Gemeente Rotterdam Bestemmingsplan Unielocatie, Rotterdam planregels Alexanderstraat 21 postbus 85948 2508 CP Den Haag telefoon 070 370 07 00 telefax 070 360 00 98
Gemeente Rotterdam Bestemmingsplan Unielocatie, Rotterdam planregels referentie projectcode status RT611-2/velm2/010 RT611-2 definitief projectleider projectdirecteur datum mw. drs. J.R. van der Vet dr.ir. T.M.W. van den Broek 6 juli 2010 autorisatie naam paraaf goedgekeurd mr. P.A. Faber Alexanderstraat 21 Het kwaliteitsmanagementsysteem van is gecertificeerd op basis van ISO 9001. postbus 85948 2508 CP Den Haag telefoon 070 370 07 00 telefax 070 360 00 98 Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Raadgevende ingenieurs B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDENDE REGELS 2 2. BESTEMMINGSREGELS 4 3. ALGEMENE REGELS 5 4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS 6 1
1. INLEIDENDE REGELS Artikel 1. Begrippen In deze bestemmingsplanregels wordt verstaan onder: 1.1. plan: het bestemmingsplan Unielocatie, Rotterdam van de gemeente Rotterdam; 1.2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2026Unielocatie-va01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen; 1.3. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.6. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.7. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.8. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.9. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.10. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.11. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder; 1.12. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel. 1.13. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 2
1.14. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.15. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Artikel 2. Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1. bebouwingspercentage: het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.2. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.3. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.4. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.5. de hoogte van een dakopbouw: vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw; 2.6. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.7. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.8. peil: a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg; b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw. 3
2. BESTEMMINGSREGELS Artikel 3. Maatschappelijk 3.1. Bestemmingsomschrijving De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. uitsluitend binnen de functie-aanduiding parkeergarage : gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet geheel of ten dele ondergronds; 3.2. Bouwregels 1. Op de voor Maatschappelijk bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2. Waar een bouwvlak is aangegeven, zijn gebouwen slechts in het bouwvlak toegestaan. 3. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedragen. 4. Een parkeergarage is uitsluitend toegelaten binnen de op de verbeelding weergegeven functieaanduiding parkeergarage (Pg). De verticale diepte bedraagt 0 m. 3.3. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van: 1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 4
3. ALGEMENE REGELS Artikel 4. Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 5. Algemene bouwregels Het is toegestaan de in het plan aangegeven bouwvlak- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van funderingen en dergelijke bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 m. Artikel 6. Algemene ontheffingsregels 6.1 Op basis van de bevoegdheid bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.6), kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de planregels van dit bestemmingsplan ten behoeve van: a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is; b. oprichten/plaatsen/treffen van voorzieningen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 1,5 m en een maximaal bruto vloeroppervlakte van 2 m²; c. oprichten/plaatsen/treffen van voorzieningen ten behoeve van: andere bouwwerken, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag en geluidwerende voorzieningen; d. oprichten/plaatsen/treffen van voorzieningen ten behoeve van: centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen met een maximale overschrijding van 0,5 m van de maximale goot- en maximale bouwhoogte; e. oprichten/plaatsen/treffen van voorzieningen ten behoeve van: schoorstenen, ventilatieinrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van het mobiele telefoonnet met een maximale overschrijding van 0,5 m van de maximale goot- en maximale bouwhoogte. 6.2 Ontheffingen als bedoeld in artikel 6.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Artikel 7. Algemene procedureregels 7.1 Op de voorbereiding van een besluit tot een ontheffing als bedoeld in artikel 6.1, is de volgende procedure van toepassing: a. het ontwerp-besluit ligt gedurende zes weken ter inzage in het gemeentehuis; b. het college van burgemeester en wethouders doet voorafgaand mededeling van de tervisielegging van het ontwerpbesluit in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de deelgemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; c. in de bekendmaking wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen gedurende de termijn van ter inzage legging; d. het college van burgemeester en wethouders deelt aan hen die hun zienswijzen hebben ingebracht, de beslissing daaromtrent mede. 5
4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 8. Overgangsrecht 8.1. Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 8.2. Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %. 8.3. Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 9. Overgangsrecht gebruik 9.1. Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 9.2. Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 9.3. Onderbreking gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 9.4. Strijdig gebruik voorheen geldend bestemmingsplan Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 10. Slotbepaling Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Unielocatie, Rotterdam, gemeente Rotterdam. 6