bw.politiekunde20a:deel :02 Pagina 1 Solosurveillance

Vergelijkbare documenten
Solo-surveillance Kosten en Baten

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

Prof. mr. drs. F.C.M.A. Michiels Mr. A.G.A. Nijmeijer Mr. J.A.M. van der Velden. Het wetsvoorstel Wabo

Doe-het-zelfsurveillance

Leidraad inbrengwaarde

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Goed- en afkeurcriteria bouwkundige brandveiligheid

De hybride vraag van de opdrachtgever

Onderzoek als project

Check je en brief

WIJZIGINGSBLAD A2. Regeling Brandmeldinstallaties 2002 BMI 2002 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 april 2012

Privaatrechtelijke Bouwregelgeving Editie 2013

Juridische handreiking relatie BIM-protocol en de DNR 2011 (voor adviseurs en opdrachtgevers) prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

Bijzonder geschikt voor het werk

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

Grondexploitatiewet. vraag & antwoord

UAV 2012 Toegelicht. Handleiding voor de praktijk. prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis. Eerste druk

Gebruik ruimte. Over het herverdelen van gebruiksruimte in het omgevingsplan en de verbinding met het beleidsconcept gebruiksruimte

opgaven- en werkboek GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Henk Fuchs 1e druk

Opstal en erfpacht als juridische instrumenten voor meervoudig grondgebruik

Boekhouden geboekstaafd

Bedrijfseconomie. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren UITWERKINGEN. Tweede druk

BORG 2005 versie 2 / A10: Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 mei 2018

Praktische toelichting op de UAV 2012

Preadviezen Content.indd :55:32

Beschouwingen naar aanleiding van het wetsvoorstel Aanbestedingswet

WIJZIGINGSBLAD A1 Regeling Brandmeldinstallaties 2002

Model Inkoopbeleid voor de (semi)overheid

De wijk nemen. Een subtiel samenspel van burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

Herstelbemiddeling voor jeugdigen in Nederland

De Kern van Veranderen

Cultureel erfgoed en ruimte

Leidraad inbrengwaarde (2 e druk) drs. ing. F.H. de Bruijne MRICS RTsv ir. ing. T.A. te Winkel MRICS RTsv RMT

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

groep Computerprogramma woordenschat

Niet meer depressief

ONDERSTEUNEND COMMUNICEREN BIJ DEMENTIE

Omgaan met lichamelijke klachten

Praktijkboek verjarings- en vervaltermijnen in de bouw

Handleiding Eetmeter. Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Eetmeter. februari 2007

Minder angstig in sociale situaties

Praktische toelichting op de UAV 2012 (2 e druk)

Neem de regie over je depressie

Sociale psychologie en praktijkproblemen

Belastingwetgeving 2015

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Oefentekst voor het Staatsexamen

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Vakbekwaamheid en ervaring

Doorbreek je depressie

Een eigen bedrijf beginnen

Nieuwe onteigeningswetgeving. en Vlaanderen

Kerncompetenties fysiotherapeuten in ontwikkeling

Lodewijk het lieve beestje

Bedrijfsadministratie MBA

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

School en echtscheiding

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Boekhouden geboekstaafd

UvA-DARE (Digital Academic Repository) : Peeters-Podgaevskaja, A.V. Link to publication

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

12 merken, 13 ongelukken

Denken + Doen = Durven

Colofon. Titel: Xact groen Wiskunde deel 2 ISBN: NUR: 124 Trefwoord: Wiskunde groen

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

Processen en effecten van herindeling

Denken + Doen = Durven

Drs. S. Dekkers Drs. F. Kriek. Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal RD Amsterdam Tel.: Fax :

Copyright SBR, Rotterdam

Colofon. Titel: Xact groen Wiskunde deel 1 ISBN: NUR: 124 Trefwoord: Wiskunde groen

Wie vraagt. wordt beter! Kjeld Aij. Ware lean leiders houden hun zorgorganisatie gezond. onder redactie van Petra ter Veer en Annelies Kruse

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

Projectontwikkeling onder de Crisis- en herstelwet Een praktische handleiding

De basis van het Boekhouden

POLITIE ALMANAK

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Boekhouden geboekstaafd Opgaven

Prof. dr. M.W. van Tulder Prof. dr. B.W. Koes. Evidence-based handelen bij lage rugpijn

Autodiefstal Diefstal uit auto Diefstal van motor Fietsendiefstal Inbraak

Bedrijfsadministratie

Bedrijfsadministratie MBA

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

Medische terminologie

Supervisie in onderwijs en ontwikkeling

Aantal ondervonden misdrijven per land en naar type delict (per 100 respondenten); onveiligheidsgevoelens

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Alleen-Pinnen-Monitor

Lijmen in de bouw. deel 5. Copyright SBR, Rotterdam

BOUWBESLUIT 2012 EN REGELING BOUWBESLUIT mr. A. de Jong ir. J.W. Pothuis

Zakboek Omgaan met agressie in de spoedeisende zorg

INSPECTIE GASDETECTIEBEVEILIGING Vakbekwaamheid en ervaring

Financiële rapportage en analyse MBA

Transcriptie:

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 1 Solosurveillance

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 2

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 3 Solosurveillance Kosten en baten S.H. Esselink MSc drs. J. Broekhuizen dr. F.M.H.M. Driessen Bureau Driessen Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 4 In opdracht van: Programma Politie en Wetenschap Omslagfoto: Jan Bogaerts/Hollandse Hoogte Opmaak en redactie: Vantilt-producties & Martien Frijns ISBN: 978 90 3524 311 8 NUR: 800, 624 Realisatie: Reed Business, Amsterdam 2009 Bureau Driessen, Utrecht; Politie en Wetenschap, Apeldoorn Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 juncto het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Publicatieen Reproductierechten Organisatie (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photo print or other means without written permission from the authors.

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 5 Inhoud 1 Achtergrond en vraagstelling 7 1.1 Vraagstelling 11 2 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland 13 2.1 Onderzoek naar solosurveillance 13 2.2 Ervaringen in het buitenland 22 3 De organisatie van solosurveillance 31 3.1 Brabant Zuid-Oost 31 3.2 Noord-Holland Noord 32 3.3 Zuid-Holland-Zuid 34 3.4 Utrecht 36 3.5 Noord- en Oost-Gelderland 37 3.6 IJsselland 39 3.7 Samenvatting en conclusie 41 4 Onderzoeksopzet en veldwerk 43 4.1 Enquête 43 4.2 Respondenten 46 4.3 Samenvatting en conclusie 50 5 De invoering van solosurveillance en de uitvoering in de praktijk 51 5.1 Invoering van solosurveillance 51 5.2 De vrijwilligheid van de deelname aan solosurveillance 53 5.3 De ontvangst van de solosurveillance 56

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 6 Politiekunde 20 Solosurveillance 5.4 De uitvoering van de solosurveillance 59 5.5 Combinatie met andere werkzaamheden 60 5.6 Samenvatting en conclusie 62 6 Ervaringen met solosurveillance 65 6.1 Incidenten 65 6.2 Confrontatie met geweld 71 6.3 Solo- en duosurveillance in verschillende situaties 73 6.4 Visie op solosurveillance 77 6.5 Samenvatting en conclusie 79 7 Waardering voor en bezwaren tegen solosurveillance 83 7.1 Tevredenheid met solosurveillance 83 7.2 De gevoelswaarde van solosurveillance 87 7.3 Verschillen in de waardering voor solosurveillance 88 nader onderzocht 7.4 Samenvatting en conclusie 91 8 Samenvatting en conclusie 93 8.1 Eerder onderzoek 93 8.2 De organisatie van solosurveillance 94 8.3 De ervaringen en de mening van de betrokken 96 politiemedewerkers 8.4 Conclusie 101 Bijlagen 105 Literatuur 111

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 7 Achtergrond en vraagstelling 1 Al van oudsher zijn politiemensen soms alleen aan het werk op straat. De motoragent is een bekend voorbeeld, maar ook de wijkagent en de rechercheur zijn vaak alleen op pad. Noodhulp daarentegen wordt meestal door een koppel uitgevoerd. Sinds een aantal jaren is daar verandering in gekomen. Een vijftal Nederlandse politiekorpsen laat de noodhulp niet meer altijd door koppels uitvoeren, maar ook door solisten. Het voordeel van deze solosurveillance 1 is evident. Met de helft van het personeel 2 kunnen dezelfde taken worden uitgevoerd en dergelijke besparingen op het personeel kunnen worden ingezet om bijvoorbeeld de dekking van de surveillance (vaker, groter gebied) te verhogen. Maar de besparing kan ook voor geheel andere taken worden ingezet, bijvoorbeeld opsporing of wijkgerichte acties. Een en ander kan zodoende leiden tot een grotere zichtbare aanwezigheid van de politie en daarop aansluitend tot grotere tevredenheid bij de burgers, momenteel een belangrijk gegeven. Solosurveillance is voor de politieorganisatie dus een aantrekkelijke optie. Nadelen zijn er ook. Het meest tot de verbeelding spreekt het grotere risico dat alleen opererende politiemedewerkers zouden lopen. Bij confrontatie met dwarse burgers of criminele elementen zou de solist minder kans maken er zonder kleerscheuren van af te komen, twee personen zijn immers weerbaarder dan één. In Amerikaans onderzoek kon de veronderstelling dat solosurveillance riskanter is echter niet bevestigd worden. Solosurveillances leidden juist tot veel mínder incidenten dan de duosurveillances. Het aantal slachtoffers van geweld zou tot drie keer lager liggen in de solosurveillances (Wilson, 1990). 3 Wel zijn er aanwijzingen dat als er geweld plaatsvindt tegen solosurveillanten, dit ernstiger is dan tegen duosurveillanten (Wilson e.a., 1 Ook vaak eenmenssurveillance of EMS genoemd. 2 De besparingen bedragen niet precies de helft. Er zijn extra kosten door extra organisatie en door de hogere eisen die aan het doorlopend contact houden met de meldkamer gesteld worden, maar Wilson (1990) noemt toch een besparing van 45% op basis van onderzoek in San Diego. 3 Er is hierbij niet gecontroleerd op verschillen in meldingen tussen solosurveillance en duosurveillance. 7

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 8 Politiekunde 20 Solosurveillance 1990; zie Fekkes, 1995). Dit is logisch, aangezien men in een uit de hand gelopen situatie met zijn tweeën sterker staat dan alleen. Het mag merkwaardig lijken dat solosurveillance volgens onderzoek veiliger is; een nadere beschouwing maakt inzichtelijk hoe dit kan. Aangenomen wordt dat de alleen opererende politiemedewerker zich in moeilijke situaties toelegt op de-escalerend gedrag, juist omdat hij weet dat hij geen onmiddellijke steun bij de hand heeft in de vorm van een collega. Door een positieve benaderingswijze te hanteren, zouden potentieel conflictueuze situaties minder vaak op een incident uitlopen en vaker in der minne worden geschikt. Deze houding van de alleen opererende politiemedewerker is niet alleen functioneel om mogelijk geweld te voorkomen, ook kan hierdoor in bepaalde situaties gezichtsverlies worden vermeden. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin zich flink op te stellen tegenover een groepje hangjongeren als de politiemedewerker in kwestie weet dat hij bij een wat dreigender wordende situatie met de staart tussen de benen zal moeten afdruipen. Het ontbreken van een hulpvaardige collega zal ook op andere manieren tot een voorkeur voor zachte oplossingsstrategieën leiden. De politiemedewerker hoeft zich immers niet te bekommeren om de indruk die hij op de collega maakt. Hij hoeft niet bang te zijn voor softie uitgemaakt te worden en bijvoorbeeld later in de kantine zijn halfslachtige optreden nog eens uitvoerig onder de neus gewreven te krijgen. Uit onderzoek is bekend dat duosurveillanten uitzonderlijk star zijn in hun manier van optreden (Bureau Driessen, 1997: 179). Als met een dominante houding ten opzichte van de burgers wordt begonnen, dan loopt de interactie tussen burger(s) en politiemedewerkers ook bijna altijd dominant af. Wordt daarentegen coöperatief begonnen, dan wordt die houding eveneens tot het eind van de interactie, vaak zo n 25 minuten later, volgehouden. Waarschijnlijk speelt de gepercipieerde onderlinge sociale controle een belangrijke rol bij dit gebrek aan flexibiliteit. Op verandering van houding door de ene politiemedewerker moet worden ingespeeld door de andere politiemedewerker, hetzij door mee te veranderen, hetzij door het contrast in aanpak uit te buiten. De politiemedewerker die overweegt van houding te veranderen, moet dus weten of de collega dit wel op prijs stelt en of hij bereid is er op in te spelen. Meestal zal het veel gemakkelijker zijn aan de eenmaal gekozen aanpak vast te houden. Het is derhalve aannemelijk dat de alleen opererende politiemedewerker ook aanzienlijk flexibeler zal zijn. Hij hoeft immers met niemand rekening te houden bij een verandering van strategie tijdens de interactie met de burger. 8

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 9 Achtergrond en vraagstelling De Amerikaanse bevinding dat alleen werkende politiemedewerkers minder brokken maken dan duo s spoort ook met bevindingen uit de sociale psychologie. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd in experimenten bij toeval ontdekt dat proefpersonen aanzienlijk riskantere beslissingen nemen als zij die beslissing samen met anderen moeten nemen dan wanneer zij er alleen voor staan (Insko en Schopler, 1972). In een reeks vervolgstudies werd dit effect steeds bevestigd en het kwam bekend te staan als de risky shift. Aangenomen wordt dat de gedeelde verantwoordelijkheid ertoe leidt dat mensen meer risico s durven te nemen. Men is niet als enige verantwoordelijk, iemand anders is óók verantwoordelijk. Er moet echter opgemerkt worden, dat in dergelijke experimenten geen reële gevaren op de loer liggen; het verliezen van een spel of een kleine geldelijke beloning is het ergste dat de deelnemers kan overkomen. Een verhoogd of verlaagd risico op incidenten is overigens niet de enige kosten- of batenpost die een rol speelt in de overwegingen om solosurveillance al dan niet in te voeren. Tabel 1.1 geeft een overzicht van drie groepen belanghebbenden. Op de eerste plaats zijn er kosten en baten voor de politieorganisatie. De baten voor de organisatie betreffen vooral besparingen op de personeelsinzet, daar is hierboven al op ingegaan. Wat de kosten betreft kan opgemerkt worden dat een groter aantal incidenten niet alleen vervelend is voor de betrokken politiemedewerkers, maar ook gezien kan worden als een kostenpost voor de organisatie zelf, zowel in directe zin (het zo mogelijk voorkomen van incidenten kan als een doelstelling van de politie beschouwd worden), als in indirecte zin, door bijvoorbeeld arbeidsonrust, ziekteverzuim en dergelijke. Verder zal per melding besloten moeten worden of deze afgehandeld zal worden door een individuele politiemedewerker of door een koppel, wat extra organisatie vraagt. Enige training van het meldkamerpersoneel kan nodig blijken. Ook het contact houden met de individueel opererende politiemedewerker vereist extra oplettendheid en daar is aanpassing van het materieel voor nodig (eenhandsbediening moet mogelijk zijn). Daarnaast zullen meer verzoeken om assistentie binnenkomen, wat logistiek een extra belasting betekent. Ten slotte is er enige differentiatie in het personeelsbeleid nodig; er zal een onderscheid gemaakt moeten worden tussen politiemedewerkers die wel en politiemedewerkers die niet geschikt zijn voor de solosurveillance en, afhankelijk van het gevoerde beleid, vervolgens tussen politiemedewerkers die wel en politiemedewerkers die niet bereid zijn aan de solosurveillance deel te nemen. Een korps zou in bepaalde situaties ook kunnen besluiten enige com- 9

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 10 Politiekunde 20 Solosurveillance pensatie te geven voor de solosurveillance, in de vorm van extra vrije uren of extra salaris, zoals in New York gebeurt. Tabel 1.1: Mogelijke kosten en baten van de solosurveillance voor verschillende belanghebbenden Kosten/baten voor... Mogelijke kosten Mogelijke baten Politieorganisatie meer incidenten extra organisatie meer assistentieverzoeken differentiatie in personeelsbeleid (eventueel) extra beloningen weerstand personeel ziekteverzuim technische voorzieningen extra surveillance grotere dekking surveillance meer personeel voor andere taken Surveillanten meer (gepercipieerd) risico, angstgevoelens minder gezellig, arbeidssatisfactie minder risico afwisselend werk, arbeidssatisfactie (eventueel) compensatie uren/salaris Burgers minder daadkrachtige politiemedewerkers meer blauw op straat kortere aanrijdtijden minder assertieve politiemedewerkers Voor de betrokken politiemedewerkers zelf kunnen, naast een eventueel feitelijk risico, angstgevoelens een rol spelen. Uit onderzoek blijkt dat de politiemedewerkers, ondanks de objectieve veiligheid van de solosurveillance, toch meer angstgevoelens ervaren wanneer zij alleen werken (Wilson, 1990). Daarnaast ontbreekt een sociale component in het werk, namelijk het contact met de directe collega. Maar soms, zo blijkt uit rondvraag, wordt dit ook als een voordeel gezien. Men beschouwt het alleen werken dan als een uitdaging, die afwisseling en een grote verantwoordelijkheid meebrengt, wat tot meer arbeidssatisfactie leidt. Voor de burgers is het meest opvallende voordeel van solosurveillance een zichtbaardere aanwezigheid van de politie door een grotere dekking en door kortere aanrijtijden. Indien de hierboven uiteengezette redenering klopt dat de solosurveillance leidt tot omzichtiger opererende politiemedewerkers dan is het in principe mogelijk dat de burgers dit waarnemen en ook op prijs stellen. Klachten van burgers bleken bij solosurveillance dan ook significant in aantal af te nemen (Wilson, 1990). Het is echter ook mogelijk dat de burgers zich ergeren aan de zich terughoudend opstellende politiemedewerker. In de Verenigde Staten is het beleid ten aanzien van de solosurveillance 10

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 11 Achtergrond en vraagstelling wisselend. Soms voert men de solosurveillance in om er na een aantal jaren op terug te komen en haar vervolgens, na nog een aantal jaren, opnieuw in te voeren. De achtergrond van dit golvende beleid is niet duidelijk. Het is niet onmogelijk dat incidentele gebeurtenissen een grote rol spelen (vergelijk La Canna en Milovanivic, 2005). De keuze voor het al dan niet gebruikmaken van solosurveillance is een zaak voor de individuele korpsen (Tweede Kamer, 2004). Momenteel wordt er in Nederland in een aantal korpsen mee geëxperimenteerd (Utrecht, Noord-Holland Noord, Zuid-Holland-Zuid, Noord- en Oost- Gelderland, IJsselland). Sommige van deze proeven lopen al weer acht jaar, zodat ook van een gedeeltelijke implementatie gesproken kan worden. De Nederlandse Politiebond zegt gematigd positief te zijn over de solosurveillance, mits voldaan is aan een aantal randvoorwaarden dat te maken heeft met de uitrusting van de meldkamer, het wagenpark en de communicatiemiddelen. Verder dienen protocollen te zijn opgesteld en de solosurveillance moet ingebed zijn in het algemene beleid. Volgens de bond is in Noord-Holland Noord sprake van een goed voorbeeld van solosurveillance, omdat in deze regio het beleid er helemaal op is gericht. De Politiebond heeft geen acties ondernomen tegen de solosurveillance sinds er (pilot)projecten in Nederland lopen en de bond heeft er niet veel klachten over ontvangen (Van Duijn, 2006). 1.1 Vraagstelling Om meer zicht te krijgen op de voor- en nadelen van de solosurveillance is dit onderzoek uitgevoerd, dat zich beperkt tot een inventarisatie van de ervaringen bij de staf van de betrokken korpsen en een enquête onder executieve politiemedewerkers met en zonder ervaring met solosurveillance. Het gaat in dit onderzoek om de volgende vragen. 1 Wat zijn de ervaringen met solosurveillance in Nederland en in het buitenland? 2 Waaruit bestaan de kosten en baten van de solosurveillance voor de politieorganisatie en voor de politiemedewerkers? 3 Hoe verhouden de kosten van solosurveillance zich tot de baten in verschillende situaties (tijdstippen, locaties, type melding)? 4 Hoe verhouden deze kosten en baten zich bij de inzet van verschillende categorieën personeel (vaardigheden, bereidheid, rang, sekse, leeftijd, herkomst)? 11

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 12 Politiekunde 20 Solosurveillance Deze vragen zijn beantwoord door middel van literatuuronderzoek, een internationale rondvraag, gesprekken met leidinggevenden of stafleden van de betrokken korpsen en door het afnemen van een enquête onder 523 politiemedewerkers van de betrokken korpsen. Opbouw rapport In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande literatuur met betrekking tot solosurveillance en op de ervaringen in het buitenland. In hoofdstuk 3 komt de organisatie van de solosurveillance in de vijf korpsen die solosurveillance hebben ingevoerd aan de orde. In hoofdstuk 4 tot en met 7 worden de resultaten van de enquête besproken. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting en conclusie in hoofdstuk 8. 12

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 13 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland 2 In dit hoofdstuk wordt allereerst een overzicht gegeven van de bestaande literatuur met betrekking tot solosurveillance. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden de ervaringen met solosurveillance in het buitenland besproken. Deze zijn verzameld via het netwerk van Europol. Hoewel een groot deel van de aangehaalde literatuur van voor 2000 dateert, leidt dit niet tot onvergelijkbaarheid met de huidige situatie. Het gaat immers telkens om het verschil tussen solo- en duosurveillance, en dezelfde verschillen zullen ook in de huidige situatie optreden. 2.1 Onderzoek naar solosurveillance Allereerst wordt gekeken naar het soort meldingen waar de solo- en duosurveillanten mee te maken hebben in de diverse onderzoeken. Vervolgens komt de verhouding tussen de kosten en de effectiviteit aan bod: in hoeverre is volgens verschillende onderzoeken solosurveillance in vergelijking met duosurveillance efficiënt te noemen? Een aspect van solosurveillance dat vaak als nadeel wordt gezien is de veiligheid. Gekeken wordt naar wat uit onderzoek blijkt aangaande het risico van solopolitiemedewerkers. Ten slotte komen de houding van de politiemedewerkers en de tevredenheid van de burgers aan bod. Soort meldingen De toewijzing van meldingen gebeurt vrijwel altijd vanuit de meldkamer van de politie. Hoewel de solosurveillant in kwestie in Nederland altijd het laatste woord heeft bij de vraag of hij alleen op een bepaalde melding afgaat of samen met een collega, wordt in de meldkamer dus bepaald welke meldingen naar welke surveillancevorm gaan. In de toewijzing van de meldingen kan de meldkamer verschillende aspecten in overweging nemen, zoals de veiligheid van de situatie en de vraag in hoeverre meerdere agenten ter plekke nodig zijn. Uit alle onderzoeken waarin dit onderwerp aan bod komt, blijkt dat solosurveillanten met andere meldingen te maken hebben dan duosurveillanten. 13

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 14 Politiekunde 20 Solosurveillance Boydstun e.a. (1977) deden gedurende twaalf maanden een experimenteel onderzoek naar de werkwijze van politiemedewerkers tijdens de solo- en duosurveillance. Zij vergeleken de werkwijze van vier groepen politiemedewerkers, die waren ingedeeld op basis van de veiligheid van het gebied (veilig versus onveilig) en de grootte van de unit (solo versus duo). Uit het onderzoek blijkt dat solo s meestal taken toegewezen krijgen waarbij de kans op contact met een mogelijk gevaarlijke burger klein is (organisatorische taken, aangifte opnemen). Duo-units krijgen juist vaker criminele en ordeherstellende taken toegewezen. Ook worden zij vaker naar incidenten met een medisch aspect gestuurd, maar dit komt grotendeels doordat een deel van de duounits een combinatie is van politie- en ambulancemedewerkers. Ook uit de onderzoeken van Blake en Coupe (2001) en Wilson en Brewer (1991), die in de komende paragrafen nog nader worden toegelicht, komt naar voren dat solosurveillanten andere meldingen toegewezen krijgen dan duosurveillanten. Zo pakken duosurveillanten meer inbrekers op dan solosurveillanten. Dit komt doordat solosurveillanten vooral naar inbraken gaan waar de dader al weg is (Blake en Coupe, 2001). Uit het onderzoek van Wilson en Brewer (1991) blijkt dat solosurveillanten niet meer confrontaties meemaken dan duosurveillanten, maar dit is ook zo als solosurveillanten met even gevaarlijke meldingen te maken hebben. Efficiëntie Solosurveillance wordt vaak als een manier gezien om de verhouding tussen kosten en effectiviteit te verbeteren. Deze verhouding is op verschillende manieren onderzocht, namelijk door na te gaan of de dekking van een bepaald gebied toeneemt, of de reactietijd verbetert en door te kijken of de politiemedewerkers meer incidenten afhandelen tijdens de solosurveillance dan tijdens de duosurveillance. Ten eerste is onderzocht of solosurveillance leidt tot een toename van de dekking. Door duo-units op te delen in solo-units, kunnen met minder politiemedewerkers meer units in een gebied surveilleren. Voorstanders van solosurveillance zijn van mening dat met de overgang van duo- naar solosurveillance de dekking van een gebied in principe kan verdubbelen, omdat het aantal units is verdubbeld. Het is echter de vraag of deze manier van werken daadwerkelijk zo efficiënt is. Kaplan (1979) heeft dit met behulp van mathematische modellen nagerekend en concludeert dat de toename niet lineair is. De toename van de dek- 14

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 15 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland king in een bepaald gebied neemt namelijk af naarmate meer units worden ingezet, omdat de dekkingsgebieden van de units elkaar steeds meer overlappen. Volgens Kaplan neemt de surveillancedekking van een gebied bij de inzet van twee solo-units (in plaats van een duo-unit) wel toe, maar niet met twee keer. Kaplan schat dat het een toename van ongeveer 70% betreft. Hoewel geen verdubbeling van de dekking, is dit toch aanzienlijk. Ten tweede is de verhouding tussen de kosten en effectiviteit onderzocht door te kijken naar de reactietijd van de politiemedewerkers. De reactietijd is de tijd tussen de ontvangst van de melding en het moment dat de eenheid op de bestemming arriveert. Deze tijd is van grote invloed op de kwaliteit van het politiewerk. In geval van nood is het immers de bedoeling dat een politiemedewerker snel ter plekke is. Voorstanders van solosurveillance zijn van mening dat de reactietijd sterk afneemt bij solosurveillance, omdat er door de grotere dekking meer units in de buurt zijn van de plek waarover melding wordt gedaan. Kaplan (1979) heeft met behulp van de eerdergenoemde mathematische modellen ook de reactietijd van één duo-unit vergeleken met die van twee solo-units. Volgens deze modellen neemt de reactietijd wel af, maar niet bijzonder sterk, als van het gebruik van één duo-unit wordt overgegaan op de inzet van twee solo-units. Dit komt grotendeels doordat, zoals eerder gezegd, de toename van de dekking afneemt naarmate meer units worden ingezet. Een voordeel is echter dat de kans veel kleiner is dat een politiemedewerker vergeefs moet wachten op assistentie, omdat relatief meer units beschikbaar zijn. Ook Blake en Coupe (2001) hebben de reactietijd onderzocht, maar ditmaal gebaseerd op gegevens uit door de surveillanten ingevulde vragenlijsten. Zij onderzochten het functioneren van solo- en duosurveillanten na een melding van een op heterdaad betrapte inbreker. De aanrijtijd van de solosurveillant naar de plek van het misdrijf bleek langer te zijn dan de aanrijtijd van de duosurveillant (respectievelijk 8,4 en 6,1 minuut). Dit verschil werd echter voor een groot deel veroorzaakt door andere variabelen, namelijk doordat de duosurveillanten over het algemeen in een snellere auto reden, vaker al bij het incident in de buurt waren, vaker s nachts reden en vaker al op straat aan het werk waren als ze opgeroepen werden en dus sneller op de plaats van het incident konden zijn. Solosurveillanten waren vaker op het politiebureau of bij een ander incident. Door deze grote verschillen in de omstandigheden van de solo- en duo-interventies zegt dit verschil in aanrijtijden dus niet zoveel. In het eerdergenoemde onderzoek in San Diego van Boydstun e.a. (1977) wordt de reactietijd anders gedefinieerd, namelijk als de tijd tussen de ont- 15

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 16 Politiekunde 20 Solosurveillance vangst van de melding en het moment dat de eenheid weer beschikbaar is voor een nieuwe melding. Ook uit dit onderzoek komt naar voren dat solosurveillanten gemiddeld een langere reactietijd hebben dan duosurveillanten (respectievelijk 49 en 38 minuten), maar dit verschil is niet bij alle soorten meldingen aanwezig. Bij criminele (bijvoorbeeld inbraak) of ordebewarende incidenten (bijvoorbeeld relschoppende jongeren) deden de solosurveillanten er iets langer over, maar bij andere meldingen (zoals verkeersincidenten en noodgevallen) waren de solosurveillanten even snel of sneller dan hun col lega s. Ten slotte kan de efficiëntie worden bepaald door het aantal incidenten te vergelijken dat solo- en duosurveillanten afhandelen. Bentley en Bardswell (1972; zie Fekkes, 1995) hebben dit onderzocht door de hoeveelheid uitgevoerde werkzaamheden door enkel en dubbel bemande politiewagens te vergelijken. Zij komen tot de conclusie dat solo-units gemiddeld een kwart minder incidenten afhandelen dan duo-units. Dus als gekeken wordt naar het aantal afgehandelde incidenten per individuele politiemedewerker, dan handelen solosurveillanten anderhalf keer zo veel incidenten af als duosurveillanten. Boydstun e.a. (1977) vonden zelfs geen significant verschil in het aantal afgehandelde incidenten per unit, wat impliceert dat de solosurveillanten gemiddeld per individuele politiemedewerker twee keer meer incidenten afhandelen dan de individuele duopolitiemedewerker. Zoals al vermeld bestonden in deze onderzoeken verschillen tussen het soort incidenten. De incidenten die de solosurveillanten afhandelden waren over het algemeen minder zwaar en dus vaak minder tijdrovend. In het onderzoek van Blake en Coupe (2001) naar inbrekers die op heterdaad betrapt werden, werd gekeken naar de productiviteit van de politiemedewerkers. Hieruit komt naar voren dat duosurveillanten meer inbrekers oppakken dan solosurveillanten. De duosurveillanten gaan echter vooral af op meldingen waarbij de dader op heterdaad betrapt is en de pakkans dus groot is. Solosurveillanten gaan over het algemeen naar meldingen van inbraak die gedaan zijn als de dader al vertrokken is. De pakkans is in deze gevallen uiteraard miniem. De pakkans is dus vooral afhankelijk van het soort melding dat de politiemedewerkers binnenkrijgen en niet van de surveillancevorm. Uit het voorgaande blijkt dat de efficiëntie van solo- versus duosurveillance sterk bepaald wordt door de werkomstandigheden van beide soorten surveillances. Solosurveillanten krijgen andere meldingen binnen, werken met ander materiaal (bijvoorbeeld andere auto s) en werken op andere tijdstippen. Als met deze factoren rekening wordt gehouden, blijkt dat solosurveillance efficiënter is dan duosurveillance. Dit geldt onder de huidige omstandighe- 16

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 17 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland den, dus als solosurveillanten de ongevaarlijkere meldingen krijgen, vooral overdag surveilleren, enzovoort. Over de effectiviteit van solosurveillance in andere situaties kunnen in dit verband geen conclusies worden getrokken. Veiligheid Een vaak genoemd nadeel van solosurveillance is de geringere veiligheid (Boydstun e.a., 1977). Politiemedewerkers zijn van mening dat zij, als zij zonder collega werken, vaker slachtoffer kunnen worden van geweld of dat een bepaalde gebeurtenis ernstigere gevolgen kan hebben. In een aantal onderzoeken is bekeken of politiemedewerkers daadwerkelijk te maken hebben met meer geweld tijdens de solosurveillance. In Australisch onderzoek is dit gedaan door na te gaan in hoeverre zij weerstand van burgers ondervinden tijdens de solo- en tijdens de duosurveillance (N=629; Wilson & Brewer, 1991). De agenten kregen 32 activiteiten voorgelegd die zij tijdens de surveillance uitvoeren. Op een zespuntsschaal moesten de agenten invullen hoeveel weerstand zij ervoeren tijdens de laatste keer dat ze de activiteit uitvoerden. Het verschil tussen de weerstand tijdens de solo- en de duosurveillance blijkt vrijwel nooit significant te zijn. De onderzoekers concluderen dat ook de weerstand vooral afhankelijk is van het soort taak dat de politiemedewerkers uitvoeren (bijvoorbeeld bekeuren of een inbraak afhandelen) en aanzienlijk minder van het soort surveillance dat toegepast wordt. Solosurveillanten worden vaak niet naar bepaalde meldingen gestuurd als de kans op weerstand groot is. Volgens Boydstun e.a. (1977) ondervinden solosurveillanten zelfs minder weerstand bij arrestaties en worden zij minder vaak aangevallen door het publiek dan duosurveillanten. Dit komt deels doordat de solosurveillanten minder vaak worden blootgesteld aan risicovolle situaties, maar ook doordat risicovolle situaties bij duosurveillanten daadwerkelijk vaker uit de hand lopen dan bij solosurveillanten. Wilson e.a. (1990; zie Fekkes, 1995) onderzochten de kans op verwonding bij duo- en solosurveillanten indien zij worden aangevallen door een burger. Zij concluderen dat solosurveillanten meer kans lopen op verwondingen dan duosurveillanten (46% en 39%). Deze kans op verwondingen hangt echter sterk samen met de hoeveelheid betrokken burgers. Wordt de solosurveillant aangevallen door minder dan vier personen, dan loopt hij evenveel kans op verwondingen als een duosurveillant. Als een surveillant echter door vier of meer burgers wordt aangevallen, dan loopt hij meer kans op verwon- 17

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 18 Politiekunde 20 Solosurveillance dingen dan surveillanten uit een duo. Dit komt waarschijnlijk doordat solosurveillanten op zo n moment de dekking van een tweede politiemedewerker missen. Samenvattend blijkt uit de buitenlandse onderzoeken dat solosurveillanten evenveel of zelfs minder risico lopen dan duosurveillanten. Dit komt doordat solosurveillanten te maken hebben met minder gevaarlijke meldingen. Daarnaast lopen incidenten tijdens de solosurveillance minder vaak uit de hand, maar als de situatie uit de hand loopt, zijn de gevolgen soms ernstiger voor de solosurveillant dan zij voor duosurveillanten geweest zouden zijn. Houding van de politiemedewerkers Naast praktische overwegingen, zoals de efficiëntie en veiligheid van solosurveillance, is in een aantal, voornamelijk Nederlandse, onderzoeken ook gekeken naar de houding van de politiemedewerkers tegenover solosurveillance. Boydstun e.a. (1977) hebben in San Diego ook een vragenlijst afgenomen onder de politiemedewerkers om hun attitude tegenover solosurveillance te onderzoeken. Uit het onderzoek blijkt dat iets meer dan de helft van de medewerkers de voorkeur heeft voor duosurveillance (52%), omdat zij van mening zijn dat de meeste politietaken efficiënter kunnen worden uitgevoerd met z n tweeën. Een groot deel van de politiemedewerkers blijkt echter geen voorkeur te hebben voor solo- of duosurveillance. Daarnaast vindt 45% duosurveillance veiliger dan solosurveillance en is 40% neutraal. Vooral politiemedewerkers met ervaring met duosurveillance in hoogrisicogebieden hebben een voorkeur voor duosurveillance. Onder politiefunctionarissen in Nederland en België is een onderzoek uitgevoerd waarbij voornamelijk is ingegaan op de veiligheidsgevoelens van de politiemedewerkers (N=88). 4 De politiemedewerkers werd een vragenlijst voorgelegd met situatieschetsen aan de hand waarvan hun houding ten opzichte van solosurveillance onderzocht werd. Uit dit onderzoek blijkt dat de politiemedewerkers met solo-ervaring solosurveillance ongeveer even vaak veilig en prettig vinden als duosurveillance. 5 De agenten zonder solo-ervaring vinden solosurveillance echter veel vaker onveilig en onprettig. Alleen de solosurveillanten in Genk schetsen een negatief beeld van solosurveillance. Dit 4 De volgende politiedistricten werkten mee aan het onderzoek: Genk (België), Deurne, Asten en Someren (DAS), Roosendaal, Uden/Veghel, Valkenswaard en Den Haag. 5 Deze schaal, door Fekkes welzijn genoemd, is samengesteld op basis van vier vragen met betrekking tot de mate waarin men de surveillancevorm gezellig, bevredigend, uitdagend en aangenaam vindt. 18

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 19 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland komt waarschijnlijk doordat vlak voor het onderzoek een incident met een duosurveillant had plaatsgevonden (mishandeling) en doordat in Genk de invoering van boven werd opgelegd zonder dat het uitvoerend personeel kon meebeslissen (Fekkes, 1995). De politie Noord- en Oost-Gelderland heeft met behulp van een enquête in oktober 2006 een evaluatie laten uitvoeren van de noodhulp en van de solosurveillance (Klaros, 2006a, 2006b, 2006c). Centralisten, 6 wijkagenten en politiemedewerkers die in de noodhulp werken, hebben de enquête ingevuld (resp. N=18, 113, 284). In dit onderzoek wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen werknemers die al dan niet ervaring hebben met solosurveillance. Uit het onderzoek blijkt dat slechts 32% van de politiemedewerkers het prettig vindt overdag solosurveillance te draaien en eenzelfde percentage voelt zich overdag even veilig tijdens de solo- als de duosurveillance. Dit zal samenhangen met het feit dat slechts een kwart van de medewerkers tevreden is over de snelheid van de ondersteuning en dat 74% van de politiemedewerkers zegt in overleg met de meldkamer te kunnen bepalen of hij alleen of samen met een andere politiemedewerker naar een situatie toe gaat. Wel denkt 83% van de medewerkers voldoende ervaring en kennis te bezitten voor solosurveillance overdag. Ook de ondernemingsraad van de politieregio IJsselland heeft een enquête uitgezet onder zijn medewerkers over de solosurveillance in de noodhulp (N=244; 7 Ondernemingsraad IJsselland, 2006). De meeste politiemedewerkers zeggen dat er is gecommuniceerd over solosurveillance en ook denkt een groot deel van hen voldoende vaardigheden te bezitten voor solosurveillance (78%). Volgens de OR zien de meeste respondenten alleen nadelen aan solosurveillance. Het grootste nadeel is volgens de respondenten de afgenomen veiligheid, maar men maakt zich ook wel zorgen over de kwaliteit van het politiewerk. Van 1994 tot 2004 werd er op de afdeling DAS (Deurne, Asten en Someren) van de politieregio Brabant Zuid-Oost alleen gesurveilleerd. 8 Door reorganisatie is de solosurveillance in 2004 weer afgeschaft. De afdeling DAS heeft in 1995 een zelfevaluerend en inventariserend onderzoek uitgevoerd naar het proces van de invoering van de solosurveillance aan de hand van het model van de Nederlandse Kwaliteitsprijs (NKP-model; Pijnappels & Van de Ven, 1995). In het volgende hoofdstuk wordt geconstateerd dat er veel verzet 6 Degenen die de noodhulp vanuit de meldkamer aansturen. 7 Waarvan 74% belast met basispolitiezorg. 8 Zie hoofdstuk 3 voor een beschrijving van het project DAS. 19

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 20 Politiekunde 20 Solosurveillance tegen solosurveillance was onder de medewerkers. De medewerkers van de afdeling DAS concluderen echter een jaar na invoering van de solosurveillance: zowel de leiding als de medewerkers, het publiek en het Bevoegd Gezag van de afdeling DAS ervaren de vernieuwing als positief. Positieve aspecten van solosurveillance zijn volgens de medewerkers van DAS een bewustwording van het eigen functioneren en de komst van een lerende organisatie. Mogelijkerwijs is het verzet in de loop van de tijd ontstaan, bijvoorbeeld doordat de ervaringen met solosurveillance niet voldeden aan de verwachtingen. Uit de grotendeels Nederlandse onderzoeken blijkt dat de houding die veel politiemedewerkers tegenover solosurveillance hebben vrij negatief is. De politiemedewerkers vinden solosurveillance onveiliger, minder prettig en bovendien minder efficiënt. Naarmate politiemedewerkers meer ervaring hebben met solosurveillance nemen ze een positievere houding aan ten opzichte van solosurveillance. Effect burger Volgens voorstanders van solosurveillance neemt met het aantal politiesurveillances de zichtbaarheid van de politiemedewerkers toe en daarmee de tevredenheid van de burger als twee solo-units worden ingezet in plaats van één duo-unit. Kaplan (1979) betwijfelt of de toename van de zichtbaarheid van de politie op straat wel sterk toeneemt als het aantal surveillances toeneemt. Om zichtbaar te zijn, zijn immers kijkers nodig en het publiek is maar een klein deel van de dag op straat. Het effect van het toegenomen aantal surveillances is volgens Kaplan vrij klein en wellicht zelfs niet eens merkbaar voor de burger. In het onderzoek van Boydstun e.a. (1977) is de tevredenheid van de burger rechtstreeks bepaald door te kijken naar het aantal klachten van de burgers over het politieoptreden tijdens de solo- en duosurveillance. Solosurveillanten bleken in een periode van twaalf maanden significant minder klachten te krijgen dan duosurveillanten (duosurveillanten ontvingen 30% meer klachten dan solosurveillanten) en bovendien verschilde de inhoud van de klachten niet. Decker en Wagner (1982; zie Fekkes, 1995) hebben onderzoek gedaan naar de inhoud van de klachten over politiemedewerkers. Zij vonden wel een verschil in de inhoud van klachten over solo- en duosurveillanten. De klachten over duosurveillanten gaan vaker over geweld dat de politiemedewerkers hebben gebruikt (ongeacht het soort meldingen dat de surveillanten afhandelen). Duosurveillanten blijken dus een agressievere werkwijze te hebben, terwijl solosurveillanten vaker de-escalerend gedrag vertonen. 20

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 21 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland Samenvatting onderzoek naar solosurveillance Uit de verschillende onderzoeken komt naar voren dat solosurveillanten te maken hebben met andere meldingen dan duosurveillanten. De meldingen die solosurveillanten afhandelen zijn eenvoudiger en minder gevaarlijk dan de meldingen die de duosurveillanten afhandelen. Solosurveillance wordt altijd ingevoerd als een manier om efficiënter te werken. In diverse onderzoeken is gekeken hoe efficiënt solosurveillance daadwerkelijk is. Ten eerste is nagegaan of de dekking toeneemt als de duo-units worden opgesplitst in solo-units. De dekking blijkt wel toe te nemen, maar deze toename neemt waarschijnlijk af naarmate meer units worden ingezet, doordat de dekkingsgebieden van de units elkaar steeds meer overlappen. Ten tweede is de reactietijd van de twee soorten surveillance-units vergeleken. Volgens mathematische modellen neemt de reactietijd iets af als van duounits op solo-units wordt overgegaan. In de praktijk blijkt de reactietijd van solosurveillanten echter juist iets langer te zijn dan die van de duosurveillanten, maar dit komt vooral door andere variabelen solosurveillanten zijn vaak niet in de buurt, hebben een langzamere auto, andere meldingen, enzovoort. Ten slotte is het aantal incidenten vergeleken dat solo- en duosurveillanten afhandelen. Over het algemeen handelt één solosurveillant meer incidenten af dan één duosurveillant. Wel is gebleken dat duosurveillanten meer inbrekers oppakken dan solosurveillanten, maar dit komt doordat duosurveillanten vaker naar inbraken worden gestuurd waar de dader op heterdaad is betrapt en de pakkans veel groter is. Een veelgenoemd nadeel van solosurveillance is de veronderstelde onveiligheid. De solosurveillanten blijken echter evenveel of zelfs minder incidenten mee te maken dan duosurveillanten. Dit komt met name doordat de solosurveillanten te maken hebben met andere (ongevaarlijkere) meldingen en vermoedelijk ook door de-escalerend gedrag. Uit de grotendeels Nederlandse onderzoeken blijkt dat veel politiemedewerkers een negatieve houding hebben tegenover solosurveillance. Dit komt vooral doordat zij solosurveillance onveiliger en minder efficiënt vinden. Naarmate politiemedewerkers er meer ervaring mee hebben, nemen ze een positievere houding aan ten opzichte van solosurveillance. Een argument om voor solosurveillance te kiezen, is een grotere tevredenheid van de burgers over de politie. Doordat er meer blauw op straat is, zou de burger zich veiliger moeten voelen. Aan het effect van meer blauw op straat wordt door sommigen getwijfeld, omdat de burgers maar een klein deel van de dag op straat zijn. De tevredenheid van de burgers kan ook wor- 21

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 22 Politiekunde 20 Solosurveillance den vastgesteld aan de hand van het aantal klachten dat de burgers indienen. Solosurveillanten blijken inderdaad minder klachten te krijgen dan duosurveillanten. 2.2 Ervaringen in het buitenland In deze paragraaf worden de ervaringen van verschillende landen met solosurveillance besproken. De gegevens zijn verkregen via het netwerk van Europol. Achttien landen stuurden een reactie op. Australië Bij de rijkspolitie in Australië werken de politiemedewerkers meestal in twee - tallen. In slechts enkele gevallen wordt ervoor gekozen dat een agent alleen op stap gaat. Dit is afhankelijk van de taak die een agent moet uitvoeren en de mankracht die op dat moment aan het werk is. s Avonds en s nachts bestaat een surveillance-unit altijd uit twee personen. Deze keuze is gebaseerd op de gedachte dat de politiemedewerkers s avonds en s nachts het meest blootstaan aan bedreigingen en gevaar. Dit is opmerkelijk, omdat in Australië in de jaren negentig uitgebreid onderzoek is gedaan naar de risico s van solosurveillance (door Wilson en Brewer, zie vorige paragraaf) en daaruit blijkt dat solosurveillance niet gevaarlijker is dan duosurveillance. België In België is men vrij onbekend met solosurveillance. Wel is met solosurveillance geëxperimenteerd in de politie-zone Dilsen-Stokkem/Maaseik. Daar liep het personeelsbestand in 2004 sterk terug door reorganisatie. Om dit probleem te ondervangen, werd solosurveillance frequent ingezet (Politie Maasland, 2005). Zoals in de vorige paragraaf naar voren kwam, heeft ook de politiezone Genk ervaring met solosurveillance (Fekkes, 1995). Voor zover bekend wordt er nu niet meer gewerkt met solosurveillance. Bulgarije In Bulgarije is solosurveillance ongeschikt bevonden voor de dagelijkse werkzaamheden van politiemedewerkers. De voorkeur gaat uit naar units van twee 22

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 23 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland of meer medewerkers hoeveel dit er precies zijn, wordt bepaald door een stafmedewerker. Voor deze manier van surveillance is gekozen uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen dat politiemedewerkers onnodige fouten maken in gecompliceerde situaties. Canada Zoals bekend is Canada een uitgestrekt land en zijn er veel afgelegen, kleine gemeenschappen of dorpen. In sommige van deze kleine gemeenschappen is een solosurveillant aan het werk. In Canada bestaat de laatste tijd veel aandacht voor de veiligheid van solosurveillanten. Door de dood van twee politiemedewerkers, die overleden terwijl zij alleen aan het werk waren in een dorp, is in december 2007 met spoed een nieuw back-upbeleid ingevoerd voor solosurveillanten. Er is nauwkeurig omschreven bij welke meldingen een politiemedewerker back-up nodig heeft. Zo vragen de volgende situaties om back-up van andere agenten: bij meldingen van (verwacht) geweld, bij huiselijk geweld, in situaties waar een wapen aanwezig is, enzovoort. Op deze manier probeert Canada de veiligheid van de politiemedewerkers te garanderen en tegelijkertijd solosurveillanten te kunnen blijven inzetten. Duitsland In Duitsland valt de politie onder de verantwoordelijkheid van de zestien federale staten, die allemaal andere regels hanteren. Het beeld dat onze informant heeft geschetst, is gebaseerd op gegevens over de situatie in de deelstaat Nordrhein-Westfalen. De situatie in deze deelstaat is grosso modo vergelijkbaar met de landelijke situatie. Indien mogelijk wordt in Duitsland met duosurveillance-units gewerkt. Uit veiligheidsoogpunt worden altijd duo-units ingezet als moet worden gereageerd op een melding door een burger, wat tevens het grootste deel van de werkzaamheden van de politiemedewerkers is. Preventieve taken, zoals surveillance te voet of per fiets, worden wel vaak door solosurveillanten uitgevoerd. Zodra echter noodhulp moet worden verleend, wordt altijd ondersteuning naar de solosurveillant gestuurd. Momenteel wordt er in Keulen en Hildesheim geëxperimenteerd met de mogelijkheden om solosurveillance in meer omstandigheden in te zetten. Hildesheim zegt het pilotproject te hebben opgezet om de zichtbaarheid van de politie voor de burger en het contact met de burgers te verbeteren. 23

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 24 Politiekunde 20 Solosurveillance Finland Volgens de algemene regelgeving voor de politie bestaan politie-units in Finland uit meer dan één politiemedewerker. Solo-units kunnen dus uitzonderingen worden genoemd, maar in de praktijk komt het regelmatig voor dat politiemedewerkers om praktische redenen zonder collega aan het werk gaan. Er zijn verschillende politietaken die geschikt worden bevonden voor solosurveillance. Er is in Finland geen specifiek onderzoek naar solosurveillance uitgevoerd. In een ontwikkelingsonderzoek van de politieschool in Finland kwam wel naar voren dat er verschillende positieve kanten zitten aan solosurveillance. Speciale aandacht moet uitgaan naar de planning van de taken, de benodigde middelen en natuurlijk naar de veiligheid van de politiemedewerkers. Griekenland De reguliere surveillances (te voet en mobiel) worden in de regel door de Griekse politiedienst uitgevoerd door twee of meer agenten, overeenkomstig specifieke orders van het ministerie. Als uitzondering op deze regels van hogerhand kan de korpsleiding, in gevallen van crisis of onderbezetting, besluiten bij verkeersverstoringen surveillancevoertuigen met één agent in te zetten om de gebruikelijke taken uit te voeren. In deze gevallen is het de surveillance-units niet toegestaan ver van bewoonde gebieden te gaan en in gevaarlijke situaties in te grijpen zonder hulp van collega s. Zo worden onvoorziene en gevaarlijke situaties in verband met de veiligheid van de agenten vermeden. Ierland In Ierland wordt surveillance te voet uitgevoerd door individuele politiemedewerkers. Surveillanten te voet die elkaar opzoeken krijgen dan ook vaak een afkeurende blik toegeworpen. Alleen bij bepaalde activiteiten wordt samengewerkt door de politiemedewerkers. Zo wordt s nachts altijd in paren gesurveilleerd. Overdag wordt de mobiele surveillance in plattelandsgebieden door één surveillant uitgevoerd, maar s nachts en in stedelijke gebieden wordt de mobiele surveillance in paren uitgevoerd. De keuze om s nachts duosurveillance in te zetten, is gebaseerd op veiligheidsoverwegingen. Ditzelfde geldt voor surveillance in risicovolle gebieden. 24

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 25 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland Het blijkt echter soms moeilijk om een onderscheid te maken tussen meldingen die geschikt zijn voor solo- of duosurveillance. Letland In Letland bestaat een surveillance-unit altijd uit twee of meer politiemedewerkers. Dit geldt vooral tijdens de nachtdiensten en tijdens de verkeerssurveillance. Om een groter gebied te kunnen dekken, is op verschillende routes geëxperimenteerd met solosurveillance. Men vond echter dat dit een onvoldoende resultaat opleverde voor de openbare orde en de verkeersveiligheid. Volgens de politieautoriteiten hadden solo-units bovendien meer tijd nodig voor het uitvoeren van hun taken. Ook liepen de solopolitiemedewerkers tegen problemen aan tijdens het vervoeren van verdachten of tijdens het aanhouden en arresteren van mensen. De politiemedewerkers stonden in dergelijke gevallen te veel bloot aan gevaar. Litouwen, Oostenrijk, Roemenië In deze landen heeft men geen ervaring met solosurveillance. Slovenië In 2002 en 2003 zijn in twee politie-units pilotprojecten met solosurveillance uitgevoerd. Deze pilots duurden een half jaar. De solosurveillance vond plaats tussen 7.00 en 19.00 uur. Voor de risicovolle taken werden duo-units ingezet. De solo-units voerden vooral taken uit als eenvoudige verkeersongevallen, diefstal, enzovoort. De volgende voordelen van solosurveillance kwamen naar voren naar aanleiding van de pilots: betere dekking van een gebied en een kortere reactietijd; lichtere taken werden door de solo-units overgenomen van het interventieteam, het team dat zich bezighoudt met intensievere taken, waardoor de interventieteams sneller konden reageren op ernstigere meldingen; efficiëntere inzet van de politiemedewerkers door een politiemedewerker solo te laten surveilleren indien mogelijk; politiemedewerkers konden meer tijd besteden aan elke te behandelen zaak. Het nadeel van solosurveillance bleek te zijn dat er een langere reactietijd was als om veiligheidsredenen twee politiemedewerkers naar de melding moesten. Dit kwam vrij vaak voor. Daarnaast vraagt solosurveillance om ervaren en 25

bw.politiekunde20a:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 26 Politiekunde 20 Solosurveillance onafhankelijke medewerkers die voldoende kennis bezitten. Verder klaagden de politiemedewerkers over een hoge werklast. Dit kan komen doordat de medewerkers nu alle verschillende taken zelf moeten doen, terwijl dit voorheen over de medewerkers werd verdeeld (wagen ophalen, klaarmaken, terugbrengen, rapporteren, enzovoort). De politiemedewerkers voelden zich niet onveiliger, maar hadden wel het gevoel dat zij voorzichtiger moesten zijn en tactvoller moesten optreden. Sommige medewerkers hadden het gevoel dat burgers agressiever waren tegen de solosurveillant dan tegen duosurveillanten. Om veiligheidsredenen en vanwege de onvoorspelbaarheid van het werk is uiteindelijk gekozen voor het inzetten van duosurveillanten. Wanneer toch wordt besloten surveillanten alleen op pad te sturen, moet het hoofd van de afdeling rekening houden met de omstandigheden. Slowakije In Slowakije bestaat een surveillance-eenheid uit één of meer surveillanten. Dit is afhankelijk van de veiligheid van de situatie en de mogelijke risico s die de politiemedewerkers in een bepaalde situatie lopen. Om te bepalen of een situatie geschikt is voor solosurveillance wordt een risicotaxatie gedaan. Deze taxatie is de taak en de verantwoordelijkheid van de leidinggevende van het politiedepartement. Desalniettemin komt solosurveillance in Slowakije vrijwel nooit voor. Meestal bestaan de surveillance-units uit meerdere agenten, omdat dit veiliger wordt gevonden. Spanje In Spanje bestaan de surveillance-units traditiegetrouw uit twee politiemedewerkers. Uitzondering was het project Policia 2000 (1996-2004), toen in historische en commerciële stadsdelen geëxperimenteerd is met solosurveillance. Deze solo-units werden door een mobiele unit ondersteund. Ondanks alle operationele voordelen (mits ondersteund door een mobiele unit en in relatief veilige buurten), werd solosurveillance niet positief ontvangen bij de politiekorpsen, omdat men vond dat er te weinig mankracht was om te reageren in geval van een terroristische aanslag of bij een crimineel incident. Ook speelt mee dat de agenten zich veiliger voelen als ze samen met een collega werken. In 2004 is de Spaanse politie om deze reden gestopt met solosurveillance. 26