SAMEN SPELEN, SAMEN DELEN

Vergelijkbare documenten
FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere

Reactie Jos Stelling op de plannen voor de stadsbioscoop De Kade 16 december 2014

Een dramatisch geladen meesterwerk der. cinematografie

Toelichting op huisvesting van Artplex in de Bibliotheek++ op het Smakkelaarsveld

Sectoranalyse Film en Beeldcultuur Utrecht Raadsinformatiebijeenkomst 14 september 2017

Artplex: Een noodzakelijke groei?

Arthouse in Hilversum

ONDERSTEUNING VERTONING VLAAMSE AUTEURSFILM

ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 11/028

FILMHUIS MECHELEN. De betere film in de binnenstad

Jaarplan 2014 Filmhuis De Keizer

Convenant. Ter bevordering van de productie van de Nederlandse film en Nederlandse publieksfilms in het bijzonder en het bioscoopbezoek in Nederland

Het filmaanbod in de Nederlandse bioscopen en de relatieve populariteit van films in de Tweede Wereldoorlog

Première Rapport. Week#: Alleen leden. Cinemien (ABC Theatrical Distribution B.V.) Truman # Kopieën: 20 Land v.

Terugblik op rapport uit 1960

Filmtheaters en Cultuurbeleid. Handreiking voor bestuurders van. provincies en gemeenten. ultuurbeleid

Factsheet toerisme Vergelijking Utrecht met de G4 en Maastricht

Deskresearch Filmthuis

De Nederlandse film en haar distributie- en vertoningssituatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Starters zien door de wolken toch de zon

Informatie bijeenkomst Gemeenten Cinema Digitaal Filmtheater t Hoogt 17 maart

Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs. opmerkingen, vragen of ideeën: #filmbranche

Film in Overijssel. een onderzoek naar filmvertoning in Overijssel

Ten slotte wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de fietsparkeerbehoefte.

Enquête resultaten uitgebreid website

Leeswijzer. Leeswijzer door Roland Goetgeluk/Bureau Goetgeluk organisator Debat

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Opiniepeiling tegenover luisteronderzoek

levendige voorziening in Naam Leidsche auteur Rijn Centrum Utrecht

Stadsbioscoop De Kade

Plaatsingslijst van het archief van de Spaarbank voor Protestants Nederland / Vakbondsspaarbank SPN ( )

Op 13 juli 1988 overleed op 51-jarige leeftijd in zijn woning

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2014

ons kenmerk ECSD/U

ontwikkeling, ontspanning STATISTISCH JAARBOEK

Beschrijving en waardering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen van de gemeente Woerden

voorstel aan de raad Nota Subsidievoorstellen Cultuurnota Jongmans, B. (Bas) Kenmerk

Samenvatting (Summary in Dutch)

Camera en Studio, de eerste avant gardebioscopen van Utrecht ( )

FILM IN OVERIJSSEL III een rapportage

Bouwstenen voor een levensvatbaar en toekomstgericht Vlaams audiovisueel vertonerveld

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2012

IN STRIJD MET DE NEDERLANDSE BIOSCOOPBOND

Toerisme in perspectief. NBTC Holland Marketing Afdeling Research

Revision Questions (Dutch)

TESTCASE 2018: LEGAAL ONLINE-FILMAANBOD SAMENVATTING

Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs Film Producenten Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER EERSTE KWARTAAL 2016

Creative Europe Programma en Europe For Citizens Calls en deadlines 2014

Eindexamen aardrijkskunde vwo I

Provinciale Staten van Noord-Holland

Beleidsplan TransitieCinema

De Geefwet en donaties aan cultuur in Nederland *1. René Bekkers, Saskia Franssen,

Saving Mes Aynak Docenten

Focus Filmtheater Arnhem ZAALHUUR. authentiek sfeervol persoonlijk

ADVERTENTIETARIEVEN 27 SEP - 5 OKT UTRECHT

Voorbeeld Performance Monitor

Geschiedenis van Ockenburgh

ADOPTIE Trends en Analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2011 tot en met 2015

Jaarplan 2016 filmhuis De Keizer

zonder (restaurant; cafetaria en Inventarisatie cafetaria en snackbar; horecasubcategorieën, te bezocht, in totaal gaat INTRAVAL/n

Nederlandse Samenvatting

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2013

M Werkgelegenheid bij startende bedrijven. drs. A. Bruins

ANALYSE MEDIAWIJSHEIDKAART. Identificeren van hiaten

Stadsbioscoop De Kade

Gent Kinemastad. Een multimethodisch onderzoek naar de filmprogrammering en filmbeleving in de stad Gent en randgemeenten

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Stichting SQPN Jaarverslag voor 2010

NIETS MOOIERS DAN HET GROTE DOEK

Jaarplan lumen in 2017

Studenten aan lerarenopleidingen

Jaarverslag z Inhoudsopgave

Enquête toeristisch-recreatieve aanbod in Zuid-Limburg en de Euregio

.., Algemene Rekenkamer. BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Gen era a Binnenhof AA Den Haag

Onderzoeksrapport. Commissie bachelor-master. Robel Michael

Ontwikkeling leerlingaantallen

Nieuwsmonitor 6 in de media

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca winter 2010/2011

Bevrijdingsfestival Overijssel

patent Landscaping: waardevolle analyses voor strategische informatie Auteur: Sanne Pfeifer

Concurrentie in het Enschedese bioscoopbedrijf in een tijd van expansie ( )

Van baan naar eigen baas

Collectievormingsprofiel Engelse taal en cultuur

1. Het begrip kan weg, omdat de overgebleven begrippen. Het begrip kan ook weg, omdat de overgebleven begrippen

Mediamix 2014 Peiling onder de Deventer bevolking. Januari 2015

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

De Nederlandse filmsector Noodzaak van investering en kwaliteitsverbetering

NAAR VERNIEUWD TOEZICHT VERVOLG REGIOPILOT CULEMBORG

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Voting Wiser. The Effect of Voting Advice Applications on Political Understanding. J. van de Pol

3. Een film positioneren

Starten in een dal, profiteren van de top

Een historische typologie op basis van de programmeringsprofielen

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Graduation Project: Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond te Amsterdam

Schouwburg & Filmtheater Agnietenhof, plek van cultuur en ontmoeting

M Starters en samenwerking

Transcriptie:

SAMEN SPELEN, SAMEN DELEN ONDERZOEK NAAR DE VERHOUDING TUSSEN UTRECHTSE FILMTHEATERS, 2000-2005 Naam Marjo Wanink Studentnummer 3491870 Cursus BA Eindwerkstuk Studiejaar 2012-2013 (Blok 1) Thema Nederlandse film- en bioscoopgeschiedenis Begeleider Dr. C. Pafort-Overduin Datum 5 november 2012

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 1 Inhoud INLEIDING 2 1. UTRECHTSE FILM- EN BIOSCOOPCULTUUR VANAF 1970 5 1.1. DE BLOEIENDE BIOSCOOPCULTUUR VAN DE JAREN ZEVENTIG 5 1.2. DE OPKOMST VAN FILMFESTIVALS IN DE JAREN TACHTIG 5 1.3. DE GROTE PLANNEN IN DE JAREN NEGENTIG 6 1.4. BELANGRIJKE SPELERS OP DE UTRECHTSE FILMMARKT 7 2. ALGEMENE KENMERKEN VAN DE FILMTHEATERS 9 2.1. LOCATIE EN CAPACITEIT 9 2.2. PROGRAMMADOELSTELLINGEN EN ONDERLINGE VERHOUDINGEN 10 3. PROGRAMMERING VAN DE FILMTHEATERS 2000-2005 12 3.1. METHODE 12 3.2. HET GROTE, DIVERSE AANBOD VAN T HOOGT 13 3.3. DE BRITSE EN AMERIKAANSE ARTHOUSEFILMS IN SPRINGHAVER 13 3.4. DE RECENTE BIOSCOOPFILMS IN CITY/MOVIES 14 3.5. HET LOUIS HARTLOOPER COMPLEX: RECENTE EUROPESE KWALITEITSFILMS 14 4. INTERPRETATIE VAN DE ONDERLINGE VERHOUDING 15 4.1. VOOR DE OPENING VAN HET LOUIS HARTLOOPER COMPLEX 15 4.2. NA DE OPENING VAN HET LOUIS HARTLOOPER COMPLEX 16 CONCLUSIE 17 BIBLIOGRAFIE 19 LITERATUUR 19 BRONNEN 21 BIJLAGEN 23 1. TABELLEN 23 2. LEGENDA DATASET 27 Variabelen 27 Toelichting variabelen 27 3. DATASET FILMLADDERS 2000, 2003 EN 2005 29

2002. 5 Uit de publicaties van Boon, De Zwaan en Hogenkamp en De Wit, blijkt dat De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 2 Inleiding In de jaren zestig van de vorige eeuw werd Utrecht door journalist Jan Blokker betiteld als filmhoofdstad van Nederland. Twintig jaar later opperde filmjournalist Piet van Lierop een soortgelijke gedachte; volgens hem werden alle sleutelposities binnen de Nederlandse filmwereld ingenomen door Utrechters. 1 Anno 2012 is de opvatting dat Utrecht een belangrijke rol speelt binnen de Nederlandse filmcultuur in bescheidener vorm terug te vinden op de website van het Nederlands Film Festival. Jaarlijks, aan het begin van het najaar, vindt het Nederlands Film Festival plaats. Tien dagen lang is Utrecht de filmhoofdstad van Nederland, waar de Nederlandse film het erepodium krijgt dat het verdient. 2 Niet alleen journalisten, maar ook filmhistorici hebben zich verdiept in de positie van Utrecht binnen de Nederlandse filmcultuur. Eind jaren negentig werd zelfs een grootschalig project gestart om systematisch de geschiedenis van film, bioscoop, radio en televisie in Utrecht in kaart te brengen. 3 Zo deden Klaas de Zwaan en Bert Hogenkamp en Herman de Wit in 2009, in het kader van het Utrecht Poject, onderzoek naar de ontwikkeling van de film- en bioscoopcultuur tussen 1986 en 2009. 4 Daarnaast onderzocht Rebecca Boon in 2002 de geschiedenis van de operateur tussen 1955 en Utrecht beschikt over vier verschillende filmtheaters: t Hoogt, Springhaver, City/Movies en het Louis Hartlooper Complex. De drie eerstgenoemde werden geopend in de jaren zeventig en de laatstgenoemde in 2004. 6 De auteurs noemen in hun publicaties een aantal kenmerken (locatie en programmadoelstelling) van de filmtheaters. Ook wordt de verhouding tussen een paar van de theaters beknopt beschreven. Een analyse van het daadwerkelijke programma-aanbod of de verhouding tussen alle vier filmtheaters, wordt in deze publicaties echter achterwege gelaten. Dergelijke analyses zijn ook niet te vinden in andere onderzoeken met betrekking tot Utrechtse film- en bioscoopcultuur. 1 Bert Hogenkamp en Herman de Wit, De beleving van film moet de essentie zijn. Van bioscoop naar cultiplex 1980-2009 in Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, red. Bas Agterberg et.al. (Utrecht: Stichting Matrijs, 2009): 171. 2 Festival & historie Nederlands Film Festival 29-10-2012 http://www.filmfestival.nl. 3 Utrecht Project. De geschiedenis van film, radio en televisie in de stad Utrecht Utrecht Project 29-10- 2012 http://www.utrechtproject.nl. 4 Hogenkamp en De Wit, 166-181; Klaas de Zwaan, Laat u hersenspoelen. Filmhuis en arthouse 1968-1980 in Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, red. Bas Agterberg et.al. (Utrecht: Stichting Matrijs, 2009): 152-165. 5 Rebecca Boon, In het kader van de Utrechtse projectie: Onderzoek naar de geschiedenis van de Utrechtse operateur van 1955 tot heden (Utrecht: Universiteit Utrecht, 2002). 6 Hogenkamp en De Wit, 180; Klaas de Zwaan, 158, 163-164.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 3 Binnen de filmwetenschappen zijn wel andere onderzoeken te vinden waarin de verhouding tussen verschillende bioscopen en/of filmtheaters wordt geanalyseerd aan de hand van hun programma-aanbod. Bijvoorbeeld de publicatie van Liesbeth van de Vijver en Daniël Biltereyst uit 2010 over de filmexploitatie in Gent in de jaren dertig. Voor hun onderzoek hebben zij een dataset opgesteld met betrekking tot de programmering van 29 Gentse bioscopen tussen 1933 en 1936. Aan de hand van deze data hebben Van de Vijver en Biltereyst onder andere programmastrategieën van de verschillende bioscopen kunnen analyseren. 7 Kathleen Lotze en Philippe Meers deden in 2010 onderzoek naar de (machts)verhouding binnen de Antwerpse bioscoopsector tussen 1950 en 1975. Zij hebben hiervoor onder andere de programmering van Antwerpse bioscopen in de jaren 1952, 1962 en 1972 geanalyseerd. 8 Met mijn onderzoek wil ik verder gaan waar filmhistorici als Boon, De Zwaan en Hogenkamp en De Wit zijn gebleven: ik analyseer de verhouding tussen de vier Utrechtse filmtheaters aan de hand van hun programma-aanbod. Ook besteed ik aandacht aan de cultureel-historische context waarin de filmtheaters werden geopend. Hiermee hoop ik de momenteel veronderstelde kenmerken van deze filmtheaters in een breder perspectief te kunnen plaatsen. Ik richt mij op de periode 2000-2005, om na te gaan of de verhouding tussen de drie oudste filmtheaters is veranderd met de komst van het Louis Hartlooper Complex. De vraag die in deze scriptie centraal staat, is: wat was precies de verhouding tussen de filmtheaters 't Hoogt, Springhaver, City/Movies en het Louis Hartlooper Complex in Utrecht in de jaren 2000 tot en met 2005? Het onderzoek wordt uitgewerkt aan de hand van drie deelvragen. Wat waren de belangrijkste ontwikkelingen binnen de Utrechtse film- en bioscoopcultuur vanaf de jaren zeventig? Wat waren de algemene kenmerken (locatie, capaciteit en doelstelling) van de vier filmtheaters? Hoe zag het programma van de vier filmtheaters eruit in de periode 2000 tot en met 2005? Door de focus op aspecten zoals programmering en cultureelhistorische context, sluit dit onderzoek aan bij de gedachtegang van New Cinema History. Richard Maltby omschreef in 2011 New Cinema History als een interdisciplinaire benadering binnen filmhistorisch onderzoek, waarbij het bestuderen van sociale en culturele aspecten binnen de film- en bioscoopgeschiedenis centraal staat. Binnen deze benadering wordt de voorkeur gegeven aan onderzoek op microniveau, bijvoorbeeld bioscoopgeschiedenis van een bepaalde regio. 9 7 Liesbeth van de Vijver en Daniël Biltereyst, Hollywood versus lokaliteit. Het (on)gelijke aanbod van Amerikaanse en Europese film in de jaren dertig in Gent Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 61. 8 Kathleen Lotze en Philippe Meers, Citizen Heylen. Opkomst en bloei van het Rex-concern binnen de Antwerpse bioscoopsector (1950-1975) Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 81-82. 9 Richard Maltby, New Cinema Histories in Explorations in New Cinema History. Approaches and Case Studies, red. R. Maltby, D. Biltereyst en P. Meers. (Oxford: Wiley-Blackwell 2011): 3-40.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 4 Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is gebruik gemaakt van primair en secundair bronmateriaal. Informatie uit secundaire literatuur zoals Boon, De Zwaan of Hogenkamp en De Wit is gebruikt om de ontwikkeling van de Utrechtse film- en bioscoopcultuur te beschrijven. Daarnaast is de adviesnota Het filmhuis voorbij gebruikt om drie verschillende typen films te definiëren die in de filmtheaters werden vertoond: kwetsbare kwaliteitsfilms, arthousefilms en bioscoopfilms. 10 Het primaire bronmateriaal bestaat voornamelijk uit filmladders, die van 2000 tot en met 2005 wekelijks werden gepubliceerd in het (AD) Utrechts Nieuwsblad. 11 Ik heb gekozen voor een steekproef van de jaren 2000, 2003 en 2005. Deze inventarisatie heeft een dataset opgeleverd van 1109 voorstellingen en 933 verschillende films (bijlage 3). De dataset is gebruikt om het programma-aanbod te analyseren en de verhoudingen tussen de filmtheaters te beschrijven. De scriptie bestaat uit vier hoofdstukken. Hoofdstuk één behandelt de ontwikkeling van de Utrechtse film- en bioscoopcultuur en hoofdstuk twee de algemene kenmerken van de filmtheaters. In hoofdstuk drie wordt het programma-aanbod geanalyseerd en in hoofdstuk vier wordt ingegaan op de onderlinge verhoudingen. 10 Het filmhuis voorbij (Utrecht: Gemeente Utrecht): 6. 11 Utrechts Nieuwsblad, januari t/m december, 2000; Utrechts Nieuwsblad, januari t/m december, 2003; Utrechts Nieuwsblad, januari t/m augustus 2005; AD Utrechts Nieuwsblad, september t/m december, 2005.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 5 1. Utrechtse film- en bioscoopcultuur vanaf 1970 1.1. De bloeiende bioscoopcultuur van de jaren zeventig In 1970 waren in Utrecht negen bioscopen actief: Vreeburg, Rembrandt, Palace, Olympia, Scala, City, Filmac, Camera en Studio (figuur 1). De twee eerstgenoemde werden geëxploiteerd door Tuschinski en bioscoop Olympia werd geëxploiteerd door Olympia Theater N.V. De resterende bioscopen waren in handen van Bioscooponderneming Wolff. 12 In een aantal bioscopen van Wolff werden af en toe kunstzinnige films vertoond. Toen Huub Bals in 1973 filmtheater t Hoogt opende, kreeg Utrecht daarmee een vaste vertoningsplek voor niet-commerciële films. 13 In 1973 opende Wolff ook twee nieuwe bioscopen: Select en Catharijne. Ondanks de sluiting van bioscoop Filmac in 1977 bleef Wolff de grootste speler op de Utrechtse bioscoopmarkt, onder andere omdat Tuschinski in 1974 bioscoop Vreeburg had gesloten. 14 Jos Stelling opende in 1978, in samenwerking met het Tuschinski-concern, filmtheater Springhaver. In hetzelfde jaar verbouwde Wolff het balkon van bioscoopzaal City zodanig, dat in hetzelfde gebouw arthousebioscoop Movies geopend kon worden. 15 Hiermee beschikte Utrecht eind jaren zeventig over twaalf bioscopen en filmtheaters en was vermoedelijk sprake van een rijke film- en bioscoopcultuur. De Zwaan bevestigt deze aanname in zijn artikel; volgens hem kende het bioscoopbezoek in Utrecht in de jaren zeventig een kleine opleving. 16 1.2. De opkomst van filmfestivals in de jaren tachtig Vanaf de jaren tachtig begon de film- en bioscoopcultuur te veranderen. Hogenkamp en De Wit stellen in hun artikel dat het bioscoopbezoek in Utrecht in de jaren tachtig sterk afnam: van 1.195.000 bezoekers in 1980 naar 789.000 in 1985. Het dalende filmbezoek was aanleiding voor filmtheaters t Hoogt en Springhaver om hun programmering aan te passen. Vanaf de jaren tachtig vertoonden zij niet langer één film per zaal per week, maar dagelijks verschillende films per zaal. 17 Daarnaast werden de bioscopen Olympia, Scala en Select in deze periode gesloten. 18 Ondanks het dalende bioscoopbezoek, was in de jaren tachtig ook sprake van bloei binnen de Utrechtse filmcultuur. In september 1981 vond in de stad de eerste editie van de Nederlandse Filmdagen plaats (tegenwoordig Nederlands Film Festival). De 12 Bioscopen Utrecht, jaar actief 1970-2005 Cinema Context 29-10-2012 http://www.cinemacontext.nl. 13 De Zwaan, 153-158. 14 Cinema Context, Bioscopen Utrecht, jaar actief 1970-2005. 15 De Zwaan, 163-164. 16 Ibidem, 165. 17 Hogenkamp en De Wit, 174. 18 Cinema Context, Bioscopen Utrecht, jaar actief 1970-2005.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 6 Nederlandse Filmdagen waren een initiatief van Stelling. Hij organiseerde de week in samenwerking met t Hoogt, Bioscooponderneming Wolff en bioscoop Rembrandt. Het filmfestival was een groot succes en in de daaropvolgende jaren bewees Utrecht een goede plek te zijn voor dergelijke filmevenementen. Zo werd vanaf 1985 ook jaarlijks het Holland Animation Film Festival in Utrecht georganiseerd. 19 FIGUUR 1. Plattegrond van de Utrechtse bioscopen en filmtheaters (1970-2005) 1.3. De grote plannen in de jaren negentig Begin jaren negentig werd bioscoop Palace gesloten en werd de exploitatie van bioscoop Rembrandt overgenomen door Pathé Theatres B.V. 20 In dezelfde periode kwam de samenwerking tussen Stelling en Tuschinski ten einde en verdween Tuschinski van de Utrechtse filmmarkt. 21 In de loop van de jaren negentig wilden Bioscooponderneming Wolff en Henk Camping (toenmalig directeur van t Hoogt) het aantal filmzalen in Utrecht uitbreiden. In 1999 dienden zij gezamenlijk een plan in bij de gemeente voor de bouw van een artplex; een gecombineerde arthouse-/filmtheater-/festival-accommodatie. Met de gedachte dat meer aanbod op één locatie het filmklimaat in Utrecht zou 19 Hogenkamp en De Wit, 166-171. 20 Rembrandt, Utrecht, Oudegracht 73 Cinema Context 29-10-2012 www.cinemacontext.nl. 21 Rebecca Boon, 26.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 7 verbeteren, stelden Camping en Wolff voor alle Utrechtse filmtheaters en bioscopen te fuseren tot één artplex. 22 Stelling zag een dergelijke fusie niet zitten. Hij wilde een centrum voor film- en beeldcultuur realiseren dat naast de bestaande filminstellingen zou fungeren. Stelling diende een eigen voorstel in bij de gemeente voor de bouw van het Louis Hartlooper Complex. 23 De gemeente stelde vervolgens een adviescommissie in, om beide initiatieven te beoordelen. Voordat de adviesnota werd gepubliceerd, met daarin een positief advies voor de bouw van een gecombineerd artplex, verleende de Utrechtse wethouder van Cultuur echter al toestemming voor het plan van Stelling. 24 In 2004 werd het Louis Hartlooper Complex geopend, maar een artplex is tot op heden nog niet gerealiseerd. 25 1.4. Belangrijke spelers op de Utrechtse filmmarkt Een aantal personen en ondernemingen speelde vanaf de jaren zeventig een grote rol bij de ontwikkeling van de Utrechtse film- en bioscoopcultuur. Bijvoorbeeld Huub Bals, die in de jaren zeventig filmtheater t Hoogt openende. Bals was daarvoor werkzaam geweest bij Bioscooponderneming Wolff en had tussen 1963 en 1972 verscheidene filmevenementen, zoals de tweejaarlijkse Cinemafestatie, georganiseerd. Een jaar na opening van t Hoogt, droeg Bals het directeurschap over aan Ruud Backx. 26 Backx werd in 1984 opgevolgd door toenmalig Hoogt-programmeur Henk Camping. Vóór zijn werkzaamheden in Utrecht was Camping betrokken bij de oprichting van de vereniging voor alternatieve filmvertoning en -distributie (Het Vrije Circuit) en bij de oprichting van het Haagse Filmhuis. 27 Onder het directeurschap van Camping werd de band tussen t Hoogt en Bioscooponderneming Wolff versterkt. Wolff behoorde sinds 1985 tot een van de vier A- ondernemingen in Nederland; ondernemingen die vijf procent of meer van de bioscoopmarkt in handen hebben. Ondanks het grootschalige karakter, probeerde Wolff alle aangesloten bioscopen de sfeer van een professioneel familiebedrijf te laten ademen. 28 Bioscooponderneming Wolff hechtte daarnaast ook waarde aan goede samenwerking met t Hoogt en Springhaver. Zo werd samengewerkt tijdens de 22 Het filmhuis voorbij, 2. 23 Geschiedenis van het gebouw Louis Hartlooper Complex 29-10-2012 http://www.louishartloopercomplex.nl. 24 Het filmhuis voorbij, 4. 25 Hogenkamp en De Wit, 178-180. 26 Bas Agterberg, Uit is de filmstad in. De artfilm en de Cinemafestatie 1955-1978 in Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, red. Bas Agterberg et.al. (Utrecht: Stichting Matrijs, 2009): 137. 27 De Zwaan, 159-162. 28 Boon, 17-18.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 8 filmfestivals, regelde Stelling alle filmboekingen voor Springhaver via Wolff en ontwikkelden Camping en Wolff een plan voor een gedeelde artplex. 29 Een andere belangrijke naam binnen de Utrechtse filmcultuur is Jos Stelling. In de jaren zeventig regisseerde en produceerde Stelling een aantal succesvolle films en opende hij filmtheater Springhaver. Daarnaast zette hij de Nederlandse Filmdagen op poten. 30 Stelling maakte onder andere samen met Camping deel uit van het Utrechts Filmoverleg. Deze organisatie wilde in de jaren tachtig het filmklimaat in Utrecht versterken door zich actief bezig te houden met het gemeentelijk filmbeleid en filmproductie. 31 Tot slot opende Stelling in 2004 een tweede filmtheater, het Louis Hartlooper Complex. Daarmee verwierf hij een grotere plek op de Utrechtse filmmarkt. 32 29 Boon, 24-26. 30 Hogenkamp en De Wit, 170. 31 De Zwaan, 152. 32 Hogenkamp en De Wit, 170.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 9 2. Algemene kenmerken van de filmtheaters 2.1. Locatie en capaciteit Bij de opening van t Hoogt in 1973 beschikte het pand over een filmzaal, theaterzaal, expositieruimte, eethuis en café. Het filmtheater was gevestigd in verschillende gebouwen aan de Hoogt 4-10 en de Slachtstraat 1-3, die onderling met elkaar verbonden waren. De verschillende zalen waren verdeeld over twee gedeeltes van het pand, die met elkaar verbonden werden door een binnenplaats. 33 Toen Backx in 1974 aantrad als directeur, besloot hij zich meer op film te richten. Hij liet de expositiezaal sluiten en in 1978 verbouwde hij de eetzaal tot tweede filmzaal. Backx s opvolger, Camping, zette dit beleid voort en in 1991 werd de theaterzaal ook verbouwd tot filmzaal. 34 Anno 2000 beschikte t Hoogt over een café-restaurant en drie filmzalen met een totale capaciteit van 220 zitplaatsen. Filmzaal één was gevestigd op de eerste verdieping van het hoofdgebouw en had 126 zitplaatsen. Zaal twee en drie bevonden zich in het bijgebouw en beschikten over 48 en 38 zitplaatsen. 35 Filmtheater Springhaver werd in 1978 geopend aan de Springweg 50 en bestond destijds uit één filmzaal en een foyer. In 1983 kocht Stelling een naburig café, gevestigd aan de Springweg 52, om zijn filmtheater uit te bereiden met een horecagelegenheid. Vervolgens kocht hij ook het tussengelegen pand op nummer 51, om daar in 1985 een tweede filmzaal te realiseren. In 1989 verbouwde Stelling de foyer om daar een eetgelegenheid te creëren en tevens de drie panden beter met elkaar te verbinden. 36 Anno 2000 beschikte Springhaver over een café, een foyer en twee filmzalen met een totale capaciteit van 159 zitplaatsen. Filmzaal één was gevestigd in het pand aan de Springweg 50 en had 110 zitplaatsen. Zaal twee bevond zich op nummer 51 en beschikte over 49 zitplaatsen. 37 Bij de opening van Movies in 1978 bestond het pand aan de Voorstraat 89 uit twee aparte filmondernemingen: City en Movies. Door het balkon van de bioscoopzaal City af te scheiden en deze ruimte op te splitsen, werden twee filmzalen voor Movies gerealiseerd. Movies beschikte verder over een eigen ingang en een eigen foyer. 38 Begin jaren tachtig trok bioscoop City niet voldoende bezoekers meer. Om sluiting te voorkomen, besloten de programmeurs in City thema-avonden te organiseren met betrekking tot de betere film. Deze thema-avonden waren een succes. Daarom besloot 33 Utrecht Hoogt Documentatie.org 29-10-2012 www.documentatie.org. 34 De Zwaan, 158-163. 35 Zaalverhuur t Hoogt 29-10-2012 www.hoogt.nl. 36 Springhaver Het Utrechts Archief 20-10-2012 www.hetutrechtsarchief.nl; Over Springhaver Springhaver 29-10-2012 http://www.springhaver.nl. 37 Het filmhuis voorbij, 9. 38 De Zwaan, 164.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 10 Wolff in 1984 de scheiding tussen City en Movies ongedaan te maken. City/Movies werd één complex voor arthousefilm. 39 Anno 2000 beschikte City/Movies over twee foyers en drie filmzalen met een totale capaciteit van 508 zitplaatsen. Filmzaal één was gevestigd op de begane grond en had 338 zitplaatsen. Zaal twee en drie bevonden zich op de tweede verdieping en beschikten allebei over 85 zitplaatsen. 40 Het Louis Hartlooper Complex werd in 2004 geopend aan de Tolsteegbrug 1 en bestond uit een foyer, een café, twee vergaderzalen en vier filmzalen met een totale capaciteit van 439 zitplaatsen. Filmzaal één was gevestigd onder straatniveau en had 197 zitplaatsen. Zaal twee, op de begane grond, beschikte over 106 zitplaatsen. De derde en vierde zaal waren gevestigd op de eerste verdieping en hadden 81 en 55 zitplaatsen. 41 2.2. Programmadoelstellingen en onderlinge verhoudingen In de publicaties van Boon, De Zwaan en Hogenkamp en De Wit zijn de programmadoelstellingen van de Utrechtse filmtheaters beknopt samengevat. De auteurs onderscheidden daarbij twee geprogrammeerde filmtypen: kwetsbare kwaliteitsfilms en arthousefilms. Deze filmtypen werden globaal gedefinieerd aan de hand van het publiek dat de films trokken. Arthouse trok een breder publiek dan kwetsbare kwaliteitsfilms. 42 Om de door Boon, De Zwaan en Hogenkamp en De Wit genoemde programmadoelstellingen beter te begrijpen, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de gedetailleerde definiëring uit de adviesnota. Kwetsbare kwaliteitsfilms zijn films gericht op een beperkt publiek, die met een tot vijf kopieën gedistribueerd worden. Arthousefilms bereiken een iets groter publiek en worden uitgebracht met tien of meer distributiekopieën. In de adviesnota wordt ook een derde filmtype geïntroduceerd: de bioscoopfilm. Dit betreft commerciële films die soms met meer dan 150 kopieën worden uitgebracht. Ook bioscoopfilms worden soms in filmtheaters vertoond. 43 Volgens De Zwaan wilde Bals voor t Hoogt een gebalanceerd programmaaanbod van klassiekers en avant-garde, om een breed publiek te trekken. 44 Deze omschrijving doet vermoeden dat t Hoogt was gericht op de vertoning van arthousefilms. Boon opperde in haar publicatie echter precies het tegenovergestelde; t Hoogt zou gericht zijn op de vertoningen van kunstzinnige kwaliteitsfilms. 45 Bij het definiëren van de programmadoelstellingen van Springhaver, spreken beide auteurs elkaar opnieuw tegen. Volgens Boon was Springhaver gericht op de vertoning van arthousefilms, terwijl 39 Hogenkamp en De Wit, 177. 40 Het filmhuis voorbij, 9; Utrecht Voorstraat 89 Documentatie.org 29-10-2012 www.documentatie.org 41 Zalen en facaliteiten Louis Hartlooper Complex 29-10-2012 http://www.louishartloopercomplex.nl 42 Boon, 21 en 25. 43 Het filmhuis voorbij, 6. 44 De Zwaan, 161. 45 Boon, 21.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 11 De Zwaan oppert dat Springhaver vooral kwetsbare kwaliteitsfilms vertoonde. 46 Hogenkamp en De Wit deelden de mening van De Zwaan. Volgens hen bevatte het programma van Springhaver voornamelijk kunstzinnige films. 47 City/Movies en het Louis Hartlooper Complex waren volgens Hogenkamp en De Wit beide gericht op de vertoning van arthousefilms. 48 In de publicaties van Boon en De Zwaan zijn de programmadoelstellingen van City/Movies en Louis Hartlooper Complex niet of nauwelijks beschreven. Beide onderzoeken hadden namelijk betrekking op de periode voor de opening van het Louis Hartlooper Complex. Daarnaast heeft Boon Bioscooponderneming Wolff in zijn geheel geanalyseerd en niet alle afzonderlijke bioscopen. Hierdoor bleef de informatie omtrent City/Movies vrij beperkt. Waarom De Zwaan niet meer informatie verschaft omtrent de doelstellingen van City/Movies, is niet duidelijk. Boon besteedde in haar publicatie aandacht aan de onderlinge verhoudingen tussen t Hoogt, Springhaver en Bioscooponderneming Wolff. Volgens haar had elke onderneming een andere doelgroep, zodat geen sprake was van onderlinge concurrentie. Toch signaleerde Boon een zekere spanning tussen t Hoogt en Springhaver, omdat eerstgenoemde subsidie ontving van de gemeente en laatstgenoemde niet. Boon heeft deze gedachte echter niet verder onderzocht of onderbouwd. Tot slot gaf zij aan dat er sprake was van samenwerking tussen de drie ondernemingen. Bijvoorbeeld tijdens de filmfestivals, maar ook bij de dagelijkse exploitatie zoals de filmboekingen die Stelling via Wolff regelde. 49 46 Boon, 22; De Zwaan, 163. 47 Hogenkamp en De Wit, 170. 48 Ibidem, 177-178. 49 Boon, 21-27.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 12 3. Programmering van de filmtheaters 2000-2005 3.1. Methode Er is een steekproef genomen van filmladders gepubliceerd in het (AD) Utrechts Nieuwsblad in de jaren 2000, 2003 en 2005. 50 Deze inventarisatie leverde een dataset op van 1109 voorstellingen en 933 verschillende films. Voor de individuele films is de volgende informatie opgezocht: productiejaar, land van herkomst, Nederlandse distributeur en aantal uitgebrachte distributiekopieën. In de dataset is verder opgenomen in welk(e) filmtheater(s) de film werd vertoond (bijlage 3). Hierbij is niet vermeld hoe lang de film in het betreffende theater draaide, aangezien dit voor het doel en de omvang van mijn onderzoek niet direct van belang was. De productie- en distributiegegevens van de films zijn verkregen via de Internet Movie Database, 51 Het Nederlands jaarboek film (1986 en 1990), 52 Filmjaarboek (1990-2005) 53 en jaarverslagen van de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie en de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten. 54 Informatie omtrent in Nederland vertoonde films wordt pas sinds 1980 gepubliceerd, waarbij niet het volledige filmaanbod is opgenomen. Daarom ontbreken in de dataset voor 182 films de gegevens over de distributeurs en voor 246 films de gegevens over het aantal distributiekopieën. De missing values zijn in de programma-analyse buiten beschouwing gelaten, maar voor de volledigheid wel vermeld in de opgestelde tabellen. Met behulp van de dataset wordt in dit hoofdstuk voor alle vier filmtheaters een programmaprofiel opgesteld. Hoeveel films werden in 2000, 2003 en 2005 vertoond? Wat voor type distributeur leverde het grootste deel van de films (major, independent of gesubsidieerd)? En wat voor type film werd gemiddeld vertoond? Om het gemiddeld vertoonde filmtype te kunnen berekenen, op basis van het aantal distributiekopieën, is de definiëring zoals gegeven in de adviesnota verder gespecificeerd. Films uitgebracht met één tot tien kopieën worden gecategoriseerd als kwetsbare kwaliteitsfilm, films met tien tot 50 kopieën als arthousefilm en films met 50 kopieën of meer als bioscoopfilm. 50 Utrechts Nieuwsblad, 2000; Utrechts Nieuwsblad, 2003; Utrechts Nieuwsblad, 2005; AD Utrechts Nieuwsblad, 2005. 51 Internet Movies Database 22-10-2012 www. imdb.com. 52 Stichting Filmuitgaven, Het Nederlands jaarboek film 1986 Alle films van 1985 (Houten: Unieboek B.V., 1986); Stichting Filmuitgaven, Het Nederlands jaarboek film 1990 Alle films van 1989 (Houten: Het Wereldvenster, 1990). 53 Stichting Filmuitgaven, Filmjaarboek 1990-1995. Alle van 1990 tot en met 1995 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms (Amsterdam: International Theatre & Film Books, 1996); Stichting Filmuitgaven, Filmjaarboek 1997-1999. Alle in 1997-1999 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms (Amsterdam: International Theatre & Film Books, 1997-1999); Stichting Filmuitgaven, Filmjaarboek 2000-2005. Alle bioscoopfilms van 2000-2005 (Amsterdam: International Theatre & Film Books, 2000-2005). 54 Jaarverslag 2000-2003 Nederlandse Federatie voor de Cinematografie 22-10-2012 www.nfcstatistiek.nl; Jaarboek 2005-2006/ Jaarverslag 2004-2005 Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten 22-10-2012 www.nvbinfocentrum.nl

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 13 3.2. Het grote, diverse aanbod van t Hoogt In 2000 bestond het aanbod van t Hoogt uit 141 films, waarvan er zes ook elders vertoond werden. In 2003 werden 236 films geprogrammeerd, waarvan er elf ook in een van de andere filmtheaters te zien waren. In 2005 werden 266 films vertoond, waarvan er veertien ook elders draaiden. Theater t Hoogt vertoonde voornamelijk Europese films. In 2000 en 2003 gold dit voor 72% en in 2005 voor 80% van de vertoonde films (tabel 1). In alle drie toetsjaren waren de vertoonde Europese films voornamelijk geproduceerd in Frankrijk, maar in 2005 was ook ruim 22% afkomstig uit Nederland. Van de in 2000 en 2003 vertoonde films was ongeveer 20% geproduceerd vóór 1980 en van de in 2005 vertoonde films ongeveer 28% (tabel 2). Verder bestond het aanbod in de drie toetsjaren gemiddeld voor ongeveer 38% uit recente films; films geproduceerd in het toetsjaar of in het jaar daarvoor. In 2000 werd het merendeel van de geprogrammeerde films geleverd door gesubsidieerde filmdistributeurs, maar in 2003 en 2005 door independents (tabel 3). Tot slot was t Hoogt gericht op de vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms. Gedurende de drie toetsjaren nam het aanbod van dit filmtype echter af van 86% tot 71%. Het aandeel arthousefilms nam in deze periode toe van 13% tot 24% en het aandeel bioscoopfilms van 1% tot 6% (tabel 4). 3.3. De Britse en Amerikaanse arthousefilms in Springhaver In 2000 bestond het aanbod van Springhaver uit 53 films, waarvan er negen ook elders te zien waren. In 2003 werden 33 films geprogrammeerd. Daarvan waren er twaalf ook in een van de andere filmtheaters te zien. In 2005 werden 49 films vertoond, waarvan er 28 ook elders draaiden. Ook Springhaver vertoonde voornamelijk films afkomstig uit Europa. In 2000 en 2003 gold dit voor respectievelijk 59% en 66% van de vertoonde films en in 2005 voor 52% (tabel 1). In alle drie toetsjaren waren de vertoonde Europese films voornamelijk geproduceerd in Groot-Brittannië en Frankrijk. Van de in 2000 vertoonde films was 77% recent geproduceerd. In 2003 en in 2005 bestond respectievelijk 88% en 86% van het aanbod uit recente films (tabel 2). Verder werden in alle drie toetsjaren voornamelijk films geprogrammeerd die geleverd waren door independent filmdistributeurs (tabel 3). Tot slot was ook Springhaver voor een groot deel gericht op de vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms. Het aanbod in 2000 en in 2005 bestond voor respectievelijk 62% 53% uit dit filmtype. Maar in 2003 was het merendeel (55%) echter afkomstig uit de categorie arthousefilm (tabel 4).

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 14 3.4. De recente bioscoopfilms in City/Movies In 2000 bestond het aanbod van City/Movies uit 70 films, waarvan er tien ook elders te zien waren. In 2003 werden 78 films geprogrammeerd. Daarvan waren er veertien ook in een van de andere filmtheaters te zien. In 2005 werden 81 films vertoond, waarvan er elf ook elders draaiden. De films die in City/Movies werden vertoond, waren voornamelijk afkomstig uit Noord Amerika. In 2000 en in 2005 gold dit voor respectievelijk 50% en 69% van de vertoonde films. In 2003 was het merendeel (46%) echter afkomstig uit Europa (tabel 1). Van de in 2000 vertoonde films was 85% recent geproduceerd. In 2003 en in 2005 bestond respectievelijk 82% en 96% van het aanbod uit recente films. Het jaar 2003 was overigens het enige toetsjaar waarin City/Movies ook films programmeerde die ouder waren dan vijf jaar (tabel 2). In alle drie toetsjaren was het aantal films geleverd door major filmdistributeurs vrijwel gelijk aan dat geleverd door independents. In 2000 en 2005 werden iets meer films geleverd door majors en in 2003 iets meer door independents (tabel 3). Tot slot was City/Movies, gemiddeld over de drie toetsjaren, voornamelijk gericht op de vertoning van arthousefilms. Het aanbod in 2000, 2003 en 2005 bestond voor respectievelijk 62%, 39% en 43% uit dit filmtype. De categorie bioscoopfilm werd in de loop van de onderzoeksperiode echter steeds belangrijker, met in 2000, 2003 en 2005 bijdragen van respectievelijk 27%, 38% en 46%. In 2005 bestond het merendeel van het aanbod uit bioscoopfilms (tabel 4). 3.5. Het Louis Hartlooper Complex: recente Europese kwaliteitsfilms In 2005 bestond het aanbod van het Louis Hartlooper Complex uit 106 films en daarvan waren 35 films ook in een van de andere filmtheaters te zien. De films die in het Louis Hartlooper Complex werden geprogrammeerd, waren voornamelijk (64%) afkomstig uit Europa (tabel 1). In alle drie toetsjaren waren de vertoonde Europese films voornamelijk geproduceerd in Frankrijk en Nederland. In 2005 was 71% van de vertoonde films recent geproduceerd en was 6% van het aanbod geproduceerd voor 1980 (tabel 2). Verder werd het merendeel (88%) van de geprogrammeerde films geleverd door independent filmdistributeurs (tabel 3). Tot slot was het Louis Hartlooper Complex voornamelijk gericht op de vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms. Het aanbod bestond voor 59% bestond uit dit filmtype en voor 41% uit arthousefilms (tabel 4).

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 15 4. Interpretatie van de onderlinge verhouding 4.1. Voor de opening van het Louis Hartlooper Complex Filmtheaters t Hoogt, Springhaver en City/Movies werden geexploiteerd door drie verschillende partijen; Henk Camping was directeur van t Hoogt, Jos Stelling van Springhaver en City/Movies was in beheer van Bioscooponderneming Wolff. Wolff was de grootste partij binnen het filmtheatercircuit. De onderneming had met een filmtheater van 508 zitplaatsen maar liefst 57% van de afzetmarkt voor niet-commerciële filmvertoning in handen. Daarnaast wist Wolff zijn positie te versterken door directe samenwerkingsverbanden met Camping en Stelling. Dit varieerde van plannen voor een gezamenlijk artplex met Camping, tot verantwoordelijk zijn voor de filmboekingen van Springhaver. t Hoogt en Springhaver waren met respectievelijk 220 en 159 zitplaatsen een stuk kleiner dan City/Movies. De capaciteit van de filmtheaters was niet het enige verschil tussen t Hoogt, Springhaver en City/Movies. Zo waren t Hoogt en Springhaver gericht op de vertoning van Europese kwetsbare kwaliteitsfilms, terwijl City/Movies veelal Noord Amerikaanse arthousefilms programmeerde. Verder werden in t Hoogt relatief veel oude films vertoond, terwijl Springhaver en City/Movies voornamelijk recente films programmeerden. Tot slot programmeerde Springhaver in 2000 en 2003 verruit het kleinste aantal (verschillende) films en, ondanks het feit dat Wolff de grootste filmonderneming was, was t Hoogt het filmtheater waar de meeste (verschillende) films werden vertoond. Er waren ook overeenkomsten tussen de drie filmtheaters. t Hoogt en Springhaver waren beide relatief klein en programmeerden hetzelfde type films. Deze overeenkomst zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat Camping en Stelling beiden wel samenwerkten met Wolff (City/Movies), maar geen direct onderling samenwerkingsverband hadden; de twee exploitanten waren concurrenten. Een andere overeenkomst is te vinden in het programma-aanbod van Springhaver en City/Movies. Beide filmtheaters vertoonden voornamelijk recent geproduceerde films. Aangezien beide ondernemingen echter verschillende filmtypen programmeerden, was hier geen sprake van concurrentie. Verder vertoonden alle drie filmtheaters voornamelijk films geleverd door independent filmdistributeurs. Tot slot was één van de opvallendste overeenkomsten het feit dat in 2000 en 2003 één film in alle drie theaters werd vertoond. In 2000 en in 2003 werd ongeveer 5% van alle films in meer dan één filmtheater geprogrammeerd (tabel 5).

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 16 4.2. Na de opening van het Louis Hartlooper Complex Het Louis Hartlooper Complex werd geopend in een andere periode dan de overige drie filmtheaters en de opening heeft een aantal veranderingen teweeg gebracht in de onderlinge verhoudingen. Het filmtheater werd geexploiteerd door Stelling, waardoor een machtsverschuiving plaatsvond; Stelling werd de grootste partij binnen het filmtheatercircuit in plaats van Wolff. Met zijn twee ondernemingen beschikte Stelling over 598 zitplaatsen en daarmee 45% van de afzetmarkt voor niet-commerciële filmvertoning. Bij het bestuderen van de distributiepatronen in 2005 valt op dat de verdeling van filmdistributeurs voor Springhaver en het Louis Hartlooper Complex vrijwel gelijk was. Hieruit valt te concluderen dat Stelling na opening van het Louis Hartlooper Complex waarschijnlijk de directe samenwerking met Wolff voor de filmboekingen van Springhaver beëindigde. Dit versterkte de positie van Stelling ten opzichte van Camping en Wolff. In 2005 was Henk Camping de kleinste partij op de filmtheatermarkt. Desondanks vertoonde t Hoogt ook in dat jaar de meeste (verschillende) films. Het aanbod in Springhaver en City/Movies nam iets toe ten opzichte van voorgaande jaren, maar in beide theaters werden minder films geprogrammeerd dan in het Louis Hartlooper Complex. Daarnaast vertoonde het Louis Hartlooper Complex, net als Springhaver en City/Movies, voornamelijk recent geproduceerde films. Maar in tegenstelling tot de twee andere filmtheaters, bestond het aanbod van het Louis Hartlooper Complex ook voor 5% uit oudere films. Verder was het Louis Hartlooper Complex, net als t Hoogt en Springhaver, gericht op de vertoning Europese kwetsbare kwaliteitsfilms. Deze drie filmtheaters verkregen het merendeel van hun films via independent filmdistributeurs. Er was daarom nog steeds sprake van concurrentie tussen Camping en Stelling, maar beide partijen concurreerden opnieuw niet met Wolff (City/Movies). Hierbij speelt het feit dat City/Movies in 2005 voornamelijk door majors geleverde bioscoopfilms vertoonde, een grote rol. Tot slot werd in 2005 ongeveer 9% van het totaal aantal geprogrammeerde films in meer dan één filmtheater vertoond (tabel 5).

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 17 Conclusie In deze scriptie heb ik getracht de verhouding tussen Utrechtse filmtheaters t Hoogt, Springhaver, City/Movies en het Louis Hartlooper Complex in de periode 2000 tot en met 2005 op verschillende niveaus te beschrijven. De filmtheaters waren gevestigd in een stad waar de filmcultuur vanaf 1970 relatief goed bleef floreren. Initiatieven zoals de filmfestivals, zorgden bijvoorbeeld jaarlijks voor een stimulans van de populariteit van het medium. De vier filmtheaters werden geëxploiteerd door drie partijen; t Hoogt door Henk Camping, City/Movies door Bioscooponderneming Wolff, Springhaver en het Louis Hartlooper Complex door Jos Stelling. Anno 2005 beschikten deze partijen gezamenlijk over twaalf filmzalen met een totale capaciteit van 1326 zitplaatsen. In voorgaande publicaties waren tegenstrijdige beschrijvingen te vinden van de programmadoelstellingen van t Hoogt en Springhaver. Na het analyseren van het programma-aanbod in de jaren 2000 tot en met 2005, kan gesteld worden dat beide filmtheaters voornamelijk kwetsbare kwaliteitsfilms vertoonden. Daarom heb ik, in tegenstelling tot andere auteurs, in deze scriptie beargumenteerd dat er sprake was van concurrentie tussen beide filmtheaters. De bevindingen omtrent de programmering van City/Movies kwamen wel overeen met eerder gepubliceerde programmadoelstellingen. Qua programmadoelstellingen van het Louis Hartlooper Complex wil ik de eerder gepubliceerde karakteristieken graag ontkrachten. Het betreffende filmtheater is namelijk niet gericht op de vertoning arthousefilms, maar op kwetsbare kwaliteitsfilms. Uit de interpretatie van de onderlinge verhoudingen blijkt dat tussen de vier filmtheaters zowel overeenkomsten als verschillen bestonden. Bijvoorbeeld met betrekking tot capaciteit (groot of klein), vertoonde filmtypen (kwetsbare kwaliteitsfilms of arthousefilms) of distributeurs. Maar ook met betrekking tot de geprogrammeerde films, die af en toe in meer dan één filmtheater vertoond werden. Tot slot valt op dat met de opening van het Louis Hartlooper Complex de verhoudingen tussen de filmtheaters veranderden. Zo was Wolff niet langer de grootste partij binnen het filmtheatercircuit, maar verschoof de macht naar Stelling. Maar veel belangrijker was de verschuiving van een enigszins coherente, naar een meer gefragmenteerde filmmarkt. Na de opening van het Louis Hartlooper Complex was namelijk minder sprake van directe samenwerkingsverbanden en de concurrentie tussen de verschillende partijen nam toe. Met de bevindingen die ik in deze scriptie heb gepresenteerd, hoop ik te laten zien wat de toegevoegde waarde is van een programma-analyse voor de Utrechtse situatie. Door te focussen op een relatief korte onderzoeksperiode, was het mogelijk gedetailleerde programmaprofielen op te stellen voor de filmtheaters. De keuze om in

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 18 mijn onderzoek informatie omtrent draaiperioden van films buiten beschouwing te laten, heeft hier ook aan bijgedragen. Bij vervolgonderzoek is het raadzaam om wel na te gaan hoe lang individuele films werden vertoond, om zo beter inzicht te krijgen in de programmastrategieën. Tot slot is het dan ook zinvol een langere periode te bestuderen, om zo inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de filmprogramma s door de jaren heen.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 19 Bibliografie Literatuur Agterberg, Bas. Uit is de filmstad in. De artfilm en de Cinemafestatie 1955-1978. In Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, geredigeerd door Bas Agterberg et.al., 166-181. Utrecht: Stichting Matrijs, 2009. Boon, Rebecca. In het kader van de Utrechtse projectie: Onderzoek naar de geschiedenis van de Utrechtse operateur van 1955 tot heden. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2002. Het filmhuis voorbij. Utrecht: Gemeente Utrecht, 2002. Hogenkamp, Bert, en Herman de Wit. De beleving van film moet de essentie zijn. Van bioscoop naar cultiplex 1980-2009. In Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, geredigeerd door Bas Agterberg et.al., 166-181. Utrecht: Stichting Matrijs, 2009. Lotze, Kathleen, en Philippe Meers. Citizen Heylen. Opkomst en bloei van het Rexconcern binnen de Antwerpse bioscoopsector (1950-1975). Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 80-107. Maltby, Richard. New Cinema Histories. In Explorations in New Cinema History. Approaches and Case Studies, geredigeerd door Richard Maltby, Daniël Biltereyst en Philippe Meers, 3-40. Oxford: Wiley-Blackwell, 2011. Stichting Filmuitgaven. Het Nederlands jaarboek Film 1986. Alle films van 1985. Houten: Unieboek B.V., 1986. ---. Het Nederlands jaarboek Film 1990. Alle films van 1989. Houten: Het Wereldvester, 1990. ---. Filmjaarboek 1990-1995. Alle van 1990 tot en met 1995 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre & Film Books, 1996. ---. Filmjaarboek 1997. Alle in 1997 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 1998. ---. Filmjaarboek 1998. Alle in 1998 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 1999. ---. Filmjaarboek 1999. Alle in 1999 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2000. ---. Filmjaarboek 2000. Alle in 2000 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2000 ---. Filmjaarboek 2001. Alle in 2001 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2002. ---. Filmjaarboek 2002. Alle in 2002 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2003.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 20 ---. Filmjaarboek 2003. Alle in 2003 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2004. ---. Filmjaarboek 2004. Alle in 2004 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2005. ---. Filmjaarboek 2005. Alle in 2005 in Nederland uitgebrachte bioscoopfilms. Amsterdam: International Theatre and Film Books, 2006 Vijver, Liesbeth van de, en Daniël Biltereyst. Hollywood versus lokaliteit. Het (on)gelijke aanbod van Amerikaanse en Europese film in de jaren dertig in Gent. Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 60-79. Zwaan, Klaas de. Laat u hersenspoelen. Filmhuis en arthouse 1968-1980. In Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, geredigeerd door Bas Agterberg et.al., 152-165. Utrecht: Stichting Matrijs, 2009. Vijver, Liesbeth van de, en Daniël Biltereyst. Hollywood versus lokaliteit. Het (on)gelijke aanbod van Amerikaanse en Europese film in de jaren dertig in Gent. Tijdschrift voor mediageschiedenis 13.2 (2010): 60-79. Zwaan, Klaas de. Laat u hersenspoelen. Filmhuis en arthouse 1968-1980. In Sensationele voorstellingen en passend vermaak. Film en bioscoop in Utrecht, geredigeerd door Bas Agterberg et.al., 152-165. Utrecht: Stichting Matrijs, 2009.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 21 Bronnen Cinema Context www.cinemacontext.nl Bioscopen Utrecht, jaar actief 1970-2005. Rembrandt, Utrecht, Oudegracht 73. Documentatie.org www.documentatie.org Utrecht Hoogt Utrecht Voorstraat 89 Het Utrechts Archief www.hetutrechtsarchief.nl Springhaver. t Hoogt www.hoogt.nl Zaalverhuur. Internet Movie Database (IMDb) www.imdb.com Informatie met betrekking tot de vertoonde films in 2000, 2003 en 2005. Koninklijke Bibliotheek www.kb.nl AD Utrechts Niewsblad: jaargang 2005, september t/m december. Louis Hartlooper Complex www.louishartloopercomplex.nl Geschiedenis van het gebouw. Zalen en facaliteiten. Nederlands Film Festival www.filmfestival.nl Festival & historie. Nederlandse Federatie voor de Cinematografie www.nfcstatistiek.nl Jaarverslag 2001. Jaarverslag 2002. Jaarverslag 2003 Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten www.nvbinfocentrum.nl Jaarboek 2005/ Jaarverslag 2004. Jaarboek 2006/ Jaarverslag 2005. Universiteitsbibliotheek Utrecht www.uu.nl/university/library/nl/pages/default.aspx Utrechts Nieuwsblad: jaargang 2000, januari t/m december. Utrechts Nieuwsblad: jaargang 2003, januari t/m december. Utrechts Nieuwsblad: jaargang 2005, januari t/m augustus.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 22 Utrecht Project www.utrechtproject.nl Utrecht Project. De geschiedenis van film, radio en televisie in de stad Utrecht. Springhaver www.springhaver.nl Over Springhaver.

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 23 Bijlagen 1. Tabellen TABEL 1 Continent van herkomst van de films in percentages (N = aantal films waarop de berekende percentages zijn gebaseerd) Theater 2000 % 2003 % 2005 % t Hoogt N=141 (42 coproducties) N=236 (78 coproducties) N=266 (66 coproducties) Azië 11,6 Azië 4,9 Azië 5,0 Afrika 2,4 Afrika 1,5 Afrika 1,6 Europa 72,9 Europa 72,1 Europa 80,8 N-Amerika 10,6 N-Amerika 18,5 N-Amerika 9,3 Z-Amerika 1,5 Z-Amerika 2,7 Z-Amerika 3,3 Oceanië 1,0 Oceanië 0,3 Oceanië 0,0 Springhaver N=53 (22 coproducties) N=33 (14 coproducties) N=49 (11 coproducties) Azië 4,6 Azië 1,7 Azië 9,4 Afrika 0,0 Afrika 0,0 Afrika 0,0 Europa 58,6 Europa 66,1 Europa 51,5 N-Amerika 31,0 N-Amerika 25,0 N-Amerika 34,4 Z-Amerika 3,5 Z-Amerika 3,6 Z-Amerika 4,7 Oceanië 2,3 Oceanië 3,6 Oceanië 0,0 City/Movies N=70 (22 coproducties) N=78 (27 coproducties) N=81 (6 coproducties) Azië 4,1 Azië 2,7 Azië 0,0 Afrika 0,0 Afrika 0,0 Afrika 0,0 Europa 43,4 Europa 46,0 Europa 30,7 N-Amerika 50,5 N-Amerika 44,2 N-Amerika 69,3 Z-Amerika 1,0 Z-Amerika 0,0 Z-Amerika 0,0 Oceanië 1,0 Oceanië 7,1 Oceanië 0,0 Louis N=0 N=0 N=106 (28 coproducties) Hartlooper Azië - Azië - Azië 11,4 Complex Afrika - Afrika - Afrika 0,0 Europa - Europa - Europa 63,6 N-Amerika - N-Amerika - N-Amerika 22,1 Z-Amerika - Z-Amerika - Z-Amerika 2,9 Oceanië - Oceanië - Oceanië 0,0

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 24 TABEL 2 Productiejaar van de films in percentages (N = aantal films waarop de berekende percentages zijn gebaseerd) Theater 2000 % 2003 % 2005 % 't Hoogt N=141 N=236 N=266 Voor 1950 7,8 Voor 1950 2,9 Voor 1950 8,3 1950-1960 3,5 1950-1960 4,2 1950-1960 8,3 1960-1970 5,7 1960-1970 8,0 1960-1970 6,8 1970-1980 4,3 1970-1980 4,2 1970-1980 4,1 1980-1990 5,7 1980-1990 6,3 1980-1990 6,4 1990-1995 8,5 1990-2000 17,7 1990-2000 7,1 1995 1,4 2000 7,2 2000 2,6 1996 0,7 2001 11,0 2001 3,4 1997 8,5 2002 25,4 2002 4,9 1998 16,3 2003 12,7 2003 8,3 1999 25,5 2004 0,4 2004 28,2 2000 12,1 2005 0,0 2005 11,6 Springhaver N=53 N=33 N=49 1995 0,0 2000 0,0 2000 0,0 1996 0,0 2001 12,1 2001 0,0 1997 3,8 2002 63,6 2002 0,0 1998 18,9 2003 24,3 2003 14,3 1999 54,7 2004 0,0 2004 63,3 2000 22,6 2005 0,0 2005 22,4 City/Movies N=70 N=78 N=81 1960-1970 0,0 1960-1970 1,3 1960-1970 0,0 1970-1980 0,0 1970-1980 1,3 1970-1980 0,0 1980-1990 0,0 1980-1990 0,0 1980-1990 0,0 1990-1995 0,0 1990-2000 5,2 1990-2000 0,0 1995 0,0 2000 1,3 2000 0,0 1996 0,0 2001 8,9 2001 2,5 1997 0,0 2002 46,1 2002 0,0 1998 14,3 2003 35,9 2003 1,2 1999 51,4 2004 0,0 2004 42,0 2000 34,3 2005 0,0 2005 54,3 Louis N=0 N=0 N=106 Hartlooper Voor 1950 - Voor 1950 - Voor 1950 0,9 Complex 1950-1960 - 1950-1960 - 1950-1960 0,0 1960-1970 - 1960-1970 - 1960-1970 1,9 1970-1980 - 1970-1980 - 1970-1980 2,8 1980-1990 - 1980-1990 - 1980-1990 0,0 1990-1995 - 1990-2000 - 1990-2000 5,7 1995-2000 - 2000 0,9 1996-2001 - 2001 4,7 1997-2002 - 2002 1,9 1998-2003 - 2003 10,4 1999-2004 - 2004 49,1 2000-2005 - 2005 21,7

De verhouding tussen Utrechtse filmtheaters, 2000-2005 Pagina 25 TABEL 3 Categorie van distributeurs in percentages (N = aantal films waarop de berekende percentages zijn gebaseerd; N 0 = aantal films van onbekende categorie) Theater 2000 % 2003 % 2005 % 't Hoogt N=114; N 0 =27 N=181; N 0 =55 N=181; N 0 =85 Major 8,8 Major 7,2 Major 6,1 Independent 29,8 Independent 42,5 Independent 58,0 Gesubsidieerd 58,8 Gesubsidieerd 37,0 Gesubsidieerd 33,1 Overig 2,6 Overig 13,3 Overig 2,8 Springhaver N=53; N 0 =0 N=33; N 0 =0 N=49; N 0 =0 Major 20,7 Major 9,1 Major 14,3 Independent 75,5 Independent 84,9 Independent 83,7 Gesubsidieerd 3,8 Gesubsidieerd 3,0 Gesubsidieerd 2,0 Overig 0,0 Overig 3,0 Overig 0,0 City/Movies N=66; N 0 =4 N=75; N 0 =3 N=81; N 0 =0 Major 51,5 Major 46,7 Major 49,4 Independent 47,0 Independent 52,0 Independent 48,1 Gesubsidieerd 1,5 Gesubsidieerd 1,3 Gesubsidieerd 2,5 Overig 0,0 Overig 0,0 Overig 0,0 Louis N=0; N 0 =0 N=0; N 0 =0 N=98; N 0 =8 Hartlooper Major - Major - Major 3,1 Complex Independent - Independent - Independent 87,7 Gesubsidieerd - Gesubsidieerd - Gesubsidieerd 9,2 Overig - Overig - Overig 0,0 TABEL 4 Type film in percentages (op basis van het aantal distributiekopieën; N = aantal films waarop de berekende percentages zijn gebaseerd; N 0 = aantal films met onbekend aantal distributiekopieën) Theater 2000 % 2003 % 2005 % 't Hoogt N=109; N 0 =32 N=152; N 0 =84 N=140; N 0 =126 Kwaliteitsfilm 86,2 Kwaliteitsfilm 75,0 Kwaliteitsfilm 70,7 Arthousefilm 12,9 Arthousefilm 22,4 Arthousefilm 23,6 Bioscoopfilm 0,9 Bioscoopfilm 2,6 Bioscoopfilm 5,7 Springhaver N=53; N 0 =0 N=33; N 0 =0 N=49; N 0 =0 Kwaliteitsfilm 62,3 Kwaliteitsfilm 45,5 Kwaliteitsfilm 53,1 Arthousefilm 37,7 Arthousefilm 54,5 Arthousefilm 44,9 Bioscoopfilm 0,0 Bioscoopfilm 0,0 Bioscoopfilm 2,0 City/Movies N=70; N 0 =0 N=74; N 0 =4 N=81; N 0 =0 Kwaliteitsfilm 11,1 Kwaliteitsfilm 23,0 Kwaliteitsfilm 11,1 Arthousefilm 61,9 Arthousefilm 39,2 Arthousefilm 43,2 Bioscoopfilm 27,0 Bioscoopfilm 37,8 Bioscoopfilm 45,7 Louis N=0; N 0 =0 N=0; N 0 =0 N=106; N 0 =0 Hartlooper Kwaliteitsfilm - Kwaliteitsfilm - Kwaliteitsfilm 59,4 Complex Arthousefilm - Arthousefilm - Arthousefilm 40,6 Bioscoopfilm - Bioscoopfilm - Bioscoopfilm 0,0