Onderzoek naar de conformiteit tussen SIC 1 tot en met SIC 25 en de Europese jaarrekeningenrichtlijnen



Vergelijkbare documenten
ONDERZOEK NAAR DE CONFORMITEIT TUSSEN IAS 32 (HERZIENE VERSIE VAN 1998) EN DE EUROPESE JAARREKENINGENRICHTLIJNEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 247/3

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016

1 Toepasselijke IFRS normen 1. 2 Definities 2 3 Informatie die in de balans moet worden opgenomen 3 4 Onderscheid tussen vlottend en vast 4

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

J A A R STUKKEN Pertax BV Ede

SPECIALISTERREN B.V. KOBALTWEG CE UTRECHT PUBLICATIERAPPORT 2016

Wettelijke regelingen in verband met de jaarrekening

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister

Jaarrekening 2017 Stichting Brainwash

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

De Veste Vermogensbeheer B.V. te Breda. Kamer van Koophandel Inschrijfnummer JAARREKENING 2017

Stichting Vrienden van het Mauritshuis te s-gravenhage

J A A R STUKKEN Pertax BV Ede

De Veste B.V. te Breda. Kamer van Koophandel Inschrijfnummer JAARREKENING 2018

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Mijndomein.nl Services BV

SynVest Fund Management B.V. gevestigd te Amsterdam Rapport inzake de Publicatiebalans 2016 Vastgesteld door de Algemene Vergadering d.d.

Bijlage bij opgave 3 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap jaarrekening 2013

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014

19. Totaal van het niet-hybride eigen vermogen sensu stricto 199

NE-iT Hosting B.V. De Tienden 26c 5674 TB NUENEN. Publicatierapport Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer

Sectie A: Samenvatting van de waarderingsregels... 1 Sectie B: Boekhoudregels Toepasselijke IFRS normen... 4

Finquiddity Vermogensbeheer B.V., Hilversum Nummer kamer van koophandel: Gegenereerd op 10:40 25 mei 2016

Stichting Noppes Midden-Holland te Beverwijk. BALANS PER 31 DECEMBER 2017 (na resultaatbestemming) 31 december december 2017 ACTIVA

NE-iT Automatisering B.V. De Tienden 26c 5674 TB Nuenen. Publicatierapport 2016

(Voor de EER relevante tekst)

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg 5-Z 1101 CA AMSTERDAM. Publicatiebalans 2015

BALANS PER 31 DECEMBER 2016 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA

Financieel verslag 2015

Ophorst Van Marwijk Kooy Vermogensbeheer N.V. Gouda

Hoofdstuk 270 / De winst- en verliesrekening 270.1

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister

BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA MATERIËLE VASTE ACTIVA

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

SynVest Fund Management B.V. gevestigd te Amsterdam Rapport inzake de publicatiebalans 2018

(Voor de EER relevante tekst)

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister

Halfjaarbericht 2017 NedSense enterprises N.V.

Stichting Openbaar Museum Modelbouw Leyenseweg BC BILTHOVEN. Financieel verslag 2014

Schiphol Nederland BV Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Examen EV AA 18 januari 2017 Uitwerking en puntenverdeling. Opgave 1 (33 punten)

Stichting Kringloopcentrum Spullenhulp, SOEST inzake de jaarrekening 2011

Tussentijdse cijfers / voor publicatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

ANBI Publicatie Stichting De Nijensteen, Heerde

Vaste activa Materiële vaste activa Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen

CTOUCH Europe B.V. Het Schakelplein GR Eindhoven. Publicatierapport 2015

IAS NL Publicatieblad van de Europese Unie INTERNATIONAL ACCOUNTING STANDARD IAS 23 (HERZIENE VERSIE VAN 1993) Financieringskosten

(Voor de EER relevante tekst)

Publicatierapport 2017

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

OMZET Nederland Duitsland

Schiphol Nederland B.V Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Jaarrapport 2016

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg 5-Z 1101 CA AMSTERDAM. Halfjaarcijfers 2017

NLNet gevestigd te Nijkerk. Financiële verantwoording 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BEWAARBEDRIJF AMEURO N.V. Jaarverslag 31 december 2014

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg CA AMSTERDAM. Publicatiebalans 2014

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Rapport aan CBL Vennootschap B.V. inzake de jaarrekening 2016

Stichting Vrienden van het Mauritshuis te s-gravenhage

D044554/01 BIJLAGE. Beleggingsentiteiten: toepassing van de uitzondering op de consolidatie. (Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 12 en IAS 28)

Tussentijdse cijfers / voor publikatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Jaarrekening Stichting Veilige Havens Internationaal Mr. S. van Houtenlaan TX Amstelveen

Halfjaarbericht 2017 NedSense enterprises N.V.

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg 5-Z 1101 CA AMSTERDAM. Halfjaarcijfers 2016

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2018 t/m 30 juni 2018

Datum deponering 2 juli 2019

Stichting Openbaar Museum Modelbouw Postbus AE DE BILT. Financieel verslag (t.b.v. website) 2015

Bewaarbedrijf Ameuro N.V. Jaarverslag december 2015

Jaarverslag van Claim Staat Vennootschap B.V., s-hertogenbosch

Twiki RoboticsR. Jaarverslag 2013

TRIODOS CUSTODY BV Jaarverslag 2014

Halfjaarbericht N.V. Dico International

NLNet gevestigd te Nijkerk. Jaarrekening 2016

Stichting Kringloopcentrum Spullenhulp, SOEST inzake de jaarrekening 2012

RICHTLIJN 2003/51/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Stichting Vrienden van het Mauritshuis te s-gravenhage

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande

Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vorderingen Liquide middelen

10 Buitenlandse deelnemingen in de (geconsolideerde) jaarrekening

Informatie over de rechtspersoon. Informatie over de rapportage

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Kingdom Ministries De heer A. van der Laak Klaproosstraat WD OMMEN Publicatiebalans 2014

ANBI Publicatie Stichting DOB Ecology, Amsterdam

ANBI Publicatie Stichting DOB Ecology, Amsterdam

Stichtingsvermogen (1) Vrije reserve Langlopende schulden (2) Kortlopende schulden

Interim Jaarrekening 2016

10 Buitenlandse deelnemingen in de (geconsolideerde) jaarrekening

Tussentijdse cijfers / voor publicatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Vinc Vastgoed Management I B.V. gevestigd te Rotterdam

Publicatiegegevens 2008

Jaarrekening. BrightNL Coöperatie U.A. Statutair gevestigd te Amsterdam KvK inschrijving:

Financieel verslag 2014

Transcriptie:

Februari 2001 Onderzoek naar de conformiteit tussen SIC 1 tot en met SIC 25 en de Europese jaarrekeningenrichtlijnen DIRECTORAAT-GENERAAL MARKT Interne Markt en Financiële Markten

Dit document is opgesteld voor intern gebruik binnen de Commissie. Het geeft niet noodzakelijkerwijs het officiële standpunt van de Commissie weer. Behoudens voor commerciële doeleinden is reproductie toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld. 2

EUROPESE COMMISSIE DG Interne markt Financiële diensten Financiële informatie en vennootschapsrecht 6901/2001 Onderzoek naar de conformiteit tussen de interpretaties van het Standing Interpretations Committee (SIC) van het IASC en de Europese jaarrekeningenrichtlijnen: SIC 1 SIC 25 SIC 1: Consistentie - Verschillende methoden van kostprijsberekening voor voorraden ("Consistency Different Cost Formulas for Inventories") 1 Op grond van de paragrafen 21 en 23 van IAS 2 kunnen verschillende methoden voor kostprijsberekening (FIFO, gewogen gemiddelde kostprijs of LIFO) worden gebruikt voor voorraden die gewoonlijk onderling vervangbaar zijn of niet voor bijzondere projecten vervaardigd en bestemd zijn. In SIC 1 wordt bepaald dat een onderneming dezelfde methode van kostprijsberekening dient te gebruiken voor voorraden die voor haar van vergelijkbare aard en aanwending zijn. Voor voorraden van goederen van verschillende aard of aanwending kunnen verschillende methoden van kostenberekening worden gebruikt. SIC 1 strookt volledig met artikel 40 van de Vierde Richtlijn, waarin wordt bepaald dat de lidstaten kunnen toestaan dat de aanschaffings- of vervaardigingskosten van voorraden van goederen van dezelfde soort worden berekend op basis van gewogen gemiddelde prijzen of volgens de FIFO-methode of de LIFO-methode, dan wel volgens een soortgelijke methode. SIC 2: Consistentie Activering van rentekosten ("Consistency Capitalisation of Borrowing Costs") 1 De paragrafen 7 en 11 van IAS 23 laten de keuze tussen ofwel het boeken van alle rentekosten als een last in de periode waarin zij gemaakt worden (Benchmark Treatment), ofwel activering van de rentekosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de verwerving, bouw of vervaardiging van de in aanmerking komende activa als deel van de kosten van deze activa (geoorloofde alternatieve behandeling 1 Commissiedocument DG MARKT 6053/99. 3

Allowed Alternative Treatment). In SIC 2 wordt gesteld dat indien een onderneming gekozen heeft voor toepassing van de geoorloofde alternatieve behandeling van activering, die methode dan consequent dient te worden toegepast op alle rentekosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de verwerving, bouw of vervaardiging van de in aanmerking komende activa van de onderneming, zelfs wanneer voortzetting van de activering inhoudt dat de boekwaarde van een bepaald activum de realiseerbare waarde overschrijdt. In dergelijke gevallen wordt het desbetreffende activum geboekt ten belope van de realiseerbare waarde door middel van de boeking van een waardeverminderingsverlies. In artikel 35, lid 4, van de Vierde Richtlijn wordt bepaald dat rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor de financiering van de productie van vaste activa mag worden opgenomen in de vervaardigingskosten voorzover zij op de productieperiode betrekking heeft, terwijl in artikel 31, lid 1, onder b), wordt bepaald dat de waarderingsmethoden niet van het ene boekjaar op het andere mogen worden gewijzigd. Derhalve stroken de eisen van SIC 2 volledig met het consistentiebeginsel zoals dat in de Vierde Richtlijn is neergelegd. SIC 3: Eliminatie van niet-gerealiseerde winsten en verliezen op transacties met verbonden ondernemingen ("Elimination of Unrealised Profits and Losses on Transactions with Associates") 1 In IAS 28 worden geen expliciete richtsnoeren gegeven voor de eliminatie van nietgerealiseerde winsten en verliezen op transacties tussen een investerende onderneming (of haar geconsolideerde dochterondernemingen) en haar verbonden ondernemingen. In SIC 3 wordt bepaald dat bij toepassing van de vermogensmutatiemethode ten aanzien van verbonden ondernemingen, de niet-gerealiseerde winsten en verliezen uit transacties tussen een investerende onderneming (of haar geconsolideerde dochterondernemingen) en haar verbonden ondernemingen dienen te worden geëlimineerd ten belope van het bedrag van de deelneming van de investeerder in de verbonden onderneming. Niet-gerealiseerde verliezen mogen niet worden geëlimineerd indien uit de transactie naar voren komt dat er sprake is van een waardevermindering van het overgedragen activum. SIC 3 strookt volledig met artikel 31, lid 1, onder c), punten aa) en bb), van de Vierde Richtlijn, waarin wordt bepaald dat winsten slechts in de jaarrekening mogen worden opgenomen voorzover zij op de balansdatum zijn gerealiseerd, en dat alle voorzienbare risico's en mogelijke verliezen die hun oorsprong hebben in het boekjaar of in een vorig boekjaar, in aanmerking moeten worden genomen. 4

[SIC 4: ingetrokken] SIC 5: Classificatie van financiële instrumenten Voorzieningen voor voorwaardelijke afwikkeling ("Classification of Financial Instruments Contingent Settlement Provisions") 1 SIC 5 gaat in op de vraag hoe een financieel instrument moet worden geclassificeerd indien de wijze van afwikkeling (d.w.z. contant of in eigen-vermogensinstrumenten van de emittent) afhankelijk is van de uitkomst van onzekere toekomstige gebeurtenissen die noch door de emittent noch door de houder van het instrument kunnen worden beheerst. Zo kan een onderneming bijvoorbeeld aandelen uitgeven waarbij de afwikkeling afhankelijk is van het niveau van de toekomstige bedrijfsopbrengsten van de emittent; indien de onderneming er in een bepaald jaar niet in slaagt het nagestreefde niveau van de bedrijfsopbrengsten te realiseren, dan is zij verplicht de aandelen om te wisselen in obligaties. In SIC 5 wordt bepaald dat de aandelen in dergelijke gevallen overeenkomstig de paragrafen 5 en 18 van IAS 32 als verplichtingen dienen te worden opgenomen, ongeacht de juridische vorm ervan, tenzij de mogelijkheid van afwikkeling in contanten weinig waarschijnlijk lijkt, in welk geval de instrumenten als eigen vermogen dienen te worden geclassificeerd. SIC 5 kan een strijdigheid met de jaarrekeningenrichtlijnen opleveren, zoals reeds gebleken is tijdens het onderzoek van het Contactcomité naar de conformiteit tussen IAS 32 (herziene versie van 1998) en de jaarrekeningenrichtlijnen. De in SIC 5 gestelde eis om bepaalde financiële instrumenten die juridisch gezien eigen vermogen zijn, maar die volgens de criteria van IAS 32, in wezen verplichtingen zijn, als verplichtingen te behandelen, is in strijd met de schema's voor de balans zoals vervat in de artikelen 9 en 10 van de Vierde Richtlijn, die het hoofd "Geplaatst kapitaal" voorzien onder de titel "Eigen vermogen". Indien dergelijke aandelen door een dochteronderneming zijn uitgegeven, zou de opneming ervan als verplichtingen in de geconsolideerde jaarrekening strijdig zijn met artikel 21 van de Zevende Richtlijn, op grond waarvan minderheidsbelangen onder een "afzonderlijke post" op de geconsolideerde balans moeten worden vermeld. Indien aandelen als verplichtingen in de balans worden verwerkt, zou dit bovendien de toepassing van de Tweede Richtlijn Vennootschapsrecht fnuiken; deze bevat onder andere regels voor de winstuitkering en voor de te nemen stappen ingeval een belangrijk deel van het kapitaal verloren gaat. Deze regels zijn gebaseerd op de verhoudingen tussen, en veelvouden van, activa, passiva en eigen vermogen, zoals in de jaarrekeningen vermeld. De feitelijke gevolgen van deze regels zullen variëren naargelang aandelen onder "Eigen vermogen" of als verplichtingen worden opgenomen. Een mogelijke oplossing voor deze strijdigheid zou echter kunnen zijn om dergelijke aandelen, die volgens SIC 5 als passivum moeten worden geclassificeerd, als extra post op te voeren onder het hoofd "Eigen vermogen". 5

SIC 6: Kosten van de aanpassing van bestaande software ("Costs of Modifying Existing Software") 1 SIC 6 gaat in op de vraag of de kosten van de aanpassing van bestaande softwaresystemen kunnen worden geactiveerd en, zo niet, wanneer dergelijke kosten als last moeten worden geboekt. Hoewel de interpretatie is opgesteld in het kader van de millenniumovergang, strekt de toepassing ervan zich uit tot de kosten van softwarewijzigingen in het algemeen. In SIC 6 wordt bepaald dat de kosten die gemaakt worden voor het herstel of de handhaving van de toekomstige economische voordelen die een onderneming kan verwachten van het oorspronkelijk geraamde prestatieniveau van bestaande softwaresystemen, niet mogen worden geactiveerd maar als last dienen te worden geboekt wanneer de herstellings- of onderhoudswerkzaamheden daadwerkelijk worden uitgevoerd. SIC 6 strookt volledig met artikel 35 van de Vierde Richtlijn, waarin wordt voorgeschreven dat vaste activa moeten worden gewaardeerd tegen aanschaffings- of vervaardigingskosten. De SIC-interpretatie strookt ook volledig met het bepaalde in de Vierde Richtlijn dat kosten die worden gemaakt voor het herstel of de handhaving van de toekomstige economische voordelen die een onderneming mag verwachten van het oorspronkelijke prestatieniveau van bestaande softwaresystemen, niet mogen worden geactiveerd maar in plaats daarvan als last moeten worden geboekt naarmate de kosten gemaakt worden. SIC 7: Invoering van de euro ("Introduction of the Euro") 1 SIC 7 gaat in op het vraagstuk van de toepassing van IAS 21 (Gevolgen van wisselkoersschommelingen "The Effects of Changes in Foreign Exchange Rates" ) wanneer de aan de economische en monetaire unie deelnemende lidstaten van de Europese Unie overschakelen van hun nationale munteenheden op de euro. Er wordt gesteld dat de voorschriften van IAS 21 inzake de omrekening van valutatransacties en van jaarrekeningen voor buitenlandse vestigingen strikt moeten worden toegepast bij de overschakeling. Het Contactcomité heeft eerder geconcludeerd dat er geen strijdigheden bestaan tussen IAS 21 en de jaarrekeningenrichtlijnen. Aangezien in SIC 7 alleen de eisen van IAS 21 worden herhaald, leidt dit derhalve evenmin tot enige strijdigheid. 6

SIC 8: Eerste toepassing van IAS-standaarden als primaire grondslag voor de financiële verslaglegging ("First-Time Application of IASs as the Primary Basis of Accounting") 1 SIC 8 gaat in op de volgende twee vraagstukken: a) de wijze waarop de jaarrekening van een onderneming moet worden opgesteld en gepresenteerd in de periode waarin IAS-standaarden voor het eerst volledig worden toegepast als primaire grondslag voor de financiële verslaglegging; en b) wanneer IAS-standaarden voor het eerst volledig worden toegepast als de primaire grondslag voor de financiële verslaggeving, de vraag hoe specifieke overgangsbepalingen van de individuele standaarden en SIC-interpretaties moeten worden toegepast op saldi van posten die reeds bestonden op de datum van ingang van die standaarden en interpretaties. In SIC 8 wordt bepaald dat in de periode waarin IAS-standaarden voor het eerst als primaire grondslag voor de financiële verslaglegging worden toegepast, de jaarrekening van een onderneming (met inbegrip van vergelijkende informatie) dient te worden opgesteld en gepresenteerd alsof deze ook vóór de verslagperiode waarin de desbetreffende IAS-standaarden voor het eerst worden toegepast, al overeenkomstig deze standaarden was opgesteld. Een onderneming dient de overgangsbepalingen van de van kracht zijnde standaarden en interpretaties alleen toe te passen voor verslagperioden die eindigen op de in de betrokken standaarden en interpretaties voorgeschreven datum. SIC 8 schrijft ook voor dat in de verslagperiode waarin IAS-standaarden voor het eerst volledig worden toegepast, bepaalde informatie moet worden verstrekt. In artikel 31, lid 1, onder b), van de Vierde Richtlijn is het algemene beginsel vastgelegd dat de waarderingsmethoden niet van het ene boekjaar op het andere mogen worden gewijzigd. Bij artikel 31, lid 2, wordt ondernemingen evenwel toegestaan om in uitzonderingsgevallen van dit algemene beginsel af te wijken. Volgens het Contactcomité zou de invoering van de IAS-standaarden een voorbeeld zijn van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. In artikel 31, lid 2, wordt echter ook bepaald dat dergelijke afwijkingen in de toelichting vermeld en naar behoren gemotiveerd moeten worden; voorts moet de invloed daarvan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat worden aangegeven. SIC 8 leidt derhalve niet tot enige strijdigheid met de jaarrekeningenrichtlijnen. SIC 9: Bedrijfscombinaties Classificatie als overname dan wel als samensmelting van belangen ("Business Combinations Classification either as Acquisitions or Uniting of Interests") 1 SIC 9 verschaft duidelijkheid omtrent de bepalingen van IAS 22 die toegepast moeten worden om vast te stellen of een bedrijfscombinatie als een overname, dan wel als een samensmelting van belangen dient te worden geclassificeerd. De interpretatie legt geen nieuwe verplichtingen op, maar benadrukt alleen de richtsnoeren die reeds in IAS 22 zijn 7

vervat, namelijk dat een bedrijfscombinatie als een overname in de boeken moet worden opgenomen, tenzij niet kan worden vastgesteld wie de verwerver is. Deze voorwaarde is reeds in paragraaf 13 van IAS 22 (herziene versie van 1998) vervat, alsmede in de aanvullende richtsnoeren van IAS 22, waarbij voorbeelden worden gegeven van belangrijke factoren die in aanmerking moeten worden genomen om te bepalen of de aandeelhouders van één van de samen te voegen ondernemingen beschikkingsmacht verkrijgen over de samengevoegde onderneming. Het Contactcomité is reeds eerder tot de slotsom gekomen dat er geen strijdigheden bestaan tussen de eisen van IAS 22 inzake de toepassing van de administratieve methode van samensmelting van belangen en de jaarrekeningenrichtlijnen. In artikel 20 van de Zevende Richtlijn zijn bepaalde minimumvoorwaarden vastgelegd waaraan moet zijn voldaan om de methode van samensmelting van belangen te kunnen toepassen; deze voorwaarden zijn niet in strijd met IAS 22. Aangezien SIC 9 alleen meer duidelijkheid verschaft omtrent de voorschriften van IAS 22 die moeten worden toegepast om te bepalen hoe een bedrijfscombinatie moet worden geclassificeerd, is deze interpretatie derhalve volledig in overeenstemming met de richtlijnen. SIC 10: Overheidssteun die niet specifiek verband houdt met de bedrijfsactiviteiten ("Government Assistance No specific Relation to Operating Activities") 1 SIC 10 heeft betrekking op gevallen waarin overheidssteun wordt toegekend aan ondernemingen onder voorwaarden die niet specifiek verband houden met de bedrijfsactiviteiten van de onderneming (aan een onderneming kan bijvoorbeeld steun worden verleend om haar activiteiten in een onderontwikkeld gebied voort te zetten). De vraag rijst of dergelijke steun op grond van IAS 20 al dan niet als overheidssubsidie moet worden geboekt. SIC 10 stelt dat overheidssteun niet voldoet aan de definitie van overheidssubsidies van IAS 20, zelfs wanneer er geen voorwaarden worden gesteld die specifiek betrekking hebben op de bedrijfsactiviteiten van de onderneming behalve het vereiste om in bepaalde regio's of sectoren werkzaam te zijn. Het Contactcomité is eerder tot de slotsom gekomen dat er geen strijdigheden bestaan tussen IAS 20 en de jaarrekeningenrichtlijnen. SIC 10 verduidelijkt alleen de definitie van overheidssubsidies die in IAS 20 is vervat, en levert derhalve geen strijdigheden op. SIC 11: Vreemde valuta Activering van verliezen als gevolg van sterke valutadevaluaties ("Foreign Exchange Capitalisation of Losses Resulting from Severe Currency Devaluations") 1 De geoorloofde alternatieve behandeling, zoals uiteengezet in paragraaf 21 van IAS 21, stelt verschillende voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat een onderneming 8

valutaverliezen op in vreemde valuta luidende verplichtingen kan opnemen in de boekwaarde van de desbetreffende activa. SIC 11 geeft een interpretatie van hetgeen onder deze voorwaarden moet worden verstaan en hoe deze in de praktijk moeten worden toegepast. Het Contactcomité is eerder tot de slotsom gekomen dat er geen strijdigheden bestaan tussen IAS 21 en de jaarrekeninge nrichtlijnen. SIC 11 bevat alleen een verdere interpretatie van de voorwaarden voor de activering van sommige koersverliezen op vreemde valuta, zoals bedoeld in paragraaf 21 van IAS 21, en geeft derhalve geen aanleiding tot nieuwe strijdigheden. SIC 12: Consolidatie Voor een speciaal doel opgerichte ondernemingen ("Consolidation Special Purpose Entities") 2 IAS 27 schrijft voor dat entiteiten waarover de verslagleggende onderneming beslissende zeggenschap heeft, in de consolidatie moeten worden begrepen. In de standaard wordt echter niet expliciet aangegeven hoe voor een speciaal doel opgerichte ondernemingen ( Special Purpose Entities SPE's) in de consolidatie moeten worden opgenomen. Een SPE is een entiteit die doorgaans is opgericht om een uiterst specifiek en welbepaald doel te verwezenlijken, zoals bijvoorbeeld de effectisering van financiële activa of de sale and leaseback van een niet-financieel vast activum. Een SPE kan de vorm aannemen van een vennootschap, een trust, een vennootschap onder firma of een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid. Ten aanzien van een SPE gelden vaak wettelijke regelingen die strikte en soms permanente beperkingen stellen aan de beslissingsmacht van de raad van bestuur over de activiteiten die door de SPE worden uitgeoefend. SIC 12 gaat in op de vraag wanneer een SPE door een verslagleggende onderneming in de consolidatie dient te worden begrepen en schrijft voor dat een SPE in de consolidatie moet worden opgenomen wanneer uit de verhouding tussen een onderneming en de SPE blijkt dat de SPE in feite onder het beheer van deze onderneming staat. Analyse De stelling dat een onder het beheer van de moederonderneming staande entiteit in de consolidatie moet worden opgenomen, strookt volkomen met de voorwaarden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening zoals deze in artikel 1, lid 2, van de Zevende Richtlijn worden omschreven. Laatstgenoemde bepaling stelt immers dat de lidstaten een onder hun nationaal recht vallende moederonderneming kunnen verplichten een geconsolideerde jaarrekening op te stellen indien deze een deelneming heeft in een andere onderneming (dochteronderneming), en: a) feitelijk een overheersende invloed op deze onderneming uitoefent; of b) moeder- en dochteronderneming onder centrale leiding van de moederonderneming staan. Het begrip "deelneming" wordt in artikel 17 van de Vierde Richtlijn gedefinieerd als rechten in het kapitaal van andere ondernemingen. 2 Commissiedocument DG MARKT 6905/01. 9

In gevallen waarin een moederonderneming een deelneming in een SPE bezit en er tegelijkertijd beslissende zeggenschap over uitoefent onder de in SIC 12 bedoelde omstandigheden, strookt het volkomen met de Zevende Richtlijn om de SPE in de consolidatie van de moederonderneming op te nemen. Vaak wordt de zeggenschap over en het economisch belang in een SPE echter op een zodanige wijze geregeld dat de moederonderneming geen deelneming in het eigen vermogen van de SPE heeft. In zulk een geval zou de onderneming in kwestie derhalve niet voldoen aan een van de vereisten van de Zevende Richtlijn om de SPE in de consolidatie op te nemen. Ten tijde van de aanneming van de Zevende Richtlijn werd er geen rekening mee gehouden dat voor de verwezenlijking van de commerciële doeleinden die tegenwoordig worden nagestreefd, SPE's zouden worden opgericht. Dit neemt evenwel niet weg dat er sprake is van een tegenstrijdigheid tussen SIC 12 en de Zevende Richtlijn wanneer een moederonderneming beslissende zeggenschap uitoefent over een SPE maar er geen deelneming in heeft. In dergelijke gevallen zou de richtlijn de opneming van de SPE in de consolidatie verbieden. Het Contactcomité heeft daarom nagegaan of het primaat van het getrouwe beeld niet kan worden aangevoerd om deze tegenstrijdigheid te ondervangen. Het comité kwam echter tot de bevinding dat artikel 16 van de Zevende Richtlijn voorschrijft dat de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn moet worden opgesteld, en dat het primaat van het getrouwe beeld enkel kan worden aangevoerd in verband met het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen. Het comité concludeerde dan ook dat het primaat van het getrouwe beeld niet met betrekking tot de reikwijdte van de consolidatie kan worden aangevoerd en dat de tegenstrijdigheid tussen de Zevende Richtlijn en SIC 12 dus niet op deze wijze kan worden ondervangen. Het Contactcomité is echter van mening dat het effect van deze tegenstrijdigheid tot op zekere hoogte kan worden afgezwakt door pro memorie aanvullende informatie te verstrekken om aan te geven welke de gevolgen zijn van de opneming van de SPE in de consolidatie. Het comité heeft er tevens bij de Commissie op aangedrongen dit vraagstuk in haar programma tot modernisering van de jaarrekeningenrichtlijnen als een spoedeisende kwestie aan te merken. SIC 13: Gezamenlijk beheerde ondernemingen Niet-monetaire inbreng door ondernemers-deelnemers ("Jointly Controlled Entities Non- Monetary Contributions by Venturers") 1 SIC 13 geeft een interpretatie van paragraaf 39 van IAS 31, waarbij verduidelijkt wordt hoe het overeenkomstige deel van de winsten en verliezen die ontstaan als gevolg van een inbreng van een niet-monetair activum in een gezamenlijk beheerde onderneming in ruil voor een eigendomsbelang in de gezamenlijke onderneming, door de ondernemerdeelnemer in de resultatenrekening moet worden verwerkt. 10

Het Contactcomité is eerder tot de slotsom gekomen dat er geen strijdigheden bestaan tussen IAS 31 en de jaarrekeningenrichtlijnen. De nadere interpretatie die in SIC 13 wordt gegeven van paragraaf 39 van IAS 31 verandert niets aan deze conclusie. SIC 14: Materiële vaste activa Vergoeding voor bijzondere waardeverminderingen of verlies van dergelijke activa ("Property, Plant and Equipment Compensation for the Impairment or Loss of Items") 1 Ondernemingen kunnen monetaire of niet-monetaire vergoedingen van derden ontvangen in verband met bijzondere waardeverminderingen of verlies van materiële vaste activa. Vaak moeten de ontvangen monetaire vergoedingen om dwingende economische redenen worden aangewend om in waarde verminderde activa te herstellen of nieuwe activa aan te kopen of te vervaardigen ter vervanging van de activa die verloren zijn gegaan of buiten gebruik zijn gesteld. Aangezien in IAS 16 evenwel niet expliciet wordt aangegeven hoe dergelijke monetaire of niet-monetaire vergoedingen moeten worden geboekt, wordt in SIC 14 op deze vraag ingegaan. SIC 14 bevestigt dat het hier om drie afzonderlijke economische feiten gaat en dat elk feit afzonderlijk in de boeken moet worden verwerkt. Deze drie feiten zijn: a) een bijzondere waardevermindering of verlies van een materieel vast activum; b) de in verband hiermee van derden ontvangen vergoeding; en c) de herstelling, aankoop of vervaardiging van een activum ter vervanging. In SIC 14 wordt gesteld dat de ontvangen vergoeding ten gunste van de winst- en verliesrekening moet worden gebracht indien deze wordt verantwoord. Het is niet juist om de vergoeding te boeken als uitgesteld inkomen, dan wel in mindering te brengen op de waardevermindering of het verlies of op de kosten van een nieuw activum. SIC 14 behelst alleen de toepassing van de bepalingen van IAS 36 en IAS 16 en leidt niet tot enige strijdigheid met de jaarrekeningenrichtlijnen. SIC 15: Exploitatiehuur Stimulansen ("Operating Leases Incentives") 1 Bij onderhandelingen over een nieuwe exploitatiehuurovereenkomst of over verlenging daarvan, kan de verhuurder stimulansen geven om de huurder aan te sporen de overeenkomst te sluiten. Voorbeelden van dergelijke stimulansen zijn een contante betaling vooraf aan de huurder of de vergoeding of overname door de verhuurder van de kosten van de huurder (zoals verhuiskosten, verbeteringen aan het gehuurde eigendom en kosten die verband houden met een reeds bestaande huurverplichting van de huurder). Ook kan worden overeengekomen dat voor de eerste termijnen van de huurperiode geen huur of een verlaagde huur wordt aangerekend. 11

De vraag waarop in SIC 15 wordt ingegaan, is hoe stimulansen voor het sluiten van een exploitatiehuurovereenkomst moeten worden geboekt in de jaarrekening van zowel de huurder als de verhuurder. De interpretatie stelt dat huurstimulansen (zoals huurvrije perioden of bijdragen van de verhuurder in de verhuiskosten van de huurder) als een integraal onderdeel van de vergoeding voor het gebruik van het gehuurde activum dient te worden beschouwd. Bijgevolg wordt in SIC 15 het volgende bepaald: de verhuurder dient de totale kosten van stimulansen, zoals bijvoorbeeld een vermindering van huurinkomsten, lineair toe te rekenen aan de verhuurperiode, tenzij een andere systematische grondslag voor de toerekening beter overeenkomt met het tijdspatroon van de vermindering van de baten van het verhuurde activum; en de huurder dient de totale voordelen van de stimulansen lineair te boeken als een verlaging van de huurlasten over de huurperiode, tenzij een andere systematische grondslag overeenstemt met het tijdspatroon van de baten die de huurder ontleent aan het gebruik van het gehuurde goed. Het Contactcomité is eerder tot de slotsom gekomen dat er geen strijdigheden bestaan tussen IAS 17 en de jaarrekeningenrichtlijnen. De nadere interpretatie van IAS 17 in SIC 15 verandert niets aan deze conclusie. SIC 16: Aandelenkapitaal Ingekochte eigen-vermogensinstrumenten (ingekochte eigen aandelen) ("Share Capital Reacquired Own Equity Instruments (Treasury Shares)") 3 SIC 16 heeft betrekking op IAS 32, "Financiële instrumenten: informatieverstrekking en verwerking" ("Financial Instruments: Disclosure and Presentation") en gaat in op de volgende twee vraagstukken: 1) hoe ingekochte eigen aandelen in de balans van de uitgevende onderneming moeten worden verwerkt; en 2) hoe het verschil tussen de aankoopkosten en het ontvangen bedrag moet worden verwerkt wanneer de ingekochte eigen aandelen vervolgens wederom worden verkocht of geplaatst. In verband met deze vraagstukken stelt SIC 16 dat: 1) ingekochte eigen aandelen in de balans op het eigen vermogen in mindering moeten worden gebracht. De aankoop van eigen aandelen moet als een vermogensmutatie in de jaarrekening worden weergegeven; 2) bij de verkoop, plaatsing of aflossing van ingekochte eigen aandelen moet het ontvangen bedrag als een vermogensmutatie in de jaarrekening worden weergegeven. Het verschil tussen de aankoopkosten en de wederverkoopprijs mag in de resultatenrekening bijgevolg niet als winst of verlies worden opgevoerd. SIC 16 stelt dat verminderingen van het eigen vermogen uit hoofde van de inkoop van eigen aandelen afzonderlijk moeten worden vermeld, hetzij in de balans zelf, hetzij in de toelichting. SIC 16 verwijst daarbij naar IAS 1, paragraaf 74(a)(vi), waarin wordt bepaald dat de verkrijgingsprijs van ingekochte eigen aandelen onder meer op één van de volgende wijzen in de balans of in de toelichting mag worden weergegeven: als een eenregelige correctie op het eigen vermogen; 3 Commissiedocument DG MARKT 6035/99. 12

de nominale waarde als aftrekpost van het eigen vermogen, gecorrigeerd voor het agio of disagio op andere vermogensbestanddelen; als een correctie op elk vermogensbestanddeel. SIC 16 is van toepassing op instrumenten van de uitgevende onderneming die volgens IAS 32 tot het eigen vermogen behoren. Aangezien twee bijzondere instrumenten niet onder IAS 32 vallen, zijn deze derhalve uitdrukkelijk van het toepassingsgebied van SIC 16 uitgesloten. Het betreft met name: 1) verplichtingen van werkgevers uit hoofde van regelingen op grond waarvan werknemers opties op aandelen genieten; en 2) verplichtingen van werkgevers uit hoofde van regelingen op grond waarvan werknemers aandelen kunnen kopen. Hierna wordt dan ook niet ingegaan op de vraag hoe deze instrumenten conform de jaarrekeningenrichtlijnen moeten worden verantwoord. Regeling in het kader van de Tweede Richtlijn Vennootschapsrecht Artikel 18 van de Tweede Richtlijn Vennootschapsrecht voorziet in een algemeen verbod op de inkoop van eigen aandelen. Artikel 19, lid 1, biedt de lidstaten de gelegenheid een algemene uitzondering op deze regel toe te staan, voorzover aan een aantal voorwaarden is voldaan. Eén daarvan is dat de transactie niet tot gevolg mag hebben dat het netto actief daalt beneden het bedrag van het geplaatste kapitaal, vermeerderd met de reserves die krachtens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd. In artikel 19, leden 2 en 3, en artikel 20 is onder meer bepaald welke andere specifieke uitzonderingen door het nationale recht kunnen worden toegestaan op het in artikel 18 vervatte algemene verbod. Artikel 22, lid 1, onder b), schrijft voor dat indien de aandelen als activa op de balans worden geboekt, er onder de passiva een gebonden reserve tot eenzelfde bedrag dient te worden opgenomen. Deze bepalingen houden het kapitaal in stand en zijn erop gericht de belangen van aandeelhouders en crediteuren te beschermen. Regeling in het kader van de Vierde Richtlijn Vennootschapsrecht De artikelen 8, 9 en 10 van de Vierde Richtlijn bepalen onder welke specifieke posten eigen aandelen op de balans moeten worden opgenomen, voorzover dit door het nationale recht is toegestaan. Bovendien mogen krachtens artikel 13 eigen aandelen en aandelen in verbonden ondernemingen uitsluitend onder de daartoe voorgeschreven posten worden opgenomen. Deze posten zijn "Financiële vaste activa" of "Effecten". Artikel 15, lid 1, bepaalt dat vermogensbestanddelen op grond van hun bestemming bij de vaste of de vlottende activa moeten worden ingedeeld. In overeenstemming met artikel 22, lid 1, onder b), van de Tweede Richtlijn schrijven de artikelen 8, 9 en 10 tevens voor dat er onder de passiva een gebonden reserve tot eenzelfde bedrag moet worden opgenomen. Hoewel de in de Tweede Richtlijn neergelegde regeling de lidstaten dus de gelegenheid biedt de inkoop van eigen aandelen voor bepaalde doeleinden goed te keuren, wordt in de Vierde Richtlijn niet nader aangegeven in welke gevallen het nationale recht mag toestaan dat eigen aandelen op de balans worden geboekt. De jaarrekeningenrichtlijnen bevatten evenmin enig expliciet richtsnoer voor de verantwoording van door de uitgevende onderneming ingekochte eigen aandelen wanneer het nationale recht niet toestaat dat dergelijke aandelen op de balans worden opgenomen. 13

Verslagleggingsmethoden onder het nationaal recht Er lijkt algemene overeenstemming over te bestaan dat de artikelen 8, 9 en 10 van de Vierde Richtlijn Vennootschapsrecht, in combinatie met artikel 22 van de Tweede Richtlijn in geen uniforme methode voor de verantwoording van eigen aandelen voorzien. Dit blijkt duidelijk in de praktijk wanneer wordt gekeken naar het nationale jaarrekeningenrecht van de verschillende lidstaten. Sommige lidstaten hebben in hun nationaal recht methoden vastgesteld waarbij eigen aandelen in bepaalde gevallen op het eigen vermogen in mindering dienen te worden gebracht. Een aantal lidstaten is bij de omzetting van de Vierde Richtlijn in nationaal jaarrekeningenrecht uitgegaan van het principe dat de inkopen van eigen aandelen verschillende vormen kunnen aannemen en dat naar gelang van de specifieke kenmerken van elke transactie de ene verslagleggingsmethode beter geschikt is dan de andere. In dit opzicht kunnen de lidstaten als volgt worden onderverdeeld: lidstaten die de inkoop van eigen aandelen in hoofdzaak toestaan voor de aflossing ervan en die verlangen dat de aankoopkosten op het eigen vermogen in mindering worden gebracht; lidstaten die de inkoop van eigen aandelen toestaan voor de aflossing ervan of voor andere doeleinden en die verlangen dat de aankoopkosten telkens op het eigen vermogen in mindering worden gebracht; lidstaten die de inkoop van eigen aandelen toestaan voor de aflossing ervan of voor andere doeleinden en die verschillende verslagleggingsmethoden voorschrijven naar gelang van het doel waarvoor de aandelen zijn ingekocht. In sommige lidstaten moeten voor aflossing ingekochte eigen aandelen op het eigen vermogen in mindering worden gebracht; in alle andere gevallen moeten zij als activa worden opgenomen. In andere lidstaten mogen eigen aandelen alleen als activa worden verantwoord wanneer zij in het kader van een markttransactie zijn verworven; in alle andere gevallen moeten de aandelen op het eigen vermogen in mindering worden gebracht. Deze verschillende verslagleggingsmethoden zijn derhalve niet zozeer alternatieve keuzemogelijkheden die in alle soorten situaties kunnen worden toegepast, als wel methoden waarvoor wordt gekozen naar gelang van de aard van de transactie. De door de lidstaten in dit verband gehanteerde oplossingen lopen evenwel uiteen. Eigen aandelen als aftrekpost van het eigen vermogen De richtlijnen bieden de lidstaten de mogelijkheid de inkoop van eigen aandelen toe te staan. Indien zij evenwel van deze mogelijkheid gebruik maken, mag de transactie niet tot gevolg hebben dat het netto actief daalt beneden het bedrag van het geplaatste kapitaal, vermeerderd met de gebonden reserves. Het Contactcomité heeft zich gebogen over het probleem of eigen aandelen zonder meer op het volgestorte kapitaal in mindering mogen worden gebracht en kwam daarbij tot de conclusie dat de Tweede en de Vierde Richtlijn een dergelijke werkwijze niet toestaan. Ten aanzien van de vraag of eigen aandelen al dan niet op het eigen vermogen in mindering mogen worden gebracht, zijn de meeste delegaties binnen het Contactcomité en de diensten van de Commissie het erover eens dat hoewel uit de tekst van de Vierde Richtlijn niet onomstotelijk kan worden afgeleid of dit al dan niet is toegestaan, het toch niet in de bedoeling van de richtlijnen ligt deze mogelijkheid uit te sluiten. Zij is immers niet noodzakelijkerwijze in tegenspraak met de Vierde Richtlijn. Aangevoerd kan worden dat deze verslagleggingsmethode aanvaardbaar is in het kader van de Vierde Richtlijn, mits zij uit hoofde van het nationale recht is toegestaan en het gestorte kapitaal niet wordt 14

beïnvloed. Dit is in feite de interpretatie die wordt aangehangen door een aantal lidstaten waarvan het nationale recht voorschrijft dat bij alle of bepaalde inkopen van eigen aandelen een dergelijke methode moet worden gevolgd, waarbij het bedrag van het gestorte kapitaal onder geen beding mag worden beïnvloed. SIC 16 voert niet noodzakelijkerwijze een verslagleggingsmethode in die uiteindelijk tegen dit vereiste kan indruisen, maar biedt veeleer de gelegenheid in de toelichting eigen aandelen als een aftrekpost van het eigen vermogen weer te geven in de vorm van een eenregelige correctie op het eigen vermogen. Indien de uit hoofde van SIC 16 vereiste informatie in de toelichting wordt verstrekt, dan is dit niet in tegenspraak met het bepaalde in de richtlijnen. Wordt de informatie daarentegen in de balans vermeld, dan zou dit indruisen tegen de richtlijnen. Krachtens de artikelen 8, 9, 10 en 13 van de Vierde Richtlijn is het immers niet toegestaan eigen aandelen onder andere posten dan activa (hetzij vaste, hetzij vlottende) op de balans op te nemen. Een uniforme verslagleggingsmethode voor alle transacties in eigen aandelen: verdere overwegingen Volgens sommige lidstaten heeft de in SIC 16 geformuleerde conclusie een restrictief karakter, maar is deze niet noodzakelijkerwijze met de richtlijnen in tegenspraak. Een aantal lidstaten is van oordeel dat er voor sommige specifieke inkopen van eigen aandelen in de praktijk wel degelijk sprake is van een tegenstrijdigheid omdat de in SIC 16 omschreven verslagleggingsmethode onvoldoende is uitgewerkt: er wordt immers geen rekening gehouden met de redenen die aan de transactie ten grondslag liggen. Deze tegenstrijdigheid komt aan het licht wanneer de onderneming eigen aandelen inkoopt met de bedoeling de aandelen te verhandelen of in haar bezit te houden, of wanneer de transactie van de onderneming verband houdt met een index waarvan haar eigen aandelen deel uitmaken. De mogelijkheid dat zich een dergelijke situatie voordoet, loopt uiteen van lidstaat tot lidstaat aangezien de vennootschapsrechtelijke bepalingen ter voorkoming van de inkoop van eigen aandelen voor handelsdoeleinden of met het oog op het maken van winst, in sommige lidstaten restrictiever zijn dan in andere. Geconcludeerd kan worden dat SIC 16 verenigbaar is met de jaarrekeningenrichtlijnen wanneer eigen aandelen worden ingekocht met het oogmerk deze af te lossen, alsmede in een aantal andere gevallen waarbij het niet in de bedoeling ligt de ingekochte eigen aandelen te verhandelen. In lidstaten waar inkopen voor handelsdoeleinden zijn toegestaan en de onderneming eigen aandelen op dezelfde wijze als enigerlei ander waardepapier verhandelt, wordt activering beschouwd als passend en verenigbaar met de in de Vierde Richtlijn vervatte voorschriften ten aanzien van de indeling van de balans. Dit is echter in tegenspraak met SIC 16, waardoor in een aantal lidstaten een conflict met het nationale jaarrekeningenrecht bestaat. De toepassing van SIC 16 in lidstaten waar het jaarrekeningenrecht voorschrijft in plaats van toestaat dat bepaalde inkopen van eigen aandelen op de balans als activa worden geboekt, zal derhalve tot een tegenstrijdigheid leiden. Voorts is er in dergelijke gevallen ook sprake van een tegenstrijdigheid met SIC - 16 omdat het verschil tussen de aankoopkosten en de wederverkoopprijs overeenkomstig de in artikel 31, lid 1, onder c), van de Vierde Richtlijn vastgestelde algemene waarderingsregels in de winst- en verliesrekening in aanmerking moet worden genomen. 15

SIC 17: Eigen vermogen Kosten van een aandelentransactie ("Equity Costs of an Equity Transaction") 4 SIC 17 heeft betrekking op de kosten die een entiteit maakt bij de uitgifte of inkoop van aandelen wanneer de transactie in een nettostijging of -daling van het eigen vermogen resulteert. Volgens deze interpretatie mogen alleen de rechtstreeks aan een aandelentransactie toe te schrijven marginale externe kosten die anders waren vermeden, als de kosten van de desbetreffende transactie worden verantwoord. SIC 17 is echter niet van toepassing op de rechtstreeks aan de overname van een activiteit toe te schrijven kosten van een aandelenemissie. In SIC 17 werd overeenstemming bereikt over het feit dat de kosten van een aandelentransactie, exclusief enigerlei verkregen voordelen op het gebied van de belastingen naar de winst, op het eigen vermogen in mindering moeten worden gebracht. De kosten van een onvoltooide transactie moeten als last worden geboekt. Transactiekosten die verband houden met de uitgifte van een samengesteld instrument dat uit zowel een vreemd-vermogens- als een eigen-vermogenscomponent bestaat, moeten aan de samenstellende componenten worden toegerekend in verhouding tot de bestemming van de opbrengsten. Transactiekosten die met meer dan één transactie verband houden, zoals bijvoorbeeld de kosten van een aanbieding van een aandelenpakket door een concurrent en die van een notering van andere aandelen aan een effectenbeurs, moeten aan beide onderscheiden transacties worden toegerekend, waarbij billijkheid en consistentie met soortgelijke transacties moet worden betracht. SIC 17 bepaalt voorts dat het bedrag van de transactiekosten dat in een gegeven boekjaar op het eigen vermogen in mindering wordt gebracht, afzonderlijk moet worden vermeld. In de artikelen 9 en 10 van de Vierde Richtlijn wordt uitgegaan van de stelling dat het bedrag van het geplaatste kapitaal als aandelenkapitaal in de balans moet worden opgenomen. Het niet-gestorte kapitaal moet onder de activa worden geboekt (hetzij als een afzonderlijke post, hetzij onder "Vorderingen"), waarbij het bedrag van eventueel niet-opgevraagd aandelenkapitaal afzonderlijk moet worden vermeld. De lidstaten mogen in plaats daarvan echter voorschrijven dat het bedrag van het opgevraagde kapitaal als aandelenkapitaal wordt geboekt. In dat geval mag alleen het bedrag van het opgevraagde, niet-gestorte aandelenkapitaal onder de activa worden opgenomen (opnieuw hetzij als een afzonderlijke post, hetzij onder "Vorderingen"). In beide gevallen moet het bedrag dat de nominale waarde (of, bij gebreke van de nominale waarde, de fractiewaarde) van de aandelen overschrijdt, onder "Agio" aan de passiefzijde worden geboekt. De problematiek van de kosten van een aandelenemissie wordt in de Vierde Richtlijn niet specifiek behandeld. Met name de in SIC 17 gestelde eis dat de transactiekosten van een aandelentransactie in mindering op het eigen vermogen moeten worden gebracht, is dan ook niet verboden in (en bijgevolg niet strijdig met) de richtlijnen. 4 Commissiedocument DG MARKT 6901/01. 16

De in de Vierde Richtlijn neergelegde verplichting om het "Geplaatst kapitaal" in de balans op te nemen, houdt evenwel een verbod in op het aftrekken van de kosten van een aandelenemissie van dit bedrag. Tegelijkertijd belet dit een entiteit evenwel niet het geplaatste kapitaal als een brutobedrag te vermelden en de kosten van de aandelenemissie op te nemen als ofwel een negatief bedrag, ofwel een aftrekpost van een andere reserve die deel uitmaakt van het eigen vermogen. De keuze van de aanpak kan eventueel onderworpen zijn aan specifieke vennootschapsrechtelijke bepalingen die op de verslagleggende entiteit van toepassing zijn, zoals onder meer die welke op de winstuitkering betrekking hebben. Sommige van de onder SIC 17 vallende transactiekosten kunnen eventueel kosten van oprichting en uitbreiding zijn als omschreven in het nationale recht. Overeenkomstig de in de artikelen 9 en 10 van de Vierde Richtlijn vervatte schema's voor de opstelling van de balans moeten deze kosten als een afzonderlijke post aan de actiefzijde worden geboekt (Het nationale recht kan ook bepalen dat de kosten van uitbreiding en oprichting onder "Immateriële vaste activa" moeten worden opgenomen). Artikel 34, lid 1, onder a), bepaalt voorts dat "wanneer het nationale recht toestaat dat de kosten van oprichting en uitbreiding onder de activa worden opgenomen, zij uiterlijk binnen vijf jaar moeten worden afgeschreven". De in de artikelen 23 tot en met 26 van de Vierde Richtlijn neergelegde schema's voor de opstelling van de winst- en verliesrekening voorzien in een afzonderlijke rubriek voor afschrijvingen van deze aard. Het Contactcomité is bijgevolg tot de slotsom gekomen dat SIC 17 alles samen niet indruist tegen de Europese jaarrekeningenrichtlijnen. SIC 18: Consistentie Alternatieve methoden ("Consistency Alternative Methods") 4 In deze interpretatie wordt ingegaan op de vraag hoe de grondslagen van de verslaglegging moeten worden gekozen bij IAS-standaarden die expliciet in een dergelijke keuzemogelijkheid voorzien, maar zwijgen over de wijze waarop deze keuze moet worden gemaakt. De fundamentele vraag is of zodra voor een grondslag is gekozen, deze grondslag consequent moet worden toegepast op alle posten die worden geboekt overeenkomstig de specifieke voorschriften krachtens dewelke de keuzemogelijkheid wordt geboden. Binnen het SIC werd overeengekomen dat als een standaard of interpretatie de keuze laat tussen meerdere grondslagen voor de verslaglegging, een onderneming één van deze grondslagen moet kiezen en consequent moet toepassen, tenzij de standaard of interpretatie specifiek voorschrijft of toelaat posten (transacties, feiten, saldi, bedragen enz.) in te delen in categorieën waarop verschillende grondslagen kunnen worden toegepast. Indien een standaard voorschrijft of toelaat posten in categorieën in te delen, dan moet de meest geschikte grondslag worden gekozen en op consequente wijze op elke categorie worden toegepast. Wanneer de passende basisgrondslag voor de verslaglegging is gekozen, mag deze alleen worden gewijzigd met inachtneming van het bepaalde in IAS 8 en moet deze consequent op alle posten of categorieën van posten worden toegepast. 17

Artikel 31, lid 1, onder b), van de Vierde Richtlijn bepaalt dat de waarderingsmethoden niet van het ene boekjaar op het andere mogen worden gewijzigd. De in SIC 18 gestelde eisen stroken derhalve volkomen met het consistentiebeginsel zoals dat in de Vierde Richtlijn is neergelegd. SIC 19: Rapporteringsvaluta Waardering en presentatie van de jaarrekening volgens IAS 21 en IAS 29 ("Reporting Currency Measurement and Presentation of Financial Statements under IAS 21 en IAS 29") 5 In paragraaf 4 van IAS 21 wordt gesteld dat de standaard niet specificeert in welke valuta een onderneming haar jaarrekening moet opstellen, maar dat een onderneming daartoe normaal gesproken gebruik maakt van de valuta van het land waarin zij gevestigd is. IAS 21 definieert het begrip "rapporteringsvaluta" als de valuta die wordt gebruikt bij de presentatie van de jaarrekening, maar de door een onderneming gehanteerde rapporteringsvaluta heeft daarnaast ook belangrijke gevolgen voor de waardering van de posten in de jaarrekening. Het SIC heeft de volgende vraagstukken behandeld: a) hoe kiest een onderneming een valuta voor de waardering van de posten in haar jaarrekening (de "waarderingsvaluta"); b) mag een onderneming bij de presentatie van haar jaarrekening een andere valuta dan de waarderingsvaluta gebruiken (de "presentatievaluta"); en c) indien de presentatievaluta verschilt van de waarderingsvaluta, hoe kan de jaarrekening dan van de waarderingsvaluta in de presentatievaluta worden omgerekend? Het SIC was het erover eens dat de door een waarderingsvaluta over de onderneming verstrekte informatie nuttig moet zijn en het economisch belang van de voor de desbetreffende onderneming relevante gebeurtenissen en omstandigheden moet weerspiegelen. Indien een bepaalde valuta intensief wordt gebruikt door of een wezenlijke invloed heeft op de onderneming, dan kan deze valuta een passende waarderingsvaluta zijn. Voor de toepassing van IAS 21 moeten alle transacties in andere valuta's dan de waarderingsvaluta als transacties in vreemde valuta worden aangemerkt. Zodra een onderneming een waarderingsvaluta heeft gekozen, mag deze volgens het SIC niet meer worden gewijzigd, tenzij er zich een verandering voordoet in de voor de desbetreffende onderneming relevante gebeurtenissen en omstandigheden. Het SIC was het er tevens over eens dat hoewel een onderneming bij de presentatie van haar jaarrekening normaliter dezelfde valuta als de waarderingsvaluta hanteert, zij kan verkiezen haar jaarrekening in een andere valuta te presenteren. Hoewel in SIC 19 niet specifiek wordt stilgestaan bij de methode die moet worden gevolgd om de jaarrekening van een verslagleggende onderneming om te rekenen van de waarderingsvaluta naar een andere valuta die voor de presentatie wordt gehanteerd, wordt toch gesteld dat een dergelijke omrekening niet mag leiden tot een presentatie die inconsistent is met de waardering van de posten in de jaarrekening. 5 Commissiedocument DG MARKT 6907/01. 18

In de richtlijnen wordt niet rechtstreeks ingegaan op de vraag hoe een entiteit haar waarderings- en presentatievaluta's moet kiezen. Het Contactcomité is dan ook tot de conclusie gekomen dat SIC 19 niet indruist tegen de Europese jaarrekeningenrichtlijnen. SIC 20: Vermogensmutatiemethode Kosten van een aandelentransactie ("Equity Accounting Method Costs of an Equity Transaction") 5 SIC 20 handelt over de toepassing van de vermogensmutatiemethode bij een verbonden onderneming wanneer het aandeel van de investeerder in de verliezen groter is dan of gelijk is aan de boekwaarde van de investering. Het SIC concludeerde dat indien het aandeel van de investeerder in de verliezen groter is dan de boekwaarde van de investering, de boekwaarde van de investering tot nul wordt teruggebracht en er geen verdere verliezen meer moeten worden geboekt, tenzij de investeerder verplichtingen is aangegaan jegens de onderneming waarin hij heeft geïnvesteerd, dan wel verplichtingen van de onderneming waarin hij heeft geïnvesteerd, moet nakomen omdat hij deze heeft gewaarborgd of anderszins heeft gegarandeerd. Het SIC stelde dat de boekwaarde van de investering in een verbonden onderneming voor de toepassing van deze interpretatie de volgende elementen moet omvatten: de gewone aandelen, de preferente aandelen waaraan een onbeperkt recht op deelneming in winsten en verliezen is verbonden, alsmede een residuele deelneming in het eigen vermogen van de verbonden onderneming. Artikel 59 van de Vierde Richtlijn en artikel 33 van de Zevende Richtlijn staan toe dat rechten in het kapitaal van verbonden ondernemingen volgens de vermogensmutatiemethode worden gewaardeerd, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Eén van deze voorwaarden is dat de aanschaffingswaarde van deze rechten in de balans van de onderneming die de rechten bezit, wordt vermeerderd of verminderd met de winst of het verlies van de verbonden onderneming, in verhouding tot het gedeelte van het kapitaal dat met die rechten overeenstemt. De richtlijn geeft echter geen verdere aanwijzingen in verband met de wijze waarop dit beginsel moet worden toegepast in de specifieke situatie waarop SIC 20 betrekking heeft. Het Contactcomité heeft dan ook geoordeeld dat SIC 20 niet in strijd is met de Europese jaarrekeningenrichtlijnen. SIC 21: Belastingen naar de winst Realisatie van geherwaardeerde niet af te schrijven activa ("Income Taxes Recovery of Revalued Non- Depreciable Assets") 5 SIC 21 bevestigt dat de waarde van een latente belastingvordering of -verplichting die voortkomt uit de herwaardering van een niet af te schrijven activum volgens IAS 16 moet 19

worden bepaald op basis van de fiscale gevolgen die zouden voortvloeien uit de realisatie van de boekwaarde van dat activum door de verkoop ervan. Doordat het activum niet wordt afgeschreven, wordt geen enkel deel van zijn boekwaarde als gerealiseerd (d.w.z. verbruikt) aangemerkt. Het vraagstuk van de waardebepaling van latente belastingvorderingen en -verplichtingen die uit de herwaardering van niet af te schrijven activa voortvloeien, wordt niet rechtstreeks in de richtlijnen behandeld. Het Contactcomité wijst er voorts op dat het reeds tot de slotsom is gekomen dat IAS 12 verenigbaar is met de Europese jaarrekeningenrichtlijnen voorzover aan de volgende voorwaarden is voldaan: Bij de verantwoording van latente belastingvorderingen dient voorzichtig te werk te worden gegaan. Er zou een met de jaarrekeningenrichtlijnen strijdige situatie kunnen ontstaan wanneer latente belastingvorderingen worden opgenomen in situaties waarin er redelijke twijfel heerst over het feit of er een fiscale winst zal ontstaan waarop de tijdelijke verschillen in mindering kunnen worden gebracht. De verantwoording van latente belastingverplichtingen dient aan een waarschijnlijkheidstest te worden onderworpen. Hier zou een tegenstrijdigheid met de jaarrekeningenrichtlijnen kunnen ontstaan wanneer latente belastingverplichtingen of voorzieningen voor belastingen worden opgenomen voor belastbare tijdelijke verschillen ten aanzien waarvan het niet waarschijnlijk is dat er een toekomstige belastingverplichting zal ontstaan. De presentatie van de latente belastingvorderingen en -verplichtingen moet overeenkomstig de door de jaarrekeningen voorgeschreven schema s geschieden. IAS 1 biedt ondernemingen de mogelijkheid om niet van de indeling in vlottende en niet-vlottende activa gebruik te maken bij de verantwoording van hun activa en passiva op de balans. Ondernemingen die de jaarrekeningenrichtlijnen toepassen, wordt dan ook verzocht om van deze bepaling gebruik te maken, zodat paragraaf 70 van IAS 12 niet van toepassing is, en zij aldus latente belastingvorderingen overeenkomstig de richtlijn kunnen verantwoorden. Het Contactcomité is bijgevolg tot de conclusie gekomen dat SIC 21 geen verandering brengt in haar eerdere oordeel dat IAS 12 met de richtlijnen in overeenstemming is. SIC 22: Bedrijfscombinaties Aanpassing van de oorspronkelijk geboekte reële waarden en goodwill ("Business Combinations Subsequent Adjustment of Fair Values and Goodwill Initially Reported") 5 SIC 22 handelt over de aanpassingen die aan identificeerbare activa en passiva en goodwill worden aangebracht om identificeerbare activa en passiva te boeken die voordien niet aan de criteria voor opneming in de jaarrekening voldeden. Tevens wordt ingegaan op de aanpassingen die op grond van aanvullend bewijsmateriaal werden aangebracht aan de oorspronkelijk volgens de overnamemethode geboekte bedragen bij een overname. Dergelijke aanpassingen moeten worden berekend alsof de nieuwe gehanteerde waarden vanaf de datum van de overname werden gebruikt. SIC 22 verduidelijkt tevens dat aanpassingen aan in de resultatenrekening opgenomen bedragen, zoals een afschrijving van goodwill, in de overeenkomstige baten- of lastencategorie van de resultatenrekening moeten worden opgenomen. 20