Nederlaiidsche Belaalmidde!



Vergelijkbare documenten
EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876.

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

AAN DE BURGERS DER OORLOGVOERENDE STATEN

/^ i^^^^d^^i^:^!^ ^^// t;-^ MUNTKWESTIE. IXlOl. üiicctoi' ot tlio rnion ]),ink of Spain and England. ->- «_Jir^^5^'^'":=^-ï_

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Een woord (wer e^'»^ keeraiide der ont?el"tins^ uil clr

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor:

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december Artikel 1.

Samenvatting. 1. Procedure

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

STANDAARD EN RUILMIDDEL

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

de coöperatie Coöperatieve Rabobank [plaats] Friesland Oost U.A., gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar?

2.1 Consument houdt bij Aangeslotene onder meer een dollarrekening aan.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. U I T S P R A A K Nr. 2000/111 Mo. i n d e k l a c h t nr hierna te noemen 'klager',

De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen).

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

IN NAAM DER KONINGIN

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten,

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN

Aan. de Tweede Kamer de Staten-Generaal.

Rederlandschlndisde laatschappij

Fysiek goud is de ultieme veilige haven en zou de basis moeten vormen van ieder vermogen.

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N,

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. P.G. Salvadori, secretaris)

Samenvatting. 1. Procedure

Concept Welvaart en Groei

HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. Sein 5. Sein 5. Veilig.

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

PRIJSBEHEERSCHING IS ZELFBEHEERSCHING

Praktische opdracht Economie Euro

: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

ONDERDEEL VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID RAYMAKERSKAYSER B.V. GEVESTIGD TE WEESP

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

Deviezenproblemen rondom de Tweede Wereldoorlog deel 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

instellingen, maar al is de beteekenis van den invloed dier bijzondere personen groot, na eene periode van belangstelling en enthousiasme voor

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

E F F E C T U E E L. augustus Slachtoffer van eigen succes? Hilaire van den Bergh

VOORWAARDELIJKE VEROORDEELING

BEZUINIGING OP MARINE

Hierbij doe ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over het Nederlandse goud toekomen.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

ALGEMENE VOORWAARDEN ALLROUND BACKOFFICE

Casus 3 Het zal je werk maar zijn

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

No. 108 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH-INDISCHE WEGENVEREENIGING 2«PRIJSVRAAG VERBETERING VAN KAMPONGWEGEN. «.amixtco.bandoelie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 juni 2005 (OR. en) 9550/05 UEM 130 ECOFIN 175

Administratiekantoor H.C. Snoei, gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene.

ALGEMENE VOORWAARDEN

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.

Artikel 1. Het muntstelsel van Suriname omvat munten en muntbiljetten. Artikel De rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname is de dollar.

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld

Vast-stelling begrooting openbaar lichaam,,de Wieringermeer" voor Wijziging begrooting Zuiderzeefonds voor 1936.

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Samenvatting Economie Internationale handel

De rechten van grootouders

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BRAND. oorzaken. verzorgd door N.V. Erven B. van der Kamp, Groningen

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet#

r-)j, ADRES NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TP:R BEVORDERING VAN NIJVERHEID AAN Zijne Majesteit den Koning, HAARLEM, Julij 1876.

Toeslagverlening Uitgave mei 2015

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

^ &^ee ^ Qylpmnei mi Q/Sén=^ ^eneiaa/.

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VOGELWACHT UTRECHT

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS

Turbo-liquidatie en de bestuurder

3. De brief met bijlagen van Consument van 12 februari 2010

Samenvatting. 1. Procedure

1. Behandeling van het geschil 2. Standpunt van de betrokkene

Transcriptie:

- = «-tti-js.tkjs»?" Je Depreciatie 9 i * van het Nederlaiidsche Belaalmidde! DOOR Mr. W. C. MEES R.Azn. (Naar aanleiding van de Verklaring van 14 economen betreffende de geldpolitiek.).^,-'>s^-: -c

- ^*~J

DE DEPRECIATIE VAN HET NEDERLANDSCHE BETAALMIDDEL. Half Mei zagen een veertiental economen, waaronder de ondergeteekende, zich gedrongen in eene gemeensctiappelijke verklaring hunne meening uiteen te zetten over de hier te lande gevolgde geldpolitiek. Deze toch baarde hun allen groote zorg. De waardedaling van de Nederlandsche munteenheid, niet alleen tegenover goederen en diensten, maar ook tegenover haren wettelijken standaard, het goud, begon zich steeds duidelijker af te teekenen. Dit werd reeds een zeer ernstig feit geacht, maar ernstiger oordeelden zij het, dat zelfs ter bevoegder plaatse de overtuiging niet aanwezig bleek, dat met kracht haar herstel van het kwaad moest worden gestreefd, althans tegen voortwoekering ervan maatregelen moesten worden genomen. Die overtuiging bleek tenminste niet naar buiten. Veeleer hoorde men van verschillende zijden beweren, dat men voor inflatie, d.i. verdere depreciatie van ons betaalmiddel, niet al te bang moest zijn, vooral wanneer het gold credieten aan het buitenland. De bedoelde verklaring bleef niet onbesproken. De hoop, dat daarbij belangrijke argumenten ter verdediging der gevolgde geldpolitiek zouden worden vernomen, werd echter niet vervuld. Wel vond de verklaring van verschillende kanten bestrijding. Deze was echter van weinig zakelijken aard. Een 17tal personen, welke zich gaarne, in tegenstelling met de onderteekenaren der verklaring, practici laten noemen, achtten zich genoopt tegen deze, in een tegenverklaring, een woord van ernstig protest uit te spreken. Deze tegenverklaring, door een zeer heterogeen gezelschap, waaronder een groot aantal politici van diverse pluimage, onderteekend, gaat een heel eind met de beschouwingen der verklaring mede, maar waarschuwt ertegen, die als richtsnoer voor het tegenwoordige oogenblik te nemen. Met name wil zij geen inkrimping der circulatie, omdat zij voor deflatie vreest, terwijl zij voorloopig geen goudafgifte aan het buitenland wenscht, om-

2 dat zulks thans toch niet de gewenschte gevolgen zal hebben. Zoo dadelijk komen wij hierop terug. Thans zij slechts er op gewezen, dat eene iets ruimere uiteenzetting, waarom de onderteekenaren juist voor het heden niet wenschen, hetgeen zij in het algemeen als juist erkennen, in de tegenverklaring meer op hare plaats zou zijn geweest dan een woord van protest. Want waartegen dat protest? Hiertegen, dat de 14 zich hebben vermeten eene opinie uit te spreken, waarmede de 17 het niet eens zijn? Gelukkig, dat dit toch niet de gebruikelijke wijze is, waarop in de wetenschap wordt gedebatteerd. In het algemeen wordt een argument daar nog meer op' prijs gesteld dan een protest. Of moet het protest soms dienst doen bij gebrek aan argumenten? Dat zulks wel eens voorkomt, vermoedt men ook, wanneer men de ;,Nieuwe Rotterdamsche Courant" aan de 14 ziet verwijten, dat zij zich mengen in eene zaak, welke uitsluitend de Directie van de Nederlandsche Bank aangaat, daar deze alleen aansprakelijk is voor de hier te lande gevolgde geldpolitiek. Wij zullen in het midden laten of op het gebied dier politiek de verant-, woordelijkheid niet door de directie onzer circulatiébank met de regeering wordt gedeeld en volstaan met hier de hoop uit te spreken, dat de door de genoemde courant blijkbaar voor de geldpolitiek gehuldigde opvatting, dat ieder zijn mond moet houden over zaken, waarvoor de verantwoordelijkheid bij een ander berust, nimmer de heerschende worde voor de politiek in het algemeen. Met onze democratische regeeringsvorm ware het dan gedaan. Maar laat ik afstappen van de bestrijding, welke de verrlaring heeft uitgelokt, daar die bestrijding weinig houvast geeft voor debat. Zij is ook spoedig verstomd. In de gevolgde politiek kwam echter sinds de verklaring het licht zag, geenerlei wijziging, met het noodlottig gevolg, dat de Nederlandsche gulden steeds meer tegenover het goud is gedeprecieerd. Ook van beter inzicht in de zaak bleek tot dusverre niet. Bij de behandeling van het aan Duitschland te verleenen crediet van f 200.000.000 in de Staten-Generaal, kwam weder duidelijk uit, dat zij, die in ons land omtrent de publieke zaak hebben te beslissen, den ernst der geldkwestie in het geheel niet inzien. Het zij mij daarom vergund nogmaals op deze zoo uiterst belangrijke aangelegenheid terug te komen. Te meer meen ik, dat daarvoor reden aanwezig is, omdat van verschillende kanten is

o beweerd, dat de verklaring van 15 Mei vaag en niet in alle opzichten duidelijk is geweest. In verband niet deze bewering komt het mij goed voor die verklaring nog eens zin voor zin te doen afdrukken, thans voorzien van kantteekeningen, waarvan ik hierbij uitdrukkelijk verklaar, dat ze geheel voor mijne persoonlijke rekening zijn. hi'die kantteekeningen zal ik waarschijnlijk meermalen uiteenzettingen geven, welke aan vele lezers van dit tijdschrift volkomen overbodig zullen voorkomen, daar zij voor hen die zich geregeld met economische vraagstukken bezig houden geheel vanzelf sprekend schijnen. Of dit laatste echter werkelijk steeds het geval is, gaat men haast betwijfelen, als men op het gebied van het geldwezen telkens vragen hoort stellen van eene soort, welke men allerminst had verwacht. Het is mogelijk, dat die vragen niet altijd geheel serieus moeten worden opgevat en soms den bekenden weg gelden, maar in het algemeen mag men dat toch niet aannemen, waarom ik mij verplicht zal zien hier en daar meer uit te weiden dan oppervlakkig beschouwd noodig lijkt. Het doel van dit artikel is in hoofdzaak te bereiken, dat voortaan niemand meer kan zeggen: Ik weet niet, wat die verklaring eigenlijk wil. Een soms herhalen van hetgeen ook van andere zijde reeds werd betoogd, schijnt mij hier alleszins gerechtvaardigd, zoolang de publieke opinie tegen de tegenwoordige geldpolitiek niet met beslistheid heeft stelling genomen. Zoo ergens dan is hier een frapper toujours" noodzakelijk. Onder de ingewikkelde sociaal-economische vragen, die hier te lande op het oogenbiik eene oplossing eischen, neemt dat der geldpolitiek, als onderdeel van het duurtevraagstuk, een eerste plaats in." Dat er verband bestaat tusschen duurtevraagstuk en geldpoli-' tiek, wordt door geen enkel econoom betwijfeld, al zijn er over den aard van dat verband verschillende meeningen. Algemeen wordt erkend, dat uitzetting van de in omloop zijnde betaalmiddelen de prijzen omhoog drijft, M^anneer de behoefte aan betaalmiddel niet tevens toeneemt. Omtrent dit punt is nadere uitweiding dus overbodig. Doordrongen van de groote volksbelangen, welke liij een ordelijk en waardevast ruilmiddel, vooral thans, betrokken zijn, achten ondergeteekenden het hun plicht een woord van ernstige waar-

4 schuwing te doen hooreii tegen de neiging in vele kringen, om in een voortgaande uitzetting van het ruilmiddel, met haar direct gevolg van ruimte op de geidmaikt, heil te zien." De vraag is gesteld in welke vele kringen die neiging is waargenomen. Dit is een van die vragen, waarschijnlijk naar den bekenden weg, waarop ik doelde. Zeer terecht heeft de Heer Greidanus, een der onderteekenaren, toen hem die vraag vanwege het Algemeen Handelsblad werd gesteld, geantwoord, dat het noemen van bepaalde namen het nadeel heeft, dat de opsomming ongetwijfeld onvolledig zou zijn. Er is echter niets tegen, de zinsnede in de verklaring nader aan te vullen om haar juistheid nog meer te doen uitkomen. Ieder zal zeker de opmerking wel eens hebben hooren maken : Prijsstijging is gunstig voor handel en industrie ; waarom die prijsstijging dan tegengewerkt? Bloeiende handel en nijverheid is immers een voordeel voor het geheele land. Blijkt uit eene dergelijke redeneering niet de juistheid van het beweerde? Deze" (inflatie-) politiek is dezer dagen door een der grootste bankinstellingen aangeprezen, ais ware zij in het algemeen belang, terwijl ook de geldpolitiek, die tot dusverre, met name sedert den wapenstilstand, gevolgd is, van denzelfden gedachtengang blijk geeft." Dat met deze bankinstelling de Rotterdamsche Bankvereeniging werd bedoeld, was voor ieder duidelijk. Deze toch had kort tevoren in haar jaarverslag gepleit voor,,meerdere elasticiteit der,,circulatie-systemen en daaruit voortvloeiende verruiming van het ruilmiddel in lederen vorm." Weliswaar bleek uit hetgeen in het verslag voorafging, dat deze verruiming in het bijzonder werd gewenscht ten behoeve van productieve uitgaven, maar ook verruiming ten behoeve daarvan heeft prijsstijging ten gevolge. De nadere uiteenzetting door den President der Rotterdamsche Bankvereeniging gegeven, neemt dit bezwaar niet weg. Zeker moet worden toegegeven, dat verruiming van het ruilmiddel takken van bedrijf tot bloei kan brengen. Over bloei verkregen ten koste van andere belangen, kan men zich echter niet onverdeeld verheugen. Bloei door inflatie is bloei ten koste van anderen. Inflatie brengt voordeel aan handel en industrie ten koste der consumenten, waaronder zich ook de financieel het minst draagkrachtigen bevinden. Zeer terecht vergelijkt Prof. Van Gijn dit voordcel voor enkelen met eene heffing op het gebruik, niet ten behoeve van den staat, maar ten bate van par-

5 ticulieren. Hier vertoont zich hetzelfde nadeel, waarop steeds de vrijhandelaar ten aanzien van de protectie zoo gaarne de aandacht vestigt : de consumenten betalen veel meer dan de gemeenschap voordeel geniet. hl de eerste dagen van den oorlog heeft men den zuiveren gou- den standaard verlaten." Toen toch verbrak men den band, welke tusschen de Nederlandsche munt en haar standaard bestond en zonder welke van een muntstandaard geen sprake is. Waarde van munt en standaardmetaal immers zijn alleen dan onverbrekelijk aan elkander gekluisterd, wanneer niet alleen opneming van nieuw goud in de circulatie (vrije aanmunting) mogelijk is, maar ook uittreding van goud uit de circulatie vrijstaat. Dit laatste nu is niet meer het geval sinds de wet van 31 Juli 1914, Stb. 333 den uitvoer van gouden munt en muntmateriaal verbood. Wel werden nadien van tijd tot tijd hoeveelheden goud door de Nederlandsche Bank met consent der Regeering naar het buitenland gezonden, maar de automatische gouduitvoer, zoodra de wisselkoersen zekere goudpunten overschrijden, noodig om de munteenheid op goudwaarde te houden, was onmogelijk gemaakt. Vandaar, dat de, wisselkoersen tot ver boven de tegenwoordige goudpunten konden oploopen. De Amerikaansche dollar noteert thans f 3.14-1! Of dit" (afwijken van den gouden standaard) terecht geschied is en niet name gedurende den oorlog de gezondheid van ons ruil- middel voor hoogere belangen moest wijken, wenschen wij in het,,midden te laten. Het kan echter niet ontkend worden, dat door dat verlaten van den gouden standaard de mogelijkheid geopend is voor een uitzetting van den voorraad ruilmiddelen (zoowel in den vorm van papiergeld als van rekening-courant-saldi) buiten de normale grenzen." Het goud dient ten onzent als basis der bankbiljettencirculatie. Wordt nu, door uitvoerverbod abnormaal vee! goud binnen de grenzen, d.w.z. bij de Nederlandsche Bank, gehouden, dan kan deze hare papiercirculatie met gerustheid uitbreiden. Vrees, dat door afvloeiing van goud naar het buitenland hare dekking te krap zal worden, iets waarmede in normale tijden iedere circulatiebank vóór alles rekening moet houden, behoeft sinds het uitvoerverbod de Nederlandsche Bank niet te koesteren. Ook abnormaal groote rekeningcourant-saldi te haren laste, behoeven haar niet te verontrusten: er is goud genoeg, om, wanneer die saldi eens mochten worden opgevraagd, nieuwe bankbiljetten te

6 kunnen crcëeren. Zoo noodig is zelfs eene dekking van 20 % voldoende, sinds bij K. B. bij den aanvang van den oorlog deverplichte gouddekking van 40 tot genoemd percentage werd teruggebracht.!n het bijzonder is hierdoor een zeer omvangrijke uitzetting van de credieten der Nederlandsche Bank aan Rijk en gemeenten moge- hjk geworden." Inderdaad is het crcdict, door de Nederlandsche Bank aan Rijk en gemeenten verleend, zeer omvangrijk geweest. Het juiste bedrag van de aan de gemeenten verleende hulp aan te geven is echter niet mogelijk. De door de bank gepubliceerde cijfers zijn ook daarvooor totaal onvoldoende. Toch zou het van groot belang zijn, dat kon worden nagegaan niet alleen hoeveel gemeentep'apier inderdaad bij de Nederlandsche Bank is terecht gekomen, maar ook tot welke bedragen die instelling door anderen genomen papier discontabel of beleenbaar heeft verklaard, zoodat het steeiis alsnog bij de Bank kan worden ondergebracht. Ook van andere zijde werd meermalen betoogd, dat de openbaarheid onzer centrale bankinstelling alles te wenschen overlaat. Dat in de eerste oorlogsjaren de Bank eene zekere vrijgevigheid ten aanzien van het Rijk heeft betoond, is wellicht tot op zekere hoogte te billijken, al moeten de gevolgen, welke zulks voor den loop onzer prijzen heeft gehad, worden betreurd. Minder verdedigbaar is het, dat de Bank, ook nadat de oorlog ten einde was, doorging met groote bedragen ter beschikking onzer openbare lichamen te stellen. Erkend moet worden, dat zij tenslotte tegen een te lichtvaardige financieele politiek der gemeenten heeft gewaarschuwd. Van voldoende krachtigen tegenstand tegen kunstmatige schepping van koopkracht ten behoeve onzer openbare lichamen is echter niet gebleken. Nog steeds schijnt de Bank zich niet genoeg aan het financieren der credietbehoeften van.deze te hebben kunnen onttrekken. Onttegenzeggelijk mogen aan bedoelde lichamen de noodige middelen ter vervulling hunner taak niet worden onthouden. De noodige koopkracht moet hun echter worden verschaft door wie haar beschikbaar hebben. Dit is met de Bank in het algemeen niet het geval. Zij kan in den regel slechts in de behoeften voorzien door het uitgeven van nieuwe bankbiljetten, door het scheppen van kunstmatige koopkracht dus. Ook tenbehoeve der openbare lichamen is dat niet toelaatbaar, daar deze handelwijze slechts mogelijk is ten koste van het algemeen.

7 Als regel moeten daarom de credietbehoeften, ook der openbare lichamen, dekking vinden op de vrije markt. Dat aldaar meer rente zal moeten worden betaald, vooral wanneer, zooals de verklaring wil, de hoeveelheid in omloop zijnd betaalmiddel wordt beperkt, staat vast, maar is geen bezwaar. De hoogte der te betalen rente zal een zeer gewenschte aanwijzing geven in hoeverre er kapitaal voor openbare en bijzondere belangen beschikbaar is. In de tegenwoordige omstandigheden, na een oorlog als wij thans hebben beleefd, is kapitaal natuurlijk moeilijk verkrijgbaar. De krapheid van het beschikbaar kapitaal wordt echter door de gewraakte handelwijze geenszins verminderd, slechts bemanteld. Klaarheid omtrent de hoeveelheid kapitaal, welke beschikbaar is, zal velen omtrent de al of niet mogelijkheid van gewenschte uitgaven de oogen openen en waarschijnlijk een terugkeer naar sluitende begrootingen, een eerste eisch van elke gezonde financieele politiek, in de hand werken. Zonder discontoverhooging zal de Bank, vooral bij inkrimping der circulatie, hare credieten aan de openbare lichamen niet kunnen beperken. Blijft het disconto der Bank laag, dan komt veel van het tegen hooge rente op de vrije markt geplaatste papier toch weder, langs den weg der beleeni'ng, bij haar terecht. Naar de meening van ondergeteekenden mocht de omvang onzer circulatie, nadat er van een noodtoestand geen sprake meer was, niet langer overwegend door bovenstaande factoren worden be- heerscht. Slechts de wezenlijke behoefte aan ruilmiddel bij het publiek mag thans aan de circulatiebank tot richtsnoer dienen bij de bepaling van den ruilmiddelenvoorraad." Men heeft naïevelijk gevraagd, hoe groot dan tegenwoordig, naar het oordeel van de onderteekenaren, de circulatie zoude moeten zijn. Verschrikt of quasi-verschrikt vroeg men, of het soms de bedoeling was tot den circulatieomvang van 1914 terug te keeren. De onderteekenaren zullen van hun kant echter niet zoo naïef zijn een cijfer te noemen. Zij hebben heelemaal geen cijfer in hun hoofd. Wanneer, zooals zij wenschen, tot den gouden standaard wordt teruggekeerd, zal de omvang der circulatie zich automatisch naar de behoefte regelen, zooals dat ook vóór 1914 hier en elders geschiedde. Wordt het overtollige goud hier losgelaten, dan zal, wil men behoorlijke gouddekking der bankbiljetten behouden, ook de omvang daarvan door credietbeperking en terugkeer naar de Bank van, tegen ontvangst van goud uitgegeven, bankbiljetten worden ingekrompen, net zoo lang totdat het

8 binnenlandsche betaalmiddel weder op goudwaarde is. Dan zal vanzelf verdere afvloeiing van goud ophouden. Dan zal het betaalmiddel zijn JLiisten omvang hebben bereikt. Hoc verder ons binnenlandsche betaalmiddel van de goudwaarde, welke zij wettelijk behoort te vertegenwoordigen, verwijderd is, des te meer zal ons ruilmiddel in omvang moeten worden ingeperkt,des te meer goud zal, om dat te bereiken, onze grenzen moeten overschrijden. Afvloeiing van alle goud is slechts mogelijk, indien inkrimping der binnenlandsche circulatie niet of niet voldoende met het vertrek van het goud samengaat. Zoodra de binnenlandsche circulatie weder op goudwaarde is teruggekeerd, zal verdere inkrimping van het betaalmiddel, als noodzakelijk gevolg van dan nog bewerkstelligde goudzendingen, het betaalmiddel boven de goudwaarde apprecieeren, waarvan terugkeer van het weggevloeide metaal het gevolg zal zijn. De kern van mogelijke terugkeer naar den gouden standaard zit in de binnenlandsche circulatie. Zoodra deze door inkrimping weder op goudwaarde is teruggekeerd, is afvloeiing, van goud niet meer mogelijk. De leer der inflationisten uit de 17e en de 18e eeuw, als zoude het economische leven baat vinden bij het bederf van het ruilmiddel, immers bij hooge prijzen, is te afdoend weerlegd, dan dat zij hier,,nog bestrijding van noode zoude hebben." Toch is een enkele maal die oude leer in volle klaarheid uitgesproken. Althans de kranten vermeldden dezen zomer een berichtje, volgens hetwelk in Zwitserland tot opzettelijke verdere depreciatie van het betaalmiddel werd aangespoord teneinde het vreemdelingenverkeer weder tot bloei te brengen. Dat bepaalde kringen bij inflatie voordeel genieten, bespraken wij trouwens reeds boven. Het is noodzakelijk, dat Nederland een groot aandeel neme in den wederopbouw van Europa. Vergrooting van de hoeveelheid iicirculeerend ruilmiddel is echter aan deze hulpverleening allerminst "noodwendig verbonden. Langs anderen en beteren weg kunnen de hiervoor noodige bedragen worden gevonden." Welke die andere en betere weg is, is duidelijk: leenen op de open markt. Dat de rentestand door groote leeningen ten behoeve van het buitenland zal stijgen, staat vast. Maar zulks is een kleiner nadeel dan een verdere depreciatie van het geld. Het is bovendien van groot belang, dat dergelijke beleggingen, waaraan uit den aard der zaak een vrij groot risico verbonden is, voor een

9 zoo groot mogelijk deel uit het inkomen worden gedaan. Nederland mag, na al hetgeen het door den oorlog reeds heeft moeten lijden, niet de kans loopen, dat zijn nationaal vermogen bij mogelijke deconfiture van een vreemde staat, nogmaals belangrijk worde aangetast. Dit zou echter het geval zijn, indien het crediet door middel van inflatie, d.i. ten koste van het nationaal vermogen, werd gefinancierd. Ten aanzien van de verhooging van den rentestand vergete men ook niet, dat ook depreciatie van het betaalmiddel tenslotte tot hoogere rente moet leiden. De aanhoudende stijging der prijzen maakt het voor haast iedere onderneming noodzakelijk haar kapitaal te verhoogen, hetgeen tot groote vraag op de kapitaalmarkt en renteverhooging aanleiding geeft. Een zeer groot deel der emissies, hier te lande, sinds het uitbreken van den oorlog tot stand gekomen, zijn met de prijsstijging in verband te brengen. In tal van prospectussen werd het uitdrukkelijk gezegd. Het ruilmiddel moet worden uitgezet in tijden, waarin inderdaad meer ruilmiddel noodig is, om daarna weer ingekrompen te worden." Vandaar, dat ook iedere welbeheerde circulatiebank er steeds naar streefde om een ruim beschikbaar metaalsaldo aanwezig te hebben teneinde aan tijdelijke meerdere geldbehoefte tegemoet te komen. Maar duurzame vermeerdering in een tijd, waarin de productie niet vermeerderd is, terwijl tevens de natuurlijke weg tot inkrimping afgesloten is, is met de eischen eener juiste elasticiteit in strijd." De natuurlijke weg tot inkrimping, het is algemeen bekend, bestaat daarin', dat zoodra de vraag naar meer ruilmiddel is verdwenen, en dit, in verband daarmede, ruim wordt, er neiging komt tot afvloeiing van het goud naar het buitenland, totdat de circulatiebank het overtollige betaalmiddel, in het bijzonder door middel van discontoverhooging, weder naar haar kassen doet terugvloeien. Soms is discontoverhooging niet noodig, maar keert het betaalmiddel reeds uit eigen beweging naar de bank terug, doordat de ruimte op de geldmarkt de rente op de vrije msrkt doet dalen en daardoor de bankrente relatief hooger wordt. Dat ook thans, nu gouduitvoer niet vrijstaat, het opereerend kapitaal der bank soms vermindert, bewijst nog allerminst, dat die vrije gouduitvoer kan worden gemist. Ruimte van geld kan zoowel het gevolg zijn van uitbreiding van het aanbod als van vermindering van vraag op de kapitaalmarkt. Inkrimping der biljettencirculatic

10 is dus soms wel mogelijk zonder gouduitvoer en zonder discontoverhooging, maar de n too dijk he id van gouduitvoer waarborgt, dat inkrimping geschiedt, zoodra daarvoor termen aanwezig zijn. Van den \'erkeerden weii, waarop wij ons bevinden, op den jioeden wei^ terug te keeren, s^aat niet zonder moeilijkheden." Dat wij op den verkeerden weg zijn, wordt zelfs door de protesteerendc 17, volmondig erkend. Zij zijn het immers,,volkomen,,met de stellers der Verklaring" eens, dat terugkeer tot den,,munttoestand, die vóór den oorlog bijkans overal heeft bestaan, ten hoogste gewenscht is". Niet zonder moeilijkheden zal terugkeer op den goeden weg mogelijk blijken. Met groote moeilijkheden zelfs. Inkrimping der circulatie in de gegeven omstandigheden, het absoluut noodzakelijke om tot den gouden standaard terug te kunnen keeren, is steeds uiterst moeilijk, wanneer eenmaal, zooals ten onzent, het verkeer zich, althans ten deele, aan de ruimte van betaalmiddel heeft aangepast door hoogere prijzen, door hoogere loonen. Vooral die laatste zijn moeilijk tot lager peil terug te brengen, ook al staat het vast, dat voor het lagere loon niet minder zal kunnen worden gekocht dan voor het hoogere. Wil men thans tot den gouden standaard terug, dan moet men prijsdaling willen, want het goud, dat onze gulden wettelijk heet te vertegenwoordigen, is op de vrije buitenlandsche markt, meer waard dan onze binnenlandsche gulden. Tenzij de behoeften aan geld toenemen, is prijsdaling alleen te verkrijgen door inkrimping van de hoeveelheid circuleerend betaalmiddel. Daar eene belangrijke stijging onzer behoefte aan betaalmiddel in de naaste toekomst niet te verwachten is, moet men, wil men tot den gouden standaard terug, eene geringe deflatie door beperking van het circulatiemiddel voor lief nemen. Van een plotselingen terugkeer tot het prijsniveau van 1914 is daarbij geen sprake, want ook het goud is sinds dat jaar ten opzichte van goederen en diensten belangrijk gedeprecieerd. Groote voorzichtigheid is bij inkrimping van de hoeveelheid betaalmiddel zeker gewenscht. Deflatie toch raakt, evenals inflatie, aller belangen. Voor den een is zij voordeelig, aan den ander berokkent zij nadeel. Bovendien kunnen pogingen tot deflatie licht leiden tot ruimer toepassing van betalingsmethoden, waarbij geld niet noodig is, zooals bij het gebruik van cheque of giro, welke op zich zelf vele voordeden opleveren, maar de pogingen tot deflatie illusoir kunnen maken.

11 Zij" (die moeilijkheden) nk).uen geen reden zijn om dien terus>- keer, die eens plaats moet vinden" (zelfs de 17 wenschen dat) uit te stellen. De moeilijkheden zouden er slechts door vermeer- deren." Dit laatste wordt duidelijk gedemonstreerd door het steeds verder depreciceren van onzen gulden tegenover den dollar der Vereenigde Staten, het land, waar men den moed heeft gehad den gouden standaard weder in eere te herstellen. Noteerde de koers van den dollar op 14 Mei van dit jaar nog f 2.73, op 6 September was hij reeds tot f 3.14^ opgeloopen. Tot welk peil onze gulden nog zal dalen, indien niets wordt aangewend om hem op prijs te houden, is niet te voorzeggen. Maar dat terugkeer tot den gouden standaard steeds moeilijker zal worden blijkt wel. Daarom berokkent ieder dralen met maatregelen tot herstel van ons muntwezen, onberekenbare schade. Ten slotte zal herkrijging van de goudwaarde door onzen gulden wellicht niet meer mogelijk blijken en zal herstel van den gouden standaard alleen nog zijn te bereiken door devaluatie, verzwakking van onze munteenheid. Een dergelijke schande moge ons land echter bespaard blijven! Of is het geen schande, dat een land, dat voor de verschrikkingen van den oorlog is gespaard gebleven en dat deswege door zijne naburen niet weinig wordt benijd, aan zijne schuldeischers zegt: Wij zullen u uwe vorderingen, aangegaan in een tijd, dat de munteenheid, volgens wettelijke bepalingen 0.6048 gram goud vertegenwoordigde, afbetalen in eene eenheid, welke slechts 0.5 gram goiui vertegenwoordigt? Eene dergelijke handelwijze kan moeilijk anders dan als een staatsbankroet worden aangeduid. Ons ruilmiddel is gedeprecieerd tegenover het goud, dat zijn wettelijke waardestandaard was, waardoor tevens een onnoodig element van onzekerheid is gekomen in de wisselkoersen op die landen, waar de gouden standaard gehandhaafd is." Slechts de mogelijkheid van goudin- en -uitvoer kan de wisselkoersen binnen zekere grenzen houden. Door verhooging der transport- en 'assurantiekosten zullen de goudpunten ook dan verder van elkaar liggen dan voorheen, maar er zullen ooudpunten zijn, die niet zullen worden overschreden. Thans is er noch naar boven noch naar beneden eenige grens. Twee middelen in onderling verband zijn noodig tot herstel van dezen misstand. Het eene middel is afgifte van goud (of goud- saldi) door de Nederlandsche Bank. Op welke wijze zulks moet geschieden, is een vraag van uitvoering, welke geen moeilijkheden

12 oplevert. Aanvankelijk zal bij den vast te stellen prijs met de bestaande depreciatie rekenint^ kunnen worden gehouden. Niet minder noodzakelijk is het brengen van de hier te lande abnormaal lage geldrente in overeenstemming met de reëele rente. Deze eisch veivalt met door het feit, dat verschillende crediet- eischen, thans aan de Bank gesteld, in de eerste plaats die van Staat en gemeenten, wellicht ongevoelig zullen blijken te zijn voor discontoverhooging. Zoo noodig worde tegelijkertijd langs anderen,,weg de credietverleening ingekrompen. Hoofdzaak is, dat de elasticiteit in de credietpositie der Neder- landsche Bank worde hersteld. Discontoverhooging en afgifte vgn goud moeten, althans bij het geldende geldstelsel, in onderlinge,,samenwerking wederom de rem tegen te sterke uitzetting van den voorraad circuleerend ruilmiddel vormen." Men heeft gevraagd, wat men onder reëele rente te verstaan heeft. Na hetgeen ik reeds boven uiteen zette, is deze vraag gemakkelijk te beantwoorden. Reëele rente is de rente welke moet worden betaald, wanneer de credietbehoeften hare bevrediging uitsluitend vinden in het aanwezige kapitaal. Thans wordt deze bevrediging voor een groot deel gevonden in door de circulatiebank beschikbaar gesteld nieuw geld, namaak-kapitaal, hetwelk, omdat dezelfde koopkracht eraan is toegekend als aan het reeds aanwezige, voor den credietbehoevende in zijne kapitaalsbehoefte kan voorzien, maar niet dan ten koste van de koopkracht van het oude kapitaal en van ons betaalmiddel in het algemeen. Dat beperking der circulatie met goudafgifte moet samengaan, werd boven reeds uiteengezet. Zonder het eerste toch zou werkelijk alle kans bestaan, dat onze geheele goudvoorraad het land verliet, hikrimping van het circulatiemiddel is hoofdzaak. Gouduitvoer is echter dienstig om die inkrimping te bereiken. Dat terugbrengen van ons ruilmiddel op goudwaarde zonder gouduitvoer denkbaar is, wil ik niet ontkennen, maar vooreerst ware zulks praktisch moeilijk door te voeren (hoe zou de Bank b.v. de tegen het goud uitgegeven bankbiljetten uit de circulatie kunnen terugnemen?) en bovendien ontbrak dan iedere waarborg, dat onze munteenheid niet bij te groote beperking de goudwaarde zou overschrijden, dat dus zou worden overgegaan tot het stelsel, korten tijd in Zweden toegepast, zoolang aldaar de circulatiebank weigerde goud van het buitenland aan te nemen. Dat Zweedsche stelsel vertoont in alle opzichten groote overeenkomst met het thans ook ten onzent geldende, in zooverre ieder verband tusschen het binnenlandsche betaalmiddel en het goud ontbreekt. Zoowel bij het Zweedsche stelsel als ten onzent is het goud wat men meermalen heeft ge-

13 noemd onttroond." Dat de kelders onzer centrale bankinstelling hoeveelheden goud bevatten zóó groot als in de geschiedenis der bank nimmer is voorgekomen, verandert aan het feit dier onttroning niets. Sinds de gouden standaard v^erd losgelaten, was zij een feit. Het eenige onderscheid met het Zweedsche stelsel bestaat hierin, dat het laatste diende om inflatie te weren, terwijl het onze krampachtig wordt vastgehouden om... ik zou bijna zeggen: om deflatie onmogelijk te maken, maar dat is wellicht te veel gezegd. Waarom ten onzent niet aan het goud zijn vrijheid wordt hergeven, weet eigenlijk niemand. Als men veronderstelt, dat men hier gaarne hooge- prijzen wil, is men verontwaardigd. Maar als het dan niet daarom is, is het dan alleen uit een soort goudaanbidding? Zooals het goud thans in de kelders van de Nederlandsche Bank ligt, heeft men er niets aan, absoluut niets. Eene reserve, welke men niet durft aanspreken, wanneer zij haar nut kan doen, is waardeloos. Vroeg of laat moet men teriigkeeren tot een op juiste beginselen berustende praktijk, en het is van het grootste belang, dat dit spoedig geschiede. Waar de Nederlandsche Bank daarbij vermoedelijk de publieke opinie zal hebben te trotseeren, die ten onrechte in goudafgifte gevaar ziet, hebben ondergeteekenden gemeend hunne meening te. moeten doen kennen, opdat de Bankdirectie zich alsdan gesteund wete. Internationale samenwerking in deze zoude toe te juichen zijn, doch is geen vereischte. Volgt het buitenland, voorzoover daartoe. eenigszins in staat, het hier te lande te geven goede voorbeeld niet, dan zal het heilzame gevolg van vaste wisselkoersen ten aan- zien van die landen achterwege blijven. Dit mag echter geen reden zijn om den ingezetenen langer te onthouden wat hun recht is: een ordelijk en zoo vast mogelijk ruilmiddel. Een ontwricht ruil- middel is een sociaal gevaar van den eersten rang. De tegenwoordige gezindheid, om met een beroep op de buitengewone omstandigheden het werk van Mees en Pier- son ter zijde te schuiven en daarvoor de dwalingen der 17e en 18e eeuw in de plaats te stellen, is in hooge mate schuld aan de huidige moeilijkheden. Een goede geldpolitiek kan slechts op juiste beginselen berusten. Terzijdestelling dezer beginselen heeft te allen tijde verwarring op geldgebied in de hand gewerkt." Telkens hoort men tegen het voorstel om tot den gouden standaard terug te keeren de tegenwerping, dat zulks niet mogelijk is, zoolang niet een groot aantal landen hetzelfde doet. Anders toch zou al ons goud wegvloeien zonder dat iets werd bereikt. Deze meening is geheel en al onjuist. De vraag of goud ons land zal

14 verlaten en hoeveel hangt geheel af van de waarde van onze munteenheid tegenover die van de munteenheid van andere landen, waarmede wij in handelsverkeer staan. Landen als Duitschland kunnen tot afwikkeling hunner schulden van ons goud geen gebruik maken, tenzij tegen inlevering van Nederlandsche bankbiljetten, want zonder inlevering van bankbiljetten behoeft de Bank geen goud af te geven. Zelfs indien het buitenland in staat bleek zich de noodige biljetten te verschaffen, zou dit voor ons land geen bezwaar zijn. Ons goud immers zal niet verder afvloeien, zoodra ons binnenlandsch betaalmiddel weder op goudwaarde is gebracht en zulks zal bereikt worden doordat de hoeveelheid van ons circulatiemiddel voldoende wordt ingekrompen. Of die inkrimping nu plaats heeft door inlevering van bankbiljetten van Duitsche, Fransche of Nederlandsche zijde, maakt geen onderscheid. Hoofdzaak is, dat de destijds tegen het goud of langs den weg van het crediet in het verkeer gebrachte bankbiljetten daaruit, zooveel als noodig zal blijken, worden teruggenomen. De wisselkoersen tusschen twee landen hangen in laatste instantie af van de waaide van het betaalmiddel van elk dier landen. Wordt in een dezer de waarde van het betaalmiddel vastgekoppeld aan die van het goud, dan wordt aan die zijde een factor van onzekerheid opgeheven onverschillig of ook het andere land tot terugkeer tot den gouden standaard overging. Geschiedt het wederzijds, zoo veel te beter, want dan is aan beide zijden de waardevastheid grooter dan tot heden en gaan de waardeveranderingen in beider munteenheden voortaan gelijkelijk op en neer. Ook echter indien slechts een der twee landen de waarde van het goud weder aan zijn muntstelsel ten grondslag legt, is dus reeds een belangrijke stap in de goede richting gedaan. Daarom niet langer gewacht totdat ook de anderen tot dien stap besluiten, maar zonder schroom, desnoods alleen, gedaan wat gedaan moet worden. Wellicht verdient het aanbeveling de afvloeiing van goud geleidelijk te doen geschieden, teneinde ons prijsniveau den tijd te laten zich aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Langzaam n^oet de afvloeiing echter niet gaan. Daarvoor is het te laat. Tweeërlei wordt door terugkeer tot den gouden standaard bereikt: herkrijging van een aan niet te groote schommelingen in waarde onderhevig betaalmiddel en terugkeer tot een verkeer met het buitenland, waarbij de wisselkoersen slechts binnen enge grenzen zich in op- en neerwaaitsche richting kunnen bewegen.

15 Wie durft te ontkennen, dat het een eminent landsbelang is, dat er eindelijk eens een einde kome aan de nu reeds jaren aanhoudende prijsopdrijving? Strafbedreiging tegen woekeraars en dergelijke bepalingen, welke men veelal in wetten ter bestrijding van duurte aantreft, hebben, de laatste jaren bewezen het weder in alle landen, slechts beperkte uitwerking, daar zij de diepere oorzaak van de prijsstijging niet wegnemen: de wijziging in de verhouding tusschen behoefte aan ruilmiddel en de ter bevrediging van die behoefte aanwezige hoeveelheid daarvan. Ook stabiliseering der wisselkoersen is van groote beteekenis. Het ontneemt aan den handel een element van onzekerheid, welk element, als zoodanig, natuurlijk weder de prijzen verhoogt, de invoer van goederen uit het buitenland minder gemakkelijk maakt. Buitengewone omstandigheden" zijn het tooverwoord, waarmede zij, die de zaken willen laten loopen, zooals ze gaan, meenen te kunnen ontzenuwen de argumenten van hen, die willen handelen overeenkomstig de regelen, niet alleen door economische studie, maar ook door de praktijk van het financiewezen als juist erkend. Juist die buitengewone, zoo ernstige omstandigheden eischen meer dan ooit, dat men die regelen, waarvan men, veelal eerst door schade en schande wijs geworden, de juistheid heeft leeren inzien, geen oogenblik uit het óog verliest. Loopt alles normaal, dan kunnen de gevolgen van een tijdelijke afwijking van den goeden weg meermalen, al kost het offers, nog worden hersteld. In buitengewone omstandigheden heeft eene afwijking allicht veel ernstiger gevolgen. Door het abnormale dier omstandigheden is het dan veelal moeilijk de gevolgen als zoodanig te herkennen, zoodat de kans groot is, dat wanneer, men het eindelijk doet, het te laat is om zonder meer op het goede pad terug te keeren. Zoo is het b.\. zeer de vraag of het ^oor een land als Duitschland thans nog mogelijk of zelfs wenschelijk moet worden geacht, zijn munteenheid weder op haar oude waarde terug te brengen. Ons land daarentegen kan nu nog terug. Hoe lang echter zal het dat nog kunnen? Rotterdam, 7 September 1920. NASCHRIFT. Na het schrijven van bovenstaand artikel is mij gebleken, dat een gedeelte van de verklaring der 14, aangehaald op blz. 12, nog niet voor iedereen volkomen duidelijk is. Het betreft de woor-

16 den: Op welke wijze zulks" (n.l. de afgitte van goud door de Nederiandsche Bank),,moet geschieden, is een vraag van uitvoering, welke geen inoeiiijklieden oplevert. Aanvankelijk zal bij den vast te stellen prijs met de bestaande depreciatie rekening kunnen worden gehouden." Wat is de bedoeling van dit laatste zinnetje? heett men mij gevraagd. Gaarne geet ik hierbij alsnog op die vraag antwoord. De bedoeling is deze. Indien de Bank tot goudalgitte besluit en het goud beschikbaar stelt tot den voorheen gebruikelijken prijs van f 1653,44 per kilogram fijn voor baren en tot hiermede overeenkomende prijzen voor gouden muntspecién, dan beteekent dit voor den goudexporteur een reusachtige winst. Een kilogram goud toch vertegenwoordigt bij den huldigen wisselkoers op Amerika een veel grooter bedrag Nederiandsche guldens. Daaruit blijkt immers juist de zoo belangrijke depreciatie van onze munteenheid tegenover het goud. In verband hiermede ware het alleszins gemotiveerd in den aanvang goud beschikbaar te stellen tegen een veel hoogeren prijs dan f 1653,44, maar toch tegen een prijs, die nog^ voldoende winst voor den goudexporteur laat om hem niet van den export te doen afzien. Naarmate de depreciatie van onzen gulden, blijkens den stand van den wisselkoers, geringer wordt, moet dan de goudprijs telkens worden verlaagd, totdat hij tot den genoemden normalen prijs is teruggebracht. Men zal wellicht zeggen, dat zoodoende de aan den exporteur van goud onthouden winst in de zakken der aandeelhouders van de Nederiandsche Bank verdwijnt. Dit is een bezwaar, al is hel niet zoo groot als het op het eerste gezicht lijkt, nu het grootste deel van de winst onzer circulatiebank tegenwoordig aan den staat wordt uitgekeerd. Indien men echter wenscht, dat de geheele uit voornoemden hoofde te maken winst aan den staat en aan niemand anders ten goede komt, kan zulks langs wettelijken of anderen weg gemakkelijk worden bereikt. Rotterdam, 30 September 1920. Mr. W. C. MEES R.AZN.