeld. Bepaal in hoeveel zones of gebruiksgroepen het gebouw is opgedeeld. Dit kan aan de hand van het ontwerpschema of aan de hand van een opname van de hydraulische schakeling. Er is sprake van een zone wanneer een groep is voorzien van een eigen temperatuurregeling. Het kan voorkomen dat er sprake is van verschillende distributienetten, die niet op de gebruikelijke manier als zones kunnen worden behandeld. Dit probleem is op te lossen door een nieuwe, zelfstandige scan uit te voeren voor het distributienet dat niet past in de huidige opzet. In feite wordt er voor dit distributienet dan een apart optimalisatietraject doorlopen. Door het vergelijken van de opgemeten drukverschillen van de inregelafsluiters met de waarden uit het inregelrapport kan worden beoordeeld of er grote afwijkingen zijn opgetreden. Wanneer er grote afwijkingen ten opzichte van het inregelrapport worden vastgesteld, dan is het systeem niet meer correct ingeregeld. De situatie, zoals omschreven in het inregelrapport, is dan verstoord. Bij de controle van de inregelafsluiters wordt in eerste instantie gecontroleerd of de afsluiters in dezelfde stand staan als vermeld in het inregelrapport. Wanneer de stand afwijkt of de stand niet te controleren is, wordt de drukval over de afsluiters steekproefsgewijs gemeten en vergeleken met het inregelrapport. Toelichting Inregelafsluiters hebben als doel de pompflow op een juiste manier te verdelen over het systeem, zodat iedere groep voldoende flow krijgt voor correct functioneren. De flow mag echter niet te groot zijn, omdat anders de retourtemperatuur te veel oploopt en er daarmee onnodig energie wordt verbruikt. Het is dus belangrijk dat een installatie goed wordt ingeregeld en dat de stand van de afsluiters correct blijft. De belangrijkste mogelijkheden waardoor een inregelafsluiter niet correct meer functioneert, zijn de volgende. Wijziging van het systeem. Door een wijziging in het systeem (extra afnemers of iets dergelijks) zal de verdeling van de flow over het hele systeem wijzigen. Opnieuw inregelen is dan noodzakelijk. Wanneer een pomp of klep wel is voorzien van een inregelafsluiter, maar niet van een open-/dichtafsluiter, wordt de inregelafsluiter in de praktijk gebruikt als normale afsluiter. Bij vervanging van een pomp of klep zal de inregelafsluiter dan geheel worden gesloten. Bij het weer openen wordt de afsluiter dan vaak niet in de juiste stand terug gebracht maar geheel geopend. Beide punten worden gecontroleerd. Er wordt nagevraagd of er wijzigingen zijn aangebracht en bij de grote installaties gemeten door de drukval over de afsluiter te vergelijken met het inregelrapport. Daarnaast wordt dit geverifieerd door het meten vaan aanvoer- en retourtemperaturen (DW8). Tot slot wordt gecontroleerd of er inregelafsluiters zijn die in een geheel geopende stand staan. Dit is meestal een aanwijzing dat deze gebruikt is als open-/dichtafsluiter en niet correct is teruggeplaatst. 18 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

DW6 DW7 DW8 DW9 Inregelafsluiters dienen om de flow op een juiste wijze te verdelen door de installatie. Wanneer er een of meer inregelafsluiters per cluster geheel geopend zijn, is de inregelafsluiter waarschijnlijk gebruikt als afsluiter en niet in oude stand terug geplaatst. Bij controle van de juiste aansluiting van wijzigingen in het ontwerp dient, voor zover toegankelijk en haalbaar, te worden nagegaan of de wijziging op een logische wijze is ingepast in het distributiesysteem. Raadpleeg het ontwerpschema om de ontwerptemperaturen te achterhalen. Wanneer het ontwerpschema niet beschikbaar is, mag worden uitgegaan van een 90-/70-systeem, tenzij er andere gegevens of aanwijzingen beschikbaar zijn. Meet per groep de aanvoer- en retourtemperatuur, voor zover dit mogelijk is. DW10 Bepaal de instelling van de stooklijnen voor de distributiegroepen. DW11 Bepaal of de distributiepomp is voorzien van een automatische toerenregeling. Bij een toerengeregelde pomp is het systeem beter regelbaar en wordt er niet meer water verpompt dan nodig is. DW12 De beoordeling van de mate van isolatie van de distributieleidingen en appendages, voor zover de delen toegankelijk zijn, volstaat met een visuele inspectie. Leidingen dienen in principe altijd geïsoleerd te zijn. Voor appendages wordt soms een uitzondering gemaakt. In enkele uitzonderlijke gevallen mogen appendages niet geïsoleerd zijn om oververhitting te voorkomen. Raadpleeg bij twijfel de fabrikant of leverancier. DW13 Beoordeel de waterdruk van het systeem. Een te lage waterdruk kan wijzen op lekkages of achterstallig onderhoud. Bij het achterhalen van waterlekkages kan, indien aanwezig, ook gebruik worden gemaakt van de gegevens op de watermeter van het verwarmingssysteem en in het logboek of gebouwbeheersysteem. Hieruit kan blijken dat de installatie regelmatig wordt bijgevuld. 3.6 Afgiftesysteem warmte AS1 Let er bij de afgifte van warmte bijvoorbeeld op of de inventaris een belemmering vormt. Ook hier geldt dat een visuele inspectie volstaat. De inspectie volstaat bij het steekproefsgewijs bezoeken van verschillende soorten verwarmde ruimten. AS2 AS3 AS4 AS5 Bij het beoordelen van vervuiling van de afgifte-units, wordt alleen gekeken naar de luchtzijdige kant van de afgifteunit. Het is dus niet de bedoeling het waterzijdige gedeelte van de unit te openen en te controleren op vervuiling. Een recent onderhoudsrapport kan ook zinvolle informatie bevatten over de conditie van het afgiftesysteem. Wanneer een luchtgordijn geen warmte meer hoeft te leveren, mag in het algemeen ook de ventilator worden uitgeschakeld. De controle volstaat bij het steekproefsgewijs bezoeken van verschillende verwarmde ruimten. Daarnaast kan de technisch beheerder hier vaak uitsluitsel over geven. De wijze waarop de individuele regeling is vormgegeven (thermostaatkranen of ruimteopnemers) is hier niet van belang. Bij de controle van de juiste plaatsing van ruimtethermostaten kan worden gelet op de zontoetreding tot het opnamepunt, de positie ten opzichte van de afgiftepunten en de afscherming door inventaris. De controle volstaat met het steekproefsgewijs bezoeken van verschillende soorten verwarmde ruimten. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 19

3.7 Tapwater De beoordeling van het warm tapwater systeem valt niet onder de verplichte EPBD-keuringen. Daarom zijn alleen die aspecten meegenomen die eenvoudig geïntegreerd kunnen worden in de scan, en waar beoordeling een toegevoegde waarde levert. T1 T2 T3 T4 Controleer of de tapwatervragers zijn aangesloten op een zelfstandige afnemersgroep. Controleer of de tapwatergroep bij iedere buitentemperatuur een minimale aanvoertemperatuur van 65 C kent. Controleer of er een voorraadsysteem voor warm water wordt gebruikt. Meet, indien mogelijk, het drukverschil over de inregelafsluiter. Zie voor een toelichting vraag DW5 van paragraaf 3.5. T5 Controleer de stand van de inregelafsluiter. Zie voor een toelichting vraag DW5&6 van paragraaf 3.5. T6 T7 Meet, wanneer er sprake is van een circulatienet, de uitkoeling van dit net, voor zover dit mogelijk is. Wanneer de uitkoeling onrealistisch hoog of laag is, dient deze later opnieuw te worden gemeten, zodat er geen onterecht advies wordt gegeven. Voor de beoordeling van de mate van isolatie van de distributieleidingen en appendages, voor zover de delen toegankelijk zijn, volstaat een visuele inspectie. Leidingen dienen in principe altijd geïsoleerd te zijn. Voor appendages wordt soms een uitzondering gemaakt. In enkele uitzonderlijke gevallen mogen appendages niet geïsoleerd zijn om oververhitting te voorkomen. Raadpleeg bij twijfel de fabrikant of leverancier. 3.8 Afgifte woningen W1 Noteer hier het aantal woningen dat is aangesloten op de collectieve installatie. In geval van een individuele installatie is dit 1. W2 Dit aspect is in het algemene bekend bij de technisch beheerder. Is dit niet het geval, dan volstaat het steekproefsgewijs bezoeken van verschillende verwarmde ruimten. W3 Wanneer er geen klachten zijn, worden de woningen niet individueel bezocht en gecheckt. Indien er klachten zijn wordt het aantal te onderzoeken woningen bepaald uit de steekproefomvang volgens methode uit paragraaf 2.4 W4 Individuele controle van de woningen. Bij de controle van de juiste plaatsing van ruimtethermostaten kan worden gelet op de zontoetreding tot het opnamepunt, de positie ten opzichte van de afgiftepunten en de afscherming door inventaris. Let er bij de afgifte van warmte bijvoorbeeld op of de inventaris een belemmering vormt. Bij het beoordelen van vervuiling van de afgifte-units, wordt alleen gekeken naar de luchtzijdige kant van de afgifteunit. Het is dus niet de bedoeling het waterzijdige gedeelte van de unit te openen en te controleren op vervuiling. Een recent onderhoudsrapport kan ook zinvolle informatie bevatten over de conditie van het afgiftesysteem. Ook hier geldt dat een visuele inspectie volstaat. Comfortklachten zullen altijd door de inspecteur moeten worden gecheckt. Dit in verband met de noodzakelijke onpartijdigheid van de inspecteur. Eventueel kan de inspecteur hier advies geven op basis van zijn ervaring. 20 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014

3.9 Alternatieven verwarming Voor de bepaling van alternatieven kan de beheerder of eigenaar van te voren de bouwtekeningen, EPCberekeningen en dergelijke verzamelen. Op basis hiervan kan deze tabel snel en betrouwbaar worden ingevuld. AI12 Al13 Al14 Ga na of de toepassing van een WKK mogelijk is.dit is afhankelijk van het gasgebruik en de verdeling van het gasgebruik over het jaar. ga na of de toepassing van warmtepompen realistisch is. Een voorwaarde voor de toepassing van een warmtepomp is de aanwezigheid van een laagtemperatuurafgiftesysteem. Van belang is dat er een aanzienlijk deel van het afgiftesysteem (voor het grootste deel van het jaar) voldoende heeft aan een temperatuur van maximaal 55 C. Ga na of er voldoende geschikt dakoppervlak beschikbaar is voor plaatsing van zonnecollectoren. Een dakoppervlak is geschikt voor zonnecollectoren wanneer het een plat dak is of wanneer een schuin dak gericht is op het zuidwesten, zuiden of het zuidoosten. 3.10 Beoordeling onderhoudscontract CV In deze module wordt het onderhoudscontract beoordeeld op volledigheid van de controlepunten. Ga voor de verschillende controlepunten na of deze zijn opgenomen in het onderhoudscontract. Vervolgens dient aan de hand van de onderhoudsrapportage te worden nagegaan of deze controlepunten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014 21

4 Scannen van het airconditioningsysteem 4.1 Registratie van basisgegevens Het blad Basisgegevens dient als eerste te worden ingevuld. Dit is voor de scan van het verwarmingssysteem en het airconditioningsysteem hetzelfde, maar afhankelijk van de scan worden de relevante vragen zichtbaar. Dit blad is toegelicht in paragraaf 3.1 4.2 Basisgegevens het airconditioningsysteem Deze module wordt voor elke koelinstallatie apart ingevuld. Een installatie wordt gedefinieerd als de combinatie van componenten die aan elkaar zijn gekoppeld. De volgende componenten kunnen onderdeel uitmaken van een installatie. Compressor(en). Condensor(s). Verdamper(s). Koeltoren(s). Centrale luchtbehandelingskast(en). Luchtdistributie. Koude distributie. Luchtinblaas al dan niet met nabehandeling. Decentrale klimaatapparatuur. R1 Vul de gevraagde gegevens in. Neemt u kennis van de volgende opmerkingen:. De gevraagde gegevens kunnen voor een groot deel worden afgelezen van het typeplaatje van de compressor(en) of worden opgezocht in de documentatie of de Eurovent-website (www.eurovent-certification.com). Voor de metingen van de temperaturen en stroommeting kan gebruik gemaakt worden van gegevens uit een STEKkeuring of onderhoudsrapportage, mits deze niet ouder is dan twee jaar. Wanneer de metingen wel uitgevoerd moeten worden, kan gebruik gemaakt worden van de standaard meetapparatuur, bestaande uit een ampèretang, een manometerset en thermometer. Installaties met een koudemiddelinhoud van minder dan 3 kg, hoeven niet bemeten te worden. Ontwerp koelvermogen (kwth): dit betreft het totale koelvermogen van de installatie. Dit vermogen moet per installatie worden opgegeven. Het koelvermogen is opgegeven of moet worden berekend als de som van de koelvermogens van meerdere compressoren. Het is van belang dat het koelvermogen voor Eurovent respectievelijk EN 12900 condities wordt op - gegeven, namelijk bij een verdampingstemperatuur van 5 C en een condensatietemperatuur van 50 C. De gevraagde temperaturen kunnen worden overgenomen uit de onderhouds- of STEK-rapportage, mits deze niet ouder zijn dan 2 jaar. Het is van cruciaal belang dat het stroomverbruik door de inspecteur zélf wordt gemeten, onder vollast. Wanneer abusievelijk wordt uitgegaan van het nominale stroomverbruik op het typeplaatje wordt in plaats van het werkelijke rendement immers de fabrieksopgave gehanteerd en beoordeeld. Overigens mag hier wel gebruik worden gemaakt van historische meetgegevens uit een STEK-keuring of onderhoudsrapportage, mits deze niet ouder zijn dan twee jaar. Na het invullen van de gegevens dient op de knop Bereken installatie geklikt te worden. Door toepassing van een macro worden op de achtergrond de ingevulde gegevens ingelezen in het (verborgen) tabblad meetbrief. In het tabblad meetbrief wordt het rendement van de koelinstallatie berekend en beoordeeld. Eventueel wordt op basis hiervan een advies uitgebracht. Voor deze procedure is verder geen tussenkomst van de gebruiker nodig. 22 Installatie Performance Scan (IPS) 2.2 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2EGOW1303 2014