Ontmoetingskerk Laren - zondag 6 maart 2016 Lucas 15 Zal het weer goed komen in deze familie? Het is duidelijk dat de vader uit het verhaal daar met hart en ziel naar verlangt. De moeder wordt niet genoemd, maar als zij er is, zal ook zij niet geleden hebben onder de afwezigheid van haar kind? Komt het goed in deze familie? Het is glashelder dat de oudste zoon daar nog lang niet aan toe is. Hij is kwaad. Hij gaat het huis niet in, waar die broer van hem is. Die zo lang niets van zich heeft laten horen. Die zijn erfdeel opeiste om ver weg zijn eigen gang te kunnen gaan. Die dit huis met al het werk achter zich heeft gelaten. En berooid is teruggekomen. En dan nu eten, drinken en feestvieren. En doen alsof er niets gebeurd is? De oudste is er niet aan toe. Het is de vraag of hij ooit zover komt. Hoe de vader dat anders zou willen, hoe hij zijn best doet en naar buiten gaat. Vooralsnog blijft de oudste buiten, met al zijn wrok en woede. Het Bijbelverhaal van vandaag kent geen happy end. Het blijft open. Komt het ooit goed? Het verhaal van de vader en de twee zonen is aan alle kanten herkenbaar. Het laat zien hoe het in het leven kan gaan, het toont waar wij naar verlangen en waar wij mee worstelen. Het kan haast niet anders of dit verhaal roept onze ervaringen op, met ouders en kinderen, met vrienden, met mensen met wie je leeft of die je niet meer ziet. Het roept onze levensverhalen op, ook die je niet makkelijk vertelt, omdat ze te kwetsbaar zijn. Als ik anderen hoor over hun kinderen en kleinkinderen en hoe geweldig het allemaal niet is, hou ik mijn mond, zei een vrouw tegen me. Ik hoop dat ze me maar niet vragen hoe het bij mij is. Want dan moet ik vertellen dat ik ze niet of nauwelijks zie. En niet begrijp waarom. Dan moet ik zeggen dat het bij mij helemaal niet goed is. Het verhaal van de vader en de twee zonen spiegelt ons bestaan: het toont wat mis kan gaan, maar bovenal laat het zien wat wezenlijk is en 1
waarom het gaat in ons leven. De theoloog van Gennep noemde dit het oerverhaal voor onze cultuur, voor onze samenleving, het oerverhaal dat aangeeft wat goed is voor jou, voor mij. Wat is er verkeerd aan dat een zoon het huis uit wil? Je hoopt toch dat je kind niet altijd thuis blijft plakken. Je hoopt dat het een eigen weg zoekt en vindt. Elke psycholoog zal zeggen: we moeten loskomen van ons huis, we moeten geen verlengstuk worden van onze ouders. We moeten vrijheid ervaren. En ze zullen zeggen: pas als je voldoende afstand hebt gekregen van je ouders kun je hen op een volwassen manier ontmoeten. Wat die jongste doet, lijkt mij heel gezond Dat vonden kerkvaders uit de eerste eeuwen na Christus ook. Ze prezen de jongste. Hieronymus zegt: hij gaat het huis uit om op zijn eigen wijze God te kunnen dienen. En hij verstrooide zijn leven, was bij Hieronymus niet: hij verkwistte zijn geld. Nee, hij verstrooide, hij zaaide, zoals dat ook van Jezus werd gezegd: dat hij het goede als een zaaier om zich heen verstrooide. De jongste heeft later veel op zijn kop gekregen. Kinderbijbels hebben bijgedragen aan de beeldvorming. Je ziet hem oeverloos feestvieren en de bloemetjes buiten zetten. Wat zijn vader met hem deelde jaagt hij er door heen. Het staat allemaal niet in de bijbel zelf. Ook niet wat de oudste hem later in de schoenen schuift: dat zijn geld opgegaan is aan hoeren. De geschiedenis heeft die jongste geframed als slechterik, als verloren zoon. Als jongen die geen goed kan doen. Ik denk dat in die jongste juist het goede van het leven herkenbaar wordt. Hij krijgt honger. Dat komt, roept de kinderbijbel, omdat hij blut is. De bijbel zegt: er komt hongersnood in het land. Hij leert het leven kennen. Dat je niet alles in de hand hebt, zoals een hongersnood die alle mensen treft. Hij ondervindt wat het is om iets niet te kunnen en niet te hebben. Hij moet leven met gebrek. 2
Is dat verkeerd, of leer je juist in dat gebrek ook niet wezenlijke en goede van het leven kennen. Is het wezen van vasten niet dat je loskomt van al je spullen en zo dieper ervaart wat er toe doet? De jongste gaat zwijnen hoeden. Zwijnen, varkens zijn in die tijd onreine dieren. Sterker nog: je vervloekt een ander door hem zwijn of varken te noemen. Het was toen het ultieme vloek- en scheldwoord. Met vervloeken hebben ook die varkensmutsen en varkenskoppen van demonstranten van nu alles te maken. Bij het hoeden van de zwijnen komt hij bij zichzelf. Dat hoeden van het vervloekte is blijkbaar niet slecht, maar dient het goede. De zoon komt tot zelfinzicht en inkeer. Hij durft naar zijn eigen geschiedenis te kijken, naar wat verkeerd gegaan is. Maar ook naar wat hij verkeerd gedaan heeft. Zo neemt hij ook het woord zonde in de mond. Ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Zonde is voor velen een beladen woord. We nemen het niet gemakkelijk in de mond. Ik denk dat er veel heilloze manieren van spreken over zonde zijn. Bijvoorbeeld door altijd naar anderen te kijken en de schuld van alles bij een ander te leggen. Heilloos is de afrekencultuur van onze maatschappij. We gaan op een slechte manier om met onze misstappen en vooral die van anderen. De televisie kan ze genadeloos eindeloos herhalen. We blijven steken in ons oordeel, in onze veroordeling. Heilloos is ook de wijze waarop je in het boek en de film Knielen op een bed violen over zonde hoort spreken. Op een manier die je te klein maakt, en angstig voor een God van willekeur. De jongste zoon spreekt over zonde, maar gaat er mee op weg. Hij staat op. Om naar huis te gaan. Het huis van zijn vader. Om het ook daar uit te spreken. Die jongste is geen engel, hij heeft ongetwijfeld misstappen gemaakt. Hij is letterlijk en figuurlijk ver van huis geraakt. Daar komt hij openlijk voor uit, Maar aan zijn leven is vooral op allerlei manieren het goede te ontdekken. De vader heeft hem, als hij nog ver is, al gezien. 3
Wie is hij? Die vader is wat wij kwijt zijn geraakt. Die vader is vaak verdwenen is uit ons denken en geloven, ons doen en laten, ons leven en samenleven. Die vader is wat wij als mensen vaak niet kunnen opbrengen ten opzichte van elkaar. Die vader verwijst naar God. God? Niemand heeft ooit God gezien. Die is onkenbaar en onzienbaar. We kunnen niet rechtstreeks over God spreken. Dat doet ook Jezus niet. Met een verhaal, met een gelijkenis verwijst hij naar God. Die vader laat zien wat met God te maken heeft: het goede van het leven. Hij deelt zijn leven met zijn kinderen. Hij laat los en laat vrij. De jongste krijgt de ruimte om te gaan, om te zoeken, te dwalen, en om terug te keren. Die vader weet dat hij het speelveld van zijn zoon niet mag betreden. Dat hij moet wachten. Maar zolang hij leeft is die zoon niet uit zijn gedachten. Met hart en ziel wacht hij. En hij kijkt, met ogen van ontferming. Hij is tot in zijn ingewanden om zijn zoon bewogen. Als hij hem ziet naderen, loopt hij op hem af en valt hem om de hals. Hij nodigt hem in huis. Kleedt hem met een mantel, een ring en sandalen. En bovenal: hij noemt hem mijn zoon. Die vader staat voor het goede, hij wil het feest, hij wil het geluk. En als zijn oudste niet naar binnen wil, gaat hij naar buiten. Om met zijn roepstem, met zijn appel hem te nodigen, hem te herinneren dat zijn huis bestemd is voor ruimte voor de oudste en de jongste. Voor joden en christenen, voor moslims en boeddhisten, voor theisten, agnosten en atheïsten. Die vader lijkt op God. Die hartstochtelijk het goede wil voor al zijn dochters en zonen. Komt het goed met deze familie? Komt het goed met onze familie? Komt het goed met onze wereld? Als het aan ons mensen ligt? De oudste zoon blijft buiten staan. Ik kan zijn wrok wel begrijpen. Zou ik anders hebben gereageerd dan hij? Ik weet het niet. Ik kan zelf erg onverdraagzaam zijn en ik ben soms niet vergevensgezind. Als het aan mij ligt zou die jongste nog wel even buiten mogen blijven. 4
Komt het goed? Als het aan God ligt, komt het goed. En wij? Wij zijn geen God. We kennen geen God. We hebben de God van liefde en vergeving ingeruild voor een maatschappij met een afrekencultuur. We hebben het huis met de vele woningen ingeruild voor het fort Europa, dat de grenzen sluit. We zijn geen God. Wij zijn de oudste en de jongste. We zijn de jongste en de oudste. Uit ons zelf zijn we onmachtig om aan tafel te gaan. En als schade te groot is kunnen we, hoeven we soms geen vergeving opbrengen. We hebben vergeving zelf hard nodig. Wij zijn geen God. Wij zijn op zijn best menselijke mensen. Wat je kunt doen is: die vader uit het verhaal, die naar God verwijst, laten spreken in je bestaan. En de Geest van die Vader laten inwerken op je leven. De Geest die ruimte geeft om te leven, te gaan en te dwalen. De Geest die ons onvermogen kent. De Geest van een nieuw begin. De Geest van de gastvrije tafel waarin wij mogen komen, met onze levensbagage, wie wij ook zijn en wat we ook denken of geloven. De Geest van het huis waar wij elkaar mogen in vrede kunnen ontmoeten of in vrede kunnen mijden. De Geest die het goede zoekt, het goede verwelkomt in ieder mens, in elke religie of godsdienst. De geest van het feest, het feestmaal, het troostmaal. Je kunt die geest blokkeren en je kunt die geest toelaten en er uit leven. Komt het goed? Als het aan God ligt, komt het goed. Amen 5