Persoonlijke gegevens Dag 1 Woordenschat form formulier parents ouders place of birth geboorteplaats date of birth geboortedatum marital status burgerlijke staat married getrouwd divorced gescheiden wife vrouw, echtgenote child ev / children mv kind / kinderen signature handtekening 1 Leer de woorden hierboven. Lees dan de gegevens op het formulier. Kruis aan of de beweringen kloppen. Name: Samuel Richards Adress: 34 Speke Road, Liverpool L 24 3AU Marital status: Married Wife s name: Martha Name of partents: Mary and Children: 2 Thomas Richards Place of birth: London, GB Date of birth: 12 December 1979 Date: 12 September 2010 Signature Samuel Richards 1. Sam is gescheiden. 2. Sams vader heet Richard. 3. Sam is in Londen geboren. 4. Sam heeft drie kinderen. 5. Sams vrouw heet Jane. 6. Sam is in 1979 geboren. yes no seven 7
Dag 1 De werkwoorden to be en to have 2 1 TR 01 Luister naar de zinnen uit het linkerrijtje. Verbind ze dan met de juiste vertaling in het rechterrijtje. 1. I m his eldest son. I m twenty-four years old. 2. My brother Tom s twenty. 3. My sister and my brother-in-law have one daughter. 4. But we don t have a nephew. 5. I have a girlfriend. a. Ik heb een vriendin. b. Ik ben zijn oudste zoon. Ik ben vierentwintig. c. Maar we hebben geen neefje. d. Mijn broer Tom is twintig. e. Mijn zus en mijn zwager hebben één dochter. 1 3 Bij het kennismaken hebt u de werkwoorden to* be zijn en to have hebben nodig. Bestudeer 1 van de grammatica en maak de oefening. Hier ziet u de vormen nog eens: ik je / u / jullie hij / ze / het we ze (mv) to be I am you are he / she / it is we are they are to have I have you have he / she / it has we have they have Vul de juiste vorm van to be of to have in. 1. Mary and her husband two children. (husband echtgenoot) 2. My wife and I three daughters. The eldest 13 years old. 3. They from London. 4. My brother George a daughter, so I a niece. (niece nichtje) 5. My father s date of birth 19/03/48. (father vader) * Het woordje to geeft aan dat het gaat om de infinitief (het hele werkwoord). In de vormen voor ik, jij, hij, zij, enz, komt het niet terug. 8 eight
Familierelaties Dag 1 4 Verbind de woorden die logischerwijs bij elkaar horen. 1. uncle 2. grandfather 3. brother-in-law 4. grandson 5. boy a. granddaughter b. aunt c. girl d. grandmother e. sister-in-law 5 U hebt al de bezittelijke voornaamwoorden my mijn, his zijn en her haar gezien. Hier ziet u alle vormen. Bekijk ook 2 in de grammatica en maak de oefening. 2 mijn jouw/uw/ hun zijn haar onze hun mannelijk vrouwelijk onzijdig my your his her its our their Hoe zeg je het volgende in het Engels? 1. jouw nichtje 2. onze opa 3. uw zoon 4. jullie schoonzus 5. zijn tante 6. mijn kleindochter nine 9
Dag 2 Familie, meervoud, tellen 1. Tag 3 6 1 TR 02 In 3 van de grammatica ziet u de regels voor de vorming van het meervoud. Meestal wordt het meervoud van een woord gevormd door toevoeging van s. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, bijvoorbeeld: child children, man men, woman women, brother-in-law brothers-in-law Bestudeer in 3 van de grammatica ook de Engelse getallen. Ook bij de paginanummers van dit boekje staan de getallen uitgeschreven. Luister naar deze zinnen op de cd en spreek ze na. Vertaal ze naar het Nederlands. 1. Her boyfriend has six nephews. 2. His daughter is seventeen years old. 3. Our grandparents have twenty-three grandchildren. 4. Their uncle is seventy-six. 7 1 TR 03 Bestudeer 4, waarin uitgelegd wordt dat van... vaak met s aangeduid kan worden. Voorbeelden: 4 George is Mary s husband. George is Mary s echtgenoot. My sister s son is called Tom. De zoon van mijn zus heet Tom. Luister naar twee korte zinnen op de cd en kruis dan de juiste bewering aan. 1. a. Tom is Mary s neef. b. Tom is Mary s kleinzoon. c. Tom is Mary s zoon. 2. a. De broer van zijn vrouw is 23. b. De vrouw van zijn broer is 32. c. De broer van zijn vrouw is 32. 10 ten
Een ontmoeting op het station Dag 2 Woordenschat cousin neef/nicht (kind van oom/ tante) What are you doing here? Wat doen jullie hier? we re on our way we zijn op weg Russia Rusland for a holiday voor/op vakantie to visit bezoeken relatives familieleden invited uitgenodigd already al there daar to catch the train de trein nemen/halen we re back we zijn terug give me a call bel me sure natuurlijk definitely zeker bye dag 1 1 TR 04 Leer de woorden hierboven en luister dan naar het gesprek op het station. U kunt de tekst meelezen op p. 111. U hoort verschillende greetings begroetingen. Geef in de onderstaande situaties aan welke reactie gepast is. Er is steeds maar één juist antwoord. 1. Hoe zegt u dat u blij bent om iemand weer te zien? a. Nice to meet you. b. Nice to see you again. c. I m fine. 3. Hoe luidt het antwoord op de vraag How are you? a. Good to see you again. b. I m fine. c. I m (uw naam). 2. Hoe reageert men meestal als iemand zich voorstelt? a. Good to see you. b. Nice to meet you. c. What are you doing here? 4. Hoe wenst u iemand een goede reis? a. Great! b. I ll definitely call you. c. Have a safe trip! eleven 11
Dag 2 Begroetingen, nationaliteiten 5 2 Als u vertelt waar u vandaan komt, zegt u I come from Holland / The Netherlands / Belgium Ik kom uit Holland / Nederland / België of I am Dutch / Belgian Ik ben Nederlands(e) / Belgisch(e). Hier ziet u de vormen van to come komen. Het is een regelmatig werkwoord. Lees hierover meer in 5 van de grammatica. I come you come he / she / it comes we come they come Waar komen deze personen vandaan? De afkortingen tussen haakjes helpen u om uit de landennamen te kiezen. Kies voor het eerste gedeelte de juiste vorm van to come. Voor het tweede gedeelte kiest u een nationaliteit en de juiste vorm van het werkwoord to be. Voorbeeld: Dieter (Duitsland) Dieter comes from Germany. He is German. 1. Bill and Ted (Groot-Brittannië) 2. Antje (Nederland) 3. My cousins (Frankrijk) 4. The woman (Griekenland) 5. We (Spanje) 6. Mr Hatay (Turkije) Landen: France Turkey Greece Great Britain Spain Holland Nationaliteiten: Dutch Spanish Greek French Turkish British 12 twelve
Datum Dag 2 3 Bestudeer 6 van de grammatica over de telwoorden. Als u wilt zeggen dat het 3 februari is, zegt u: It s the third of February. Gebruik de constructie It s the... of..., om de data hieronder uit te schrijven 1 2 3 4 6 4 1 TR 05 U hoort zes zinnen. Kruis steeds aan welke zin u hoort. 1. a. It s the 32nd of December. b. It s the 21st of December. c. It s the 23rd of December. 2. a. His address is 24 Hanover Street. b. His address is 42 Hanover Street. c. His address is 40 Hanover Street. 3. a. Mike s 30 years old. b. Mike s 13 years old. c. Mike s 31 years old. 5. a. My telephone number is 4563081. b. My telephone number is 463081. c. My telephone number is 4633081. 6. a. His first daughter s name is Sonya. b. His second daughter s name is Sonya. c. His third daughter s name is Sonya. 4. a. Her wedding is on the 6th. b. Her wedding is on the 16th. c. Her wedding is on the 26th. thirteen 13
Dag 2 De uitspraak van th en -teen/-ty 5 1 TR 06 De th-klank wordt gevormd vóór in de mond, met de tong tegen het richeltje achter de boventanden. Bij woorden als fourth en three is de klank lang aangehouden. Beluister en lees deze woorden met th. Spreek ze na. 1. thirty 3. fourth 5. thirty-three 7. mother 9. the first 2. thirteen 4. fiftieth 6. there 8. father 10. brother-in-law 6 1 TR 07 Sommige getallen lijken veel op elkaar in de uitspraak. Luister maar eens en spreek na: 1. 40 14 3. 15 50 5. 80 18 2. 70 17 4. 13 30 6. 19 90 Welke uitgang heeft meer nadruk: -teen of -ty? Als u het niet zeker weet, luister dan nog eens naar de cd. 14 fourteen