De Onconventionele Maatwerk Oplossing (OMO) cc-by-sa Sebastiaan ter Burg Toelichting op het initiatiefvoorstel D66 Utrecht Bas Meijer 7 oktober 2016
Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Waarom is de OMO nodig? 3 3. De OMO-functionaris 4 3.1. Wanneer komt de OMO-functionaris in beeld? 4 3.2. Werkwijze 4 3.3. Uitgangspunten 5 4. Het OMO-fonds 9 5. Voorkom willekeur 9 6. Wat is er nog meer nodig? 10 7. Slotwoord 11 2
1. Inleiding Buurtteams bieden in Utrecht zorg en ondersteuning op maat. Dichtbij, laagdrempelig, toegankelijk en generalistisch. Medewerkers van het buurtteam maken samen met het huishouden een plan om hun problemen op te lossen. Dat gaat gelukkig heel vaak goed in Utrecht. In sommige gevallen lukt het echter niet om te doen wat ècht nodig is. De regels en het beleid van de gemeente staan dan de beste oplossing in de weg. Als maatwerk niet mogelijk is, worden de problemen van deze inwoners vaak groter. Onnodige menselijke ellende en hoge maatschappelijke kosten zijn dan het gevolg. Daarom introduceert D66 de Onconventionele Maatwerk Oplossing (OMO). Het komt er op neer dat we een OMO-functionaris benoemen, die vanuit het College het mandaat krijgt om in bijzondere gevallen af te wijken van de regels, om de best passende oplossing mogelijk te maken. Daarnaast krijgt deze OMOfunctionaris een flexibel budget, het OMO-fonds. Uit dit fonds kunnen we de oplossing betalen, als dat niet uit het bestaande budget betaald mag of kan worden. Door de OMO-aanpak helpen we inwoners hun leven weer op de rit te krijgen, zonder dat ze daarbij gehinderd worden door onze eigen regels en beleid. 2. Waarom is de OMO nodig? In de inleiding werd het al gezegd: soms lukt het de hulpverleners van een buurtteam niet om met inwoners tot een maatwerkoplossing te komen, omdat de regels in de weg (lijken te) zitten. Soms staan niet de regels, maar het ontbreken van geld de oplossing in de weg. In de huidige werkwijze van de gemeente wordt er een oplossing geboden die weliswaar binnen de regels en het beleid past, maar soms niet optimaal of juist onnodig duur is. Dit vindt D66 onwenselijk. Met de OMO-aanpak wordt meer maatwerk mogelijk en kunnen we kosten besparen. Bovendien voorkomt de aanpak dat problemen groter worden. De inwoner wordt dan geholpen met de oplossing die het beste bij hem/haar past en heeft daar ook zelf invloed op. De OMO-aanpak bestaat uit twee delen: het benoemen van een OMO-functionaris en het beschikbaar stellen van een OMO-fonds. Beide aspecten komen hier onder aan bod. Een vader met twee autistische kinderen verliest zijn baan. Hij komt in de schulden terecht en meldt zich aan voor schuldhulpverlening. Regel in de schuldhulpverlening is dat iemand zijn auto moet inleveren. Deze vader bracht met zijn oude auto - die nauwelijks nog iets waard is - elke dag zijn twee kinderen naar het speciaal onderwijs. Dat kan hij nu niet meer doen. De kinderen gaan nu met het door de gemeente gefinancierde leerlingenvervoer naar school. Dat werkt voor hen erg stress verhogend vanwege de aard van hun problematiek. Het effect daarvan is meer stress voor de kinderen en hogere kosten voor de gemeente. De vader meldt zich met het probleem bij het buurtteam. OMO: Maak een uitzondering op de regels voor de schuldhulpverlening, en laat de vader zijn auto houden. Dit zou een doorbraak betekenen in de anders voortdurende problemen rondom de gestrestheid van de kinderen. De vader is zelf ook betrokken bij de oplossing en de kosten van het leerlingenvervoer voor de gemeente worden bespaard. 3
3. De OMO-functionaris 3.1. Wanneer komt de OMO-functionaris in beeld? De OMO-functionaris komt in beeld 1) als hulpverleners van een buurtteam door de bestaande regels niet tot een maatwerkoplossing kunnen komen, 2) als er door het bestaande beleid geen geld is voor de gewenste maatwerkoplossing, of 3) als er wel geld is, maar het te lang duurt voordat reguliere procedures zijn doorlopen. Als er haast is geboden kan de OMO-functionaris dan snel schakelen. In al deze gevallen heeft de OMO-functionaris het mandaat om af te wijken van de regels en/of geld uit het flexibele OMO-fonds in te zetten. Bovendien kan de OMO-functionaris, door de casussen die hij op zijn/haar bureau krijgt, goed zicht krijgen op knellende regels en de zaken waar inwoners tegen aanlopen. Door dit goed te analyseren kan hij/zij voorstellen doen om het beleid te verbeteren en regels aan te passen. De OMO-functionaris is een directeur, die wordt ondersteund door een projectmanager. De projectmanager werkt casussen uit en geeft advies, de directeur heeft het mandaat om te beslissen. 3.2. Werkwijze Hieronder schetsen we hoe het traject met de OMO-aanpak er in de praktijk uitziet: Een buurtteammedewerker komt in aanraking met een ingewikkelde casus en komt er achter dat binnen de bestaande regels de beste oplossing niet mogelijk is. Hij/zij legt de casus voor aan het Citydeal-overleg, inclusief de beste oplossing. De casus wordt besproken binnen het Citydeal-overleg. Daar wordt besproken of de beste oplossing, zowel inhoudelijk als financieel, niet binnen de bestaande kaders (mandaat en budget) te realiseren is. Men besluit de casus voor te leggen aan de OMOfunctionaris. De buurtteammedewerker werkt met hulp van de projectmanager de casus zo verder uit, door aandacht te besteden aan de zo benodigde doorbraak, het besparingspotentieel, waarom het niet binnen de bestaande kaders kan en wat de betreffende bewoner(s) zelf (gaan) doen om de oplossing te laten werken. De casus wordt voorgelegd aan de OMOfunctionaris. Die beoordeelt de casus en neemt een besluit. Desgewenst kan hij/zij bij deskundigen te rade gaan voor advies. Als het nodig is wordt geld uit het OMO-fonds ingezet. De OMO-functionaris analyseert naar verloop van tijd de behandelde casussen en rapporteert hier over. Dit maakt het voor het College en de gemeenteraad mogelijk om ervan te leren en regels en beleid aan te passen. 4
3.3. Uitgangspunten Eerst reguliere kanalen Het buurtteam kan niet direct alle maatwerkproblemen bij de OMO-functionaris neerleggen. De bedoeling is dat zij eerst via de reguliere kanalen de maatwerkoplossing probeert de bereiken, bijvoorbeeld via de maatwerktelefoon 1 van de Dienst Werk en Inkomen of het Citydeal-overleg 2. Met intensieve samenwerking tussen hulpverleners en de overheidsinstanties kan al veel worden opgelost. De organisaties sluiten zich aan bij de leefwereld van de mensen om wie het gaat. De OMO-functionaris functioneert in zo n geval vooral als verbinder die de juiste mensen bij elkaar brengt. Soms is dat al voldoende. Alleen voor bijzondere gevallen De OMO-aanpak is het sluitstuk van de beweging naar maatwerk die binnen de gemeente al op gang is. De OMO-functionaris gaat daarom ook geen verantwoordelijkheden bij andere organisaties of de gemeente wegnemen. Het is de taak van de OMO-functionaris om te stimuleren en mogelijk te maken dat gemeentelijke afdelingen en buurtteams altijd eerst zelf (natuurlijk met de inwoner) naar de beste oplossing zoeken, en niet meteen elk complex vraagstuk naar de OMO-functionaris doorsturen. Een minderjarige (tiener)moeder is alleen komen te staan, omdat de vader van haar kind bij haar weg is gegaan. Deze is volledig uit beeld. De relatie met haar ouders is zeer slecht. Doordat ze nu op de bank slaapt bij (foute) vrienden loopt ze extra kans op verslaving. Ze heeft schulden en is er een onhoudbare situatie ontstaan. Er dreigt een voogdijmaatregel te worden uitgesproken. Ondertussen heeft ze wel een kamer gevonden, maar ze kan de borg en de huur niet betalen. Ze wil ook graag haar opleiding weer oppakken en is bijzonder gemotiveerd om haar leven op de rit te krijgen. Ze komt terecht bij het buurtteam. Omdat de moeder minderjarig is, heeft ze geen recht op een bijstandsuitkering of een uitkering uit de Bijzondere Bijstand. Het duurt nog tien maanden voordat ze 18 jaar wordt. OMO: De gemeente betaalt de borg. Totdat ze 18 jaar is wordt de huur ook betaald en krijgt ze leefgeld. Daarna kan ze een bijstandsuitkering aanvragen of een beroep doen op bv. studiefinanciering met een aanvullende beurs. Het buurtteam komt regelmatig langs om de jonge moeder te begeleiden. De overbrugging tot haar 18e levensjaar betekent een doorbraak, waardoor ze kansen kan krijgen en benutten. De gemeente spaart het geld voor de voogdijmaatregel en pleegzorgplaatsing uit. 1 Bij de afdeling Werk & Inkomen is al een maatwerktelefoon opgezet voor complexe situaties waar buurtteams mee te maken krijgen. Vaak is overleg tussen buurtteammedewerker en de afdeling Werk & Inkomen voldoende om verder te kunnen. 2 Elke donderdagochtend is er gelegenheid voor buurtteammedewerkers om complexe casussen voor te leggen aan uitvoerenden en managers van Werk en Inkomen en Maatschappelijke Ondersteuning (en indien nodig ook andere afdelingen en organisaties) die bij de betreffende casus betrokken zijn. Dit heet het Citydeal-overleg. In de meeste gevallen maakt de combinatie van kennis over de leefwereld van de inwoner (in de persoon van het buurtteam) en kennis over de systeemwereld (vertegenwoordigers van afdelingen Werk en & Inkomen, Maatschappelijke Ondersteuning en anderen) al dat er creatieve oplossingen gevonden worden waarbij ieder zich inzet om het eigen aandeel snel te leveren. Soms zijn er uitzonderingen op regels nodig waar de aanwezigen aan tafel zelf gewoon over kunnen beslissen. Hierdoor wordt een flink deel al opgelost. 5
De OMO-aanpak is voor die situaties waarin gebruikelijke manier van werken niet leidt tot de gewenste maatwerkoplossing. Bijvoorbeeld omdat de aanwezigen niet het mandaat hebben om af te wijken van de regels of omdat er geen budget beschikbaar is. Het kan ook zijn dat de betrokkenen er niet samen uitkomen, omdat ze van mening verschillen. In dat geval kan de OMO-functionaris de casus opnieuw bekijken en tot een oordeel komen. De projectmanager draagt casussen aan en baseert zijn/haar advies op het wekelijkse Citydeal-overleg, waar elke potentiële OMO-casus met de buurtteamorganisatie en alle andere betrokken instanties besproken wordt. In dat overleg wordt eerst nog een keer goed gekeken of binnen de bestaande regels of budgetten een maatwerkoplossing mogelijk is. Als dat echt niet lukt, dan wordt gekeken naar de voorgestelde OMO. In die gevallen scherpt de projectmanager samen met de buurtteammedewerker de casusbeschrijving waar nodig aan inclusief een onderbouwing en een advies over de OMO, en neemt de directeur een eindbeslissing over het voorstel. Als dat nodig is gaat dit heel snel en kan er direct besloten worden. In twijfelsituaties, zoals bij grote afwijkingen van regels of grote investeringen uit het OMO-fonds, kan de OMO-functionaris zo nodig een beroep doen op deskundigen. Hij/zij onderhoudt hiertoe een netwerk, met daarin bijvoorbeeld een huisarts, mensen van een woningcorporatie, verschillende afdelingen van de gemeente, de buurtteams en een aantal inhoudelijke experts. Op casusniveau en via buurtteams De OMO-functionaris werkt op casusniveau. Inwoners kunnen niet zelfstandig de OMO-functionaris inschakelen. Dat gebeurt altijd via het buurtteam 3, om er voor te zorgen dat er een samenhangend plan aangeleverd wordt. Bovendien is het logisch om de aanvraag via het buurtteam te laten lopen omdat vrijwel alle inwoners die hulp nodig hebben daar (in eerste instantie) terecht komen. 4 Doorbraak De OMO moet aantoonbaar een doorbraak betekenen. Dat betekent dat er met de oplossing weer perspectief is voor de betreffende inwoner(s). Parallel aan de OMO worden er met het huishouden afspraken gemaakt over hun eigen actieve inbreng om na de doorbraak hun leven weer op de rails te krijgen. Voorkomen van maatschappelijke kosten Door een OMO wordt niet alleen maatwerk mogelijk om inhoudelijke redenen. Het komt ook voor dat het bieden van maatwerk goedkoper is voor de gemeente, doordat ergens anders in de organisatie kosten worden bespaard, of in de toekomst hogere kosten worden voorkomen. Bij het afwegen van de OMO houdt de OMO-functionaris ook rekening met het voorkomen van hoge maatschappelijke kosten die door voortduren van het probleem of escalatie kunnen ontstaan. 3 Buurtteams zijn toegankelijk voor alle Utrechters. Ook daklozen en statushouders kunnen aankloppen bij de buurtteams (via buurtteam Binnenstad of de wijk waar ze verblijven). 4 In bepaalde gevallen kan een casus ook door een andere deelnemer aan het Citydeal-overleg worden ingebracht, bijvoorbeeld door Stichting Vluchtelingenwerk of De Tussenvoorziening. 6
In een gezin uit Iran met twee minderjarige kinderen zijn grote schulden ontstaan door een taalbarrière, het niet hebben van een baan en een uitzichtloze situatie in de bijstand. Met behulp van vrijwilligers is er gewerkt aan taalachterstand. De vader was lasser in Iran en via een leerwerktraject is hij begonnen met een lascursus, die hij met succes afrondt. Hij wordt toegelaten tot de schuldsanering en krijgt onder begeleiding van het buurtteam een baan bij een metaalbedrijf. Bij dat metaalbedrijf moeten werknemers om hygiënische redenen een eigen lasmasker aanschaffen. Een lasmasker kost 1.100. Normaal gesproken schiet de werkgever dit voor en wordt dit maandelijks ingehouden op het salaris, maar vanwege het schuldsaneringstraject mag dit niet. Ook het verstrekken van Bijzondere Bijstand mag niet, omdat deze meneer met zijn baan een inkomen heeft boven de 110%-norm. OMO: Maak een uitzondering op de regels en betaal voor deze meneer het lasmasker. Het aan de slag kunnen bij het metaalbedrijf betekent voor het gezin een doorbraak, door het zelf kunnen voorzien in het levensonderhoud en het afbetalen van schulden. Het bespaart de gemeente hogere kosten door het niet langer hoeven te betalen van de uitkering. Een gezin met vier kinderen heeft hoge schulden en een grote huurachterstand. De corporatie kondigt aan over te gaan tot huisuitzetting. Het gezin zou dan in de maatschappelijke opvang terecht en de kinderen zullen wellicht uit huis geplaatst worden, omdat er in de maatschappelijke opvang voor hen geen plek is. Het gezin zou uit elkaar vallen. Een zeer onwenselijke situatie. OMO: De gemeente betaalt de huurschuld af. Vervolgens maakt het buurtteam samen met de schuldhulpverlening afspraken met het gezin over een (gedeeltelijke) afbetaling en over hoe wordt voorkomen dat de (huur)schulden (weer) oplopen. Het gezin is gemotiveerd om met deze aanpak aan de slag te gaan, omdat het voorkomt dat het gezin uit elkaar valt. De overname van de huurschuld zou een doorbraak betekenen in de problematiek van dit gezin. Bovendien kost het overnemen van de schuld aanzienlijk minder dan wat de maatschappelijke opvang en de uithuisplaatsing van de kinderen zou kosten. Breder dan alleen de gemeente De bedoeling is om de OMO-aanpak uit te breiden naar instanties buiten de gemeente. We denken daarbij bijvoorbeeld aan woningcorporaties en zorgverzekeraars maar ook aan uitvoeringsinstanties als het UWV, de belastingdienst of het CJIB. Wij vragen van hen om mee te werken aan oplossingen die om maatwerk en wellicht ook uitzonderingen op hun regels vragen. 7
In sommige situaties zullen deze organisaties profiteren van de OMO-aanpak. Bijvoorbeeld als een gemeentelijk gefinancierde maatwerkoplossing een huisuitzetting of een opname in een instelling voorkomt. In die situaties kunnen financiële afspraken gemaakt worden over het achteraf (terug)storten van geld in het OMO-fonds. In Overvecht woont een moeder met een zwaar gehandicapte zoon. De zoon heeft een indicatie voor opname in een instelling maar zijn moeder zorgt liever zelf thuis voor hem. De moeder vraagt daarvoor ook geen PGB aan, omdat zij niet betaald wil worden voor zorg die zij uit liefde voor haar zoon biedt. Sinds kort wordt zij gekort op haar bijstandsuitkering vanwege de kostendelersnorm: haar zoon heeft immers ook een uitkering, gekoppeld aan zijn beperking. Moeder dreigt door de korting op haar uitkering in de schulden terecht te komen, omdat haar lasten (o.a. hoge zorgkosten) nu hoger worden dan haar inkomsten. Bovendien ervaart zij de korting als kwetsend, omdat zij immers de samenleving veel geld bespaart door zelf 24 uur per dag voor haar zoon te zorgen. Hoewel moeder en zoon met wederzijds genoegen bij elkaar wonen, overweegt moeder nu om financiële redenen toch om de zoon in een instelling te laten wonen. Een eerder verzoek om de kostendelersnorm niet toe te passen heeft het niet gehaald. OMO: Voor deze moeder wordt tòch een uitzondering gemaakt op de kostendelersnorm, vanwege haar intensieve mantelzorgtaken. Moeder en zoon kunnen bij elkaar blijven en er worden maatschappelijke kosten bespaard. De plaatsing in een instelling is aanmerkelijk duurder dan het niet toepassen van de kostendelersnorm. Gemeente en Rijk gaan met elkaar in gesprek over verevening van kosten en baten rond dit type casussen. Verbeteringen Door het werk van de OMO-functionaris krijgt de gemeente goed zicht op knellende regels en beleid. Daarom is het de bedoeling dat de OMO-functionaris ook in kaart brengt welke regels en budgetten in de praktijk tot problemen leiden voor onze inwoners. Daarna kan de OMO-functionaris met voorstellen komen om de problemen op te lossen. Op deze manier kan de gemeente de zorg aan inwoners verbeteren en ook via de reguliere weg maatwerk leveren. Bestuurlijke verantwoordelijkheid Doordat de OMO-aanpak betrekking heeft (of kan hebben) op alle beleidsterreinen van de gemeente, is er niet één wethouder aan te wijzen die de politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor de OMOfunctionaris en de oplossingen die worden geautoriseerd. Om die reden is het gehele College gezamenlijk verantwoordelijk. 8
4. Het OMO-fonds Onderdeel van de OMO-aanpak is ook het opzetten van een flexibel OMO-fonds van 500.000. Dit fonds kan op twee manieren worden ingezet: 1) om maatwerkoplossingen te betalen die niet uit de bestaande budgetten kunnen worden betaald, of 2) wanneer de inwoner snel hulp nodig heeft en het financieren van de oplossing via de reguliere weg te lang duurt. Bij elke uitgave uit het OMO-fonds wordt in beeld gebracht wat de (potentiële) financiële voordelen voor de gemeente zijn. Deze worden niet met de betreffende afdeling verrekend, maar de besparing wordt zo wel inzichtelijk. De inzet vanuit het flexibele fonds kan zich bovendien zelf terugbetalen, als instanties die baat hebben bij de OMO (een deel) van de kosten vergoeden. Als andere organisaties financieel profiteren van een maatwerkoplossing, dan is het de bedoeling dat zij een financiële bijdrage storten in het OMO-fonds. Op die manier wordt het fonds ook weer aangevuld. 5. Voorkom willekeur Een belangrijk aandachtspunt bij de OMO-aanpak is het bewaken van de grens tussen maatwerk en willekeur. De OMO zal soms gepaard gaan met een uitzondering op de regels. Je kunt dus niet meer zeggen: het is niet toegestaan volgens de verordening, dus het mag niet. Maar je kunt je ook niet louter beroepen op hardheidsclausules. 5 Dan geef je geen inhoudelijk oordeel over de OMO en wordt niet helder waarom je wilt afwijken van de regels of geld wilt vrijmaken voor een OMO. Bovendien toets je dan niet of de OMO ook echt kans van slagen heeft, omdat je niet weet of het huishouden wel echt betrokken is. En er wordt niet gekeken of hoge maatschappelijke kosten voorkomen kunnen worden. Om willekeur te voorkomen moet elke OMO op dezelfde manier beoordeeld worden. Maar hoe beoordeel je al die verschillende OMO s? Het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) heeft een waardendriehoek opgesteld om een maatwerkoplossing te kunnen beoordelen. De waarden rendement, legitimiteit en betrokkenheid staan centraal. 5 In veel regelingen en wetten is de hardheidsclausule opgenomen. Dat is eigenlijk een soort uitzonderingsregel. Die regel geeft de overheid de mogelijkheid om in individuele gevallen de regels/wet niet te volgen. 9
Bij rendement gaat het om verstandig omgaan met schaarse middelen, en het voorkomen van hoge maatschappelijke kosten. Zo hebben mensen vaak recht op dure voorzieningen, maar is er een goedkopere oplossing die beter bij hun situatie past. Legitimiteit betekent dat de OMO echt het verschil moet maken voor het huishouden. De OMO moet dus echt een doorbraak zijn voor het huishouden, waardoor men verder kan. Tot slot is er betrokkenheid, waarbij het gaat om draagvlak voor de OMO bij het huishouden en de betrokken hulpverleners. De moeite die iemand zelf wil doen om een OMO-oplossing te laten slagen telt mee in de afweging. Dat betekent ook dat er dus goede afspraken met alle betrokkenen worden gemaakt. De OMO oplossing moet dus in ieder geval aan alle drie de waarden voldoen om een positieve beoordeling te krijgen. Bij het buurtteam klopt een mevrouw aan die problemen heeft met haar gebit. Zij is jaren niet meer naar de tandarts geweest en begint daar nu last van te krijgen. Zij heeft geen aanvullende tandartsverzekering, vanwege het feit dat ze al heel lang schulden heeft bij de zorgverzekeraar en kan van haar uitkering de tandartskosten niet betalen. De afdeling Werk & Inkomen van de gemeente kan haar een aanvullend pakket aanbieden in de collectieve zorgverzekering, die tandartskosten vergoedt, maar dan nog komen de kosten boven die vergoeding uit. De regeling dat mensen vanuit de Bijzondere Bijstand een aanvulling kunnen krijgen is afgeschaft. Het buurtteam vraagt nu of er voor deze mevrouw een uitzondering gemaakt kan worden. Deze casus zou niet in aanmerking komen voor een OMO. Het oplossen van het tandenprobleem heeft geen invloed heeft op de totale leefsituatie van deze mevrouw. Van een doorbraak is geen sprake (geen legitimiteit). Zij heeft zelf al jaren haar gebit verwaarloosd en er is geen kans op verbetering door voortaan haar gebit beter te gaan verzorgen (onvoldoende betrokkenheid). Daarnaast bespaart een investering op dit moment geen hogere toekomstige maatschappelijke kosten. De regels functioneren naar behoren. Het is en blijft echter wel schrijnend dat mensen geen geld hebben om hun gebit te laten opknappen. De buurtteammedewerker is dus met deze mevrouw een fonds gaan aanschrijven om de kosten vergoed te krijgen. 10
6. Wat is er nog meer nodig? Personele inzet Naast het flexibele OMO-fonds zijn twee personen nodig voor de OMO. Een directeur met mandaat vanuit het College die dwars door gemeentelijke afdelingen heen de maatwerkoplossing kan autoriseren. De directeur van de OMO is dezelfde als de directeur Citydeal. Dit sluit goed aan bij de samenwerking tussen de aanpak van de Citydeal en de OMO. Voor de inzet van de directeur is geen extra geld nodig. De directeur wordt ondersteund door een projectmanager. De personeelskosten, om een senior projectmanager van de gemeente naar schatting een jaar lang drie dagen in de week in te zetten voor de OMO, komen in dit voorstel ten laste van het fonds Decentralisaties Sociaal Domein. Met de uitvoeringsnota Tweede Fase Zorg voor Jeugd is vastgesteld dat het decentralisatiebudget gebruikt kan worden voor innovaties om knelpunten op te lossen 6. De OMO-aanpak lost bij uitstek knelpunten in de zorg op. Evaluatie Om te weten of de OMO-aanpak werkt, gaan we na een jaar evalueren. Die evaluatie moet antwoord geven op diverse vragen, zoals of er daadwerkelijk meer maatwerk wordt geleverd, of mensen beter geholpen worden, of er inderdaad geld wordt bespaard, of organisaties buiten de gemeente bereid zijn gevonden om mee te werken en of de personele inzet voldoende was. 6 Indien nodig kan vanuit het fonds worden geïnvesteerd in maatregelen om gesignaleerde risico s en knelpunten te voorkomen of op te heffen. We denken hierbij onder andere aan (tijdelijke) extra menskracht, preventieve activiteiten, het tegengaan van wachtlijsten en het stimuleren van innovatie en burgerinitiatieven die de beoogde ambities versterken. Tweede Uitvoeringsnota Zorg voor Jeugd, pagina 18. 11
7. Slotwoord De OMO-opgave vraagt veel van ambtenaren en van buurtteams. Jarenlang waren de regels, wetten en verordeningen leidend bij het zoeken naar een goede oplossing. En nu draait het, mede door de komst van de buurtteams, steeds meer om de professionaliteit van hulpverleners en hun creativiteit bij het zoeken naar de beste maatwerkoplossing. Die omslag is niet zomaar gemaakt, en wij beseffen dat daar tijd en energie voor nodig is. Niet alleen aan hulpverleners wordt gevraagd om maatwerk te leveren. Ook de gemeente moet ruimte geven aan de beste maatwerkoplossing. Daarom is de OMO zo belangrijk; pas dan is maatwerk echt mogelijk. In alle situaties die daar om vragen. De OMO-functionaris heeft de taak om te zorgen dat de beste maatwerkoplossing de standaard wordt, zodat op een dag de OMO-functionaris weer overbodig is. De betrokkenen kiezen straks als vanzelf voor een maatwerkoplossing waar dat nodig is. De regels worden hier op termijn op aangepast. Maatwerk is dan niet meer onconventioneel, maar vanzelfsprekend. Zo kunnen onze inwoners hun leven weer snel en goed op de rit krijgen. De OMO-aanpak is een succes als mensen nog beter geholpen kunnen worden, met een oplossing die bij hen past, en waar ze zelf achter kunnen staan en zich aan kunnen verbinden. Het is een succes als hulpverleners hun professionaliteit in kunnen zetten, zonder zich op voorhand beperkt te voelen door regels en budgetten. Het is een succes als we er in slagen Utrecht een beetje beter te maken, voor iedereen! 12