PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 november 2002 (04.12) (OR. en) 14477/02 LIMITE ELARG 379



Vergelijkbare documenten
L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 oktober 2000 (26.10) (OR. en) 12415/00 LIMITE ELARG 155

NOTA "A"-PUNT het Comité van permanente vertegenwoordigers

PUBLIC LIMITE L CO FERE TIE OVER DE TOETREDI G TOT DE EUROPESE U IE IJSLA D. Brussel, 13 oktober 2011 (17.10) (OR. en) AD 46/11 LIMITE CO F-IS 19

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 oktober 2000 (15.11) (OR. en) 12705/00 LIMITE ELARG 160

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 januari 2015 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MILIEU

bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 259 van 18/08/98

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 maart 2000 (OR. en) 5685/00 Interinstitutioneel dossier: 96/0304 (COD) LIMITE ENV 22 CODEC 68

BESLUITEN. Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Geconsolideerde TEKST

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 april 2000 (06.04) (OR. en) 7482/00 LIMITE ELARG 40

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 7 januari 2009 (09.01) (OR. fr) 17438/1/08 REV 1 ATO 133

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

*** ONTWERPAANBEVELING

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 oktober 2002 (29.10) 13344/02 Interinstitutional File: 2001/0107 (COD) LIMITE

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 mei 2006 (15.05) (OR. en) 9133/06 ADD 2. Interinstitutioneel dossier: 2005/0153 (CNS) LIMITE

PUBLIC. Brussel, 10 december 2002 (12.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 15171/02 LIMITE ELARG 405 CAB 22

PUBLIC GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE EUROPESE UNIE (vervangt doc /99 CONF-CY 48/99)

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

***II GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 september 2002 (04.10) (OR. en) 12275/02 LIMITE ELARG 278

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D015695/01.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 mei 2006 (26.06) (OR. fr) 8693/06 ADD 1 PV/CONS 22 AGRI 146 PECHE 119

PUBLIC. Brussel, 2 juli 2004 (06.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE /04 Interinstitutioneel dossier: 2002/0254 (COD) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité hebben respectievelijk op 20 april 1994 en op 30 juni 1993 advies uitgebracht.

Publicatieblad van de Europese Unie d.d NL Publicatieblad van de Europese Unie L 114/9

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

(Besluiten waarvan de bublikatie niet voorwaarde is voor de toepassing) RAAD RICHTLIJN VAN DE RAAD. van 8 maart 1984

L 86/6 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ToetredingsonderhandelingenmetKroatië = Hoofdstuk27:milieu. DeSloveensedelegatiehandhaaftechtereenvoorbehoudbijdegeheletekst.

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

8792/1/16 REV 1 dui/cle/as 1 DG G 2B

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 maart 2003 (OR. en) 7276/03 LIMITE AGRILEG 49 ENV 150

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

PUBLIC. Brussel, 19 juli 2002 (25.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11088/02 LIMITE ELARG 245

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/9 VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

(98/C 364/02) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,

14890/09 gar/gar/sd 1 DG I

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

10667/16 oms/hh 1 DGG 2B

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

Jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft ***I

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 juni 2002 (07.06) (OR. en) 9487/02 LIMITE ELARG 193

PUBLIC. Brussel, 6 april 2009 (07.04) (OR. en) RAAD VA DE EUROPESE U IE 8424/09 LIMITE COMPET 196 E V 287 CHIMIE 33 MI 144 E T 86

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 157/ 87. RICHTLIJN 2004/74/EG VAN DE RAAD van 29 april 2004

(Voor de EER relevante tekst)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2004 (29.11) (OR. en) 14504/1/04 REV 1 LIMITE

COMMISSIE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) 15528/02 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) ENER 315 CODEC 1640

12756/1/16 REV 1 pro/van/ev 1 DG C 1

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 maart 2015 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

Datum van inontvangstneming : 02/10/2015

De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

10729/4/16 REV 4 ADD 1 cle/mak/fb 1 DRI

11653/3/15 REV 3 ass/pau/hh 1 DG E 2B

Verklaringen voor de Raadsnotulen

(Voor de EER relevante tekst)

Besluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer

BIJLAGE IV: INZAKE DE BEOORDELING VAN DE KWALITEIT VAN HET MARIENE MILIEU

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 oktober 2009 (15.10) (OR. en) 14299/09 ADD 1 AGRILEG 182 DENLEG 93

Transcriptie:

Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 22 november 2002 (04.12) (OR. en) PUBLIC 14477/02 LIMITE ELARG 379 NOTA I-PUNT van: de Groep uitbreiding d.d.: 22 november 2002 aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers Betreft: UITBREIDING Voorbereiding van de volgende vergadering van de toetredingsconferentie met Polen = Hoofdstuk 22: Milieu 1. Ter voorbereiding van bovengenoemde vergadering van de toetredingsconferentie heeft de Groep uitbreiding overeenstemming bereikt over een ontwerp van het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie over milieu. 2. Overeenkomstig de interne regelingen voor de onderhandelingen (doc. 5361/00) wordt het Comité van permanente vertegenwoordigers derhalve verzocht, het gemeenschappelijk standpunt te bepalen als vervat in de bijlage. Nadat het Comité van permanente vertegenwoordigers overeenstemming heeft bereikt, zal het gemeenschappelijk standpunt van de EU vóór de volgende vergadering van de toetredingsconferentie ter beschikking van Polen worden gesteld. 14477/02 ass/il/dm 1 DG E I NL

CONFERENTIE OVER DE TOETREDING TOT DE EUROPESE UNIE - POLEN - BIJLAGE ONTWERP GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE EUROPESE UNIE (vervangt doc. 20745/01 CONF-PL 95/01) Hoofdstuk 22: Milieu Dit standpunt van de Europese Unie is gebaseerd op haar algemene standpunt ten aanzien van de toetredingsconferentie met Polen (doc. CONF-PL 2/98) en is onderworpen aan de door de conferentie goedgekeurde onderhandelingsbeginselen (doc. CONF-PL 6/98), te weten: "- een standpunt dat een partij ten aanzien van een hoofdstuk van de onderhandelingen inneemt, loopt geenszins vooruit op het standpunt van die partij ten aanzien van andere hoofdstukken; - akkoorden - ook deelakkoorden - die tijdens de onderhandelingen over achtereenvolgens te behandelen hoofdstukken worden bereikt, kunnen pas als definitief worden aangemerkt wanneer een algeheel akkoord is bereikt.". De EU onderstreept dat het voor Polen van belang is dat het zowel de Europa-overeenkomst als het Partnerschap voor toetreding, die de fundamentele elementen van de versterkte pretoetredingsstrategie vormen, naleeft. De EU wijst erop dat alle nieuwe investeringen volgens de conclusies van de Raad van 24 september 1998 over toetredingsstrategieën op milieugebied in overeenstemming moeten zijn met het milieu-acquis. De EU onderstreept dat de omzetting van het milieu-acquis in het nationale recht en de uitvoering ervan belangrijke taken zijn die prioriteit moeten krijgen. De omzetting in het nationale recht moet uiterlijk bij de toetreding voltooid zijn. De hoogste prioriteit moet verleend worden aan de kaderwetgeving van de Gemeenschap (inclusief toegang tot informatie en milieu-effectbeoordeling) en aan maatregelen in verband met internationale verdragen waarbij de Gemeenschap partij is. Deze maatregelen moeten zo spoedig mogelijk volledig worden uitgevoerd, zodat de daaruit voortvloeiende sectorale wetgeving daarop kan worden afgestemd. 14477/02 ass/il/dm 2 BIJLAGE DG E I NL

Parallel daaraan moet spoedig aandacht worden geschonken aan met het bedrijfsleven verband houdende wetgeving, vermindering van de wereldwijde en grensoverschrijdende verontreiniging, en de wetgeving inzake natuurbescherming (gericht op het behoud van de biodiversiteit). Bij het overnemen van het acquis moeten ook de elementen die van invloed zijn op de werking van de interne markt prioriteit krijgen, waaronder volledige naleving van productnormen. Er moeten uitvoeringsplannen per richtlijn met tijdschema's en termijnen worden opgesteld, met inbegrip van financieringsstrategieën en plannen voor het aantrekken van openbare en particuliere investeringen in infrastructuur en technologie. Met de uitvoering van deze plannen moet onmiddellijk een begin worden gemaakt. De EU benadrukt tevens dat spoedig aandacht moet worden geschonken aan het opbouwen van een sterke en goed toegeruste administratie voor de toepassing en handhaving van het milieu-acquis. Voorts wordt Polen verzocht overeenkomstig artikel 6 van het EG-Verdrag te bezien hoe spoedige toepassing van het beginsel van integratie van de eisen inzake milieubescherming in andere beleidssectoren kan worden verwezenlijkt als bijdrage tot duurzame ontwikkeling, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Göteborg. De EU herinnert eraan dat Polen in zijn standpunten CONF-PL 39/00, 53/00, 40/01, 46/01, 44/02 + ADD 1, 68/02, 69/02 ADD1 REV1 en 80/02 het op 30 juni 2002 voor hoofdstuk 22 geldende acquis aanvaardt, dat het verzoekt om enkele overgangsmaatregelen en dat het een voorbehoud maakt bij Besluit 2002/215/EG van de Raad inzake de sluiting van de vierde wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. De Europese Unie neemt nota van de aanvullende informatie van Polen (CONF-PL 9/01, 10/01, 40/01, 46/01, 55/01, 71/01, 78/01, 81/01, 83/01, 84/01, 88/01, 89/01, 92/01 en 87/02). De EU neemt nota van de vorderingen van Polen met betrekking tot dit hoofdstuk. Het heeft met name het tijdschema voor de omzetting verder verduidelijkt, uitvoeringsplannen opgesteld en de verzoeken om overgangsmaatregelen in aantal en draagwijdte beperkt. Als algemeen antwoord op de resterende verzoeken van Polen om overgangsperioden, herinnert de EU aan haar algemene standpunt dat overgangsmaatregelen een uitzondering zijn, in tijd en omvang beperkt zijn en vergezeld moeten gaan van een plan met duidelijk omschreven toepassingsfasen. Zij mogen niet een wijziging van de regels of het beleid van de Unie inhouden, de goede werking daarvan verstoren of tot ernstige concurrentieverstoring leiden. Zij moeten vergezeld gaan van een plan met duidelijk omschreven fasen voor de toepassing van het acquis, dat gebaseerd is op een plan voor inzet en financiering van middelen, met vermelding van de financieringsbronnen en op een algemeen plan voor institutionele ontwikkeling. De Europese Unie neemt nota van het tijdschema van Polen voor de omzetting van het milieuacquis zoals geschetst in zijn onderhandelingsstandpunt. De EU dringt er bij Polen op aan de hand te houden aan dit schema zodat het grootste deel van het acquis ruim vóór de vermoedelijke toetredingsdatum omgezet zal zijn en er nog enige tijd voor het waarborgen van de effectieve uitvoering overblijft. Voorts neemt de EU akte van de bevestiging door Polen van het feit dat de uitvoering van het milieuacquis een speciale vergroting van de administratieve capaciteit vergt. 14477/02 ass/il/dm 3 BIJLAGE DG E I NL

Horizontale wetgeving De EU neemt nota van de toezegging van Polen in verband met de omzetting en de uitvoering van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. De EU neemt met name nota van het feit dat de bijlagen I en II van deze richtlijn, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG, volledig zullen worden omgezet door middel van een nationale verordening. Ten aanzien van de rapportageperiodes die bij Richtlijn 91/692/EEG gestandaardiseerd zijn, neemt de EU nota van de bevestiging van Polen dat het voor de periode vanaf de datum van toetreding aan alle rapportagevereisten zal voldoen, en dat het voor de respectieve periodes vóór de toetreding vrijwillig de beschikbare informatie zal verstrekken. De EU neemt nota van de door Polen verstrekte informatie in verband met Beschikking 1999/296/EG inzake de bewaking van en de rapportage over de uitstoot van CO 2 en andere broeikasgassen, en memoreert dat Polen op het moment van toetreding een beperkingsstrategie en een nationaal programma met gegevens over emissies, beleid en getroffen maatregelen, alsook emissieprognoses dient voor te leggen. Luchtkwaliteit De EU is ingenomen met het feit dat Polen zijn verzoek om overgangsmaatregelen in verband met Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof heeft ingetrokken, en neemt nota van de aanvullende informatie, met inbegrip van het uitvoeringsplan. Wat betreft Richtlijn 1999/32/EG betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen, neemt de EU nota van het verzoek van Polen om overgangsmaatregelen, tot en met 31 december 2006, met betrekking tot de vereisten van artikel 3, lid 1, alsmede van de door Polen verstrekte motivering van dat verzoek, met name van de mededeling dat 80% van de in het land gebruikte zware stookolie momenteel meer dan 1% zwavel bevat, dat de vereiste investeringen naar schatting 1,5 miljard euro zouden bedragen en dat een verbod op stookolie met een hoger zwavelgehalte binnen de in de richtlijn gestelde termijn, de kosten van energieopwekking zou doen toenemen. Volgens de EU kan, gezien de normale termijn voor de ingebruikname en installatie van de uit hoofde van artikel 3, lid 1, vereiste faciliteiten al voor 31 december 2006 aan de vereisten worden voldaan. Rekening houdend met het feit dat het verzoek zware stookolie betreft die voornamelijk wordt gebruikt voor verwarming in kleine en middelgrote installaties, en dat Polen zich vanaf het tijdstip van toetreding zal houden aan het maximale zwavelgehalte voor gasolie, overeenkomstig artikel 4, lid 1, alsmede aan de rapportagevereisten van artikel 7, die ook zullen gelden voor de kwaliteit van gedurende de overgangsperiode gebruikte zware stookolie, kan de EU het verzoek van Polen echter inwilligen. De EU neemt evenwel akte van het feit dat volgens het door Polen ingediende uitvoeringsplan de noodzakelijke investeringen in de raffinaderij van Glimar voor 31 december 2004 zullen zijn voltooid. De EU neemt er derhalve nota van dat met ingang van 1 januari 2005 van deze raffinaderij op Pools grondgebied geen zware stookolie met een zwavelgehalte van meer dan 1 massaprocent meer zal worden gebruikt. Voorts onderstreept de EU dat de investeringen die noodzakelijk zijn voor de inachtneming van artikel 3, lid 1, van de richtlijn, los staan van een meer algemene herstructurering van de raffinaderijen en van het tijdsschema voor de voltooiing daarvan. De EU onderstreept dat er tijdig maatregelen getroffen moeten worden om zo spoedig mogelijk aan de grenswaarden van de richtlijn te voldoen, teneinde het grensoverschrijdende, verzurende effect van het gebruik van brandstoffen met een hoog zwavelgehalte te verminderen. 14477/02 ass/il/dm 4 BIJLAGE DG E I NL

De EU neemt nota van de nadere motivering van het Poolse verzoek in verband met Richtlijn 94/63/EG betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations. De EU is van mening dat het verzoek in tijd en reikwijdte voldoende beperkt is, en dat inwilliging van het verzoek vermoedelijk niet tot ernstige concurrentievervalsing zal leiden gezien de investeringen die nodig zijn om aan de normen van de richtlijn te voldoen. De EU kan derhalve akkoord gaan met de gevraagde overgangsmaatregel, namelijk dat bij het laden en lossen in terminals met een debiet van meer dan 150.000 ton per jaar, uiterlijk op 31 december 2004 zal worden voldaan aan de voorschriften van artikel 4, lid 2, onder b), terwijl op andere installaties de voorschriften van de artikelen 3 t/m 6 van de richtlijn uiterlijk op 31 december 2005 volledig toepasselijk zullen zijn. De EU beklemtoont dat deze overgangsmaatregelen alleen voor bestaande installaties gelden. Met betrekking tot Richtlijn 1999/30/EG betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, benadrukt de EU dat tijdig de luchtkwaliteit beoordeeld, en relevante zones of agglomeraties aangewezen moeten worden, zodat op de datum van toetreding, respectievelijk de in de richtlijn vermelde data, aan de grenswaarden van die richtlijn kan worden voldaan. Met betrekking tot Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, neemt de EU nota van de bevestiging van Polen dat het zijn verbintenissen uit hoofde van de protocollen van Oslo en Göteborg bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, zal nakomen. De EU onderstreept dat Polen zal moeten voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2001/81/EG, waaronder de herziening van de richtlijn, die in 2004 voor de Gemeenschap als geheel moet worden voltooid. De technische aanpassingen die in het toetredingsverdrag moeten worden ingevoegd, laten derhalve de herziening van 2004 onverlet. Afvalbeheer De EU reageert instemmend op het feit dat Polen zijn verzoek om een overgangsperiode met betrekking tot Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen heeft ingetrokken, en neemt nota van de verstrekte informatie. De EU neemt er nota van dat de Afvalwet, die de grondslag biedt voor een volledige omzetting van de richtlijn, nu is aangenomen. Daarnaast neemt de EU er nota van dat Polen op 29 oktober 2002 een nationaal afvalbeheersplan heeft aangenomen dat in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 7 van de richtlijn. De EU constateert dat Polen thans maatregelen neemt voor het opzetten van een geïntegreerd en toereikend netwerk van verwerkingsinstallaties overeenkomstig artikel 5 van de richtlijn. Deze maatregelen zullen verder gemonitord moeten worden in het licht van het definitieve uitvoeringsplan voor Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen. Voorts onderstreept de EU dat alle vergunningsprocedures overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG uiterlijk op het tijdstip van toetreding geïmplementeerd moeten zijn. Ten slotte spoort de EU de bevoegde autoriteiten in Polen aan om alle maatregelen te treffen die nodig zijn om illegaal storten van afval uiterlijk op het moment van toetreding een halt toe te roepen. 14477/02 ass/il/dm 5 BIJLAGE DG E I NL

Wat betreft Richtlijn 91/689/EEG inzake gevaarlijke afvalstoffen, verheugt het de EU dat Polen zijn verzoek heeft ingetrokken. De EU er nota van dat Polen op 29 oktober 2002 een nationaal afvalbeheersplan heeft aangenomen dat in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 6 van de richtlijn. De EU neemt er met name nota van dat Polen uiterlijk op 31 december 2002 uitvoering zal geven aan de eis dat verschillende categorieën gevaarlijke afvalstoffen van elkaar gescheiden worden gehouden en dat gevaarlijke afvalstoffen gescheiden worden gehouden van niet-gevaarlijke afvalstoffen (artikel 2 van de richtlijn), aan de voorschriften in verband met speciale vergunningen voor bedrijven of ondernemingen die hun afvalstoffen in eigen beheer verwijderen (artikel 3 van de richtlijn) en aan de voorschriften betreffende de controle op de bedrijven en ondernemingen door de bevoegde autoriteiten (artikel 4 van de richtlijn). De opstelling en de uitvoering van het afvalbeheersplan zal verder gemonitord moeten worden in het licht van het definitieve uitvoeringsplan voor Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen. De EU constateert met tevredenheid dat Polen zijn verzoek in het kader van Richtlijn 75/439/EEG betreffende afgewerkte olie heeft ingetrokken. De EU neemt nota van de verstrekte informatie, waaronder het uitvoeringsplan, volgens hetwelk: - voor de coördinatie van het beheer van afgewerkte olie in het hele land zijn in 2001 drie "terugwinningsorganisaties" voor afgewerkte olie zijn ingesteld, overeenkomstig de wet betreffende de verplichtingen van ondernemingen inzake het beheer van bepaalde afvalstoffen en betreffende heffingen op producten en retourpremies van 2001. - de wet betreffende afvalstoffen en de wet betreffende de verplichtingen van ondernemingen inzake het beheer van bepaalde afvalstoffen en betreffende heffingen op producten en retourpremies voorschriften omvatten betreffende de inzameling, terugwinning en verwijdering van afgewerkte olie. Alle ondernemingen die op dit gebied actief zijn, moeten aan deze voorschriften voldoen; - De wet betreffende de verplichtingen van ondernemingen inzake het beheer van bepaalde afvalstoffen en betreffende heffingen op producten en retourpremies van 2001 alle belangrijke actoren verplichtingen oplegt voor de organisatie van een geïntegreerd inzamelingsnetwerk. - voor 31 december 2002 de organisatie van een geïntegreerd netwerk van ondernemingen die afgewerkte olie verwerken rond zal zijn. De EU neemt nota van de streefcijfers die Polen voor terugwinning en recycling van afgewerkte olie heeft vastgesteld (tegen 2006: 50% terugwinning en 25% recycling), en van de geplande economische instrumenten voor de verwezenlijking van deze streefcijfers. Met betrekking tot Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, is de EU ingenomen met de intrekking van het Poolse verzoek om overgangsmaatregelen ten aanzien van artikel 11 inzake de concentraties van zware metalen in verpakkingen. De EU neemt nota van de door Polen verstrekte aanvullende informatie over de uitvoering van de richtlijn, met name van de mededeling dat de bestaande wetgeving de grondslag biedt voor het bereiken van de terugwinningsen recyclingsdoelstellingen uit hoofde van de richtlijn, en dat de financiële structuren voor het terugwinnings- en recyclingsysteem zijn ingesteld bij de wet betreffende de verplichtingen van ondernemingen inzake het beheer van bepaalde afvalstoffen en betreffende heffingen op producten en retourpremies, de wet op verpakking en verpakkingsafval (beide zijn op 1 januari 2002 in werking getreden), en de wet op de milieubescherming (die op 1 oktober 2001 in werking is getreden). De EU neemt ook nota van het feit dat vraagstukken op het gebied van verpakkingen en het beheer van verpakkingsafval in het nationale plan voor afvalbeheer en in de plannen op lagere ambtelijke niveaus zullen worden opgenomen. 14477/02 ass/il/dm 6 BIJLAGE DG E I NL

De EU neemt er voorts nota van dat de recyclingdoelstelling van 15% voor papier eind 2002 bereikt zal zijn, dat wil zeggen dat het Poolse verzoek om overgangsmaatregelen in het kader van artikel 6 van Richtlijn 94/62/EG betrekking heeft op zowel het recyclingpercentage van 15% voor kunststof, glas en metaal, als op het totale terugwinnings- en recyclingpercentage. De EU is van mening dat het verzoek beperkt is in tijd en reikwijdte, en dat het, naar het zich laat aanzien, niet tot ernstige concurrentieverstoringen zal leiden, gelet op de investeringen die vereist zijn voor het bereiken van de terugwinnings- en recyclingdoelstellingen. Aangezien Polen voor de toepassing van de richtlijn ook een plan met duidelijk omschreven fases heeft ingediend, kan de EU instemmen met overgangsmaatregelen voor de recyclingstreefcijfers, en wel tot en met 31 december 2003 voor glas, tot en met 31 december 2005 voor kunststof en metaal, tot en met 31 december 2005 voor het totale recyclingpercentage en tot en met 31 december 2007 voor het totale terugwinningspercentage, overeenkomstig de stijgende lijn in de door Polen gepresenteerde terugwinnings- en recyclingpercentages (zie bijlage I). De EU neemt nota van het feit dat Polen in verband met Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, verzoekt om een overgangsperiode tot 1 juli 2012 voor stortplaatsen voor stedelijk afval wat betreft artikel 14, onder c), en bijlage I, punten 2, 3, 4 en 6 van de richtlijn, d.w.z. voor de voorschriften inzake water- en percolaatbeheer, bodem- en waterbescherming, gasbeheersing en stabiliteit. De EU neemt er nota van dat het Poolse verzoek geen betrekking heeft op de voorschriften inzake het storten van gevaarlijke afvalstoffen (artikel 14, onder d)) en geen industrieel afval omvat. Voorts neemt de EU er nota van dat Polen ter beperking van de reikwijdte van het verzoek en van de negatieve gevolgen voor het milieu, zodra het is toegetreden de nodige maatregelen zal treffen om te kunnen voldoen aan de algemene eisen van artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen. De EU is van mening dat het verzoek van Polen, gezien de benodigde investeringen en de vereiste aanlooptijd voor de aanleg van nieuwe stortplaatsen, voldoende beperkt lijkt in tijd en reikwijdte. Mede rekening houdend met het door Polen verstrekte uitvoeringsplan, kan de EU akkoord gaan met een overgangsperiode tot 1 juli 2012 voor de toepassing van artikel 14, onder c), en bijlage I, punten 2, 3, 4 en 6, van de richtlijn met betrekking tot ongevaarlijk stedelijk afval dat op bestaande stortplaatsen is gestort, overeenkomstig de tussentijdse streefcijfers in bijlage 1 bis bij dit standpunt. De EU onderstreept dat, voor een effectieve uitvoering van de richtlijn binnen de overeengekomen termijn, de autoriteiten op de diverse bestuurlijke niveaus hun planning en activiteiten dienen te coördineren. De EU neemt er in dit verband nota van dat de overheden op districtsniveau ("powiat") uiterlijk op 31 december 2003 plannen voor afvalbeheer zullen aannemen die specifieke programma's zullen omvatten voor de sluiting en verbetering van stortplaatsen voor 31 december 2012, alsmede voor de aanleg van nieuwe stortplaatsen voor 31 december 2008. De EU neemt nota van de bevestiging van Polen dat het deze informatie aan de Commissie zal verstrekken en verwacht dat dit na 31 december 2003 binnen 3 maanden zal gebeuren. 14477/02 ass/il/dm 7 BIJLAGE DG E I NL

Het door Polen verstrekte uitvoeringsplan bevat de tussentijdse jaarlijkse streefcijfers voor afval dat naar stortplaatsen gaat die aan de voorschriften voldoen. Vanaf het eerste jaar na de toetreding zal uiterlijk in juni van elk jaar een verslag aan de Commissie worden toegezonden over de geleidelijke uitvoering van de richtlijn en het nakomen van de tussentijdse streefcijfers. De EU onderstreept voorts dat alle stortplaatsen waarvoor geen overgangsperiode geldt, op de in de richtlijn vermelde data aan alle voorschriften van Richtlijn 99/31/EG moeten voldoen. Voorts onderstreept de EU dat voor een individuele stortplaats uitsluitend van bepaalde voorschriften van bijlage I van de richtlijn kan worden afgeweken, indien een specifieke risicobeoordeling voor de volledige stortplaats aantoont dat een afwijking van de voorschriften geen mogelijk gevaar inhoudt voor bodem, grondwater of oppervlaktewater. Bovendien kunnen besluiten om van de voorschriften af te wijken uitsluitend door de bevoegde overheid worden genomen en moeten die besluiten gemotiveerd zijn. Tenslotte merkt de EU op dat Polen overeenkomstig artikel 5, lid 2, het verwezenlijken van de in artikel 5, lid 2, onder a), b) en c), genoemde doelstellingen met ten hoogste vier jaar zal mogen uitstellen. De EU neemt nota van het Poolse verzoek om tot en met 31 december 2012 de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, te beperken door de in artikel 4 van die verordening bedoelde bezwaren te laten gelden voor de overbrenging van afvalstoffen voor terugwinning. De EU neemt er ook nota van dat Polen bereid is om de duur van de overgangsperiode zo kort mogelijk te houden (CONF-PL 55/01). Overbrenging van glas, papier, kunststof en gebruikte banden voor terugwinningsdoeleinden De EU neemt nota van de door Polen aangevoerde argumenten, met name het feit dat de prijzen van gescheiden afval thans betrekkelijk hoog zijn, dat gescheiden afvalinzameling zowel als afvalscheiding nog ontwikkeld moeten worden, dat de huidige capaciteit van de afvalterugwinningsbedrijven ontoereikend is en dat de invoer van afvalstoffen voor terugwinning het derhalve moeilijker zou maken de in Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval vastgestelde streefcijfers voor terugwinning en recycling te halen. De EU kan derhalve voor een periode tot en met 31 december 2007 instemmen met het Poolse verzoek betreffende glas, papier, kunststof en gebruikte banden. Tot en met die datum worden de bevoegde autoriteiten in kennis gesteld van de overbrenging van deze afvalstoffen door middel van het in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 259/93 voorgeschreven begeleidend document en mag artikel 4 worden toegepast. Voor kunststof is de EU evenwel bereid na te gaan of deze periode na de toetreding niet kan worden verlengd tot uiterlijk 31 december 2012, overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG. De EU onderstreept dat vanaf het tijdstip van toetreding de desbetreffende bepalingen van de verordening van toepassing zullen zijn op alle overige afvalstoffen van de groene lijst. 14477/02 ass/il/dm 8 BIJLAGE DG E I NL

Overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen van de oranje lijst voor terugwinningsdoeleinden Met betrekking tot het Poolse verzoek om tot en met 31 december 2012 artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 259/93 toe te passen op de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen voor terugwinningsdoeleinden, beklemtoont de EU dat artikel 7 van deze verordening de bevoegde autoriteiten van bestemming, verzending en doorvoer de mogelijkheid biedt om bezwaar te maken tegen de overbrenging, onder meer indien de verhouding tussen de wel en niet nuttig toe te passen afvalstoffen, de nuttige toepassing uit economisch en milieutechnisch oogpunt niet rechtvaardigt. Ter vergemakkelijking van de geleidelijke uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen kan de EU echter tot en met 31 december 2007 akkoord gaan met het Poolse verzoek betreffende afvalstoffen van de oranje lijst, zoals omschreven in bijlage 2 bij dit standpunt. Tot en met die datum worden de bevoegde autoriteiten in kennis gesteld van de overbrenging van deze afvalstoffen door middel van het in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 259/93 voorgeschreven begeleidend document en mag artikel 4 worden toegepast. De EU is evenwel bereid na te gaan of deze periode na de toetreding niet kan worden verlengd tot uiterlijk 31 december 2012, overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG. De EU onderstreept dat vanaf het tijdstip van toetreding de bepalingen van de verordening van toepassing zullen zijn op alle overige afvalstoffen van de oranje lijst. Overbrenging van afvalstoffen van de rode lijst en van "niet op de lijsten opgenomen afvalstoffen" voor terugwinningsdoeleinden De EU is van mening dat tot en met 31 december 2012 ook de overbrenging van zeer gevaarlijke afvalstoffen, m.a.w. afvalstoffen van de rode lijst en afvalstoffen die niet zijn opgenomen in bijlagen II, III en IV van Verordening (EEG) nr. 259/93 ("niet op de lijsten opgenomen afvalstoffen"), moet worden gecontroleerd volgens de procedures voor de overbrenging voor verwijderingsdoeleinden, zulks om de geleidelijke uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG te waarborgen. Tot en met die datum moeten de bevoegde autoriteiten van de overbrenging van deze afvalstoffen in kennis gesteld worden door middel van het in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 259/93 voorgeschreven begeleidend document, en mag artikel 4 worden toegepast. Overbrenging van afvalstoffen voor terugwinning in installaties die niet met het acquis stroken Voorzover er overgangsmaatregelen worden overeengekomen met betrekking tot installaties voor de terugwinning van afval, is de EU van mening dat er tot het einde van deze overgangsperiode geen ingevoerd afval mag worden teruggewonnen in deze installaties. Om die reden moet artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 259/93 worden toegepast op de overbrenging van afvalstoffen voor terugwinning op alle locaties waarvoor een overgangsperiode geldt, met inbegrip van afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlagen II, III en IV van de verordening, en afvalstoffen die daarin niet zijn opgenomen ("afvalstoffen buiten de lijst"). Overbrenging van afvalstoffen voor verwijderingsdoeleinden De EU neemt er nota van dat Polen met het oog op de geleidelijke uitvoering van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen, de invoer van afvalstoffen naar verwijderingsinstallaties zal verbieden. 14477/02 ass/il/dm 9 BIJLAGE DG E I NL

Overbrenging van andere afvalstoffen De bevoegde autoriteiten moeten in kennis worden gesteld van de overbrenging van alle overige afvalstoffen door middel van het in artikel 6, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 259/93 voorgeschreven begeleidend document, waarbij voor de overbrenging van afvalstoffen voor terugwinning tot en met 31 december 2012 de toepassing van artikel 6, lid 1, wordt toegestaan. De EU neemt er nota van dat Polen bovenstaande overwegingen betreffende de overbrenging van afvalstoffen (Verordening (EEG) nr. 259/93) uitdrukkelijk heeft aanvaard (zie CONF-PL 89/01). Wat betreft Richtlijn 91/157/EEG inzake batterijen neemt de EU er nota van dat de wet betreffende afvalstoffen en de wet betreffende de verplichtingen van ondernemingen inzake het beheer van bepaalde afvalstoffen en betreffende heffingen op producten en retourpremies, die beide op 1 januari 2002 in werking zijn getreden, de basis vormen voor de uitvoering van de richtlijn. Wat betreft Richtlijn 96/59/EG betreffende de verwijdering van PCB's en PCT's, neemt de EU nota van het door Polen verstrekte uitvoeringsplan, en met name van de aankondiging dat Polen zijn institutionele structuren verder heeft versterkt, en dat het voor 31 december 2002 de inventaris van PCB's en PCT's bevattende apparaten zal opmaken. De EU neemt tevens nota van de aankondiging dat er voor 31 december 2003 plannen zullen worden opgesteld voor het reinigen en/of verwijderen van de geïnventariseerde apparaten en de PCB's die deze bevatten. Waterkwaliteit De EU neemt nota van de door Polen verstrekte informatie met betrekking tot het verzoek om overgangsmaatregelen voor de uitvoering van Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. De EU is ingenomen met het feit dat Polen zijn gehele grondgebied kwetsbaar heeft verklaard. De EU neemt er nota van dat Polen kiest voor uitvoering overeenkomstig artikel 5, lid 4, van de richtlijn, d.w.z. dat de eisen van de richtlijn voor afzonderlijke installaties niet hoeven te worden toegepast in kwetsbare gebieden, indien kan worden aangetoond dat het minimpercentage van de vermindering van de totale vracht voor alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties in dat gebied ten minste 75 % voor totaal fosfor en ten minste 75 % voor totaal stikstof bedraagt. Ook neemt de EU nota van de bevestiging door Polen (CONF-PL 89/01) dat de volgende tussentijdse streefcijfers of equivalente streefcijfers zullen worden bereikt: uiterlijk op 31 december 2005 worden 674 van alle agglomeraties, met een totaal inwonerequivalent (i.e.) van 26.120.980, d.w.z. 68,8% van de totale biologisch afbreekbare vracht, overeenkomstig de richtlijn behandeld; uiterlijk op 31 december 2010 worden 1069 van alle agglomeraties, met een totaal i.e. van 32.680.766, d.w.z. 86,0% van de totale biologisch afbreekbare vracht, overeenkomstig de richtlijn behandeld; uiterlijk op 31 december 2013 worden nog eens 96 agglomeraties, met een totaal i.e. van 1.961.294, d.w.z. 5,1% van de totale biologisch afbreekbare vracht, overeenkomstig de richtlijn behandeld. Uiteindelijk zullen uiterlijk op 31 december 2015 alle 1479 agglomeraties, met een totaal i.e. van 38.004.976, d.w.z. 100% van de totale biologisch afbreekbare vracht, overeenkomstig de richtlijn worden behandeld. 14477/02 ass/il/dm 10 BIJLAGE DG E I NL

Na zorgvuldige bestudering van het Poolse verzoek acht de EU het in tijd en reikwijdte voldoende beperkt en kan zij derhalve instemmen met de gevraagde overgangsmaatregel. Wat betreft industrieel afvalwater dat op de openbare riolering wordt geloosd (artikel 11 van Richtlijn 91/271/EEG), benadrukt de EU dat alle lozingen van deze aard vanaf het moment van toetreding dienen te stroken met de bepalingen van bijlage 1, deel C, van de richtlijn. Voor biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater van installaties van bepaalde bedrijfstakken, dat niet via stedelijke waterzuiveringsinstallaties wordt geloosd (artikel 13 van de richtlijn), kan de EU akkoord gaan met een overgangsperiode tot en met 31 december 2010, zoals door Polen is gespecificeerd in tabel 5 van addendum 1 bij CONF-PL 55/01. Met betrekking tot Richtlijn 91/676/EEG inzake verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen neemt de EU er nota van dat Polen zijn verzoek om een overgangsperiode heeft ingetrokken en dat het voornemens is kwetsbare gebieden aan te wijzen waar aan een aantal bijzondere voorwaarden wordt voldaan. De EU wijst erop dat deze gebieden aangewezen moeten worden op basis van de criteria van bijlage I bij de richtlijn. Op basis van de door Polen verstrekte informatie met betrekking tot de eutrofiëring van zijn watervoorraden, verzoekt de EU Polen om een breed scala van kwetsbare gebieden aan te wijzen. De EU neemt er nota van dat de regionale instanties voor waterbeheer in Polen de opdracht hebben gekregen om de grenzen van de kwetsbare gebieden uiterlijk eind 2002 af te bakenen en dat overeenkomstig de specifieke bepalingen van de waterwet, de formele aanwijzing van voornoemde gebieden eind 2003 afgerond moet zijn. De EU onderstreept dat nu actieprogramma's moeten worden opgesteld die dan op het tijdstip van toetreding kunnen worden uitgevoerd. De uitvoering van het programma kan te gelegener tijd na de toetreding worden afgesloten, met dien verstande dat de verplichte maatregelen van het actieprogramma vanaf de toetreding van toepassing zijn op nieuwe of vernieuwde veestapels. De EU neemt er nota van dat Polen vasthoudt aan zijn verzoek om overgangsmaatregelen met betrekking tot Richtlijn 76/464/EEG inzake de lozing van gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater, dat ook van toepassing is op alle dochterrichtlijnen: 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG, gewijzigd bij 88/374/EEG en 90/415/EEG. De EU neemt nota van de bevestiging door Polen van het volgende: - op het tijdstip van toetreding zal volledige implementatie bereikt zijn voor hexachloorcyclohexaan, DDT, aldrin, dieldrin, endrin en isodrin (CONF-PL 83/01); - alle lozingen van de resterende lijst I-stoffen zijn toegestaan, de vergunningen zijn herzien en er wordt onverwijld begonnen met de herziening van de vergunningen voor de vastgestelde 180 grote installaties (CONF-PL 89/01); - het watercontrolesysteem zal volledig in overeenstemming zijn gebracht met de eisen van de richtlijnen (CONF-PL 89/01). 14477/02 ass/il/dm 11 BIJLAGE DG E I NL

Op grond van deze informatie kan de EU voor de periode tot en met 31 december 2007 instemmen met de gevraagde overgangsmaatregelen. Met betrekking tot lijst II-stoffen neemt de EU er nota van dat Polen op het tijdstip van toetreding programma's ter vermindering van de verontreiniging zal vaststellen, dat die programma's een juridisch bindende uitvoeringstermijn zullen omvatten van ten hoogste zes jaar na vaststelling, en dat zij daarnaast kwaliteitsdoelstellingen, emissienormen voor lijst II-stoffen, andere noodzakelijke beperkingsmaatregelen, en controlebepalingen zullen bevatten. De EU neemt nota van de bevestiging door Polen (in CONF-PL 89/01) dat het na voltooiing van de vereiste inventarisaties zijn uitvoeringsprogramma zal aanpassen en aan de Commissie zal voorleggen. De EU reageert instemmend op de intrekking van het Poolse verzoek met betrekking tot Richtlijn 75/440/EEG betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de productie van drinkwater. De EU neemt er nota van dat Polen voor 31 december 2001 op basis van de parameters van de richtlijn een complete beoordeling heeft verricht van de kwaliteit van het oppervlaktewater, en zal bepalen welke investeringen nodig zijn om de kwaliteit van water beneden de categorie A 3 te verbeteren. De EU neemt er tevens nota van dat Polen overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn voor 31 december 2002 een systeem zal opzetten voor de controle van water dat is bestemd voor de productie van drinkwater. Voorts neemt de EU er nota van dat vanaf de toetreding in Polen de kwaliteit van water dat voor de productie van drinkwater wordt gebruikt, bij de onttrekking ten minste overeenkomt met categorie A 3, en dat er na de inwerkingtreding van de waterwet gedetailleerde programma's ter verbetering van de kwaliteit van voor de productie van drinkwater bestemd oppervlaktewater worden opgesteld. De EU neemt er nota van dat Polen Richtlijn 98/83/EG betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water vanaf de toetreding volledig zal uitvoeren. De EU neemt nota van het alomvattend uitvoeringsprogramma van Polen, met vermelding van de concrete maatregelen om te bereiken dat aan alle parameters en aan de criteria voor controle bij de kraan wordt voldaan (CONF-PL 87/02). De EU wijst Polen erop dat het bij de uitvoering van het acquis op het gebied van water rekening dient te houden met Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. De EU beklemtoont dat de bijdrage van de provinciale fondsen (wojwodship funds) voor milieubescherming noodzakelijk is voor de financiering van investeringen voor controle en onderhoud. Natuurbescherming De EU neemt nota van de bevestiging door Polen dat het vanaf de toetreding de in artikel 6, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna bedoelde bescherming, zal toepassen op alle gebieden die zijn opgenomen op de lijst van gebieden die ervoor in aanmerking komen om tot een gebied van communautair belang te worden verklaard, alsmede op alle gebieden die uit hoofde van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand als speciale beschermingszones zijn aangewezen. In dit verband wijst de EU op het belang van uitvoering van de maatregelen die vereist zijn voor de opstelling van de lijst van gebieden voor het Natura 2000-netwerk. 14477/02 ass/il/dm 12 BIJLAGE DG E I NL

Wanneer de bestudering van de wetenschappelijke gegevens voltooid is, zal de EU in een latere onderhandelingsfase en in het licht van de in de toetredingsakte aan te brengen technische aanpassingen op dit onderwerp terugkomen. Met betrekking tot Richtlijn 87/22/EG betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen neemt de EU nota van het uitvoeringsplan van Polen (CONF-PL 87/02). Bestrijding van industriële verontreiniging en risicobeheersing De EU is ingenomen met het besluit van Polen om zijn verzoek in verband met "nieuwe" installaties in het kader van Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, in te trekken. De EU neemt nota van de bevestiging van Polen dat alle "nieuwe" installaties vanaf de toetreding zullen functioneren overeenkomstig de in de richtlijn gestelde eis. De EU neemt nota van de mededeling van Polen dat per oktober 2007 voor alle bestaande installaties geïntegreerde vergunningen zullen worden afgegeven. De EU neemt er nota van dat het Poolse verzoek betrekking heeft op: - gemeentelijke verwarmingsinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van 50 tot 300 MW (CONF-PL 78/01 en 84/01); - stortplaatsen voor stedelijk afval waar per dag 10 tot 20 ton afval binnenkomt (CONF-PL 78/01 en 84/01); - de 157 installaties die zijn vermeld in CONF-PL 88/01. De EU neemt nota van de door Polen afgelegde verklaring dat het geen grensoverschrijdende gevolgen voor het milieu verwacht. De EU onderstreept het belang van deze richtlijn voor de milieubescherming en de interne markt. Na zorgvuldige bestudering van de door Polen verstrekte informatie is de EU met name van mening dat het Poolse verzoek voldoende beperkt is in tijd (tot en met 31 december 2010). De EU kan akkoord gaan met de gevraagde overgangsmaatregelen voor 235 installaties, waaronder gemeentelijke verwarmingsinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van 50 tot 300 MW en stortplaatsen voor stedelijk afval waar per dag 10 tot 20 ton afval binnenkomt (zie bijlage 3). 14477/02 ass/il/dm 13 BIJLAGE DG E I NL

Wat andere "bestaande" installaties betreft, is de EU verheugd over het feit dat Polen de reikwijdte van haar verzoek aanzienlijk heeft ingeperkt tot 66 specifieke installaties (CONF-PL 87/02, ter vervanging van CONF-PL 88/01), en neemt zij nota van de uitgebreide informatie van Polen over deze installaties. De EU kan derhalve instemmen met overgangsmaatregelen, voor de periode tot uiterlijk 31 december 2010, voor de hierboven bedoelde 66 installaties (zie bijlage 4 bij dit standpunt). De EU beklemtoont dat voor alle installaties waarop de overgangsmaatregelen betrekking hebben, de volgende voorwaarden zullen gelden: voor 30 oktober 2007 zullen er volledig gecoördineerde vergunningen worden afgegeven met afzonderlijk bindende tijdschema's voor het verwezenlijken van volledige naleving; vanaf 30 oktober 2007 zullen de in artikel 3 van Richtlijn 96/61/EG bedoelde algemene beginselen inzake de fundamentele verplichtingen van de exploitant in acht worden genomen; er zal naar behoren rekening worden gehouden met afvalverwerking en -verwijdering in deze installaties. Ten slotte wijst de EU erop dat alle bestaande installaties waarvoor de overgangsmaatregelen niet gelden, met ingang van 30 oktober 2007 overeenkomstig de uit hoofde van de richtlijn afgegeven vergunningen moeten functioneren. Wat betreft Richtlijn 88/609/EEG inzake grote stookinstallaties is de EU ingenomen met het feit dat Polen zijn verzoek heeft ingetrokken, en neemt zij er nota van dat er voor installaties waarvoor na 1 juli 1987 een bouwvergunning werd afgegeven en die voor 29 maart 1990 in bedrijf zijn gesteld, emissiegrenswaarden zullen worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de grenswaarden in de richtlijn. Met betrekking tot Richtlijn 2001/80/EEG van de Raad van 24 november 1988 inzake beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties neemt de EU nota van het verzoek van Polen om overgangsregelingen: - tot en met 31 december 2015 wat betreft de emissiegrenswaarden voor SO 2 ; - tot en met 31 december 2020 voor NOx-emissies van bepaalde centrales voor openbare energievoorziening en van bepaalde warmtekrachtcentrales voor industriële doeleinden (de voorschriften zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2016); - tot en met 31 december 2022 voor NOx-emissies van bepaalde warmtekrachtcentrales voor openbare energievoorziening en van bepaalde warmtecentrales voor openbare energievoorziening (de voorschriften zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2016); - tot en met 31 december 2017 voor stofemissies van stedelijke warmtecentrales. 14477/02 ass/il/dm 14 BIJLAGE DG E I NL

De EU neemt tevens nota van de motiveringen van dit verzoek, in het bijzonder de huidige uitzonderlijke structuur van de voorziening in primaire brandstoffen (97% van de elektrische energie wordt gegenereerd door verbranding van steenkool en bruinkool), de aspecten inzake voorzieningszekerheid en de macro-economische en sociale gevolgen van de vervanging van een derde van de huidige energieopwekkingscapaciteit. De EU neemt er nota van dat ingevolge het verzoek van Polen 80% van het thermisch vermogen tegen eind 2008 zou voldoen aan de voorschriften inzake SO 2 -emissies, en 98% aan de voorschriften voor stofemissies. 76% van het vermogen zou niet in overeenstemming zijn met de emissiegrenswaarden voor NOx-emissies die volgens de richtlijn vanaf 1 januari 2016 van toepassing zullen zijn. De EU neemt er voorts nota van dat Polen bij de toetreding zal beslissen over het al dan niet toepassen van een nationaal emissiereductieplan overeenkomstig artikel 4, lid 6, van de richtlijn. In dit verband onderstreept de EU dat een dergelijk emissiereductieplan voor de datum van toetreding aan de Commissie moet worden meegedeeld. Na grondige bestudering van het verzoek van Polen is de EU van oordeel dat de verlangde overgangsmaatregel qua tijd en reikwijdte voldoende beperkt is, dat de noodzakelijke investeringskosten hoog zijn en in de tijd moeten worden gespreid, dat het verzoek gezien de gedane, af te schrijven investeringen en de nodige toekomstige investeringen, niet zal leiden tot enige concurrentiedistorsie van betekenis op de interne markt, en dat het verzoek wordt geschraagd door een plan met duidelijke etappes voor de toepassing van het acquis. Gelet op wat voorafgaat, kan de EU instemmen met een overgangsperiode: - tot en met 31 december 2015 voor SO 2 -emissies van de in bijlage 5 vermelde centrales en overeenkomstig de tussentijdse streefcijfers in bijlage 5 en bijlage 6 bij dit standpunt die in het toetredingsverdrag moeten worden opgenomen (artikel 4, lid 3, bijlage III, deel A, en bijlage IV, deel A); - tot en met 31 december 2017 voor NOx-emissies van de in bijlage 5 vermelde centrales en overeenkomstig de tussentijdse streefcijfers in bijlage 6 bij dit standpunt die in het toetredingsverdrag moeten worden opgenomen (artikel 4, lid 3, bijlage V, deel A, voorschriften van toepassing vanaf 1 januari 2016 voor centrales > 500 MWth); - tot en met 31 december 2017 voor stofemissies van stedelijke warmtecentrales die worden gespecificeerd in bijlage 5 bij dit standpunt (artikel 4, lid 3, bijlage VII, deel A). De EU herinnert eraan dat de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2001/80/EG, uiterlijk op 31 december 2004 het Europees Parlement en de Raad een verslag zal voorleggen met een beoordeling van onder meer de noodzaak van verdere maatregelen, en dat dit verslag indien nodig vergezeld zal gaan van voorstellen ter zake, met inachtneming van Richtlijn 96/61/EG. 14477/02 ass/il/dm 15 BIJLAGE DG E I NL

Voorts eist de EU dat Polen uiterlijk op 1 januari 2008 en vervolgens uiterlijk op 1 januari 2012 een bijgewerkt plan indient, vergezeld van een investeringsplan, voor de geleidelijke aanpassing van de overblijvende niet aan de voorschriften beantwoordende centrales, met duidelijk omschreven stappen voor de toepassing van het acquis. Beide plannen moeten zorgen voor een verdere reductie van de emissies overeenkomstig de tussentijdse streefcijfers in bijlage 6 bij dit standpunt. Zij moeten streven naar SO 2 -emissies van minder dan 400 kiloton in 2010 en 300 kiloton in 2012. Indien de Commissie, gelet op in het bijzonder de milieueffecten en de noodzaak om de concurrentieverstoringen op de interne markt als gevolg van de overgangsmaatregelen te beperken, van oordeel is dat deze plannen onvoldoende zijn om deze doelstellingen te halen, brengt zij Polen daarvan op de hoogte. Binnen de daaropvolgende drie maanden verstrekt Polen informatie over alle maatregelen die het heeft genomen om deze doelstellingen te beperken. Indien de Commissie daarna, in overleg met de lidstaten, van oordeel is dat deze maatregelen onvoldoende zijn om deze doelstellingen te halen, start zij een procedure wegens het niet nakomen van verplichtingen overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. De EU onderstreept dat deze overgangsregelingen niets afdoen aan de verplichting van Polen om de voorschriften inzake de luchtkwaliteit zoals vastgelegd in het Gemeenschapsrecht (Richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit en de dochterrichtlijnen daarvan) volledig toe te passen, noch aan de verplichtingen van Polen inzake de IPPC-richtlijn 96/61/EG. Verder neemt de EU er nota van dat het wellicht nodig is om vrijwaringsmechanismen zoals de wederkerigheidsclausule van Richtlijn 96/92/EG toe te passen om eventuele concurrentiedistorsies te beperken. De EU is ingenomen met het Poolse besluit tot intrekking van zijn verzoek om een overgangsperiode tot en met 31 december 2010 met betrekking tot Richtlijn 1999/13/EG inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties, en met het feit dat Polen heeft toegezegd ervoor te zullen zorgen dat bestaande installaties voor 31 oktober 2007 conform zullen zijn (CONF- PL 89/01). De EU is namelijk van mening dat volledige uitvoering van deze richtlijn van belang is voor de volksgezondheid, het milieu en het functioneren van de interne markt. De EU merkt op dat de bevoegde autoriteit voor afzonderlijke installaties uitzonderingen kan maken onder de in artikel 5, lid 3, van de richtlijn gestelde voorwaarden. Voorts neemt de EU nota van de bevestiging van Polen dat nieuwe installaties, zoals die in de richtlijn zijn omschreven, vanaf de toetreding met het acquis zullen stroken (CONF-PL 89/01). 14477/02 ass/il/dm 16 BIJLAGE DG E I NL

Chemicaliën en genetisch gemodificeerde organismen Op basis van de verstrekte informatie is de EU van mening dat de Poolse institutionele structuur en administratieve en personele middelen voor het nakomen van de verplichtingen van de bevoegde autoriteiten en de aangewezen autoriteiten krachtens de richtlijnen en verordeningen in de sector chemicaliën, verder versterkt moeten worden. Dienovereenkomstig neemt de EU nota van de bevestiging van Polen dat het voor 31 januari 2003 de Commissie gedetailleerde informatie en een concreet programma zal verstrekken voor de verwezenlijking van de vereiste institutionele, administratieve en personele middelen in de sector chemicaliën (CONF-PL 89/01). Er zij opgemerkt dat het grootste deel van het acquis inzake chemische stoffen productgerelateerd is en derhalve relevant is voor de werking van de interne markt. De EU zal toezien op de vorderingen van de Poolse uitvoeringsinspanningen die onontbeerlijk zijn in de sector chemicaliën. De EU is verheugd over het feit dat Polen zijn verzoek om overgangsmaatregelen met betrekking tot Verordening (EG) nr. 2037/2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen heeft ingetrokken, en dat het heeft bevestigd alle noodzakelijke maatregelen te zullen treffen om vanaf de toetreding aan de verordening te voldoen (CONF-PL 89/01). Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming De EU memoreert het algemene standpunt van de EU en het belang van de doelstelling van een hoog niveau van nucleaire veiligheid en milieubescherming. De EU is verheugd over de intrekking door Polen van zijn verzoek met betrekking tot artikel 7 van Richtlijn 97/43/Euratom betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren van ioniserende straling in verband met medische blootstelling. Na zorgvuldige bestudering, is de EU van mening dat het Poolse verzoek om volledige toepassing van artikel 8 van deze richtlijn tot en met 31 december 2006, voldoende beperkt in tijd en reikwijdte is, en dat het niet lijkt te leiden tot aanzienlijke concurrentieverstoringen in de interne markt, omdat de betrokken apparatuur niet buiten Polen op de EU-markt mag worden gebracht. De EU kan het verzoek derhalve inwilligen. * * * 14477/02 ass/il/dm 17 BIJLAGE DG E I NL

De EU neemt er nota van dat, indien Polen met bovenstaande overwegingen instemt, in dit stadium niet verder over dit hoofdstuk behoeft te worden onderhandeld. De voortgang die met de overname en de uitvoering van het acquis wordt gemaakt, zal tot de toetreding gevolgd worden, ook wat betreft de verbintenissen van Polen met betrekking tot IPPC. Een definitieve beoordeling van de overeenstemming van de wetgeving en het beleid van Polen met het acquis en van de uitvoering van het acquis zal pas in een later stadium van de onderhandelingen mogelijk zijn. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het verband met andere onderhandelingshoofdstukken, met name vrij verkeer van goederen, landbouw, vervoersbeleid, belastingen, energie (in het bijzonder de interne elektriciteitsmarkt), alsook consumentenbelangen en bescherming van de gezondheid. De EU verzoekt Polen, naast alle informatie die de EU met het oog op de onderhandelingen over dit hoofdstuk kan verlangen en die aan de conferentie moet worden verstrekt, geregeld gedetailleerde schriftelijke informatie aan de Associatieraad te verstrekken over de voortgang die met de aanneming en uitvoering van het acquis wordt gemaakt. Gezien het bovenstaande is het mogelijk dat de EU te gelegener tijd op dit hoofdstuk terugkomt. Voorts herinnert de EU eraan dat er tussen 1 juli 2002 en de afsluiting van de onderhandelingen nieuw acquis kan zijn ontstaan. 14477/02 ass/il/dm 18 BIJLAGE DG E I NL

Bijlage 1: Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, streefcijfers voor terugwinning en recycling BIJLAGE I 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Verpakkingsafvalstroom terugwinning recycling terugwinning recycling terugwinning recycling terugwinning recycling terugwinning recycling terugwinning recycling Kunststof Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 8 7 11 10 16 14 23 18 29 22 37 25 Verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 544,2 580,9 617,6 654,3 691 727,7 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 43,54 38,09 63,90 58,09 98,82 86,46 150,49 117,77 200,39 152,02 269,25 181,93 Glas Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 13 13 16 16 22 22 29 29 35 35 40 40 Verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 1051,1 1101,2 1151,4 1201,5 1251,7 1301,8 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 136,64 136,64 176,19 176,19 253,31 253,31 348,44 348,44 438,10 438,10 520,72 520,72 Papier en karton Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 38 37 39 38 41 39 46 42 52 45 60 48 Verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 1410 1505 1600 1695 1790 1885 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 535,8 521,7 586,95 571,9 656 624 779,7 711,9 930,8 805,5 1131 904,8 Metaal - totaal Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 8,0 8,0 10,7 10,7 14,1 14,1 17,6 17,6 21,8 21,8 24,5 24,5 Verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 186,20 193,10 200,10 207,00 214,00 220,90 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 14,94 14,94 20,66 20,66 28,30 28,30 36,40 36,40 46,66 46,66 54,06 54,06 14477/02 ass/il/dm 19 BIJLAGE I bij de BIJLAGE DG E I NL

Hout en textiel Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 50 5 52 7 57 9 60 11 67 13 75 15 Verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 500,8 507,3 513,8 520,3 526,8 533,3 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 250,4 25,0 263,8 35,5 292,9 46,2 312,2 57,2 353,0 68,5 400,0 80,0 Samengestelde materialen Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 5 5 8 8 13 12 18 16 23 20 30 25 Verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 158,4 169,4 179,8 190,5 201,2 211,9 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 7,9 7,9 13,6 13,6 23,4 21,6 34,3 30,5 46,3 40,2 63,6 53,0 Verpakking - Totaal Totale verpakkingsafvalmassa [1000 ton] 3349,90 3549,60 4262,70 4468,60 4674,70 4880,60 Teruggewonnen/gerecycleerde massa [1000 ton] 989,2 744,34 1125,0 875,90 1352,7 1059,89 1661,5 1302,23 2015,2 1551,00 2438,6 1794,48 Terugwinnings-/recyclingniveau [%] 29,5 22,2 31,7 24,7 31,7 24,9 37,2 29,1 43,1 33,2 50,0 36,8 14477/02 ass/il/dm 20 BIJLAGE I bij de BIJLAGE DG E I NL