Het verkorte-tandboogconcept: een behandelingsstrategie bij uitgebreide gebitsmutilaties

Vergelijkbare documenten
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Behandeling met een partiële gebitsprothese 2. Oorzaken en gevolgen van een gereduceerd occlusiesysteem

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Uitstekende esthetiek Aanzienlijke tijdsbesparing

Behandeling van een sterk gemutileerde dentitie

Het opstellen van een behandelplan voor een frameprothese

Symbiose van vorm, esthetiek en functie

E3 Rehabilitatie met brugwerk op implantaten

Knobbelvervangende composietrestauraties bij endodontisch behandelde elementen

De partiële gebitsprothese

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Begrippen en definities Aarab, G.; Wetselaar, P.; Lobbezoo, F.

Mesostructuur van een overkappingsprothese op implantaten in de onderkaak

Kronen en bruggen - functies en typen

Periodieke mondonderzoeken en specifieke nazorg bij partiële gebitsprothesen

Een omvangrijk esthetisch probleem

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

D Aanspraakcriteria Implantologie

Prothetische vervanging van afwezige gebitselementen. Indicaties voor vaste en uitneembare prothetische constructies

Proefschriften 25 jaar na dato 3 Het kunstgebit uiteindelijk een blij bezit!

Duchenne en het gebit. Duchenne congres 2 juni 2018, Kempenhaeghe Heeze

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Overwegingen bij de behandeling van gebitsslijtage

Herstel van tandslijtage

Pijnklachten na beetverhoging

University of Groningen. Oligodontie Reitsma, J.H.; Meijer, J.H.A.; Oort, R.P. van. Published in: Nederlands Tijdschrift Tandheelkunde

Een volledige uitneembare prothese met natuurlijke elementen

Mondgezondheid van thuiswonende ouderen 2

NVVRT Academy - Module Removable

Chapter 11. Niet uitneembare implantaat gedragen constructies in de edentate onderkaak. Samenvatting en conclusies

Risk & Requirements Based Testing

(Hoofdstuk 2-5) (Hoofdstuk 6-9) 151

Tandheelkundige verzorging Jeugdige Ziekenfondsverzekerden 2

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Samenvatting hoofdstuk 2 113

Proefschriften 25 jaar na dato 3

HET GEMUTILEERDE GEBIT P.G.F.C.M. BATTISTUZZI

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Conventionele verankering van frameprothesen

samenvatting Samenvatting

Frontale kruisbeet en ruimtegebrek. gecorrigeerd met vier premolaarextracties

(Semi)precisieverankering bij frameprothesen

PERFECTIE UIT MEESTERHAND

!"#$ # " # "" !"! #" $!" $% ' '$% & $& *+$& ''"'! $" ' '!$$!- $$!#. #""!$$ )# # '!' -$'!. ! $#- "-' '!$$! &

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Tandenprogramma. Genios, Executive, Bioplus, Artiplus, Biostabil

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Niet klagen maar Dragen. Wear It and Bear It. A Study on Multidimensionality of Need of Treatment

Dahlen in het kwadraat

ICHOM en het belang voor de patiënt

wisselgebit 5-7½ jaar wisselen voortanden en doorbraak eerste blijvende kiezen 10-12½ jaar voltooiing wisseling en doorbraak tweede blijvende kiezen

PROTOCOL UMCG Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde

De kroon op het werk. Voorwoord. Bijzonder onderwerp. NVT-congres: De kroon op het werk

Occlusale verticale dimensie bij volledige gebitsprothesen

Uitgebreide reconstructie met observatieperiode

Oral Health Impact Profile. Meetinstrument voor de invloed van de mondgezondheid op de levenskwaliteit

De kwaliteit van de zorgverlening voor edentaten

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Dysphagia Risk Assessment for the Community-dwelling Elderly

Samenvatting (Summary in Dutch)

Paro-info januari 2017

Prothetische dilemma s Suprastructuurkeuze in de edentate bovenkaak

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Rol van Sense of Coherence bij de Glucoseregulatie bij Mensen met Diabetes Type 1

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Standaard Klinisch Functieonderzoek

De Prothese Academy. Een achtdaagse (update)cursus over de volledige en partiële prothese in al zijn facetten.

LOGOPEDISCHE PATHOLOGIE BIJ ORTHODONTISCHE PATIËNTEN

CA 3.0. articulator. de navigator. met driedimensionale bewegingen naar een natuurlijke prothetische voorziening.

Proefschriften 25 jaar na dato 36. Gebitsontwikkeling en gelaatsgroei gedurende de adolescentie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Citation for published version (APA): Hoeksema, A. (2016). Oral health in frail elderly [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 112

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Nederlandse samenvatting

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Zorg bij gebitsslijtage voor een goede rapportage!

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Samenvatting Vitamine K antagonisten zijn antistollingsmiddelen in tabletvorm. Ze worden voorgeschreven voor de behandeling en preventie van trombose.

Het totaal behandelconcept met indirecte Estenia restauraties

Terugvalpreventie bij anorexia nervosa

Digital Dental Solutions. Case studie: AvaDent Immediaat Prothese

Alcohol policy in Belgium: recent developments

Diagnostisch en restauratief gedrag van Nederlandse tandartsen in de kindertandheelkunde

Prothetische dilemma s Prothetische beslissingen en planning bij partieel betande patiënten

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

De Prothese Academy. Een achtdaagse (update)cursus over de volledige en partiële gebitsprothese in al zijn facetten.

uitnodiging NVvE najaarscongres 21 november 2015 Hotel Okura Amsterdam

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

Proefschriften 25 jaar na dato 25. Een kunstgebit, een kwestie van doorbijten

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Het Welbevinden van Mantelzorgers in Vlaanderen: Relaties tussen Sociale Steun, Sense of Coherence, Bevlogenheid en Welbevinden.

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 11 mei 1999 ter uitvoering van de artikelen 18 en 22 van de

In 1988 is het UCLA-abutment bedacht waarmee een NIEUWE INBUS-/TORXSCHROEVENDRAAIER ENORME AANWINST

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Transcriptie:

Oorspronkelijke bijdragen Witter e.a.: Het verkorte-tandboogconcept D.J. Witter 1 W.H. van Palenstein Helderman 2 N.H.J. Creugers 1 A. van t Spijker 1 Het verkorte-tandboogconcept: een behandelingsstrategie bij uitgebreide gebitsmutilaties Samenvatting Trefwoorden: Verkorte tandboog Occlusie Prothetische tandheelkunde Uit 1 de vakgroep Orale Functieleer van het Universitair Medisch Centrum Sint Radboud in Nijmegen en 2 het WHO Centrum Tandheelkunde in Nijmegen. Datum van acceptatie: 13 december 2001. Adres: Een functionele dentitie is een dentitie die voldoet aan functionele en biologische eisen. Deze eisen verschillen per persoon, waardoor het precieze aantal noodzakelijke gebitselementen, nodig voor een functionele dentitie, niet vaststaat. Een volledige tandboog voldoet het beste aan de eisen van functionaliteit. Bij uitgebreide gebitsmutilaties is restauratie van volledige tandbogen echter niet altijd haalbaar, noch noodzakelijk. Uit een aantal onderzoeken blijkt dat verkorte tandbogen waarbij het front en de premolaren aanwezig zijn, aan de functionele en biologische eisen voldoen. Dit betekent dat als prioriteiten moeten worden gesteld, het behoud van dit meest strategische deel van de dentitie moet worden nagestreefd. Het betekent ook dat de vervanging van afwezige molaren bij verkorte tandbogen door vrijeindigende partiële prothesen meestal overbodig is. Het verkorte-tandboogconcept is gebaseerd op indirecte bewijsvoering ( circumstantial evidence ) en dus niet echt evidence based. Het concept streeft bij uitgebreide gebitsmutilaties naar eenvoudiger behandelingsplannen, waardoor complexe en faalgevoelige behandeling in het molaargebied wordt beperkt. Het strookt met de huidige opvattingen van een fysiologische occlusie en het past in een probleemgeoriënteerde benadering. WITTER DJ, PALENSTEIN HELDERMAN WH VAN, CREUGERS NHJ, SPIJKER A VAN T. Het verkorte-tandboogconcept: een behandelingsstrategie bij uitgebreide gebitsmutilaties. Ned Tijdschr Tandheelkd 2002; 109: 358-362. Dr. D.J. Witter UMC St. Radboud Postbus 9101 6500 HB Nijmegen d. witter@dent.kun.nl Inleiding In vroegere occlusieconcepten werd molaarocclusie (molaarsteun) noodzakelijk geacht omdat werd uitgegaan van morfologische en mechanische criteria voor occlusie. Volledige tandbogen waren de norm en dus werd restauratief herstel van complete tandbogen nagestreefd. Opvattingen over occlusie zijn echter in de loop van de tijd veranderd (Mohl et al, 1988). Aan het begin van de vorige eeuw werden door wiskundig georiënteerde tandartsen vanuit een geometrische benadering occlusieconcepten ontwikkeld. Een klassiek voorbeeld is de bol van Monson, mede gebaseerd op de curve van Spee, geconstrueerd door de hoekpunten van de driehoek van Bonwill. Deze bol belichaamde een sferisch principe voor occlusie (Mohl et al, 1988). Dergelijke geometrische occlusieconcepten, die voor volledige gebitsprothesen werden toegepast, werden aanvankelijk ook valide geacht voor de natuurlijke dentitie. Het gevolg was dat natuurlijke gebitselementen vaak drastisch moesten worden ingeslepen dan wel opgebouwd. In de jaren dertig van de vorige eeuw formuleerde de Gnathological Society of California op basis van nieuwe inzichten criteria voor occlusieherstel. Het uitgangspunt was de centrale occlusie die zonder speling in driepunts occlusale contacten (tripodisme) werd vastgelegd (point centric). Dit vereiste registratie van de scharnieras en de Bennett-beweging om een ideale occlusale morfologie te kunnen realiseren. Als articulatiepatroon baseerde de zogenaamde gnathologische school zich aanvankelijk op volledig gebalanceerde articulatie, later op hoektandgeleiding. Sinds de jaren vijftig werden voor occlusie van de natuurlijke dentitie niet langer rigide anatomische standaarden voorgeschreven. Het belang van hoektandgeleiding en van incisale geleiding werd benadrukt en toleranties in de occlusie werden gepropageerd, aangeduid met termen als long centric en free centric. Deze visie op occlusie werd als functionalisme aangeduid. In de jaren zestig formuleerden zowel de gnathologen als de functionalisten daarnaast het principe van de wederzijdse bescherming ( mutual protected occlusion ). Dit houdt in dat gebitselementen als gespecialiseerde groepen functioneren. In occlusie worden de premolaren en molaren belast en de frontelementen ontlast. Bij articuleren worden de frontelementen belast en de premolaren en molaren ontlast (disclusie). Ook verschuift in die tijd de opvatting over occlusie van een mechanische en morfologische naar een biologische en functionele benadering (Ramfjord en Ash, 1966). De fysiologie van het tand-kaakstelsel als orgaansysteem komt op de voorgrond en dient als uitgangspunt bij de formulering van criteria voor een gezonde (of fysiologische) occlusie (Mohl et al, 1988): 1. afwezigheid van pathologie; 2. aanwezigheid van adequate gebitsfuncties (esthetiek, kauwvermogen, oraal comfort ); 3. variabiliteit in vorm en functie van het tandkaakstelsel; 4. aanwezigheid van adaptatievermogen binnen het tandkaakstelsel. Deze functionele en biologische benadering impliceert dat vragen kunnen worden gesteld zoals: In hoeverre laat variabiliteit in vorm en functie een reductie van het aantal gebitselementen toe, en bij welk aantal elementen (ook afhankelijk van type en locatie van deze elementen) zijn de gebitsfuncties nog adequaat? 358 Ned Tijdschr Tandheelkd 109 (2002) september

In hoeverre zijn gebitsfuncties mede afhankelijk van leeftijd, en hoe worden deze functies door de patiënt ervaren? In hoeverre neemt bij een gereduceerde dentitie de belasting op het kaakgewricht toe en tot welke grens valt deze belasting nog binnen het adaptatievermogen van het tand-kaakstelsel? In hoeverre leidt een tandboogonderbreking of verkorting tot pathologie en wat zijn specifieke risicofactoren daarbij? De noodzaak voor 28 gebitselementen Tandheelkundige zorg is gericht op het behoud van de natuurlijke, functionele dentitie, die voorziet in de sociale en de biologische gebitsfuncties gedurende het gehele leven (Pilot, 1980). In deze formulering is niet het behoud van alle tanden en kiezen de eerste doelstelling, maar het behoud van adequate gebitsfuncties (zoals esthetiek, spraak en kauwen) als bijdrage aan de quality of life. De gevolgen van het verlies van gebitselementen voor de quality of life is in een groot aantal onderzoeken onderzocht. Cushing et al (1986) onderzochten die gevolgen onder fabrieksarbeiders in Noord-Engeland. Mensen met eetproblemen hadden gemiddeld 17,8 elementen, terwijl mensen zonder eetproblemen er gemiddeld 21,1 hadden. Mensen met communicatieproblemen (zoals bij praten, lachen, zoenen) hadden gemiddeld 18,5 elementen, terwijl mensen zonder deze problemen er gemiddeld 20,8 hadden. Mensen met esthetische problemen hadden gemiddeld 17,7 elementen tegenover gemiddeld 21,0 elementen bij mensen zonder deze problemen. In totaal had de groep met een of meer klachten gemiddeld 19,2 elementen en de groep zonder klachten gemiddeld 21,9 elementen. Rosenoer en Sheiham (1995) onderzochten werknemers in Londen met gereduceerde dentities in de zijdelingse delen. Het gemiddelde aantal gebitselementen was 22,8 ± 4,5. Bij de ondervraagden werd een zeer zwakke correlatie gevonden tussen de tevredenheid over de gebitsfuncties en het aantal gebitselementen. In Ontario interviewden Leake et al (1994) mensen ouder dan vijftig jaar. Er werden vragen gesteld over kauwvermogen, temporomandibulaire dysfunctie en over psychosociale condities, zoals hinder door esthetiek, vermijden van lachen of spreken en bezorgdheid over de dentitie. Bij drie tot vier occluderende paren gebitselementen in de zijdelingse delen lag een omslagtraject tussen adequate en niet-adequate gebitsfuncties. Vooral mensen met twee of minder occluderende paren hadden klachten. De conclusie was dan ook dat er op grond van persoonlijk ondervonden gebitsfuncties weinig behoefte is om afwezige elementen in de zijdelingse delen te vervangen, tenzij daar twee of minder occluderende paren aanwezig zijn. In een overzichtsartikel concludeerden ook Elias en Sheiham (1998) dat missing posterior teeth are not very important from a subjective aspect. De aangehaalde onderzoeken laten slechts algemene en geen gedetailleerde conclusies toe, omdat wel het aantal, maar niet de locatie van de gebitselementen, of het type gebitselementen, premolaren of molaren, is beschreven. De algemene conclusie is dat de gebitsfuncties pas als onvoldoende worden ervaren als er minder dan twintig goed verdeelde elementen aanwezig zijn. Dit betekent dat in ieder geval de frontelementen (esthetiek) en meerdere occluderende paren in het premolaar-molaargebied aanwezig moeten zijn. Verkorte tandbogen Een verkorte tandboog is een specifieke vorm van een gereduceerde dentitie en kenmerkt zich door een reductie van het aantal occlusale eenheden, beginnend vanaf distaal. Een occlusale eenheid is een occluderend paar premolaren. Een molaareenheid telt als twee occlusale eenheden (afb. 1). De tandbooglengte kan worden uitgedrukt in het aantal occlusale eenheden. In dit artikel wordt onder een verkorte tandboog verstaan een premolarenboog (4 occlusale eenheden) of een variant daarvan, zoals aangegeven in afbeelding 1. Uit transversaal en uit longitudinaal onderzoek (Käyser, 1981; Witter et al, 1994a en 1994b; Witter et al, 2001) blijkt dat een verkorte tandboog voldoende adaptatievermogen heeft om duurzaam adequaat te functioneren. In tegenstelling tot wat vroeger werd gedacht bleek de afwezigheid van molaarsteun geen risicofactor voor het optreden van temporomandibulaire dysfunctie. De aanwezigheid van bilaterale occlusie van premolaren (premolarensteun) als stop voor de sluitbeweging van de onderkaak blijkt voldoende mandibulaire stabiliteit te geven. Zo bleek er bij verkorte tandbogen slechts geringe migratie van gebitselementen Gemutileerde dentitie Afb. 1. Verkorte tandbogen, die bestaan uit een intact front en een variërende lengte van occluderende (pre)molaren, uitgedrukt in occlusale eenheden. Een occlusale eenheid is een paar occluderende premolaren. Een occluderend paar molaren is equivalent aan 2 occlusale eenheden. Restaureer complete tandbogen (28-32 elementen) meer, en meer gecompliceerde behandeling hoge kosten te duur voor veel patiënten en zorgverzekeraars behandelingsresultaat op termijn beter? Restaureer verkorte tandbogen (20-24 elementen) minder, en minder gecompliceerde behandeling lagere kosten bereikbaar voor meer patiënten en zorgverzekeraars behandelingsresultaat op termijn slechter? Afb. 2. Kenmerken van behandelingsopties bij gemutileerde dentities: restauratie van volledige tandbogen en restauratie van verkorte tandbogen. Ned Tijdschr Tandheelkd 109 (2002) september 359

Tabel 1. Indeling van gebitselementen naar strategisch belang en een passende behandelingsstrategie. Categorie gebitselementen Strategisch Niet-strategisch Ongewenst Behandelingsstrategie Behoud nastreven (behalve bij slechte prognose) Onder voorwaarden behouden (afhankelijk van omstandigheden) Tijdig verwijderen Tabel 2. Relatie tussen leeftijd, benodigd functioneel niveau en tandbooglengte, uitgedrukt in minimum aantal antagonistische paren gebitselementen bij verkorte tandbogen. Leeftijd Functioneel niveau Antagonistische paren 20 50 I optimaal 14 (gedeeltelijke molaarsteun) 40 80 II suboptimaal 10 (verkorte tandboog) 70 100 III minimaal 8 (extreem verkorte tandboog) Tabel 3. Traditionele versus huidige aanpak bij de restauratieve behandeling van gemutileerde dentities. Traditioneel Huidig Basis Mechanische en Functionele concepten; morfologische concepten probleemgerichte aanpak Doel Behoud van volledige Behoud van functionele tandbogen tandbogen Kenmerken Ontbrekende elementen Behandelingsdoelen overwegen: altijd vervangen strategische, nietstrategische, ongewenste elementen onderscheiden Steun voor kaakgewricht Premolaar- en molaarsteun voor altijd herstellen kaakgewricht onderscheiden Verkorte-tandboogconcept overwegen Overtreatment Overtreatment vermijdend bevorderend Opties voor vaste Meer mogelijkheden voor vaste voorzieningen (te) voorzieningen kostbaar op te treden, hoofdzakelijk binnen een beperkte periode na extractie van de molaren. Vergeleken met volledige tandbogen ontstaan er significant meer diastemen in het premolaargebied en meer occlusale contacten in het front. Uit het longitudinale onderzoek bleek dat deze gewijzigde situatie verder stabiel blijft (Witter et al, 2001). Kennelijk ontstaat er een nieuw occlusaal evenwicht. Het is aannemelijk dat het verhoogde aantal occlusale contacten in het front bijdraagt aan het opvangen van occlusale krachten. De gemiddelde verticale en horizontale overbeet bij de groep met verkorte tandbogen bleek gelijk aan die bij de groep met volledige tandbogen. Door het ontstaan van een nieuw occlusaal evenwicht kunnen de geringe occlusale veranderingen worden beschouwd als zelfbeperkend (self-limiting) en als een vorm van adaptatie, en niet als een pathologisch proces. Daarnaast kunnen optredende interdentale diastemen op zich niet als pathologisch worden beschouwd (Jernberg et al, 1983; Silness en Røynstrand, 1984). In vergelijking met volledige tandbogen werd bij verkorte tandbogen geen verhoogde occlusale slijtage waargenomen. Dit is wellicht toe te schrijven aan het overwegend zachte voedsel in westerse landen en zou anders kunnen zijn bij intensief kauwen op hard voedsel. Dat geen verhoogde slijtage werd gevonden bij verkorte tandbogen kan ook verklaard worden door het principe van de wederzijdse bescherming ( mutual protected occlusion ). Bij articulatie geleiden incisieven en cuspidaten de articulatie, ongeacht of er een verkorte of een volledige tandboog aanwezig is. Ook bij groepsfunctie zijn er bij verkorte tandbogen nog één of twee occlusale eenheden om de articulatie te geleiden. Voor de alveolaire bothoogte, gemeten aan de distale zijde van de premolaren, werden iets lagere waarden gevonden bij de verkorte tandboog dan bij de volledige. De snelheid van de afname van de alveolaire bothoogte bleek echter dezelfde als bij volledige tandbogen. Dit impliceert dat de waargenomen lagere alveolaire bothoogte bij de verkorte tandbogen een gevolg is van gebitsverwaarlozing in het verleden, die tot de extracties in het molaargebied heeft geleid. Bij proeven naar het kauwrendement (verkleinen van hard test voedsel ) blijken personen met een verkorte tandboog een verminderd kauwvermogen te hebben (Fontijn-Tekamp et al, 2000). Toch hebben maar weinig mensen met een verkorte tandboog klachten over het kauwen. Kennelijk wordt het verminderde kauwvermogen niet ervaren als verlies aan kauwcomfort. Dit kan vermoedelijk worden verklaard door adaptatie; mensen met verkorte tandbogen kauwen met de langste tandboogzijde in een wat hogere frequentie, en slikken het voedsel iets grover door (Käyser, 1996). Vrijeindigende partiële prothesen Traditioneel werden ontbrekende molaren in een verkorte tandboog vervangen door een partiële gebitsprothese. Dit werd gedaan om 1. het kauwvermogen te verbeteren; 2. door molaarsteun de mandibulaire stabiliteit te waarborgen, zodat mandibulaire dysfunctie voorkomen zou worden; 3. de occlusale stabiliteit te waarborgen, zodat het inzakken van de beet (een posterior bite collapse ) zou worden voorkomen; en 4. over-eruptie van elementen zonder antagonist tegen te gaan. In de meeste gevallen is echter vervanging van molaren door een partiële prothese overbodig. In de eerste plaats omdat verreweg de meeste mensen met een verkorte tandboog geen klachten hebben over kauwcomfort of esthetiek. In de tweede plaats omdat is gebleken dat occlusale factoren, waaronder het ontbreken van molaarsteun, hoogstens als zwakke co-factor kunnen worden aangemerkt bij het ontstaan van mandibulaire dysfunctie (Pullinger en Seligman, 2000). Bij extreem verkorte tandbogen, waarbij alleen het front aanwezig is, wordt het kauwvermogen wel aanmerkelijk vergroot door een partiële prothese. Zijn er echter ook premolaren, dan kan de prothese wellicht het kauwvermogen enigszins verhogen, maar dit weegt in het algemeen niet op tegen de verlaging van het kauwcomfort door retentie- en impactieproblemen (voedsel onder de zadels). Veel patiënten dragen daar- 360 Ned Tijdschr Tandheelkd 109 (2002) september

om de prothese niet (Käyser et al, 1987). Over-eruptie van occlusaal niet-gesteunde elementen kan optreden in verkorte tandbogen. Meestal wordt dit fenomeen beperkt door interpositie van de tong, waardoor druk tegen de occlusale vlakken ontstaat. Omdat zelden functionele problemen optreden, dienen gezonde, occlusaal niet-gesteunde elementen te worden gespaard voor behoud van de processus alveolaris. Omdat in onderbroken tandbogen interpositie van de tong niet of slechts beperkt mogelijk is, leiden migraties hier eerder tot problemen, vooral door mesiaalwaartse kipping van de elementen distaal van het diasteem. Bij onderbroken tandbogen worden daarom vaker en ernstiger migraties en occlusale interferenties gevonden, die behandeling behoeven (Käyser, 1996). Partiële prothesen, en speciaal vrijeindigende, zijn potentieel schadelijk. Bij het ontstaan van een verkorte tandboog kunnen ze toch geïndiceerd zijn na een periode van afwachten en observatie. Zo n periode biedt de patiënt de mogelijkheid om te adapteren en de tandarts krijgt de gelegenheid om de gebitssituatie te evalueren. De indicatie frameprothese is dus niet meer simpelweg gebaseerd op vervanging van afwezige elementen, maar dient slechts ter oplossing van een duidelijk omschreven gebitsprobleem. Het concept van de verkorte tandboog Toepassing van het verkorte-tandboogconcept betekent een vermindering van complexe restauratieve behandeling in het molaargebied. Vooral de molaren zijn risicoelementen: molaren hebben de hoogste plaquescores en worden het eerst, het meest frequent en het ernstigst aangetast door cariës en parodontale afwijkingen. Molaren zijn moeilijker parodontaal te behandelen en het resultaat van de behandeling is niet goed voorspelbaar (Lindhe et al, 1989; Wood et al, 1989; Yokota et al, 1990). Het concept volgt dus als het ware in veel gevallen het natuurlijke patroon van optredende gebitsmutilaties. De huidige occlusieconcepten gaan uit van variabiliteit in vorm en functie van het tand-kaakstelsel, en van adaptatievermogen binnen het tand-kaakstelsel. Bij die opvatting past een probleemgeoriënteerde behandelingsstrategie, die bij een ernstig gemutileerde dentitie gericht is op een functionele dentitie met behoud van strategische gebitselementen (tab. 1). Het aantal gebitselementen (de vereiste tandbooglengte) wordt afgeleid van het functionele niveau dat in een bepaalde leeftijdsfase ten minste nodig wordt geacht (tab. 2). Voor jongeren is gedeeltelijke molaarsteun belangrijk voor de stabiliteit van de dentitie op lange termijn (niveau I). Wanneer bij complexe mutilaties keuzen moeten worden gemaakt in verband met onzekere prognoses bij de behandeling van molaren en bij onvoldoende financiële draagkracht, kan de zorg worden geconcentreerd op de front- en premolaarregio. Daardoor wordt een suboptimaal, maar nog altijd adequaat functioneel niveau gehandhaafd (niveau II). Als bij het verder toenemen van de leeftijd de belasting voor uitgebreide behandeling te groot wordt of bij ernstig beperkende factoren, zoals een afnemende gezondheid of een verdere verslechtering van de gebitssituatie, moet alle zorg worden gericht op het behoud van de frontregio en zo mogelijk enige premolaren (niveau III). Mocht een verdere afbouw van de natuurlijke occlusie onontkoombaar blijken, dan betekent toepassing van het concept dat op strategische plaatsen in de dentitie potentiële pijlerelementen voorhanden zijn voor een overkappingsprothese (Kalk et al, 1993). De minimale tandbooglengte die nodig is voor een functionele dentitie, is naast leeftijd en het benodigd functionele niveau ook afhankelijk van de ruimtelijke relatie tussen onder- en bovenfrontelementen en van de musculaire activiteit (knarsen, klemmen) van het tand-kaakstelsel. Evidence based zorg? Het concept van de verkorte tandboog is niet echt evidence-based omdat het effect ervan niet is onderzocht in gerandomiseerde klinische onderzoeken. De exacte relaties tussen tandbooglengte, gebitsfuncties en kosten-baten kunnen alleen worden onderzocht in prospectief vergelijkend onderzoek. Dergelijke onderzoeken stuiten echter op ethische bezwaren. Een opeenstapeling van indirect bewijs ( circumstantial evidence ) geeft echter aan dat het verkorte-tandboogconcept een valide strategie is om bij uitgebreide gebitsmutilaties een eenvoudiger behandelingsplan op te stellen. Hierdoor wordt de kans op mislukkingen van restauratief werk in de zijdelingse delen geringer. Occlusieherstel van verkorte tandbogen leidt, vergeleken met occlusieherstel van volledige tandbogen, tot minder gecompliceerde behandeling en tot minder behandeling in het algemeen (afb. 2). Het concept strookt met de huidige opvattingen van een fysiologische occlusie en past in een probleemgeoriënteerde benadering (tab. 3). Er zijn geen onderzoeken bekend die aangeven dat de toepassing van het verkorte-tandboogconcept zou leiden tot het eerder verloren gaan van functionele, natuurlijke dentities. Conclusie Het verkorte-tandboogconcept past in de huidige opvattingen over occlusie. Het concept biedt onder voorwaarden de mogelijkheid om bij een gemutileerde dentitie de behandeling te concentreren rond het front en de premolaren. Het concept impliceert dat vervanging van molaren door vrijeindigende frameprothesen meestal niet nodig is. Literatuur CUSHING AM, SHEIHAM A, MAIZELS J. Developing socio-dental indicators the social impact of dental disease. Community Dent Health 1986; 3: 3-17. ELIAS AC, SHEIHAM A. The relationship between satisfaction with Ned Tijdschr Tandheelkd 109 (2002) september 361

mouth and number and position of teeth. J Oral Rehabil 1998; 25: 649-661. FONTIJN-TEKAMP FA, SLAGTER AP, VAN DER BILT A ET AL. Biting and chewing in overdentures, full dentures, and natural dentitions. J Dent Res 2000; 79: 1519-1524. JERNBERG GR, BAKDASH MD, KEENAN KM. Relationship between proximal tooth open contacts and periodontal disease. J Periodontol 1983; 54: 529-533. KALK W, KÄYSER AF, WITTER DJ. Needs for tooth replacement. Int Dent J 1993; 43: 41-49. KÄYSER AF. Shortened dental arches and oral function. J Oral Rehabil 1981; 8: 457-462. KÄYSER AF, WITTER DJ, SPANAUF AJ. Overtreatment with removable partial dentures in shortened dental arches. Austr Dent J 1987; 32: 178-182. KÄYSER AF. Teeth, tooth loss and prosthetic appliances. In: Öwall B, Käyser AF, Carlsson GE. Prosthodontics. Principles and management strategies. London: Mosby-Wolfe, 1996. LEAKE JL, HAWKINS R, LOCKER D. Social and functional impact of reduced posterior dental units in older adults. J Oral Rehabil 1994; 21: 1-10. LINDHE J, OKAMOTO H, YONEYAMA T, HAFFAJEE A, SOCRANSKY SS. Periodontal loser sites in untreated adult subjects. J Clin Periodontol 1989; 16: 671-678. MOHL ND, ZARB GA, CARLSSON GE, RUGH JD. A textbook of occlusion. Chicago: Quintessence Publishing Co, 1988. PILOT T. Analysis of the overall effectiveness of treatment of periodontal disease. In: Shanly DB. Efficacy of treatment procedures in periodontics. Chicago: Quintessence, 1980. PULLINGER AG, SELIGMAN DA. Qualification and validation of predictive values of occlusal variables in temporomandibular disorders using a multifactorial analysis. J Prosthet Dent 2000; 83: 66-75. RAMFJORD SP, ASH MM. Occlusion. Philadelphia: W.B. Saunders Company, 1966. ROSENOER LM, SHEIHAM A. Dental impacts on daily life and satisfaction with teeth in relation to dental status in adults. J Oral Rehabil 1995; 22: 469-480. SILNESS J, RØYSTRAND T. Effect on dental health of spacing in the anterior segments. J Cin Periodontol 1984; 11: 387-398. WITTER DJ, DE HAAN AFJ, KÄYSER AF, VAN ROSSUM GMJM. A 6-year follow-up study of oral function in shortened dental arches. Part I. Occlusal stability. J Oral Rehabil 1994a; 21: 113-125. WITTER DJ, DE HAAN AFJ, KÄYSER AF, VAN ROSSUM GMJM. A 6-year follow-up study of oral function in shortened dental arches. Part II. Craniomandibular dysfunction and oral comfort. J Oral Rehabil 1994b; 21: 353-366. WITTER DJ, CREUGERS NHJ, KREULEN CM, DE HAAN AFJ. Occlusal stability in shortened dental arches. J Dent Res 2001; 80: 432-436. WOOD WR, GRECO GW, WALTER T, MCFALL T. Tooth loss in patients with moderate periodontitis after treatment and long-tern maintainance care. J Periodontol 1989; 60: 516-520. YOKOTA M, KUBO K, MATSUYAMA K, SUEDA T. Pocket depth reduction by tooth types and sites after initial treatment. Dent Jpn (Tokyo) 1990; 27: 127-133. Summary Key words: Shortened dental arch Occlusion Prosthodontics The shortened dental arch concept: a strategy for the mutilated dentition The minimum number of teeth needed to satisfy functional demands has been subject of several studies. However, since functional demands can vary from individual to individual, this number cannot be defined exactly. It has been demonstrated that shortened dental arches comprising the front teeth and the premolars, can meet the requirements of a functional dentition. The shortened dental arch concept may be considered a strategy to reduce the need for complex restorative treatment in the posterior regions of the mouth. It implies that the prompt replacement of absent molars by a removable partial denture leads to overtreatment and discomfort. The shortened dental arch concept is based on circumstantial evidence, and not contradict current theories of occlusion and fits well in a problem-solving approach. 362 Ned Tijdschr Tandheelkd 109 (2002) september