Verkenning maritieme toegankelijkheid Kanaal Gent-Terneuzen Leemtes veiligheidsonderzoeken

Vergelijkbare documenten
Directe transporteffecten Kanaal Gent-Terneuzen

Verkenning maritieme toegankelijkheid Kanaal Gent-Terneuzen Onderzoek nautische veiligheidseffecten Eindrapportage

MKBA Oplossingsrichtingen Kanaalzone Gent-Terneuzen

Bestemmingsplan Kern Roosteren. Teksten t.b.v. verantwoording groepsrisico

Deelrapport verkeer en vervoer Aanvulling

Quickscan externe veiligheid

1.1 Externe veiligheid Beoordelingskader

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 juni L. Gelissen

NOTITIE. 1 Inleiding. Onderwerp : Bepaling ligplaatslengte Referentie : VNZT N Datum : 20 maart 2015 : W. van den Bos/F.

Klaar voor de toekomst!

Koepelnotitie Autonome Ontwikkeling

Waterdunen. Verantwoording groepsrisico; nieuwe locatie hotel. Auteur: A.S. Veger MSc. Opdrachtgever Provincie Zeeland Postbus AD Middelburg

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. externe veiligheid

MEMO: INVLOED NIEUWE VOORKEURSVARIANT OP CHLORIDE CONCENTRATIE IN KANAAL GENT - TERNEUZEN

: Externe veiligheid hotel bestemmingsplan Bedrijvenpark A1

BOOT organiserend ingenieursburo BV. QRA Appartementencomplex Tollensstraat 211, Nijmegen

Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen Randweg Zundert

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

Risicoberekeningen wegtransport gemeente Haarlemmermeer

Risicoberekening rijksweg A28 Vakantieparken Onze Woudstee en Dennenhoek Harderwijk

Paragraaf externe veiligheid bij planbesluit Zijlweg 245 Haarlem met een verantwoording van het groepsrisico

Plan-MER Bestemmingsplannen Sloegebied. Achtergronddocument Verkeerslawaai

ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID A9 AANSLUITING HEILOO

Memo. Van : Leon Morauw. Aan : Team ontwikkeling, Martijn van der Made. Datum : 20 november 2013

MKBA Oplossingsrichtingen Kanaalzone Gent-Terneuzen

Risicoberekening Spoor Vakantieparken Onze Woudstee en Dennenhoek Harderwijk

Risicoanalyse van het transport van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas. Voor de ontwikkeling van "De Elementen" in Spijkenisse

Maritieme toegang Kanaal Gent-Terneuzen Toetsingsadvies over de milieutoets

Risico-inventarisatie transport gevaarlijke stoffen Zeeland. Samenvatting

MEMO 1 AANLEIDING DHV B.V. NoLogo. : Cityplanning Advies : José Hobert : Carina Riga (DHV)

Intern memo. Projectgroep bestemmingsplan Youri Egorovweg. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

Kostenstudie KGT2008 Kostenraming van het nulalternatief en de projectalternatieven (onderdeel van onderzoekspakket 1: Technische en kostenstudie)

Notitie. Onderzoek externe veiligheid Lelystad bestemmingsplan Stadsrandgebied. 1 Inleiding


Verbeterpunten nautische toegankelijkheid haven van Gent

Opdrachtgever Bouwfonds Ontwikkeling BV, Regio Midden De Brand 30 Amersfoort Contactpersoon Dhr. B. Evers

Op- en afvaartregeling voor 8000 en meer TEU containerschepen. tot de haven van Antwerpen bij een. maximale diepgang van 145 dm

Externe Veiligheid 023 -terrein te Haarlem

Vlootontwikkeling binnenvaart

Second opinion op MKBA Oplossingsrichtingen Kanaalzone Gent-Terneuzen, concept eindrapport

B.R01. IJsselstein Clinckhoeff - onderzoek externe veiligheid Bunnik Projekten in IJsselstein. datum: 10 oktober 2013

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Intern memo. Projectteam bestemmingsplan Staatsliedenwijk. Archief afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling & Mobilliteit. Gert-Jan van de Bovenkamp

Resultaten nulalternatief en projectalternatieven

N307 Passage Dronten Quickscan externe veiligheid

Dijkversterking Werkendam Akoestisch onderzoek wegverkeer

Padbreedte van schepen in bochten

Rijkswaterstaat Dienst Verkeerskunde Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam D 0338

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleidingen Z en Z

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Bestemmingsplan Verdistraat 53 Amersfoort. : Gemeente Amersfoort, mevrouw N. Ludeking

MKBA Oplossingsrichtingen Kanaalzone Gent-Terneuzen

Quickscan Externe Veiligheid N240

DTS meting Huizingalaan

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 29 januari 2015

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

1. Samenvatting rapport 'Nautisch beheer' (MARIN)

Situatie groepsrisico van de risicobronnen in Kerkrade. I Route gevaarlijke stoffen Euregioweg Kerkrade

BESLUIT VAN HET POLITIEK COLLEGE VAN DE VLAAMS-NEDERLANDSE SCHELDE COMMISSIE INZAKE PLANUITWERKINGSFASE GROTE ZEESLUIS KANAAL GENT- TERNEUZEN

SOS formulier versie Voor het rapporteren van een afgehandeld scheepsongeval of ander voorval te water.

Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen

Risicoanalyse transport gevaarlijke stoffen A1 en spoor Amersfoort-Deventer t.b.v woningbouwplan Bijenvlucht te Hoevelaken

Externe Veiligheid bestemmingsplan ABC Liendert

EiitfC. *ptrlis«einlrua. Landaanwinning. Nautische Bereikbaarheid en Veiligheid Deelrapport Zeevaart, Individuele Schepen INDEX

BIJLAGE 1 Ligging plangebied

Risicoanalyse transport spoor

Scheepvaartsimulatie ten behoeve van de Verkenning maritieme toegang Kanaal Gent Terneuzen in het licht van de logistieke potentie

Memo. Notitie beoordeling externe veiligheid ten behoeve van Bestemmingsplan Rietmeen

(Ontwerp-)Tracébesluit. Inhoud. Voorkeursvariant Ontwerptracébesluit Doelstelling Milieueffecten Vervolgstappen

TERNEUZEN Bestemmingsplan Nieuwe Sluis Terneuzen

Onderstaand advies heeft betrekking op het onderdeel externe veiligheid inzake het bestemmingsplan Tonselseveld Ermelo.

Kwantitatieve Risico analyse (QRA) A27 Hoef en Haag

Externe Veiligheid beheersverordening Prins Hendrikpark te Baarn

Paragraaf externe veiligheid bij planbesluit Van Veenweg 148 Heerhugowaard met een verantwoording van het groepsrisico

Beoordeling externe veiligheid plangebied. De Wolder te Maastricht

Deelrapport Inpassing in omgeving Aanvulling

RUD Utrecht. Toetsing plaatsgebonden risico (PR) en verantwoording groepsrisico (GR) Bestemmingsplan Paardenveld de Kade

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES

RBOI-Rotterdam B.V. Stikstofdepositieonderzoek. bedrijventerrein Oosteind

Carola risicoberekening 'Hoofdstraat 27 De Steeg

Planuitwerkingsfase Grote Zeesluis kanaal Gent-Terneuzen

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf

Opdrachtgever Gemeente Zaltbommel Postbus DA Zaltbommel. Risicoberekening A2 tbv bestemmingsplan 'Zaltbommel, Van Voordenpark'

Opdrachtgever Gemeente Zaltbommel Postbus DA Zaltbommel. Risicoberekening A2 tbv bestemmingsplan 'Zaltbommel, Van Voordenpark'

Tracébesluit SAA Aanvullende beschouwing Externe veiligheid

Bijlage 3 Rapportage risicoanalyse buisleidingen

Externe veiligheidsrisico s transport gevaarlijke stoffen over het spoor. DWI-locatie, Polderweg 1 te Amsterdam

Kanaal Gent-Terneuzen. Leidraad voor het opstellen van de kosten-batenanalyse, een second opinion

Uitgangspunten depositieberekeningen

Maatregelen ter verbetering van Bijlagen bij Inventarisatie van de externe veiligheid EV-risico s bij het vervoer van gevaarlijke stoffen

Quickscan Externe Veiligheid uitbreiding recreatieterrein d'olde Kamp te Ansen

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. stikstofdepositie

Bijlage 1 Begrippenlijst

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax

Goirle, Vennerode. Onderzoek externe veiligheid. Auteur(s) drs. M. de Jonge. Opdrachtgever Woonstichting Leyakkers Postbus AB Rijen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

Ons kenmerk C210/ Aantal bijlagen

Transcriptie:

Verkenning maritieme toegankelijkheid Kanaal Gent-Terneuzen Leemtes veiligheidsonderzoeken 19 juli 2010 Eindrapport 9V5506.A0

HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon (024) 360 54 83 Fax info@nijmegen.royalhaskoning.com E-mail www.royalhaskoning.com Internet Arnhem 09122561 KvK Documenttitel Verkenning maritieme toegankelijkheid Kanaal Gent-Terneuzen Leemtes veiligheidsonderzoeken Verkorte documenttitel Status Eindrapport Datum 19 juli 2010 Projectnaam Projectnummer Opdrachtgever Referentie Leemtes veiligheidsonderzoeken 9V5506.A0 Uitvoerend Secretariaat Vlaams Nederlandse Scheldecommissie Auteur(s) Collegiale toets Dick ten Hove, Yvonne Koldenhof, Jan Heitink, Peter van de Kreeke D. ten Hove en J. Heitink Datum/paraaf 19 juli 2010 Vrijgegeven door P.W. van de Kreeke Datum/paraaf 19 juli 2010

SAMENVATTING Achtergrond en doel onderzoek Als uitwerking van het Derde Memorandum van Overeenstemming met betrekking tot de onderlinge samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland ten aanzien van de ontwikkeling van het Schelde-estuarium is onder andere de projectgroep Kanaalzone Gent-Terneuzen (KGT) 2008 opgericht. De opdracht voor deze projectgroep luidt: Verken de problematiek van de maritieme toegankelijkheid van de Kanaalzone Gent-Terneuzen, in het licht van de logistieke potentie van deze Kanaalzone en de mogelijke oplossingsvarianten, zodat voorwaarden geschapen kunnen worden voor de wenselijke en noodzakelijke economische ontwikkeling van de Kanaalzone Gent-Terneuzen in het algemeen, en de havengebonden cluster van activiteiten in het bijzonder. In het kader van deze verkenning is in 2008 een onderzoek uitgevoerd naar de nautische verkeersveiligheid van aanpassingen aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen (met de bijkomende veranderingen in de infrastructuur en het scheepvaartaanbod). Het onderzoeksgebied betreft het Kanaal van Gent naar Terneuzen, de Pas van Terneuzen en de vaarroutes op de Westerschelde naar de kanaalzone. Vervolgens is besloten een planstudiebesluit te nemen op het moment dat overeenstemming is bereikt over de Vlaams-Nederlandse kostenverdeling voor realisatie. In afwachting van dit besluit heeft de Vlaams Nederlandse Schelde Commissie (VNSC) de opdracht aan KGT vernieuwd teneinde de in de verkenning uitgevoerde onderzoeken te optimaliseren, voor zover hiermee geen wettelijk onherroepelijke activiteiten worden uitgevoerd. Hiertoe is een no regret onderzoeksprogramma samengesteld waarin de uitgevoerde onderzoeken uit de periode 2006-2008 worden aangevuld en gedetailleerd. Onderdeel van dit no-regretonderzoek is om de leemtes in het eerder uitgevoerde onderzoek naar de nautische veiligheid in te vullen. Concreet zijn in dit onderzoek de volgende onderzoeksvragen behandeld: 1. beoordeel de 3 varianten en het nulalternatief opnieuw met betrekking tot nautische veiligheid en externe veiligheid rekening houdend met nieuwe gegevens, zoals aanvullend transporteffectenonderzoek en informatie over de aard van de lading voor de verschillende economische scenario s; 2. breng de ongevalsgegevens op het Belgische deel in kaart en corrigeer zonodig de gehanteerde kentallen in het onderzoek nautische veiligheidseffecten ; 3. beschrijf maatregelen als verkeersmanagement, verkeersbegeleiding, introductie van AIS en uitbreiding van de sleepbootcapaciteit om ongevallen, al dan niet met gevaarlijke stoffen, te voorkomen en geef indicatie van kosten en effecten; 4. geef de correcties aan op de resultaten van het onderzoek nautische veiligheidseffecten als gevolg van wijziging in de infrastructuur. In nautisch simulatieonderzoek is aanbevolen de voorhavens en de ligging van de sluizen aan te passen; 5. benoem de optimale variant vanuit het aspect veiligheid en lever een model om verdere verkenningen op het gebied van veiligheid te kunnen uitvoeren; uit de studieresultaten blijkt welke verschillen zijn te verwachten tussen de alternatieven; hierop gebaseerd kan vanuit veiligheidsoogpunt de optimale variant worden gekozen; de modeltool is separaat geleverd: dit betreft een Excel spreadsheet, waarin de verkeersaantallen en kentallen voor het doorrekenen van de veiligheid kunnen worden gevarieerd; - i - Eindrapport 19 juli 2010

6. aan de hand van de resultaten van onderzoeksvraag 1: door de nieuwe gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen en de aard van de lading is het denkbaar dat de ligging van de risicocontouren, die zijn gepresenteerd in een door AVIV uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse, zal veranderen. Methodiek van het onderzoek naar veiligheidseffecten (onderzoeksvraag 2, ongevalsgegevens en kentallen) De veiligheidseffecten zijn onderzocht door een schatting te geven voor het aantal ongevallen. Hierbij is voor de onderzochte projectalternatieven/varianten onderscheid gemaakt in verschillende scheepsklassen zeevaart en binnenvaart (onderverdeeld naar soort en grootte) en soort ongeval. Het aantal ongevallen is bepaald door voor alle onderscheiden klassen de ongevalskansen vast te stellen en te vermenigvuldigen met het aantal schepen in de betreffende klassen. Ongevalskansen worden gebaseerd op analyse van de scheepsongevallendatabase en beschikbare kennis. Er is volstaan met een globale berekening van de ongevalskansen op basis van kentallen. Om kengetallen vast te stellen over de nautische veiligheid op het Kanaal van Gent naar Terneuzen is een analyse uitgevoerd van de SOS-ongevallen database van Rijkswaterstaat over de jaren 1999 tot en met 2008. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het type ongeval (aanvaringen met sluis of brug, aanvaringen tussen schepen onderling); de locatie van de ongevallen (bruggen, sluizen, kanaalpanden), scheepstype (zeevaart, binnenvaart, werk- en dienstvaart, recreatievaart); oorzaak van de ongevallen (bedieningsfout, omgevingsfout, voorziening- of materiaalfout); en gevolgen (humane schade, scheepsschade, schade aan de vaarweg, milieuschade). Het gevonden aantal gemelde ongevallen wordt gekoppeld aan verkeersintensiteiten in de onderzochte periode. De verkeersintensiteiten zijn locatieafhankelijk en verschillen per ongevalstype. Door deze koppeling ontstaan zogenoemde kengetallen. Deze kengetallen worden vervolgens gebruikt om het aantal verwachte ongevallen voor de verschillende situaties te bepalen. Van het Havenbedrijf Gent zijn ongevalsgegevens ontvangen over de jaren 1999 tot en met 2009. Na analyse is gebleken dat er geen reden is om aan te nemen dat de kentallen voor het Belgisch deel van het kanaal verschillen van de kentallen voor het Nederlandse deel van het kanaal. Onderzoeksresultaten: doorrekening alternatieven met nieuwe ongevalsgegevens en aangepaste transportgevevens (onderzoeksvraag 1: beoordeling varianten op nautische veiligheidseffecten) kentallen voor het bepalen van het aantal ongevallen In totaal hebben er 190 ongevallen plaatsgevonden op het kanaal tussen januari 1999 en december 2008. In totaal ging het om 50 aanvaringen tussen twee of meer schepen, waarvan 20 met een gemeerd schip. In totaal zijn er 101 ongevallen gemeld waarbij een schip tegen een object of de infrastructuur aanvoer, in ruim 43% van deze ongevallen betrof het een aanvaring met een sluis. Op basis van deze getallen zijn kentallen afgeleid voor verschillende typen ongevallen, opgesplitst naar scheepstype en naar traject / locatie. - ii - Eindrapport 19 juli 2010

Transportgegevens De transportgegevens voor de verschillende varianten, die als invoer voor de veiligheidsstudie gebruikt zijn, zijn gebaseerd op het aantal sluispassages geleverd in het kader van de no-regret deelstudie transporteffecten (uitgevoerd door TNO en PROSIM). Om de transportgegevens verder op het kanaal te bepalen is gebruik gemaakt van het aantal brug- en sluispassages zoals vastgelegd in het informatie- en volgsysteem voor de scheepvaart (IVS). De IVS gegevens over de jaren 1999 tot en met 2007 zijn gebruikt en beschikbaar gesteld door de projectgroep KGT2008. Ter indicatie: In de huidige situatie (jaar 2005) passeren in totaal orde 66.000 schepen (binnenvaart en zeevaart) het sluizencomplex van Terneuzen (noordgaand en zuidgaand). In de deelstudie transporteffecten is een voorspelling gedaan van het aantal scheepspassages bij de verschillende projectalternatieven. Hierbij is voor 3 economische scenario s te weten Regional Communities (RC), Strong Europe (SE) en Global Economy (GE) het aantal schepen voorspelt voor de jaren 2020 en 2040. Het voorspelde totaal aantal scheepspassages varieert globaal van 50.000 (RC 40) tot 100.000 (GE40). Aantal aanvaringen met een sluis Het totaal aantal verwachte aanvaringen met een sluis is gerelateerd aan het aantal sluispassages gecorrigeerd met een factor gebaseerd op de breedte van de sluis en de breedte van het schip. Voor alle scenario s, behalve GE40, geldt dat het totaal aantal verwachte ongevallen afneemt door de aanleg van een nieuwe sluis ten opzichte van het nulalternatief. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door het feit dat in alle gevallen de huidige middensluis vervangen wordt door een bredere sluis. De breedte van de sluis is een van de bepalende factoren in het bepalen van het aantal verwachte ongevallen. De resultaten zijn voor de 3 economische scenario s als volgt te beschrijven: Regional Communities (RC): het aantal aanvaringen bedraagt 4 tot 5 aanvaringen per jaar. De verschillen tussen de verschillende projectalternatieven zijn gering. Strong Europe (SE): het aantal aanvaringen ligt tussen 4 en 6 (voorspeld voor 2020) en 5 tot 7 (voorspeld voor 2040). Ook bij dit scenario is er relatief weinig verschil in het totaal aantal aanvaringen met een sluis tussen de verschillende doorgerekende projectalternatieven. Global Economy (GE): het aantal aanvaringen bedraagt 6 tot 7 (voorspeld voor 2020) en 7 tot 9 (voorspeld voor 2040). Aanvaringen met een brug Het aantal brug passages is gerelateerd aan het aantal passages van de verschillende bruggen. Het aantal aanvaringen met een brug is gebaseerd op het verwachte aantal brugpassages gecorrigeerd met een factor op basis van de doorvaarbreedte en de breedte van het schip. Gebleken is dat binnen een economisch scenario het totaal aantal aanvaringen met een brug niet veel verschilt voor de verschillende projectalternatieven. De resultaten zijn als volgt: RC: 0,8 tot 0,9 aanvaring per jaar, met weinig verschil tussen de alternatieven; SE: 1,1 tot 1,2 aanvaring per jaar, met weinig verschil tussen de alternatieven; GE: 1,3 (jaar 2020) tot 1,8 (2040) aanvaring per jaar, met weinig verschil tussen de alternatieven. - iii - Eindrapport 19 juli 2010

Aanvaringen schepen onderling: Het aantal schepen aanwezig op de verschillende trajecten van het kanaal zijn als invoer gebruikt voor de berekeningen van het verwachte aantal betrokken schepen bij een aanvaring. Op basis van het aantal passages is het aantal verwachte ontmoetingen bepaald, dat is vermenigvuldigd met het (ongevals)kengetal van het betreffende traject en een correctiefactor voor de lengte van het schip. De resultaten voor de verschillende economische scenario s zijn als volgt: RC: Het totaal aantal schepen betrokken bij aanvaringen is voor de verschillende alternatieven vrijwel gelijk (orde 6 tot 7 schepen voor 2020, 5 tot 6 voor 2040); SE: Het aantal schepen betrokken bij aanvaringen bedraagt 10 tot 12 voor alle alternatieven en het nulalternatief; GE: Het aantal schepen bedraagt voor het nulalternatief 17 (2040). Voor de sluisalternatieven 25 tot 26 (2040). Voor 2020 is afgeleid dat orde 13 tot 14 schepen zijn betrokken. Nader onderzoek maatregelen (onderzoeksvraag 3: beschrijving maatregelen en effecten) Om te beoordelen of maatregelen het ongevalsniveau zouden kunnen reduceren zijn alle ongevallen uit de SOS database over de periode 1999-2008 in het licht van een tweetal maatregelen opnieuw beoordeeld. De maatregelen die zijn beschouwd zijn AIS, dan wel extra scheepvaartbegeleiding en extra of aangepaste sleepboothulp: De invoering van AIS en verkeersmanagement AIS (Automatic Identification System) geeft schepen de mogelijkheid zelf om de hoek te kunnen kijken en zelf positie, snelheid en scheepsnamen van andere schepen te kunnen waarnemen nog voor zij visueel of op de radar te zien zijn. Dit ontlast de verkeersleiders, die zich daardoor meer met strategisch verkeersmanagement bezig kunnen houden. In dat geval is het wel van belang dat alle schepen in het gebied uitgerust zijn met AIS (zowel bij de binnenvaart als recreatievaart). Introductie van AIS en/of verkeersbegeleiding zou kunnen resulteren in een reductie van 21% op het aantal schip-schip aanvaringen. AIS hoort tot de autonome ontwikkeling en levert geen kosten op; extra verkeersmanagement vergt een investering van orde 2,5 miljoen EUR, gecombineerd met extra personeelsinzet met kosten orde 0,25 miljoen EUR per jaar; Aangepaste sleepbootcapaciteit Aanpassing van de sleepbootvloot leidt niet tot reductie van het aantal ongevallen. Wel is aanpassing nodig om bij schaalvergroting de veiligheid op het huidige niveau te handhaven. Dit wordt beschouwd als een autonome ontwikkeling: wereldwijd is te zien dat vermogens en manoeuvreerbaarheid van havensleepboten in snel tempo verbeteren. Dit zal ook op het kanaal plaatsvinden, zodat er van kan worden uitgegaan dat de technische ontwikkeling en de benodigde capaciteit van de sleepbootvloot meegroeit met de schaalvergroting op het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Een verdergaande aanpassing van de sleepbootvloot dan de autonome ontwikkeling leidt niet tot reductie van het aantal ongevallen en wordt daarom niet aanbevolen. - iv - Eindrapport 19 juli 2010

Effecten externe veiligheid (onderzoeksvraag 1 en 6 beoordeling varianten op effecten externe veiligheid en beoordeling verandering risicocontouren) De bevindingen van nautische veiligheid zijn vertaald naar de externe veiligheid. Voor de externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico de risicodimensies die in het beleid betekenis hebben gekregen. Grenswaarde en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico bedragen beide 10-6 per jaar. Binnen de grenswaardencontour mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd of geprojecteerd. Kwetsbare objecten zijn objecten waar grote aantallen mensen en/of bijzonder kwetsbare groepen een groot deel van de tijd aanwezig kunnen zijn. Om externe veiligheidsrisico s te bepalen zijn de scheepsschadefrequenties afgeleid en is het aantal schepen met gevaarlijke lading geanalyseerd op basis van beschikbare gegevens 2007 2008 en ramingen over 2020 en 2040 van PROSIM [1]. De conclusies voor externe veiligheid zijn de volgende: het plaatsgebonden risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Kanaal van Gent naar Terneuzen is kleiner dan 10-6 per jaar; het groepsrisico ligt op alle kilometervakken meer dan een factor 1000 onder de oriëntatiewaarde; de mogelijke toename van het externe veiligheidsrisico wordt volledig bepaald door de economische ontwikkeling. De uitvoering van de sluizen en de daardoor optredende veranderingen in verkeersintensiteit en -samenstelling hebben geen significante invloed op de externe veiligheid; in het scenario met de sterkste ontwikkeling, het Global Economy scenario, neemt de kans op een zware scheepsschade per vaartuigkilometer in 2040 met een factor 2 toe. Ook in dat geval is het plaatsgebonden risico op de oever kleiner dan 10-6 per jaar en is het groepsrisico een factor 1000 lager dan de oriëntatiewaarde; hoewel derhalve ruim wordt voldaan aan de risiconormen, mag hieruit niet geconcludeerd worden dat er zich op land geen effecten zullen voordoen bij een scheepvaartongeval waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Er dient rekening te worden gehouden met zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden waarbinnen alleen nieuwbouw mag plaatsvinden als de veiligheid mede is afgewogen en verantwoord. Veiligheidseffecten buiten kanaalzone: Westerschelde en Voorhaven (onderzoeksvraag 1, beoordeling varianten op nautische veiligheidseffecten en onderzoeksvraag 4, correcties infrastructuur op basis van nautisch simulatieonderzoek) Op de Westerschelde worden ook transporteffecten verwacht, als gevolg van de realisatie van de projectalternatieven. Voor de economische scenario s Regional Communities en Strong Europe zijn deze transporteffecten niet significant (toename klein ten opzichte van het totale verkeer). Als gevolg hiervan wordt voor deze economische scenario s de ontwikkeling van het veiligheidsniveau op de Westerschelde voor de verschillende projectvarianten bepaald door de autonome ontwikkeling op de Westerschelde zelf en is er geen verschil voor de projectvarianten. De procentuele toename van het aantal ongevallen ten opzichte van de nulvariant is ingeschat aan de hand van een verwachte toename van het scheepvaartverkeer op de Westerschelde als gevolg van de ontwikkelingen in het sluizencomplex Terneuzen. Naar verwachting zal door de aanleg van een grote zeesluis het scheepvaartverkeer op de Westerwschelde in 2040 met maximaal 8,8% (Global Economy scenario) toenemen. - v - Eindrapport 19 juli 2010

De resultaten zijn als volgt samen te vatten: een toename van de binnenvaart op het traject Terneuzen-Hansweert voor de projectvariant Grote Zeesluis (GZN_GE40) betekent een toename van 8,7% van het aantal verwachte eenzijdige ongevallen voor de binnenvaart (ongevallen waarbij maximaal 1 schip betrokken is zoals strandingen); voor de ontwikkeling van het aantal schepen betrokken bij een tweezijdige aanvaring geldt dat dit aantal kwadratisch toeneemt met de toename in het scheepvaartverkeer. Dit resulteert (bij GZN-GE40) op het traject Terneuzen- Hansweert in een toename van 18,1% van het aantal ongevallen tussen twee binnenvaartschepen en op het traject Vlissingen-Terneuzen in een toename van 10,1 % van het aantal ongevallen tussen twee zeeschepen. In de voorhavens van het sluiscomplex zijn geen veranderingen in het ongevalsniveau te verwachten (de kentallen voor het berekenen van het verwacht aantal ongevallen hoeven niet te worden aangepast). - vi - Eindrapport 19 juli 2010

INHOUDSOPGAVE Blz. 1 INLEIDING 1 1.1 Achtergrond opdracht 1 1.2 Vraagstelling 2 1.3 Definities en werkwijze 3 1.4 leeswijzer 4 2 INVENTARISATIE GEGEVENS: TRANSPORTGEGEVENS 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Resultaten 9 3 METHODIEK 16 3.1 Inleiding 16 3.2 Ongevalsgegevens Gent 16 3.3 SOS-database 16 3.4 Resultaten analyse 17 3.4.1 Type ongevallen 17 3.4.2 Ongevallen per scheepstype 18 3.5 Kengetallen 19 3.5.1 Schadevaring in een sluis 19 3.5.2 Aanvaringen met een brug 21 3.5.3 Aanvaringen tussen schepen onderling 22 3.5.4 Validatie 22 4 RESULTATEN HUIDIGE SITUATIE EN NULALTERNATIEF 25 4.1 Inleiding 25 4.2 Huidige situatie en Nulalternatief (2020) 26 4.3 Huidige situatie en Nulalternatief (2040) 30 5 RESULTATEN: GROTE ZEESLUIS BINNEN HUIDIGE SLUIZENCOMPLEX (GZN) 34 5.1 Economisch scenario: Global Economy / Logistiek (2020) 34 5.2 Economisch scenario: Global Economy / Logistiek (2040) 36 5.3 Economisch scenario: Strong Europe / Industrieel (2020) 38 5.4 Economisch scenario: Strong Europe / Industrieel (2040) 40 5.5 Economisch scenario: Regional Communities / Duurzaam (2020) 42 5.6 Economisch scenario: Regional Communities / Duurzaam (2040) 44 6 RESULTATEN: KLEINE ZEESLUIS BINNEN HUIDIGE SLUIZENCOMPLEX (KZN) 46 6.1 Economisch scenario: Global Economy / Logistiek (2020) 46 6.2 Economisch scenario: Global Economy / Logistiek (2040) 48 6.3 Economisch scenario: Strong Europe / Industrieel (2020) 50 6.4 Economisch scenario: Strong Europe / Industrieel (2040) 52 6.5 Economisch scenario: Regional Communities / Duurzaam (2020) 54 6.6 Economisch scenario: Regional Communities / Duurzaam (2040) 56 - vii - Eindrapport 19 juli 2010

7 RESULTATEN: COMBISLUIS BINNEN HUIDIGE SLUIZENCOMPLEX (DBS) 58 7.1 Economisch scenario: Global Economy / Logistiek (2020) 58 7.2 Economisch scenario: Global Economy / Logistiek (2040) 60 7.3 Economisch scenario: Strong Europe / Industrieel (2020) 62 7.4 Economisch scenario: Strong Europe / Industrieel (2040) 64 7.5 Economisch scenario: Regional Communities / Duurzaam (2020) 66 7.6 Economisch scenario: Regional Communities / Duurzaam (2040) 68 8 RESULTATEN: OVERZICHT ALLE SITUATIES 70 9 MAATREGELEN 73 9.1 Analyse maatregelen 73 9.2 Kostenindicatie maatregelen 74 10 EXTERNE VEILIGHEID 75 10.1 Inleiding 75 10.2 Studiegebied 77 10.3 Beschrijving van de beschouwde vaarweg 77 10.4 Onderscheiden vaarwegdelen 78 10.5 Het aantal zee- en binnenvaartschepen met gevaarlijke lading 80 10.5.1 Werkwijze 80 10.5.2 Stofcategorieën: aard van de gevaarlijke stoffen 81 10.5.3 Aantal scheepspassages met gevaarlijke stoffen door sluis Terneuzen 81 10.5.4 Uitsplitsing naar zeevaart-binnenvaart en vaarwegdelen 81 10.5.5 Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen 82 10.6 De kans op vrijkomen van een hoeveelheid lading 83 10.6.1 Scheepsschades 83 10.6.2 Verkeersintensiteit 85 10.6.3 Scheepsschadefrequenties 85 10.6.4 Uitstroomkansen gegeven een zware scheepsschade 86 10.7 Uitstroomscenario s 87 10.7.1 Binnenvaart 87 10.7.2 Binnenvaart-Zeevaart 87 10.7.3 Zeevaart 88 10.8 Bevolking 88 10.9 Resultaten van de risicoberekeningen 95 10.9.1 Basisberekening: Scenario NUL_2005 95 10.9.2 Scenario s en ontwerpalternatieven 99 10.10 Conclusies externe veiligheid 101 11 NAUTISCHE EFFECTEN BUITEN KANAALZONE 102 11.1 Nautische veiligheidseffecten op de Westerschelde 102 11.2 Voorhavens van de sluizen 107 12 CONCLUSIES 108 13 REFERENTIES 112 - viii - Eindrapport 19 juli 2010

BIJLAGEN A B C D E F G H Scheepstypen Tabellen Vaarwegbeschrijving Codering scheepstypen in IVS90 Locaties ongevallen externe veiligheid Beschrijving ongevallen externe veiligheid Berekeningsprotocol schadefrequenties binnenvaart Uitstroomkansen zeevaart - ix - Eindrapport 19 juli 2010

1 INLEIDING 1.1 Achtergrond opdracht Als uitwerking van het Derde Memorandum van Overeenstemming met betrekking tot de onderlinge samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland ten aanzien van de ontwikkeling van het Schelde-estuarium is de projectgroep Kanaalzone Gent-Terneuzen 2008 (KGT2008) opgericht. De opdracht voor deze projectgroep luidt: Verken de problematiek van de maritieme toegankelijkheid van de Kanaalzone Gent-Terneuzen, in het licht van de logistieke potentie van deze Kanaalzone en de mogelijke oplossingsvarianten, zodat voorwaarden geschapen kunnen worden voor de wenselijke en noodzakelijke economische ontwikkeling van de Kanaalzone Gent-Terneuzen in het algemeen, en de havengebonden cluster van activiteiten in het bijzonder. De Vlaams-Nederlandse projectgroep KGT2008 heeft deze verkenning uitgevoerd. Na een probleemanalyse werden breed uiteenlopende oplossingsrichtingen verkend op basis van een: kosten-batenanalyse; een milieutoets; diverse deelonderzoeken die input hebben geleverd aan de kosten-batenanalyse en de milieutoets; een onderzoek naar de meerwaardeopties en de financierings- en bekostigingsmogelijkheden van de diverse projectalternatieven. Vervolgens is besloten een planstudiebesluit te nemen op het moment dat overeenstemming is bereikt over de Vlaams-Nederlandse kostenverdeling voor realisatie. In afwachting van dit besluit heeft de Vlaams Nederlandse Schelde Commissie (VNSC) de opdracht aan KGT vernieuwd teneinde de in de verkenning uitgevoerde onderzoeken te optimaliseren, voor zover hiermee geen wettelijk onherroepelijke activiteiten worden uitgevoerd. Hiertoe is een no regret onderzoeksprogramma samengesteld waarin de uitgevoerde onderzoeken uit de periode 2006-2008 worden aangevuld en gedetailleerd. Dit onderzoeksprogramma richt zich op een range van 3 sluisalternatieven allen gelegen binnen het huidige sluizencomplex: de combisluis (diepe binnenvaartsluis); de kleine zeesluis; de grote zeesluis. Het no regret onderzoeksprogramma is onderverdeeld in 3 thema s: milieu, ruimte en veiligheid, economie en financiën. Binnen de ruimte en veiligheid is een aanvullend onderzoek gedefinieerd, waarin de belangrijkste kennisleemten dienen te worden gevuld. De aanleiding voor dit onderzoek is als volgt kortweg samen te vatten: als gevolg van voortschrijdend inzicht zijn de transportgegevens herzien; dit maakt nieuwe berekeningen noodzakelijk voor de nautische veiligheid; in het onderzoek nautische veiligheidseffecten is eerder geen onderscheid gemaakt naar lading, hoewel de aard van de lading mede bepalend is voor de nautische veiligheid (de aard van de lading heeft indirect gevolgen voor de nautische veiligheid, vanwege de relatie met het scheepstype waarin de lading wordt vervoerd; voor de externe veiligheid heeft de lading direct gevolgen); Eindrapport - 1-19 juli 2010

op het Belgische deel van het kanaal waren (nog) geen ongevalsgegevens bekend; indien alsnog gegevens beschikbaar komen, wordt beoordeeld of op basis van deze gegevens mogelijk de kentallen voor de berekening van het aantal ongevallen kunnen worden bijgesteld; in de eerdere studie is de aanbeveling opgenomen om bij de uitwerking van de projectalternatieven ook maatregelen als verkeersmanagement, verkeersbegeleiding, introductie van het Automatic Identification System (AIS) en uitbreiding sleepbootcapaciteit mee te nemen; er is in de milieutoets een inschatting van de consequenties voor de externe veiligheid gedaan op basis van expert-judgement; er is geen kwantitatieve inschatting gedaan of de toekomstige ontwikkeling van de kanaalzone mogelijk leidt tot extra of nieuwe aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld Ammoniak, LPG, LNG/CNG). 1.2 Vraagstelling Inhoud en producten (doel van het project) Concreet zijn 6 deelvragen gedefinieerd: 1. beoordeel de 3 varianten en het nulalternatief opnieuw met betrekking tot nautische veiligheid en externe veiligheid rekening houdend met de volgende nieuwe gegevens: aanvullend transporteffectenonderzoek; dit onderzoek is uitgevoerd door TNO/Prosim [1]; op basis van een simulatieonderzoek volgen hieruit de hoeveelheden en soorten schepen die het sluiscomplex passeren; informatie over de aard van de lading voor de verschillende economische scenario s. Deze vraag wordt beantwoord in de hoofdstukken 4 tot en met 8 (nautische veiligheidseffecten) en hoofdstuk 10 (externe veiligheid). 2. breng de ongevalsgegevens op het Belgische deel in kaart en corrigeer zonodig de gehanteerde kentallen in het onderzoek nautische veiligheidseffecten ; de beantwoording van deze vraag komt naar voren in de hoofdstuk 3 (methodiek, waarin een analyse van de ongevalsgegevens is opgenomen). 3. beschrijf maatregelen als verkeersmanagement, verkeersbegeleiding, introductie van AIS en uitbreiding van de sleepbootcapaciteit om ongevallen, al dan niet met gevaarlijke stoffen, te voorkomen en geef indicatie van kosten en effecten. De analyse van de maatregelen en hun effecten dient zoveel mogelijk te worden uitgesplitst naar: de betreffende projectalternatieven en; indien relevant ook op de Westerschelde ter plaatse van de havenmond van het sluizencomplex, de voorhavens en de aftakkingen van het kanaal Gent-Terneuzen naar de insteekhavens, eventueel op basis van expert-judgement ; de beantwoording van deze vraag is gegeven in hoofdstuk 9, maatregelen. Eindrapport - 2-19 juli 2010

4. geef de correcties aan op de resultaten van het onderzoek nautische veiligheidseffecten als gevolg van wijziging in de infrastructuur (die mogelijk volgen uit nautisch simulatieonderzoek); in nautisch simulatieonderzoek is aanbevolen de voorhavens en de ligging van de sluizen aan te passen; de invloed hiervan op nautische veiligheidseffecten wordt behandeld in hoofdstuk 11. 5. benoem de optimale variant vanuit het aspect veiligheid en lever een model om verdere verkenningen op het gebied van veiligheid te kunnen uitvoeren; uit de conclusies (hoofdstuk 12) blijkt welke verschillen zijn te verwachten tussen de alternatieven; hierop gebaseerd kan vanuit veiligheidsoogpunt de optimale variant worden gekozen; het modeltool is separaat geleverd: dit betreft een Excel spreadsheet, waarin de verkeersaantallen en kentallen voor het doorrekenen van de veiligheid kunnen worden gevarieerd. 6. aan de hand van de resultaten van onderzoeksvraag 1: door de nieuwe gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen en de aard van de lading is het denkbaar dat de ligging van de risicocontouren, die zijn gepresenteerd in een door AVIV uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse, zal veranderen. Gevraagd wordt inzicht te geven in de vraag of en zo ja hoe de ligging van de contouren zal veranderen. In principe kan er worden volstaan met een kwalitatieve uitspraak en zijn geen nieuwe contouren noodzakelijk; hierop wordt ingegaan in hoofdstuk 10 (externe veiligheid). Uitgangspunten bij de beantwoording van deze vragen zijn de volgende: het aanvullende transporteffecten-onderzoek van de Projectgroep KGT zal voorzien in de gegevens betreffende aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen; een onderzoek uitbreiding nautische simulaties leidt mogelijk tot voorstellen voor aanpassing van de infrastructuur (kanaalafmetingen, bochtverruiming); de uitkomsten van het laatste simulatieonderzoek (=alleen aanpassingen aan de sluis) zijn meegenomen in het onderzoek; de aanvullingen en correcties op het reeds uitgevoerde onderzoek op het gebied van nautische veiligheidseffecten en externe veiligheid worden zoveel mogelijk kwantitatief uitgevoerd. 1.3 Definities en werkwijze Uit de concrete deelvragen 1 tot en met 6 (zie 1.2, vraagstelling) kan worden opgemaakt dat een aantal deelvragen eerst moeten worden beantwoord, voordat met de aanpassing van de rekenmodellen kan worden gestart en de varianten kunnen worden doorgerekend met de nieuwe transportgegevens. Voorgesteld is na het inventariseren en analyseren van gegevens de modellen aan te passen en als tool op te leveren, waarna de doorrekening van de varianten kan starten. Aan het eind van de studie komen alle analyses en rekenresultaten samen in een beschouwing van de meest optimale oplossing vanuit het oogpunt van veiligheid. In onderstaande tabel 1.1 zijn de economische scenario s en projectalternatieven die zijn beschouwd aangegeven. Eindrapport - 3-19 juli 2010

Tabel 1.1 Overzicht economische scenario's en projectalternatieven Code Economisch scenario Jaar Project alternatief NUL_2005 2005 Nul alternatief NUL_RC40 Regional Communities / Duurzaam 2020 / 2040 Nul alternatief NUL_SE40 Strong Europe / Industrieel 2020 / 2040 Nul alternatief NUL_GE40 Global Economy / Logistiek 2020 / 2040 Nul alternatief GZN_RC40 Regional Communities / Duurzaam 2020 / 2040 Grote Zeesluis binnen sluizencomples GZN_SE40 Strong Europe / Industrieel 2020 / 2040 Grote Zeesluis binnen sluizencomples GZN_GE40 Global Economy / Logistiek 2020 / 2040 Grote Zeesluis binnen sluizencomplex KZN_RC40 Regional Communities / Duurzaam 2020 / 2040 Kleinere zeesluis binnen huidige sluizencomplex KZN_SE40 Strong Europe / Industrieel 2020 / 2040 Kleinere zeesluis binnen huidige sluizencomplex KZN_GE40 Global Economy / Logistiek 2020 / 2040 Kleinere zeesluis binnen huidige sluizencomplex DBS_RC40 Regional Communities / Duurzaam 2020 / 2040 Combisluis DBS_SE40 Strong Europe / Industrieel 2020 / 2040 Combisluis DBS_GE40 Global Economy / Logistiek 2020 / 2040 Combisluis 1.4 leeswijzer In deze rapportage komen in de navolgende hoofdstukken de volgend onderdelen aan de orde: inventarisatie gegevens: transportgegevens (hoofdstuk 2); methodiek voor doorrekening veiligheid, waarin de inventarisatie en analyse van de ongevalsgegevens (hoofdstuk 3); rekenresultaten nautische veiligheid (hoofdstukken 4 tot en met 8); analyse maatregelen (hoofdstuk 9); externe veiligheid (hoofdstuk 10); nautische effecten buiten kanaalzone (hoofdstuk 11); conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 12). Eindrapport - 4-19 juli 2010

2 INVENTARISATIE GEGEVENS: TRANSPORTGEGEVENS 2.1 Inleiding Voor het bepalen van het aantal verwachte aanvaringen met een sluis is alleen het aantal sluispassages voor de verschillende sluizen van belang. Echter om een uitspraak te kunnen doen over de verandering in het aantal aanvaringen met een brug of het verwachte aantal aanvaringen tussen schepen onderling is meer informatie nodig; namelijk het aantal verwachte brug passages en het verwachte aantal schepen dat over verschillende trajecten vaart. Het aantal sluispassages geleverd door TNO/PROSIM [1] is als basis gebruikt om het aantal brugpassages en vaartuigkilometers voor de verschillende trajecten te bepalen. Het kanaal Gent-Terneuzen is globaal in drie trajecten opgedeeld: Traject 1: Terneuzen brug bij Sluiskil; Traject 2: brug bij Sluiskil brug Sas van Gent, in de huidige studie is dit traject opgesplitst: Traject 2a: brug bij Sluiskil tot Zijkanaal C; Traject 2b: Zijkanaal C tot brug bij Sas van Gent; Traject 3: brug Sas van Gent Gent. Sluizencomplex Traject 1 Brug bij Sluiskil Traject 2 Zijkanaal C Brug Sas van Gent Traject 3 Kluizendok Figuur 2.1 Overzicht van de verschillende trajecten Eindrapport - 5-19 juli 2010

Bij de transportgegevens zijn de volgende opmerkingen te maken: in de afleiding / bepaling van transporten is de aanvaarroute vanaf Terneuzen naar de sluizen (vaarwegdeel Westbuitenhaven) niet meegenomen. Hiervoor werden geen aanvullende berekeningen nodig geacht. De mogelijke veiligheidseffecten buiten de kanaalzone (Westerschelde en Voorhavens) zijn in hoofdstuk 11 apart kwalitatief beschouwd; de mogelijke consequenties van de Seine-Schelde verbinding zijn niet expliciet in beeld gebracht, maar zijn meegenomen in de autonome ontwikkeling; de Seine-Scheldeverbinding wordt zowel bij een nulalternatief als bij de projectalternatieven aangelegd; het is gebleken dat bij bepaalde scenario s een afname van scheepvaartbewegingen wordt verwacht. Het aantal scheepvaartbewegingen in het GE-logistiek en het SE-industrie scenario neemt toe en in het RC-Bio scenario neemt dit af vanaf 2020. Voor een uiteenzetting van de scenario s en de verklaring van deze transporteffecten wordt verwezen naar het rapport Kanaalzone Gent-Terneuzen; aanvulling omgevingsscenario s (Ecorys, 2010); het aantal schepen in het transporteffectenonderzoek van TNO ligt per situatie ongeveer 3% hoger dan in PROSIM [1]; zie bijlage A van het no regret transporteffectenonderzoek van TNO. Om de transportgegevens verder op het kanaal te bepalen is gebruik gemaakt van het aantal brug- en sluispassages zoals vastgelegd in de IVS gegevens over de jaren 1999 tot en met 2007. Deze gegevens zijn ook gebruikt bij de studie uitgevoerd in 2008 [2]. Voor de huidige studie zijn dezelfde aannames gebruikt, die gebaseerd waren op de resultaten van de analyse van de IVS-gegevens [3]. In Figuur 2.2 is het aantal passages door binnenvaart per jaar weergegeven. De laatste kolommen geven het gemiddelde aantal passages over de jaren 1999 tot en met 2002 en 2005 tot en met 2007. Voor de jaren 2003 en 2004 ontbrak voor een groot deel van het jaar het aantal brugpassages, vandaar dat deze niet mee genomen zijn in de verwerking. Opgemerkt moet worden dat passage van de brug bij Sluiskil brug alleen geregistreerd wordt indien de brug geopend moet worden. Binnenvaart die kan passeren zonder brugopening wordt niet geregistreerd. Hierdoor lijkt het aantal passages van binnenvaart schepen bij de brug van Sluiskil erg laag. Bij de brug bij Sas van Gent zijn wel alle passages geteld, omdat dit als de grensovergang gezien wordt. Om te bepalen welk deel van de binnenvaart op welk traject gevaren heeft is in figuur 2.3 het percentage weergegeven. In figuur 2.4 is het aantal passages door zeevaart per jaar weergegeven, in Figuur 2.5 zijn wederom de percentages weergegeven. Het verschijnsel dat zich voor de binnenvaart bij de brug van Sluiskil voordoet is niet zichtbaar bij de zeevaart. Voor de zeevaart moet de brug vrijwel altijd geopend worden. Dit betekent dat ook bij de brug van Sluiskil vrijwel alle passerende zeevaart geteld is. Op basis van de geanalyseerde gegeven is in overleg met de projectgroep het volgende afgesproken: Eindrapport - 6-19 juli 2010

Zeevaart: 80% van de zeeschepen die door de sluizen gaan passeert Sluiskil; 70% van de zeeschepen passeert op het traject Zijkanaal C tot Sas van Gent en; 70% passeert Sas van Gent en vaart dus door naar Gent. Binnenvaart: 80% van de binnenschepen die door de sluizen gaan passeert Sluiskil; 60% van de binnenvaartschepen passeert op het traject Zijkanaal C tot Sas van Gent en 60% passeert Sas van Gent en vaart dus door naar Gent. Het aantal passages geleverd door TNO/PROSIM bevatte alleen het totaal aantal passages. Hierbij was geen uitsplitsing gemaakt naar noordwaarts of zuidwaarts passages. In overleg met de project groep is een 50%/50%-verdeling aangenomen. Dat betekent dat 50% van het totaal aantal passages noordwaarts was en 50% zuidwaarts. Deze aanname is correct voor het totaal aantal schepen (het verschil is voor de gevallen die we onderzocht hebben minder dan 1%), maar wel zijn er grotere verschillen voor een aantal scheepsklassen. We zien dit vooral terug bij de kleine motorschepen tot en met klasse M4. Een deel hiervan komt/gaat via een andere route. Verder vinden we het terug bij de koppelverbanden, waarvan er veel meer zuidwaarts gaan dan noordwaarts en de duwstellen waarbij (juist andersom) er veel meer noordwaarts gaan dan zuidwaarts. De aantallen zijn dusdanig klein dat het geen invloed heeft op het eindresultaat. We gaan er dan ook van uit dat de aanname van de gelijke verdeling terecht is. 55000 50000 Binnenvaart; aantal "passages" per jaar Totaal sluizen Terneuzen Sluiskil Sas van Gent 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 1999 2000 2001 2002 2005 2006 2007 Gemiddelde Figuur 2.2 Aantal passages voor de binnenvaart per jaar, gebaseerd op IVS90 gegevens Eindrapport - 7-19 juli 2010

100% Binnenvaart Totaal sluizen Terneuzen Sluiskil Sas van Gent 90% 80% 70% 60% 61% 57% 56% 61% 65% 66% 58% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 3% 3% 2% 2% 4% 5% 5% 3% 0% 1999 2000 2001 2002 2005 2006 2007 Gemiddelde Figuur 2.3 Percentage binnenvaart dat de verschillende punten "passeert", gebaseerd op IVS90 gegevens Zeevaart; aantal "passages" per jaar 11000 10000 Totaal sluizen Terneuzen Sluiskil Sas van Gent 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 1999 2000 2001 2002 2005 2006 2007 Gemiddelde Figuur 2.4 Aantal passages zeevaart per jaar, gebaseerd op IVS90 gegevens Eindrapport - 8-19 juli 2010

100% Zeevaart Totaal sluizen Terneuzen Sluiskil Sas van Gent 90% 80% 78% 78% 76% 77% 79% 85% 82% 78% 70% 60% 64% 63% 60% 62% 70% 65% 66% 64% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2005 2006 2007 Gemiddelde Figuur 2.5 Percentage zeevaart dat de verschillende punten "passeert", gebaseerd op IVS90 gegevens 2.2 Resultaten In onderstaande tabellen is een totaal overzicht gegeven van het aantal passages voor het totale sluizen complex voor de verschillende situaties. In de tabellen is het absoluut aantal schepen gegeven en een index cijfer ten opzichte van de nulvariant voor 2005 (NUL_2005). In de tabellen met index cijfers is met behulp van een kleur aangegeven of het aantal schepen toegenomen (oranje) is of afgenomen (geel) is. Overzicht van de tabellen: Tabel 2-1: Aantal verwachte sluispassages van schepen (binnenvaart en zeevaart) per jaar per situatie; Tabel 2-2: Aantal verwachte sluispassages van binnenvaartschepen per jaar per situatie; Tabel 2-3: Aantal verwachte sluispassages van zeevaart per jaar per situatie. In Figuur 2-6, Figuur 2-7 en Figuur 2-8 zijn nogmaals het aantal sluispassages weergegeven per sluis. Eindrapport - 9-19 juli 2010

Bij de gebruikte transportgegevens dienen de volgende punten opgemerkt te worden: binnenvaart die uitsluitend op het kanaal blijft en niet door de sluizen bij Terneuzen gaat is niet in de transportgegevens opgenomen. Deze zijn niet uit bestaande en beschikbare verkeersgegevens te destilleren; in de sluissimulatie wordt bij de toedeling van het verkeer aan de kolken gekozen voor de kleinste beschikbare kolk en in het geval van de kleine nieuwe zeesluis wordt het verkeer in eerste toegedeeld en de nieuwe zeesluis en gaat het restant van de zeevaart door de Westsluis. Hierdoor treed bijvoorbeeld in dit scenario (KZN) ten opzichte van het nulscenario een verschuiving op van Westsluis naar Nieuwe Kleine Zeesluis en zij er ook tussen de overige scenario s opvallende verschuivingen zichtbaar in het gebruik van de kolken. Dit heeft gevolgen voor de ongevalscijfers per kolk omdat de kolk die het meest gebruikt wordt ook het hoogste aantal ongevallen zal laten zien. Bij een ander verdeling van het verkeer over de kolken zal ook het ongevalscijfer over de kolken anders verdeeld zijn. De verwachting is niet dat het ongevalscijfer over alle kolken samen veel zal verschillen. Kleine verschillen zullen wel optreden omdat de afmetingen van de kolken verschillend zijn. Uiteindelijk is dit met name van belang bij de interpretatie van de ongevalscijfers; in de transportgegevens zoals die uit de sluissimulaties komen zijn een zeeschip en assisterende sleepboten als één schip geteld. De sleepboten worden niet meer apart onderscheiden. Omdat wij uitgaan van de resultaten van de sluissimulaties, is ook in de berekening van de ongevalscijfers geen rekening gehouden met de gekoppelde sleepboten. Tabel 2-1 Aantal verwachte passages van schepen per jaar (binnenvaart + zeevaart; oranje: toename t.o.v. NUL 2005; geel: afname t.o.v. nul 2005) Passages Sluizencomplex Terneuzen Index cijfer tov NUL_2005 Noordw Zuidw Totaal Noordw Zuidw Totaal NUL_2005 32802 32796 65598 100 100 100 NUL_GE20 36946 36946 73892 113 113 113 NUL_RC20 26389 26389 52778 80 80 80 NUL_SE20 32005 32005 64009 98 98 98 GZN_GE20 37335 37335 74669 114 114 114 GZN_RC20 26338 26338 52675 80 80 80 GZN_SE20 31900 31900 63800 97 97 97 KZN_GE20 37519 37519 75038 114 114 114 KZN_RC20 26389 26389 52777 80 80 80 KZN_SE20 32082 32082 64163 98 98 98 DBS_GE20 37490 37490 74980 114 114 114 DBS_RC20 26388 26388 52775 80 80 80 DBS_SE20 32083 32083 64166 98 98 98 NUL_GE40 40330 40330 80659 123 123 123 NUL_RC40 24414 24414 48828 74 74 74 NUL_SE40 34450 34450 68899 105 105 105 GZN_GE40 49426 49426 98852 151 151 151 GZN_RC40 24335 24335 48670 74 74 74 GZN_SE40 34478 34478 68955 105 105 105 KZN_GE40 48516 48516 97032 148 148 148 KZN_RC40 24413 24413 48825 74 74 74 Eindrapport - 10-19 juli 2010

Passages Sluizencomplex Terneuzen Index cijfer tov NUL_2005 KZN_SE40 34686 34686 69371 106 106 106 DBS_GE40 49246 49246 98492 150 150 150 DBS_RC40 24414 24414 48827 74 74 74 DBS_SE40 34709 34709 69418 106 106 106 Tabel 2-2 Aantal verwachte passages van binnenvaart schepen per jaar (oranje: toename t.o.v. NUL 2005; geel: afname t.o.v. nul 2005) Passages Sluizencomplex Terneuzen Index cijfer tov NUL_2005 Noordw Zuidw Totaal Noordw Zuidw Totaal NUL_2005 25412 25412 25412 100 100 100 NUL_GE20 28185 28185 28185 111 111 111 NUL_RC20 20436 20436 20436 80 80 80 NUL_SE20 24204 24204 24204 95 95 95 GZN_GE20 28261 28261 28261 111 111 111 GZN_RC20 20254 20254 20254 80 80 80 GZN_SE20 23996 23996 23996 94 94 94 KZN_GE20 28497 28497 28497 112 112 112 KZN_RC20 20435 20435 20435 80 80 80 KZN_SE20 24230 24230 24230 95 95 95 DBS_GE20 28494 28494 28494 112 112 112 DBS_RC20 20434 20434 20434 80 80 80 DBS_SE20 24232 24232 24232 95 95 95 NUL_GE40 29670 29670 29670 117 117 117 NUL_RC40 18408 18408 18408 72 72 72 NUL_SE40 25688 25688 25688 101 101 101 GZN_GE40 36972 36972 36972 145 145 145 GZN_RC40 18277 18277 18277 72 72 72 GZN_SE40 25586 25586 25586 101 101 101 KZN_GE40 36218 36218 36218 143 143 143 KZN_RC40 18407 18407 18407 72 72 72 KZN_SE40 25794 25794 25794 102 102 102 DBS_GE40 36870 36870 36870 145 145 145 DBS_RC40 18408 18408 18408 72 72 72 DBS_SE40 25818 25818 25818 102 102 102 Eindrapport - 11-19 juli 2010

Tabel 2-3 Aantal verwachte passages van zeevaart schepen per jaar (oranje: toename t.o.v. NUL 2005; geel: afname t.o.v. nul 2005) Passages Sluizencomplex Terneuzen Index cijfer tov NUL_2005 Noordw Zuidw Totaal Noordw Zuidw Totaal NUL_2005 5808 5606 5808 100 100 100 NUL_GE20 7514 7514 7514 129 134 129 NUL_RC20 4992 4992 4992 86 89 86 NUL_SE20 6630 6630 6630 114 118 114 GZN_GE20 7826 7826 7826 135 140 135 GZN_RC20 5122 5122 5122 88 91 88 GZN_SE20 6734 6734 6734 116 120 116 KZN_GE20 7774 7774 7774 134 139 134 KZN_RC20 4992 4992 4992 86 89 86 KZN_SE20 6682 6682 6682 115 119 115 DBS_GE20 7748 7748 7748 133 138 133 DBS_RC20 4992 4992 4992 86 89 86 DBS_SE20 6682 6682 6682 115 119 115 NUL_GE40 8970 8970 8970 154 160 154 NUL_RC40 5044 5044 5044 87 90 87 NUL_SE40 7410 7410 7410 128 132 128 GZN_GE40 10764 10764 10764 185 192 185 GZN_RC40 5096 5096 5096 88 91 88 GZN_SE40 7540 7540 7540 130 135 130 KZN_GE40 10608 10608 10608 183 189 183 KZN_RC40 5044 5044 5044 87 90 87 KZN_SE40 7540 7540 7540 130 135 130 DBS_GE40 10686 10686 10686 184 191 184 DBS_RC40 5044 5044 5044 87 90 87 DBS_SE40 7540 7540 7540 130 134 130 Eindrapport - 12-19 juli 2010

Aantal verwachte sluispassages per sluis (binnenvaart + zeevaart) Aantal passages per jaar 100000 95000 90000 85000 80000 75000 70000 65000 60000 55000 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 Westsluis Middensluis/DBS/GZN/KZN Oostsluis Variant (economisch scenario/sluisvariant) Figuur 2-6 Overzicht aantal verwachte sluispassages per sluis (binnenvaart en zeevaart) Eindrapport - 13-19 juli 2010

80000 75000 70000 65000 60000 55000 Aantal sluispassages per sluis; Binnenvaart Westsluis Middensluis/DBS/GZN/KZN Oostsluis Aantal passages per jaar 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 Variant (economisch scenario/sluisvariant) Figuur 2-7 Overzicht aantal verwachte sluispassages per sluis (binnenvaart) Eindrapport - 14-19 juli 2010

Aantal passages per jaar 20000 19000 18000 17000 16000 15000 14000 13000 12000 11000 10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 Aantal sluispassages per sluis; Zeevaart (zonder sleepboot) Westsluis Middensluis/DBS/GZN/KZN Oostsluis Variant (economisch scenario/sluisvariant) Figuur 2-8 Overzicht aantal verwachte sluispassages per sluis (binnenvaart en zeevaart) Eindrapport - 15-19 juli 2010

3 METHODIEK 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de methodiek die gebruikt is om het verwachte aantal ongevallen voor de verschillende situaties te bepalen. Om kengetallen vast te stellen over de nautische veiligheid op het Kanaal van Gent naar Terneuzen is een analyse uitgevoerd van de SOS-ongevallen database van Rijkswaterstaat. Voor de studie in 2008 [3] is een analyse uitgevoerd over de jaren 1999 tot en met 2005. Voor de huidige studie is deze analyse aangevuld met de jaren 2006, 2007 en 2008. De resultaten van deze analyse worden beschreven in dit hoofdstuk. De voorspelling van het aantal te verwachten ongevallen voor de verschillende situaties is gebaseerd op de resultaten van het onderzoek naar de transporteffecten en ongevalsstatistiek. 3.2 Ongevalsgegevens Gent Van het Havenbedrijf Gent zijn ongevalsgegevens ontvangen over de jaren 1999 tot en met 2009. Deze bestanden bevatten voor een belangrijk deel aanvaringen bij het aan-/afmeren tussen schip en kade. Deze worden niet meegeteld, omdat ongevallen in de havenbekkens in deze studie buiten beschouwing zijn gelaten. Bovendien is gebleken dat het overgrote deel van de geregistreerde ongevallen op het kanaal ook opgenomen is in de SOS-database. Dit bevestigt dat er geen reden is om aan te nemen dat de kentallen voor het Belgisch deel van het kanaal verschillen van de kentallen voor het Nederlandse deel van het kanaal. Om dubbeling te voorkomen is er voor gekozen om alleen met de SOS-database verder te werken. In de kentallen wordt wel onderscheid gemaakt naar de verschillende delen van het kanaal. 3.3 SOS-database Voor de analyse is gebruik gemaakt van de zogenaamde SOS-database van Rijkswaterstaat Nederland [4]. In deze database zijn alle gemelde ongevallen op de Nederlandse wateren opgenomen. Voor de analyse in 2008 is gebruik gemaakt van de database tussen 1 januari 1999 en 31 december 2005 (7 jaar). Voor de huidige studie is deze analyse uitgebreid met de jaren 2006. 2007 en 2008. De database bevat verschillende velden over de locactie van het ongeval, het type ongeval, de mogelijke oorzaak, gevolgschade en een korte beschrijving in woorden. Eerst is een selectie gemaakt op basis van de locatie. Voor deze analyse is gekeken naar de ongevallen die plaats hebben gevonden op het Kanaal Gent-Terneuzen inclusief de voorhavens. Vervolgens is gekeken naar de omschrijving en het ongevalstype. Hierbij zijn enkele records in de database handmatig aangevuld of aangepast. Zo wordt er in de database geen onderscheid gemaakt tussen een aanvaring tussen twee varende schepen of een aanvaring van een gemeerd schip door een passerend varend schip. Voor de vervolgberekeningen is het echter wel noodzakelijk een onderscheid te maken tussen deze twee types. Daarnaast was bij een aantal records het ongevalstype niet ingevuld terwijl uit de omschrijving duidelijke op te maken was om welk type ongeval het ging. Eindrapport - 16-19 juli 2010

Binnen de verschillende andere deelonderzoeken is gebruik gemaakt van de AVV-scheepstype indeling. Een uitgebreide beschrijving van de scheepstype indeling kan gevonden worden in Bijlage A. Omdat het aantal ongevallen per scheepstype relatief klein is, is het niet mogelijk goede, betrouwbare conclusies te trekken voor elk scheepstype afzonderlijk. Er is er daarom voor gekozen de kengetallen alleen voor de hoofdscheepstypen binnenvaart en zeevaart te bepalen. 3.4 Resultaten analyse 3.4.1 Type ongevallen Binnen de analyse van de ongevalgegevens is onderscheid gemaakt tussen 4 hoofdtype ongevallen: aanvaring tussen twee schepen; een aanvaring (contact) met een object (boei, meerpaal e.d.); een aanvaring (contact) met infrastructuur (een brug, sluis, kade etc); overige; hierbij gaat het vaak om schade door interactie tussen schepen door zuiging van een voorbijvarend schip of een onbekend ongevalstype. Binnen het hoofdtype aanvaring tussen twee schepen is in alle tabellen nog onderscheid gemaakt tussen een aanvaring tussen twee (of meer) varende schepen en een aanvaring van een varend schip met een gemeerd schip. Verder is binnen het hoofdtype aanvaring met infrastructuur nog onderscheid gemaakt tussen een aanvaring met een brug, de oever of kade en een sluis. In totaal hebben er 190 ongevallen plaatsgevonden op het kanaal tussen januari 1999 en december 2008. In totaal ging het om 50 aanvaringen tussen twee of meer schepen, waarvan 20 met een gemeerd schip. In totaal zijn er 101 ongevallen gemeld waarbij een schip tegen een object of de infrastructuur aanvoer, in ruim 43% van deze ongevallen betrof het een aanvaring met een sluis. Dit type ongeval is dan ook het meest voorkomende ongevalstype op het Nederlandse deel van het kanaal; een aanvaring met een sluis. In Tabel 3-1 is een overzicht gegeven van het aantal ongevallen tussen januari 1999 en december 2008 op het kanaal per ongevalstype. In Tabel 3-2 is het aantal ongevallen per ongevalstype per jaar gegeven. Tabel 3-1 Totaal aantal gemelde ongevallen per ongevalstype in de SOS-database op de vaarweg: Kanaal Gent-Terneuzen (jan 1999 december 2008) Ongevalstype Schip-Schip Aantal gemelde ongevallen Varend 30 Gemeerd 20 Schip-Object 12 Schip-Infrastructuur Brug 7 Oever/Kade/Grond 38 Sluis 44 Overig/Niet-aanvaring/interactie 39 Totaal 190 Eindrapport - 17-19 juli 2010