Het begin Oostenrijk-Hongarije had Servië de oorlog verklaard vanwege de moord op Franz Ferdinand. Omdat Rusland Servië wilde helpen, verklaarde Duitsland aan Rusland de oorlog (want Duitsland was een bondgenoot van Oostenrijk-Hongarije). Omdat Rusland weer een bondgenoot van Frankrijk was, ging Frankrijk alvast zijn soldaten klaar maken voor de strijd. Dat was lastig voor Duitsland! Al sinds het einde van de 19e eeuw was Duitsland er bang voor dat het een oorlog aan twee kanten moest voeren: 1/ In het oosten tegen Rusland. 2/ In het westen tegen Frankrijk. De kans voor Duitsland om zo'n 'tweefrontenoorlog' oorlog te winnen was klein. De Fransen gingen er van uit dat de Duitsers in het Noordoosten zouden aanvallen, want België was neutraal (= niet bij de oorlog betrokken), net als Nederland. Daarom had een Duitse veldmaarschalk een plan ontwikkeld om Frankrijk snel te kunnen verslaan! Dan zou Duitsland zich daarna alleen nog maar met Rusland bezig hoeven te houden. Maar om dit plan (Frankrijk snel te verslaan) uit te kunnen voeren moest het Duitse leger om het Franse leger heen, en daarom door België trekken. Duitse troepen op weg naar Parijs... Op 4 augustus 1914 staken de Duitse troepen de Belgische grens over. Ze ondervonden weinig weerstand van het Belgische leger. Aftocht Belgische leger in 1914 voor de Duitse aanval. Omdat België was aangevallen, maar ook omdat Duitsland nu wel heel dicht bij de Engelse kust kwam (de zee tussen Engeland en België is maar 100 km!) verklaarde Groot-Brittannië aan Duitsland de oorlog. De Duitsers werden bij de plaats Ieper door de Belgen en Engelsen tegengehouden.
Eind augustus viel het Duitse leger Frankrijk binnen. Duitse troepen op weg naar het front Tijdens de 'Slag om de Marne' (een rivier in Noord-Frankrijk) werd begin september 1914 de Duitse opmars tot staan gebracht en ze werden teruggedrongen tot achter de rivier de Aisne. Tegen Kerstmis 1914 wonnen beide legers geen terrein meer. De vijandelijke legers stonden in een 'patstelling' (onbesliste, vaste stelling) tegenover elkaar langs een lijn die liep van de Belgische kust in het noorden naar de Zwitserse grens in het zuiden. Aan beide kanten groef men zich in. Dat wil zeggen: men maakte sleuven in de grond om elkaar van daaruit te bestoken met kogels, granaten en ander oorlogstuig. Deze sleuven noemt men loopgraven. Franse soldaten Duitse soldaten Nieuwe manier van oorlog voeren Door de eeuwen heen was oorlog altijd een strijd van man tegen man geweest. Bij aanvallen trokken de soldaten te voet (= infanterie) en te paard (= cavalerie) massaal op de vijand af. Het tempo van het leger werd bepaald door de soldaten die moesten lopen en de paarden die de voorraad en het materiaal meesleepten. Echter door de uitvindingen in de 19e eeuw veranderde er veel in de manier van oorlogvoeren. Gaandeweg werden spoorwegen gebruikt, eerste voor soldaten, daarna ook voor materiaal en voorraden. Ook werd het geweer regelmatig verbeterd. Kon je in het begin maar één schot in 2 minuten afvuren, toen de mitrailleur echter was uitgevonden had die een kracht van 50 of 100 geweren tegelijk. Soldaten konden zodoende dus niet meer schouder aan schouder aanvallen. Ze zouden worden neer gemaaid. Dus moest de oude manier van oorlogvoeren worden aangepast. Soldaten konden maar één ding doen om zich te beschermen: wegkruipen in de grond. En dat deden ze dan ook! Er werden massaal loopgraven aangelegd. Duits mitrailleurvuur
Een te klein leger Het uitbreken van de oorlog betekende een grote verandering in het leven van miljoenen mannen. Beroepsmilitairen, oud-militairen, enthousiaste vrijwilligers, dienstplichtigen (= mensen die verplicht in dienst, in het leger moesten). Iedereen werd in deze oorlog gesleurd! Velen van hen hadden in hun leven zelden een geweer vast gehouden. Zelfs uit verre koloniën werden mensen opgeroepen. Bij het uitbreken van de oorlog hadden alle Europese landen een groot leger van dienstplichtigen klaar staan. Behalve Groot-Brittannië. Dat had een klein vrijwilligersleger. Een oproep van de minister van Oorlog bracht 2½ miljoen vrijwilligers op de been! Maar er waren er meer nodig! Daarom werd in Groot-Brittannië in 1916 de dienstplicht ingevoerd voor alle (ongetrouwde) mannen tussen 18 en 41 jaar. Lange rijen Engelse mannen melden zich vrijwillig aan om in het leger te dienen. Rekrutering Ieder land dat aan de oorlog deelnam had natuurlijk behoefte aan veel soldaten. Er werd dan ook 'reclame' gemaakt om het leger in te gaan. Ieder land probeerde zo zijn eigen volk te overtuigen dat het goed was om te vechten voor zijn eigen vaderland. Dit werven van mensen voor het leger noemt men rekruteren. Een rekruut was dus iemand die zich pas in het leger had ingeschreven. Een nieuwe soldaat dus. Hieronder zie je 'reclame'posters uit verschillende landen. Veel mensen waren erg 'nationalistisch'. Dat betekent dat je veel van je eigen land hield, en dat je er alles voor over zou hebben om je land te verdedigen. V.l.n.r. Amerikaanse, Franse, Russische en Duitse posters. (De Franse poster is een oproep voor geld, omdat het leger zoveel kostte.) Rantsoen Elke soldaat in het leger kreeg een 'noodrantsoen'. Dat bestond uit: harde biscuits, cornedbeef (vlees), een blikje thee en bouillonblokjes. Tot het 'dagelijkse rantsoen' behoorden: brood, pekelvlees, hutspot in blik, varkensvlees in blik, bonen, suiker, thee, pruimenjam, appeljam en boter in blik. De bevoorradingstroepen waren weer andere soldaten die het eten naar het front (= de voorste strijdlinie) moesten brengen. Ze brachten dit eten in 'zandzakken'. Vaak konden de bevoorradingstroepen de frontlinies niet snel genoeg bereiken, waardoor de soldaten vaak honger leden.
De loopgravenoorlog Na de overwinning van de Geallieerden bij de Slag aan de Marne dachten de Fransen en de Engelsen dat de oorlog met Kerstmis wel voorbij zou zijn. Helaas lukte dat niet, en omdat men niet kon overleven in het open veld moesten de legers zich ingraven. De loopgravenoorlog was begonnen. Oprukken kon niet, dus begonnen beide partijen zich zijwaarts te bewegen. Al snel breidden de loopgraven zich uit van de Belgische kust tot Zwitserland. Ongeveer drie jaar zou het front niet meer van plaats veranderen. Zie kaartje hieronder. Situatie december 1914 Door de 'pat'stelling (= men veroverde geen terrein en men verloor geen terrein) kwam de nachtmerrie van het Duitse strategisch denken uit: een 'twee-frontenoorlog'. Snel Frankrijk veroveren lukte dus namelijk niet, en Rusland kon daardoor op tijd een leger op de been brengen tegen Duitsland aan de andere kant (het oostfront)....moesten de legers zich 'ingraven' De loopgraven Een loopgraaf was opgebouwd uit 3 loopgraaflinies (= loopgraaflijnen): 1/ De voorste, de 'hoofdweerstandslijn', lag op een afstand van 45 tot 1600 meter van de vijandelijke stellingen.
2/ Vanuit deze linie drongen kleinere loopgraven, de zgn. 'sappen', door tot in het niemandsland. Het niemandsland is het land tussen de twee loopgraven van de vijandelijke legers. Deze 'sappen' leidden naar waarnemingsposten, mitrailleursnesten en granaatposities. 3/ Verder naar voren, buiten het bereik van handgranaten, lag prikkeldraad. Aanvankelijk slechts enkele rollen, maar later groeiden deze uit tot een dicht woud. Franse loopgraaf Alle loopgraven waren met elkaar verbonden door verbindingsloopgraven. Vaak liepen deze door tot in een stad of dorp. Elke loopgraaf was minstens 2 meter diep. De Duitsers hadden soms loopgraven van 9 meter diep, compleet met aparte kamers voor soldaten waar ze even konden uitrusten. De eerste loopgraven werden in oktober 1914 aangelegd, in de herfst dus, als er veel regen valt. Het grondwaterpeil steeg dan, waardoor er elke dag modder en water in de loopgraven lag. Een groot gevaar van leven in de loopgraven was dat door het grote gewicht van het water in de grond de wanden in konden stortten. Daarom werden later de loopgraven aan de zijkanten van planken voorzien. Duitse en Engelse loopgraven Duitse loopgraven waren veel beter voorzien en gebouwd dan de Britse loopgraven. De Britten hadden simpele, ondiepe en slecht voorziende loopgraven. De Duitsers daarentegen hadden een soort stad waar de loopgraven voorzien waren van pompen die het water eruit wegpompten. Ondergrondse kamers hadden deurbellen, watertanks met kranen, spiegels en kasten. Officiersonderkomens hadden elektrisch licht en zelfs iets wat op meubilair lijkt.
Duitse loopgraaf Een van de grootste gevaren van het leven in loopgraven was de mogelijkheid dat je levens werd begraven als de wanden instortten. Daarom waren de Duitsers in 1915 begonnen met het aftimmeren van hun wanden, vloeren en plafonds, en was er een werkend afvoersysteem. De Britten en Fransen legden maar simpele loopgraven aan, omdat ze dachten dat ze maar korte tijd zouden blijven, omdat er weer snel opgetrokken zou worden om nieuw land te heroveren op de Duitsers. Graafgereedschap Elke soldaat had een zogenaamde pioniersschop. Daarmee kon hij een greppel graven (een eenvoudige loopgraaf) als hij op open veld door vijandelijke vuur werd overvallen. Hij kon hem ook gebruiken om een loopgraaf die door vijandelijk vuur (granaten, explosies, e.d.) was beschadigd, te herstellen en te verbeteren. Naambord Elke loopgraaf kreeg een naambord, om te zorgen dat niemand 'verdwaalde' tijdens een aanval. Op naamborden werden vaak bijnamen gebruikt. bijnaam van een loopgraaf
Het leven in de loopgraven Een dag in de loopgraven bestond afwisselend uit korte tijd van doodsangst, en langere tijd van verveling. Het meeste werk werd 's nachts gedaan: 1/ Patrouilles werden op pad gestuurd om vijandelijke loopgraven te onderzoeken (= observeren) en te overvallen. 2/ Verdedigingswerken werden hersteld. 3/ Vanuit de achterhoede werden hout, zandzakken, geteerd zeil, golfplaten, pompen, etc. naar de loopgraven gesleept. Het water in de loopgraven moest regelmatig weggepompt worden. Het kwam wel eens voor dat 2 soldaten van beide partijen elkaar tegenkwamen tijdens het verkennen of patrouilleren. Meestal gingen ze dan gewoon verder met waar ze mee bezig waren om een extra gewonde of overledene te voorkomen. In dat soort gevallen kwam het vaker voor dat ze sigaretten uitwisselden, dan dat ze op elkaar gingen schieten. Tijdens de ochtendschemering en avondschemering was de kans op een aanval het grootst. Alle manschappen waren dan 'paraat': ze stonden klaar. Overdag was het meestal rustig. De frontsoldaten probeerden dan slaap in te halen, terwijl wachtposten de vijandelijke loopgraven in de gaten hielden. slaap inhalen... De soldaten bleven een week in de frontlinie. Daarna werden ze naar de 'reserve-linies' (inval-linies) overgeplaatst, en tenslotte verder weg in een gebied in het achterland om uit te rusten. Hier kregen ze een bad en schone kleren..., voordat ze weer terugmoesten naar de loopgraven, waar dan weer geplaagd werden door luizen, vlooien en ratten, soms ter grootte van een kat. De strijd De meeste actie vond plaats als de soldaten uit de loopgraven kwamen om met elkaar te vechten op open terrein: het niemandsland (= het lege stuk grond tussen de loopgraven van de beide
vijandelijke frontlinies). In het echt kwamen deze gevechten in 'niemandsland' veel minder voor dan de voortdurende strijd tussen soldaten in hun tegenover elkaar liggende loopgraven. Een gasaanval Vanuit de loopgraven werd iedereen die zich aan de vijand vertoonde beschoten. Zelfs soldaten die probeerden hun gewonde kameraden in het 'niemandsland' te redden, of lichamen die in de rollen prikkeldraad waren blijven hangen en werden teruggehaald. Ook die werden als doelwit gezien. Ook waren er aanvallen van de ene frontlinie op de andere. Deze harde uitputtingsoorlog hield elke soldaat voordurend paraat. De vijandelijke linies moesten namelijk elk uur van de dag in de gaten worden gehouden. Soldaten waren ook maar gewone 'mensen' 'De Duitser die ik heb doodgeschoten was een aardig uitziende man... Ik vond het jammer, maar het was zijn leven of het mijne.' Brits soldaat Jack Sweeney, 16 november 1916 In de loopgraaf De waanzin van de oorlog... De bekendste verbroedering tussen soldaten van beide vijandelijke kanten is het zogenaamde Kerstbestand in 1914. Tegen Kerstmis 1914 waren de soldaten in Frankrijk uitgeput en geschokt door de zware verliezen. Op kerstavond daalde de temperatuur tot beneden het vriespunt, en op sommige plaatsen sneeuwde het. De soldaten werden droevig en dachten aan thuis waar hun familie waarschijnlijk in een warme woonkamer met een kerstboom gezellig aan het haardvuur zat om cadeautjes uit te pakken. Vanuit de Britse loopgraven konden de soldaten een Duits mannenkoor kerstliederen horen zingen. Elders zagen militairen in de voorste loopgraaf ongebruikelijke lichtjes aan Duitse zijde. Volgens enkele officieren waren de Duitsers een aanval aan het voorbereiden. Maar al snel riep een stem vanuit de Duitse linies: "Hé Engelsen, Gelukkig Kerstfeest! Waar zijn jullie kerstbomen?". Even later liet een Duits orkest het Engelse en Duitse volkslied horen, en daarna 'Stille Nacht, Heilige Nacht'.
Kerstmis 1914 Vijandelijke soldaten wensen elkaar 'Gelukkig Kerstfeest'. In het 'niemandsland' verzamelden Duitse en Britse soldaten zich, waar zij gezamenlijk zongen en sigaretten uitdeelden. Soldaten zeiden tegen elkaar dat ze het verschrikkelijk vonden om aan te vallen. Er werden afspraken gemaakt: als werd bevolen om aan te vallen, zou men eerst fluiten of een steen met een berichtje naar de vijand gooien om te zeggen dat er binnenkort aangevallen zou worden. Het Kerstbestand was niet het enige voorbeeld van contacten tussen de twee vijanden. Ook is er een verhaal bekend van een Britse soldaat die enkele malen aan Duitse zijde heeft gegeten uit protest tegen het slechte Britse voedsel. De soldaten aan beide kanten begonnen in te zien dat het de officieren waren die vijandig gezind waren, en níet de soldaten die aan het front vochten. Kerstbestand 1914 (video) Een kaartje van de Britse en Duitse linies op Kerstdag 1914. Een Britse soldaat tekende deze kaart en gaf er ook zijn positie op aan.
Ziektes in de loopgraven Tijdens de lange aanwezigheid in de loopgraven ontstonden er behalve de vele ongemakken van ongedierte (luizen, vlooien en ratten) ook diverse ziektes. Ongedierte in de loopgraven (audio) Behalve de bekende ziektes in onverzorgde situaties (zoals cholera, tyfus, tuberculose, schurft), kwamen met name loopgravenkoorts, loopgravenvoet en shellshock voor. -- Loopgravenkoorts De loopgravenkoorts is een verschijnsel wat zich alleen tijdens de oorlog voor deed. Daarna verdween deze epidemie weer heel snel. Het was een vorm van tyfus, en kwam erg vaak voor bij soldaten. Het is een besmettelijke ziekte die koorts en pijn in de gewrichten, botten en spieren veroorzaakte. Het werd veroorzaakt doordat een bacil op de lichaamsluis bij een beet in het bloed terecht kwam. De koorts liep vaak erg hoog op, tot 39 graden. Soms stierven soldaten hier ook aan. -- Loopgravenvoet De loopgravenvoet kwam ook al in de tijd van Napoleon voor. De oorzaken waren koude en natte omstandigheden. De soldaten stonden vaak en lang in natte en koude omstandigheden in de loopgraven. Vaak tot hun knieën in modder of water. Door die kou en nattigheid zwollen de voeten eerst op en werden vervolgens rood en gevoelloos. Op de voet ontstonden bloedblaren. Naarmate de zwelling weer afnam werd de pijn steeds heviger. Tenslotte werden de zenuwen van de voet aangetast. Warmte en droogte hielp de voet weer verbeteren. Maar dat kon in dergelijke omstandigheden moeilijk. Amputatie van de voet was in het uiterste geval soms nodig. -- Shellshock Shellshock was een naam die stond voor: emotionele geschoktheid, hersenschudding, zenuwuitputtingen en andere dergelijke aandoeningen. Dit kwam vooral door de gruwelijkheid van de oorlog die de soldaten meemaakten.