Resultaten van de eerste bevraging van het Studentenpanel

Vergelijkbare documenten
Bijlage 4: Pabo-specifieke Kenmerken van studiesucces en studie-uitval in beeld

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

Adviezen voor studiekiezers op basis van de Startmonitor

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Veranderen van opleiding

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Factsheet. Samenvatting

Resultaten WO-monitor 2013

Factsheet. Samenvatting

Figuur: Procentuele uitval studenten hbo lerarenopleidingen na het eerste studiejaar (instroomjaren 2004 tot en met 2008)

StudentenBureau Stagemonitor

STAGEWENSEN VAN MANNELIJKE PABO-STUDENTEN

Stromen door het onderwijs

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Studiekeuze, entree en studiesucces in het hoger onderwijs

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Onderwijs en vluchtelingenkinderen

Vervroegde aanmelding, matching en studiekeuzecheck. Eerste resultaten Startmonitor VSNU-conferentie Matcht het?

Studievoortgang en studiesucces in het wo

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

Doorstroom mbo-studenten naar lerarenopleidingen op de Hogeschool Rotterdam: de stand van zaken

Tevredenheid over start en ontwikkeling op de arbeidsmarkt

Factsheet Toelatingstoets PABO

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Doorstroom mbo-hbo: studenten aan het woord over studiekeuze, verwachtingen en beleving NRO-onderzoek doorstroom mbo-hbo

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2011

Jaarlijkse Studenten Enquete (JSE) Behaalde resultaten en samenvatting. Studiejaar

Uitval zonder diploma: Aanleiding, Kansen en Toekomstintenties

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Nationaal Studentenonderzoek Stageplaza.nl

Subsector overig. Subsector overig

Subsector pedagogische opleidingen

Bijlagen. Tevredenheid van potentiële werknemers

Baan op niveau en in richting

BINDEN VAN PABO-AFGESTUDEERDEN Evaluatie Stimuleringsregeling Binden van (academische) Pabo-afgestudeerden. november 2014

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het?

Tevredenheid over docenten

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010

INVENTARISATIE STAGEWENSEN ALLOCHTONE PABO-STUDENTEN

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Resultaten NSE Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn. Mei Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie

Resultaten WO-monitor 2011

Studeren met een functiebeperking

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

Nationaal Stage Onderzoek Studenten 2013

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Selectie en intake lerarenopleidingen kwantitatief onderzoek

Tevredenheid over praktijkgerichtheid/contact beroepspraktijk

Oordeel over de opleiding

Studenten aan lerarenopleidingen

Stoppen met de tweedegraads lerarenopleiding

Aantal instromende studenten tussen gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen

Gebruik en invloed Studie in Cijfers Eindrapportage op basis van Startmonitor t/m

Stageplaza.nl. Nationaal Docentenonderzoek De Ruyterkade 106 II 1011 AB Amsterdam Tel : Fax : I :

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Onderzoek studie uitval HBO studenten Het belang van een goede studiekeuze. oktober 2011

r ipboek voor ouders over studiekeuze

Monitor Haagse Lerarenbeurs. peildatum januari 2015

Subsector sociale wetenschappen

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De hbo er aan het werk

De overgang van vwo naar wo

* 1. Wat is uw geslacht? Beste oud-studenten,

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Van de 367 Wageningse respondenten zijn er 156 man (43%) en 211 vrouw (57%). De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 27 jaar.

Gediplomeerden 2015 SOMA College

Gap Year onderzoek. 1. Uitkomsten Jongeren

Aansluiting Engels Een onderzoek naar de aansluitingsproblematiek van het vwo-vak Engels met de universiteit

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Samenvatting Beginmeting Monitor-en evaluatieonderzoek subsidieregeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Van de 293 Wageningse respondenten zijn er 109 man (37%) en 184 vrouw (63%). De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 28 jaar.

Eerstegraads lerarenopleidingen kunst/lichamelijke opvoeding

Tevredenheidsonderzoek schooljaar 2011/2012: een inspectiebreed beeld

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Instroom en inschrijvingen

Presentatie onderzoeksverslag Plaatje 1 Welkom bij mijn presentatie. Mijn naam is Monica Heikoop en ik ben docent aan de opleiding Communicatie van

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2009

De totale bruikbare landelijke respons onder de master- en doctoraalalumni was 18%. WUR is goed vertegenwoordigd met een respons van 23%.

Maatwerkrapportage bij Aansluitingsmonitor

100 DAGEN HR RAPPORTAGE

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Figuur 1: Aantal gediplomeerde studenten lerarenopleidingen studiejaar (bronnen: hbo-raad en vsnu, bewerkt door sbo)

FACTSHEET Verwante en niet-verwante doorstroom in de beroepskolom

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Diploma behaald. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Factoren die van invloed zijn op uitval van eerstejaarsstudenten noordoost Nederland. Werkgroep Aansluitingsmonitor noordoost Nederland.

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Samenvatting en conclusies

Allochtone afgestudeerden van de lerarenopleiding

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017

Subsector maatschappelijke hulp en dienstverlening

Transcriptie:

Opinies en verwachtingen van studenten aan hbo-lerarenopleidingen over hun opleiding en stage, het verrichten van invalwerk en hun toekomstige baan als leraar. Resultaten van de eerste bevraging van het Studentenpanel

CAOP, Den Haag Oktober 2011 drs. Karin Jettinghoff drs. Jo Scheeren CAOP Research Lange Voorhout 9-13 Postbus 556 2501 CN Den Haag Telefoon 070 376 57 65 Fax 070 345 75 28 info@caop.nl www.caop.nl Het gebruik van cijfers en teksten is toegestaan mits de bron daarbij duidelijk wordt vermeld. Drukfouten en/of andere onvolkomenheden voorbehouden.

Inhoudsopgave 1. Inleiding...1 2. Methode van onderzoek...3 3. Resultaten...5 3.1 Uitval uit de opleiding...5 3.2 Mening over opleiding en instelling...6 3.3 Stages en praktijkopdrachten...8 3.4 Invalwerk...14 3.5 Een baan als leraar: verwachtingen en wensen...15 4. Conclusies...18 Bijlage Tabellen...19

1. Inleiding Afgelopen jaren is er veel aandacht voor studie-uitval en studierendement in het hbo. Volgens de Onderwijsinspectie is de studie-uitval in het eerste studiejaar al jaren erg hoog. En het rendement van de hbo-opleidingen is laag. Het ministerie van OCW heeft met de HBO-raad afgesproken ernaar te streven dat in 2013 het diplomarendement (na zes jaar studie) van bacheloropleidingen tenminste 90 percent is. 1, 2 Ook de pabo s en de tweedegraads lerarenopleidingen vo hebben te maken met een aanzienlijke uitval van studenten in het eerste studiejaar en een laag studierendement. In 2009 bedroeg het percentage pabo-studenten dat die opleiding na het eerste studiejaar niet verder volgt 28,4%. Bij studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding lag dit percentage op 31,4%. En van de studenten die in 2005 zijn gestart met de pabo heeft 53,6% binnen vijf jaar een diploma voor deze opleiding behaald. Voor studenten die gestart zijn met de tweedegraads lerarenopleiding ligt dit percentage op 34%. 3, 4 Het studierendement aan deze opleidingen is de laatste jaren ook afgenomen. Over oorzaken van studie-uitval en studiesucces in het eerste jaar van de opleiding is al het nodige bekend. Zo voert ResearchNed sinds het studiejaar 2008-2009 een onderzoek uit naar de studiekeuze en het studiesucces van eerstejaars studenten in het hoger onderwijs. Voor dit onderzoek worden studenten gedurende hun eerste jaar in het hoger onderwijs gevolgd. In opdracht van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) verzamelt het onderzoeksbureau ook gegevens van de gehele populatie nieuwe studenten in de hbo-sector Onderwijs. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat een derde van de uitval uit het hoger onderwijs voorspelbaar is. Studenten die uitvallen, missen vaker informatie bij hun studieoriëntatie, bezoeken minder vaak intensieve voorlichtingsdagen (als proefstuderen) en worden beperkter beïnvloed door algemene voorlichtingsdagen. Ze zeggen ook minder te hebben nagedacht over hun keuze en beginnen daar ook laat mee. Ook spelen idealistische keuzeoverwegingen een kleinere rol bij de uitvallers. Verder starten zij de opleiding met lagere verwachtingen en denken zich er minder thuis te zullen voelen. Ook schatten deze studenten hun kansen op het halen van het einddiploma lager in. 5 Over de studievoortgang in de hogere jaren van de lerarenopleidingen is nog weinig bekend. Om deze studenten te kunnen volgen in de latere jaren van hun opleiding, bouwt ResearchNed in opdracht van het SBO een Studentenpanel op. In het voorjaar van 2011 is dit panel voor de eerste keer bevraagd. Het panel bestaat op dat moment uit studenten in de hbo-sector Onderwijs die in het tweede en derde jaar van hun opleiding zitten. De studenten is gevraagd naar hun huidige situatie, hun oordeel over verschillende aspecten van de lerarenopleiding, hun stage-ervaringen, hun ervaringen met invalwerk en hun interesse in stage/werken in het 1 In de berekening van dit percentage zijn eerstejaars studenten iet meegenomen, alleen de studenten die hun studie na een jaar voortzetten (postpropedeutisch rendement). 2 Inspectie van het Onderwijs (2011). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2009/2010. 3 www.stamos.nl 4 De cijfers wijken af van de door de HBO-Raad gepubliceerde cijfers. De HBO-Raad presenteert in de tabellen met het rendement het aantal van de studenten dat binnen een bepaald aantal jaren na instroom een einddipoma heeft behaald in het hoger onderwijs, ongeacht of dit wordt behaald bij een andere opleiding, een andere hogeschool of een universiteit. 5 ResearchNed (2010). Studiesucces en studieuitval bij eerstejaars in de hbo-onderwijsopleidingen. Rapportage op basis van de Startmonitor 2008-2009. 1

vmbo, mbo en de Randstad. De resultaten van deze eerste bevraging worden in deze rapportage beschreven. De rapportage biedt aanknopingspunten voor hbo-lerarenopleidingen, scholen, schoolbesturen en sociale partners in het primair en voortgezet onderwijs om de opleiding voor toekomstige leraren te verbeteren. 2

2. Methode van onderzoek Om een beeld te krijgen van wat studenten in latere jaren van hun hbo-lerarenopleiding vinden van de opleiding en wat hun verwachtingen zijn over het verdere verloop van de opleiding en hun loopbaan, is een enquête afgenomen onder het Studentenpanel van het SBO. Het studentenpanel Het Studentenpanel bestaat uit respondenten die hebben deelgenomen aan de Startmonitor 6 2008-2009 en 2009-2010 en die daarin aangegeven dat zij voor vervolgonderzoek benaderd mogen worden op hun e-mailadres. Deze studenten bevonden zich op het moment van de eerste bevraging in het tweede en derde jaar van hun opleiding. Het Studentenpanel wordt opgebouwd door ResearchNed in opdracht van het SBO. De enquête De enquête die is afgenomen onder het Studentenpanel ging in op de volgende onderwerpen: - De huidige situatie (volgt men nog dezelfde opleiding of is men van opleiding veranderd of met studeren gestopt en wat zijn daarvan de redenen); - Mening over de (leraren)opleiding (hoe beoordeelt men verschillende aspecten van de opleiding en hoe tevreden is men met de opleiding); - Stage-ervaringen (hoe tevreden is men over de begeleiding vanuit de opleiding en vanuit de stageschool en de praktijkopdrachten en wat zijn verbeterpunten ten aanzien van de stage); - Invalwerk (hoe vaak hebben studenten invalwerk verricht op stagescholen en hoe was de begeleiding en financiering); - Animo voor stages en werken in het vmbo, mbo en de Randstad. Het veldwerk voor deze enquête liep van 20 april tot en met 15 mei 2011. De respondenten werden na de eerste uitnodiging nog tweemaal benaderd met een herinneringsmail. De respons In totaal werden 811 studenten aangeschreven en 440 van hen vulden de vragenlijst in: een respons van 54% (zie tabel 2.1). Tabel 2.1: Respons studentenpanel Cohort Startmonitor Benaderd Respons Respons-% 2008-2009 337 172 51% 2009-2010 474 278 59% Totaal 811 440 54% In het overzicht hieronder is aangegeven hoe de respondenten in de verschillende opleidingscategorieën verdeeld zijn over de achtergrondkenmerken geslacht, vooropleiding en etniciteit. 6 De Startmonitor is een landelijk onderzoek dat sinds het studiejaar 2008-2009 wordt uitgevoerd onder studenten in het eerste studiejaar van het hoger onderwijs. Doel van de Startmonitor is om het studiekeuzeproces, studiesucces en uitval van deze doelgroep in kaart te brengen. 3

Tabel 2.2: Achtergrondkenmerken van respondenten studentenpanel Alleen (Ook) Nederlands allochtoon Totaal Pabo 31 205 62 118 37 233 3 236 2eGraads 56 107 42 79 21 146 17 163 Overig 17 24 7 19 8 39 2 41 Totaal 104 336 111 216 66 418 22 440 4

3. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de eerste bevraging van het Studentenpanel gepresenteerd. Dit panel bestaat (voornamelijk) uit studenten die in het tweede of derde jaar van hun hbo-lerarenopleiding zitten. In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op de uitval uit de opleiding onder deze groep studenten. Vervolgens komt aan de orde hoe de studenten verschillende aspecten van hun opleiding en instelling beoordelen (paragraaf 3.2). Daarna wordt ingegaan op hun stage-ervaringen (paragraaf 3.3). Ervaringen van studenten met het verrichten van invalwerk op de stageschool worden in paragraaf 3.4 behandeld. De wensen en verwachtingen van studenten ten aanzien van het verdere verloop van hun studie en hun baan als leraar komen in de laatste paragraaf aan de orde. In de bijlage worden de bijbehorende tabellen gepresenteerd waarbij de resultaten zijn uitgesplitst naar geslacht, vooropleiding (mbo / havo / vwo), etniciteit (voelt zich alleen Nederlands / voelt zich (ook) allochtoon), uitval (gaat door met dezelfde opleiding aan dezelfde instelling / verandert van opleiding en/of instelling of stopt in het ho) en type lerarenopleiding (pabo / tweedegraads / overig). Daarbij dient opgemerkt te worden dat het aantal respondenten in bepaalde subgroepen aan de lage kant is dat geldt met name voor studenten die zich (ook) allochtoon voelen, maar ook studenten aan overige hbolerarenopleidingen en studenten die uitvallen uit de opleiding - waardoor de resultaten van deze groepen met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden. 3.1 Uitval uit de opleiding Uit landelijke cijfers over uitval uit de hbo-lerarenopleiding blijkt dat de uitval het grootste is in het eerste jaar, maar dat er ook na het eerste jaar nog studenten uitvallen. Van de studenten die in 2007 een hbo-lerarenopleiding zijn ingestroomd is 29,2% na één jaar studie uitgevallen. En na drie jaar studie is dit opgelopen tot 38,2%. 7 Uit de enquête onder het Studentenpanel blijkt dat het merendeel van de 440 respondenten dezelfde opleiding (in dit geval een hbo-lerarenopleiding) aan dezelfde instelling volgt (zie tabel 3.1). Verder zijn 13 respondenten een andere opleiding gaan doen en zijn 28 respondenten tijdelijk of volledig gestopt met studeren in het hoger onderwijs. Dit betekent dat bijna één op de tien respondenten niet meer dezelfde opleiding volgt. Tabel 3.1: Huidige situatie Zelfde opleiding, zelfde instelling Zelfde opleiding, andere instelling Andere opleiding zelfde instelling, Andere opleiding, andere instelling Tijdelijk gestopt in ho Definitief gestopt in ho Pabo 204 4 3 5 9 8 2eGraads 149 1 1 2 4 6 Overig 38 0 1 1 0 1 Totaal 391 5 5 8 13 15 Van de studenten die aangeven dezelfde opleiding aan dezelfde instelling te volgen, zijn de meesten voornemens deze opleiding aan deze instelling af te maken. Vier respondenten zijn van plan om van opleiding te veranderen en een vergelijkbaar aantal wil van instelling veranderen. Eén student geeft aan te willen stoppen met de opleiding. 7 www.stamos.nl 5

Studenten die tijdelijk of definitief zijn gestopt met studeren of dat van plan zijn (n=29), noemen hiervoor diverse redenen. Meest genoemde renden zijn negatieve ervaringen tijdens de stage (n=12), persoonlijke omstandigheden (n=11) en dat de studie te zwaar was (n=9). Van de groep studenten die tijdelijk of definitief is gestopt met studeren (n=28) verricht het merendeel momenteel betaald werk (n=25). Bijna de helft is definitief gestopt met studeren in het hoger onderwijs. Ruim een derde is van plan om in de toekomst een andere opleiding in het hoger onderwijs te gaan volgen. En vier respondenten geven aan hun opleiding op een later tijdstip weer op te willen pakken. 3.2 Mening over opleiding en instelling Over het algemeen zijn de bevraagde studenten aan een hbo-lerarenopleiding positief over verschillende aspecten van de opleiding en instelling, zoals de sfeer op de opleiding, de kwaliteit van de docenten, de inhoud van de opleiding, het leven als student en de onderwijsvoorzieningen (computers, bibliotheek, onderwijsruimtes). Het meest positief zijn ze over persoonlijk contact met medestudenten. Dit aspect van de opleiding krijgt van de studenten gemiddeld het hoogste rapportcijfer: een acht. Het georganiseerde studentenleven krijgt gemiddeld het laagste rapportcijfer (een zes; zie figuur 3.1). Hoewel de verschillen beperkt zijn, lijkt het erop dat studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding over het algemeen iets minder positief zijn over de verschillende aspecten van de opleiding en instelling dan pabo-studenten. Ook studenten die zich (ook) allochtoon voelen, lijken deze aspecten van de opleiding iets minder positief te beoordelen in vergelijking met studenten die zich alleen Nederlands voelen. En hetzelfde geldt voor studenten die uitvallen (d.w.z. vernaderen van opleiding en/of instelling danwel stoppen in het hoger onderwijs) ten opzichte van studenten die doorstuderen aan dezelfde opleiding en instelling (zie tabel B1 in de bijlage). Figuur 3.1: Oordeel over verschillende aspecten van de opleiding en instelling Persoonlijk contact met medestudenten De sfeer op de opleiding Persoonlijk contact met docenten De kwaliteit van de docenten Interessante inhoud van de opleiding De onderwijsvoorzieningen Het leven als student De studiebegeleiding De onderwijsmethode, leer- en werkvormen De algemene voorzieningen Het georganiseerde studentenleven 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 gemiddeld rapportcijfer Wel vinden de studenten aan een hbo-lerarenopleiding de opleiding over het algemeen zwaar. Dit heeft met name te maken met de intensiteit van de opleiding (hoeveelheid werk, 6

studielast); 78% van de studenten vindt de opleiding zeer intensief (zie figuur 3.2). Daarnaast vindt ruim de helft het aandeel praktijk in de opleiding (zeer) veel en bijna de helft vindt dat van het aandeel theorie in de opleiding. Het niveau (de moeilijkheidsgraad) is volgens 44% (zeer) hoog. Pabo-studenten lijken de intensiteit (studielast) van de opleiding en het aandeel praktijk in de opleiding over het algemeen als zwaarder te beoordelen, terwijl studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding juist het niveau (moeilijkheidsgraad) en het aandeel theorie als zwaarder beoordelen. Verder vinden studenten met een mbo-vooropleiding de opleiding over het algemeen wat zwaarder en studenten die afkomstig zijn van het vwo juist wat minder zwaar. Dat geldt met name voor het niveau (de moeilijkheidsgraad), de intensiteit (studielast) en het aandeel theorie in de opleiding. Het aandeel praktijk in de opleiding wordt juist door studenten met een vwoachtergrond als zwaarder beoordeeld dan door studenten met een mbo-vooropleiding (zie tabel B2 in de bijlage). Figuur 3.2: Intensiteit, aandeel praktijk, aandeel theorie en het niveau van/in de opleiding 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% De intensiteit (hoeveelheid werk, studielast) Het aandeel praktijk in de opleiding Het aandeel theorie in de opleiding Het niveau, de moeilijkheidsgraad (Zeer) laag /weinig Neutraal (Zeer) hoog/veel Overall, zijn studenten aan een hbo-lerarenopleiding tevreden met hun opleiding en met de instelling waaraan zij studeren. Beide aspecten worden door de studenten met een voldoende beoordeeld; de opleiding krijgt gemiddeld een 7,4 en de instelling een 7,1. Een grote meerderheid zou weer dezelfde opleiding en instelling kiezen als ze opnieuw een keuze zouden moeten maken (zie tabel 3.2). 7

Tabel 3.2: Als je opnieuw een keuze zou moeten maken, zou je dan dezelfde opleiding en instelling kiezen? Percentage Ja, dezelfde opleiding en instelling 86% Nee, dezelfde opleiding, maar aan een andere instelling 9% Nee, een andere opleiding en een andere instelling 4% Nee, dezelfde instelling, maar een andere opleiding 1% Nee, niet gaan studeren 1% Totaal (N) 363 3.3 Stages en praktijkopdrachten De stages vormen een belangrijk onderdeel van de lerarenopleiding. Tijdens de stages leren studenten hun verworven kennis, vaardigheden en competenties in praktijk te brengen. De studenten maken kennis met het leraarsberoep en de schoolorganisatie, doen ervaring op met het verzorgen van onderwijs en begeleiden van leerlingen en leren hun eigen sterke en zwakke kanten als leraar kennen die ze vervolgens verder kunnen ontwikkelen danwel verbeteren. Tijdens de stages worden de studenten begeleid door een medewerker vanuit de opleiding en een medewerker vanuit de stageschool. In deze paragraaf worden de stageervaringen van studenten beschreven. Stage zoeken Uit de enquête onder de leden van het Studentenpanel blijkt dat de meeste studenten aan een hbo-lerarenopleiding stage hebben gelopen en/of momenteel stage lopen als onderdeel van de opleiding. Over het algemeen ondervinden zij weinig tot zeer weinig moeite met het zoeken van een stageplaats. Toch geeft 8% aan hier veel tot zeer veel moeite mee te hebben (zie figuur 3.3). Gemiddeld hebben studenten ongeveer twee keer gesolliciteerd voor een stageplek. De helft van de studenten is tevreden tot zeer tevreden over de voorbereiding vanuit de opleiding op de stage. En 18% is hierover (zeer) ontevreden. Over het algemeen hebben pabo-studenten minder moeite met het zoeken van een stage, vergeleken met studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding (zie tabel B3 in de bijlage). Van de pabo-studenten geeft 4% aan veel tot zeer veel moeite te hebben om een stageplaats te vinden. Van studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding is dit 15%. Pabo-studenten hebben gemiddeld minder vaak hoeven solliciteren voor een stageplek, dan studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding (gemiddeld 1,6 keer versus gemiddeld 2,9 keer). Pabostudenten zijn ook vaker tevreden tot zeer tevreden over de voorbereiding op de stage vanuit de opleiding (63%) dan studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding (31%). Voor studenten met een vwo-vooropleiding geldt hetzelfde als voor pabo-studenten; zij lijken iets minder moeite te hebben met het zoeken van een stage, hebben gemiddeld minder vaak hoeven solliciteren voor een stageplek en zijn vaker tevreden tot zeer tevreden over de voorbereiding op de stage vanuit de opleiding in vergelijking met studenten met een mbo- of hbo-vooropleiding. 8

Figuur 3.3: Hoeveel moeite heb je over het algemeen moeten doen om een stageplaats te vinden? 7% 1% 12% zeer weinig moeite weinig moeite 23% 57% noch veel, noch weinig moeite veel moeite zeer veel moeite Begeleiding vanuit de stageschool Over de begeleiding door de stagementor op de stageschool zijn de studenten aan een hbolerarenopleiding over het algemeen positief. Een ruime meerderheid (74%) is tevreden tot zeer tevreden over de totale begeleiding door de stagementor. Het meest tevreden zijn ze over de mogelijkheid om vragen te stellen aan en problemen te bespreken met de stagementor; 75% is hierover tevreden tot zeer tevreden (zie figuur 3.4). Het minst tevreden is men over het voor aanvang van de stage bespreken en vaststellen van de tijdplanning met een overzicht van de lesactiviteiten en opdrachten voor de betreffende stageperiode, maar ook hiermee is 61% (zeer) tevreden. Ook geeft drie kwart van de studenten aan zich thuis te voelen op de stageschool. Studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding zijn over het algemeen wat minder tevreden over de begeleiding vanuit de stageschool dan pabo-studenten. Van de studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding is 67% tevreden tot zeer tevreden over de begeleiding door de stagementor en van de pabo-studenten is dit 78%. Verder is bijvoorbeeld 65% van de studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding (zeer) tevreden over het aantal overlegmomenten met de stagementor en de tijd die de stagementor voor hen heeft, terwijl 77% van de pabo-studenten hier (zeer) tevreden mee is (zie tabel B4 in de bijlage). Ook studenten met een havo-vooropleiding zijn over het algemeen wat minder positief over de begeleiding door de stagementor op de stageschool dan studenten met een mbo- en vwovooropleiding. Hetzelfde geldt voor die uitvallen (d.w.z. vernaderen van opleiding en/of instelling danwel stoppen in het hoger onderwijs) ten opzichte van studenten die doorstuderen aan dezelfde opleiding en instelling. 9

Figuur 3.4: Hoe tevreden ben je over het algemeen over de volgende aspecten van de begeleiding door de stagementor op de stageschool? De mogelijkheid om vragen te stellen en problemen te bespreken De feedback De tijd die de stagementor voor je heeft Het aantal overlegmomenten Observatie en evaluatie van lessen en opdrachten Informeren en adviseren bij de lesvoorbereiding Introductie op de stageschool Voor aanvang van de stage vaststellen van de tijdsplanning, lesactiviteiten en opdrachten 0% 20% 40% 60% 80% 100% percentage (zeer) tevreden Begeleiding vanuit de opleiding Over de begeleiding door de stagebegeleider vanuit de opleiding zijn de studenten aan een hbo-lerarenopleiding over het algemeen minder positief. Bijna de helft van de studenten is tevreden tot zeer tevreden over de totale begeleiding door de stagebegeleider. Aspecten waar de meeste studenten (zeer) tevreden over zijn, zijn mogelijkheid om vragen se stellen en problemen te bespreken (60%) en de feedback van de stagebegeleider (54%). Met name de communicatie tussen de stagebegeleider en de stageschool, de stagebezoeken van de stagebegeleider aan de stageschool, het aantal overlegmomenten met de stagebegeleider en de tijd die de stagebegeleider voor de studenten heeft vormen een aandachtspunt; hierover is minder dan de helft van de studenten tevreden tot zeer tevreden (zie figuur 3.5). Over het algemeen zijn studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding minder tevreden met de begeleiding door de stagebegeleider vanuit de opleiding in vergelijking met pabostudenten. Zo is bijvoorbeeld 32% van de studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding tevreden tot zeer tevreden met de stagebezoeken van de stagebegeleider aan de stageschool, tegenover 46% van de pabo-studenten. En 28% van de tweedegraders is (zeer) tevreden over de communicatie tussen de stagebegeleider en de stageschool, terwijl 39% van de pabostudenten hier (zeer) tevreden over is (zie tabel B5 in de bijlage). Studenten die zich (ook) allochtoon voelen zijn over het algemeen ook iets minder positief over de begeleiding vanuit de opleiding dan studenten die zich alleen Nederlands voelen. Hetzelfde geldt voor studenten die uitvallen ten opzichte van studenten die doorgaan met de opleiding. 10

Figuur 3.5: Hoe tevreden ben je over het algemeen over de volgende aspecten van de begeleiding door de stagebegeleider vanuit de opleiding? De mogelijkheid om vragen te stellen en problemen te bespreken De feedback De tijd die de stagebegeleider voor je heeft Het aantal overlegmomenten De stagebezoeken aan de stageschool De communicatie met de stageschool 0% 20% 40% 60% 80% 100% percentage (zeer) tevreden Praktijkopdrachten Ook over de praktijkopdrachten zijn de studenten aan een hbo-lerarenopleiding minder tevreden. Het meest positief zijn studenten over de begeleiding bij de stageopdracht vanuit de stageschool; 51% is hierover tevreden tot zeer tevreden. Het minst positief zijn studenten over de begeleiding bij de stageopdracht vanuit de opleiding; 32% is hierover (zeer) tevreden (zie figuur 3.6). Studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding zijn over het algemeen wat minder positief over verschillende aspecten van de stageopdrachten dan de pabo-studenten (zie tabel B6 in de bijlage). Verder zijn studenten met een havo-vooropleiding over het algemeen minder tevreden met de meeste aspecten van de praktijkopdrachten, vergeleken met studenten met een mbo- en vwo-vooropleiding. Dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de duidelijkheid van de opdracht, de duidelijkheid over de beoordelingscriteria, de mate waarin in de opdracht een koppeling wordt gemaakt tussen theorie en praktijk en de begeleiding bij de opdracht vanuit de stageschool. Ook studenten die uitvallen zijn over het algemeen wat minder positief over verschillende aspecten van de stageopdrachten dan studenten die doorstuderen. Datzelfde geldt voor studenten die zich (ook) allochtoon voelen ten opzichte van studenten die zich alleen Nederlands voelen. 11

Figuur 3.6: Hoe tevreden ben je over de volgende aspecten van de praktijkopdrachten? De begeleiding vanuit de stageschool Koppeling tussen theorie en praktijk Afstemming op de situatie op de stageschool Afstemming op persoonlijke interesses Duidelijkheid beoordelingscriteria De inhoud van de stageopdracht Duidelijkheid opdracht De begeleiding vanuit de opleiding 0% 20% 40% 60% 80% 100% percentage (zeer) tevreden Overige stagekenmerken Het merendeel van de studenten aan een hbo-lerarenopleiding is positief over de lengte van de stage, het aantal keer dat stage wordt gelopen en de verhouding stagedagen/schooldagen tijdens de stage (ongeveer 70% vindt deze aspecten precies goed). Ongeveer een vijfde vindt de lengte van de stage te kort. Een vergelijkbaar deel vindt het aantal stages en het aandeel stagedagen tijdens de stage (tov het aantal schooldagen) te weinig. Studenten met een vwo-vooropleiding zijn over het algemeen iets meer tevreden over de lengte van de stage en het aantal keer dat je stage moet lopen dan studenten met een mbo- of havo-vooropleiding; ruim 80% vindt deze aspecten precies goed. Verder zijn er aanwijzingen dat allochtone studenten over deze aspecten minder tevreden zijn dan autochtone studenten (zie tabel B7 t/m tabel B9 in de bijlage). Over de keuzevrijheid met betrekking tot onder-, midden- of bovenbouw is 58% van de pabostudenten tevreden. Ongeveer een derde zou hierover meer keuzevrijheid willen hebben. Een vergelijkbaar beeld is te zien voor studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding ten aanzien van de keuzevrijheid met betrekking tot vmbo, mbo of onderbouw havo en vwo. De aansluiting van de theorie in de opleiding op de stage is volgens 55% (zeer) goed. Ruim een kwart (29%) oordeelt hierover neutraal (noch goed, noch slecht) en 15,5% vindt dat de stage(s) (zeer) slecht aansluit(en) op de theorie die ze tijdens de opleiding hebben gehad. Pabo-studenten zijn hierover iets positiever dan studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding; 61% van de pabo-studenten vindt dat de stage (zeer) goed aan sluit op de theorie die ze tijdens de opleiding hebben gehad tegenover 47% van de studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding. Ook studenten met een vwo-vooropleiding zijn hierover meer tevreden dan studenten met een mbo- of hbo-vooropleiding. Studenten die zich (ook) allochtoon voelen zijn over het algemeen minder tevreden over de aansluiting tussen de theorie in de opleiding op de stage, vergeleken met studenten die zich alleen autochtoon voelen (zie tabel B10 in de bijlage). 12

Overall oordeel stage-ervaring De meerderheid (81%) van de studenten aan een hbo-lerarenopleiding is positief tot zeer positief over hun stage-ervaring tot nu toe. Het oordeel over hun stage-ervaring wordt met name bepaald door de sfeer/cultuur op de stageschool, de begeleiding vanuit de stageschool en de professionaliteit (werkwijze) van de stageschool. Studenten met een vwo-vooropleiding zijn over het algemeen iets positiever over hun stageervaringen tot nu toe; 91% beschrijft deze als (zeer) positief. Onder allochtone studenten en studenten die uitvallen of zijn uitgevallen liggen de percentages aanzienlijk lager; respectievelijk 56% en 46% is positief tot zeer positief over hun stage-ervaring tot nu toe (zie tabel B11 in de bijlage). Ruim een derde van de studenten is door de stage positiever gaan denken over een loopbaan als leraar en 18% negatiever. Bij de overige studenten (43%) is het beeld over een loopbaan als leraar hetzelfde gebleven als voor de stage. Bij allochtone studenten en studenten die zijn uitgevallen uit de opleiding heeft de stage een ongunstiger effect op hoe ze denken over een loopbaan als leraar; 56% van de allochtone studenten en 44% van de studenten die zijn uitgevallen zijn door de stage negatiever gaan denken over en loopbaan als leraar. Door de stage zijn mannelijke studenten en studenten met een havo-vooropleiding vaker anders (zowel positiever als negatiever) gaan denken over een loopbaan als leraar (zie tabel B12 in de bijlage). Verbeterpunten ten aanzien van de stage De tips die studenten aan de opleiding geven om de kwaliteit van de stages te verbeteren, zijn divers. Meest genoemde tips zijn duidelijkere stageopdrachten, stageopdrachten beter laten aansluiten bij de praktijk in de school, meer contact tussen opleiding en stageschool, betere verhouding tussen theorie en praktijk in de opleiding en duidelijkere beoordelingscriteria voor de stageopdrachten (zie tabel 3.3). Volgens 8% van de studenten is alles goed geregeld en zij hebben dan ook geen tips aan de opleiding om de stage te verbeteren. Tabel 3.3: Belangrijkste tips aan de opleiding om de kwaliteit van de stages te verbeteren Percentage Duidelijkere stage-opdrachten 37% De stage-opdrachten beter aan laten sluiten bij de praktijk in de school 32% Meer contact tussen de opleiding en de stageschool 29% Een betere verhouding tussen theorie en praktijk in de opleiding 25% Duidelijkere beoordelingscriteria voor de stage-opdrachten 20% Studenten in de voorbereiding een beter beeld geven van de inhoud van een stage 17% Stageopdrachten meer richten op projecten in de school of buitenschoolse activiteiten 13% Zelf vanaf de eerste stage mogen kiezen in welke bouw je stage loopt 11% Meer contact tussen stagiair en de opleiding 9% Meerdere stagiaires op een stageschool plaatsen 8% Stages combineren met school (dus stage over meerdere weken uitspreiden) 6% Meer hulp bij het zoeken naar een stage 5% Meerdere kortere stages 4% Meer stagiaires van hetzelfde geslacht op een stageschool plaatsen 0% Meer stagiaires met dezelfde culturele achtergrond op een stageschool plaatsen 0% Ten aanzien van de stageschool geeft 38% van de studenten aan geen tips te hebben om de kwaliteit van de stages te verbeteren; zij vinden dat alles goed geregeld is. De studenten die wel tips hebben voor de stageschool, noemen vooral als belangrijkste tips de stagiair meer 13

betrekken bij de dagelijkse gang van zaken, meer contact tussen stageschool en opleiding, meer contact tussen stagiair en personeelsteam en meer moeite doen om de stagiair zich ook echt thuis te laten voelen (zie tabel 3.4). Tabel 3.4: Belangrijkste tips aan de stageschool om de kwaliteit van de stages te verbeteren Percentage Stagiair meer betrekken bij dagelijkse gang van zaken 29% Meer contact tussen stageschool en de opleiding 20% Meer contact tussen stagiair en personeelsteam 18% Meer moeite doen om de stagiair zich ook echt thuis te laten voelen 18% Stagiair meer ruimte geven voor stageopdracht 12% Contact tussen stagiaires onderling stimuleren 9% Meer contact tussen stagiair en begeleider vanuit school 8% Meerdere stagiaires aanstellen op een school 8% Stagiair meer vrijheid geven, bijvoorbeeld door lessen te laten voorbereiden en geven 8% 3.4 Invalwerk In de praktijk komt het nog wel eens voor dat studenten door hun stageschool gevraagd worden om in te vallen bij ziekte van een leerkracht. Voor beide partijen kan dit gunstig zijn; de school is er mee geholpen en de student leert er van. Het is echter wel van belang dat dit invalwerk op een verantwoorde manier wordt geregeld. Studenten hebben nog geen bevoegdheid om geheel zelfstandig les te geven. Onder verantwoordelijkheid van een leerkracht van de stageschool mag dit wel. Het is van belang dat de student begeleiding krijgt en een aanspreekpunt heeft gedurende het invalwerk. Ook is het van belang dat het invalwerk in omvang beperkt blijft, zodat het de studievoortgang van de student niet belemmert. In de enquête onder het Studentenpanel is nagegaan hoe vaak studenten tijdens hun opleiding invalwerk verrichten op hun stageschool, hoe de begeleiding is geregeld en de financiële vergoeding. De uitkomsten worden in deze paragraaf besproken besproken. Omvang van het invalwerk Ongeveer de helft van de studenten aan een hbo-lerarenopleiding geeft aan in het huidige studiejaar (2010-2011) wel eens benaderd te zijn door de stageschool om in te vallen, bijvoorbeeld ter vervanging van een zieke leraar. 8 Studenten die in het derde jaar van hun opleiding zitten, geven relatief vaker aan hiervoor te zijn benaderd dan studenten in het tweede jaar van hun opleiding (66% versus 45%). Gemiddeld zijn deze studenten ongeveer vier keer benaderd om in te vallen. Het merendeel is (altijd of soms) op dat verzoek ingegaan. Het doen van het gevraagde invalwerk heeft volgens twee derde van de studenten ook een positieve invloed gehad op hoe er op de stageschool tegen hen werd aangekeken en/of omgegaan. Gemiddeld hebben de studenten zes dagen ingevallen verspreid over een periode van negen weken. Pabo-studenten zijn in het huidige studiejaar gemiddeld vaker benaderd om in te vallen dan studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding (4,8 keer versus 3,2 keer). Pabo-studenten zijn ook iets vaker op het verzoek om in te vallen ingegaan (95% versus 84%). Daarnaast geven pabo-studenten vaker aan dat het verrichten van invalwerk een positieve invloed had op 8 In het voorgaande studiejaar (2009-2010) zijn aanzienlijk minder studenten benaderd om in te vallen (nog geen kwart). 14

hoe er op de stageschool tegen hen aan werd gekeken en/of met hen om werd gegaan, vergeleken met studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding (76% versus 52%). Echter, studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding die wel zijn benaderd om in te vallen en dat ook hebben gedaan hebben gemiddeld meer dagen ingevallen, vergeleken met pabostudenten die invalwerk hebben verricht. Deze dagen zijn voor studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding wel verspreid over een langere periode (zie tabel B13a t/m B17 in de bijlage). Ook mannen zijn gemiddeld vaker benaderd met het verzoek om in te vallen dan vrouwen (4,8 keer versus 3,5 keer). Mannen gaan ook iets vaker in op dit verzoek (98% versus 89%). Verder hebben mannen meer dagen ingevallen dan vrouwen, maar deze dagen zijn voor mannen wel verspreid over een langere periode. Begeleiding en financiële vergoeding In ruim de helft van de gevallen (54%) was het invalwerk afgestemd met de opleiding. De meeste studenten aan een hbo-lerarenopleiding werden gedurende het invalwerk begeleid door iemand vanuit de stageschool (71%). De meerderheid was tevreden over deze begeleiding. Begeleiding vanuit de opleiding tijdens het invalwerk komt nauwelijks voor; 11% van de studenten geeft aan tijdens het invalwerk te zijn begeleid door iemand vanuit de opleiding. Studenten met een mbo-vooropleiding geven vaker aan dat het invalwerk is afgestemd met de opleiding (71%) Bij studenten met een vwo-vooropleiding gebeurt dit minder vaak (42%). In vergelijking met pabo-studenten geven studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding vaker aan gedurende het invalwerk begeleid te worden door iemand vanuit de opleiding (17% versus 8%). Ook mannen geven vaker aan gedurende het invalwerk begeleid te worden door iemand vanuit de opleiding dan vrouwen (20% versus 8%). Datzelfde geldt voor studenten met een mbo-vooropleiding ten opzichte van studenten met een hbo- of vwo-vooropleiding (17% versus 9% en 8%; zie tabel B18 t/m tabel B22 in de bijlage). Over de financiële vergoeding tijdens het invalwerk zijn vooraf meestal geen duidelijke afspraken gemaakt. De meeste studenten kregen geen vergoeding voor het invalwerk (66%). Het overige deel ontving hiervoor een stagevergoeding (17%) of salaris (18%). Mannen geven vaker aan vooraf duidelijke afspraken te hebben gemaakt over de financiële vergoeding voor het invalwerk dan vrouwen (37% versus 26%). Pabo-studenten ontvangen vaker geen vergoeding voor het invalwerk dan studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding (74% versus 53%; zie tabel B23 t/m tabel B24 in de bijlage). Mening over het doen van invalwerk Over het algemeen vonden studenten het invalwerk leuk en leerzaam. Maar liefst 87% van de studenten vond het leuk tot heel erg leuk om in te vallen. En 93% geeft aan het invalwerk (heel erg) leerzaam te vinden. 3.5 Een baan als leraar: verwachtingen en wensen Zoals in de inleiding reeds is aangegeven, valt het studierendement van de hbolerarenopleidingen te verbeteren. Uitval onder studenten is met name hoog in het eerste jaar van de opleiding, maar ook in de latere jaren vallen studenten uit. Wel blijkt uit cijfers dat de meerderheid (bijna drie kwart) van de afgestudeerden aan de pabo en tweedegraads lerarenopleidingen direct na het afstuderen een baan in het onderwijs heeft. 9 Verder blijkt dat 9 www.stamos.nl 15

het vmbo over het algemeen meer moeite heeft om leraren te werven en te behouden dan de overige onderwijstypen. Dit zou toe te schrijven zijn aan de relatief lastige leerlingenpopulatie in het vmbo. 10 Uit een onderzoek onder ruim 1.300 docenten in het vmbo blijkt dat ongeveer tweederde van de docenten door een samenloop van omstandigheden op het vmbo terecht is gekomen. Slechts een kwart heeft destijds bewust voor het vmbo gekozen. In deze paragraaf wordt beschreven wat de verwachtingen van studenten zelf zijn ten aanzien van het behalen van het einddiploma en hun start als leraar na afstuderen. Ook wordt een beeld gegeven van het animo onder studenten om les te geven op het vmbo en mbo, in de Randstad en op scholen die niet in de buurt liggen. Verwachtingen ten aanzien van einddiploma en start als leraar Studenten aan een hbo-lerarenopleiding zijn over het algemeen optimistisch over de kans die ze zichzelf geven om het einddiploma van hun huidige opleiding te halen. Gemiddeld ligt deze kans op 91%. Ook schatten studenten de kans dat ze na het afronden van de lerarenopleiding aan de slaag gaan als leraar vrij hoog in (gemiddelde= 85%). Van de studenten die na de opleiding aan de slag willen gaan als leraar is 60% van plan dit direct te doen, 19% weet dit nog niet en 11% wil eerst nog een vervolgopleiding doen. Studenten met een mbo-vooropleidingen willen vaker direct na de opleiding aan de slag gaan als leraar dan studenten met een havo- of vwo-vooropleiding (zie tabel B30 in de bijlage). Degenen die niet als leraar aan de slag willen gaan (n=44), geven hiervoor als redenen vooral aan dat het beroep van leraar niet aansluit bij hun wensen, de loopbaan/carrièremogelijkheden te beperkt te vinden en dat het beroep te veel van ze vraagt. Stage lopen en lesgeven in het vmbo, mbo en de Randstad Onder studenten aan de tweedegraads lerarenopleidingen is het animo om na afronding van de opleiding les te geven op het vmbo vrij groot. Van de studenten aan de tweedegraads lerarenopleidingen heeft ongeveer drie kwart stage gelopen op het vmbo. Van de studenten die hier nog geen stage hebben gelopen, is ruim een derde van plan dit gedurende de opleiding nog te doen. Op de vraag of men na afronding van de opleiding les zou willen geven op het vmbo, antwoordt 59% met ja. Voor het mbo en de Randstad is het beeld over het algemeen wat minder gunstig dan voor het vmbo. Drie tiende van de studenten aan de tweedegraads lerarenopleidingen heeft gedurende de opleiding stage gelopen op het mbo. Ongeveer een vijfde van de studenten die nog geen stage hebben gelopen op het mbo, is van plan om dit gedurende de opleiding nog te gaan doen. En iets minder dan de helft (46%) zou na afronding van de opleiding les willen geven in het mbo. Een derde van de studenten aan een hbo-lerarenopleiding geeft aan stage te hebben gelopen op een school in de Randstad. Van de studenten die dit nog niet hebben gedaan, is 8% van plan dit gedurende de opleiding nog te doen. En 41% geeft aan na afronding van de opleiding les te willen geven op een school in de Randstad. Studenten die studeren aan een hbolerarenopleiding buiten de Randstad hebben minder vaak stage gelopen op een school in de Randstad dan studenten die studeren aan een opleiding in de Randstad (4% versus 59%). Zij zijn ook aanzienlijk minder vaak van plan dit tijdens hun opleiding alsnog te doen (1% versus 21%). Ook geven studenten die studeren aan een hbo-lerarenopleiding buiten de Randstad minder vaak aan na afronding van de opleiding les te willen geven op een school in de Randstad dan studenten die studeren in de Randstad (14% versus 63%). 10 ResearchNed (2011). Arbeidsmarktbarometer po, vo en bve schooljaar 2009-2010. 16

Stage lopen en lesgeven op scholen die niet in de buurt liggen Verder is een aanzienlijk deel van de studenten aan een hbo-lerarenopleiding bereid om stage te lopen of les te geven op een school die niet in de buurt ligt. Bijna twee derde van de studenten (60%) geeft aan gedurende de opleiding stage te willen lopen op een school die niet in de buurt ligt als daarvoor financiële middelen (bijvoorbeeld vergoeding van reis- en verblijfkosten) beschikbaar zouden zijn. Een vergelijkbaar percentage (61%) is bereid om na afronding van de opleiding les te geven op een school niet in de buurt ligt. En 48% zou bereid zijn om hiervoor te verhuizen. Hierin verschillen pabo-studenten en studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding nauwelijks van elkaar. Vrouwen zijn minder vaak dan mannen bereid om na afronding van de opleiding les te geven op een school die niet in de buurt ligt; 57% van de vrouwen is hiertoe bereid tegenover 72% van de mannen. En studenten met een mbo-vooropleiding lijken minder vaak bereid om hiervoor te verhuizen dan studenten met een havo- of vwo-vooropleiding; 31% van de studenten met een mbo-vooropleiding is hiertoe bereid tegenover 58% van de studenten met een havo-vooropleiding en 59% van de studenten met een vwo-vooropleiding (zie tabel B40 en tabel B41 in de bijlage). 17

4. Conclusies 1. Uit een eerste enquête onder het Studentenpanel blijkt dat het merendeel van de studenten nog dezelfde opleiding aan dezelfde instelling volgen en in het tweede of derde jaar van een hbo-lerarenopleiding zitten. Elf procent is veranderd van opleiding of instelling danwel gestopt in het hoger onderwijs. 2. De studenten zijn over het algemeen erg tevreden over de hbo-lerarenopleiding die ze volgen (of hebben gevolgd). Wel vinden ze de opleiding over het algemeen zwaar. Dat geldt met name ten aanzien van de intensiteit van de opleiding (de studielast, hoeveelheid werk). Pabo-studenten zijn over het algemeen iets positiever over de verschillende aspecten van de opleiding en instelling dan studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding. 3. Over hun stage-ervaringen zijn studenten over het algemeen vrij positief. Dat geldt met name ten aanzien van het zoeken van een stage en de begeleiding vanuit de stageschool. De begeleiding vanuit de opleiding en de stageopdrachten vormen wel aandachtspunten. Deze aspecten worden door de studenten minder positief beoordeeld. Studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding zijn over het algemeen iets minder positief over verschillende aspecten van de stage en stageopdrachten, vergeleken met pabo-studenten. 4. Verder blijkt dat het invalwerk dat studenten verrichten op de stagescholen beperkt is. Ongeveer de helft van de studenten is in het schooljaar 2010-2011 wel eens benaderd voor invalwerk en de meerderheid is (soms of altijd) op dat verzoek ingegaan. Daarbij gaat het steeds om een beperkt aantal dagen verspreid over een redelijke periode. Gemiddeld hebben de studenten zes dagen ingevallen verspreid over een periode van negen weken. De meeste studenten worden tijdens het invalwerk ook begeleid vanuit de stageschool. Afstemming met en begeleiding vanuit de opleiding vindt nog in beperkte mate plaats. Ook worden over de financiële vergoeding vooraf meestal geen duidelijke afspraken gemaakt. De meeste studenten ontvangen ook geen vergoeding voor hun invalwerk. Studenten vinden het doen van het invalwerk over het algemeen wel leerzaam en leuk om te doen. 5. Hoewel landelijke cijfers aantonen dat het rendement van lerarenopleidingen laag is, zijn de ondervraagde studenten over het algemeen erg positief over hun verwachting om het einddiploma van hun huidige opleiding te halen. Ook de kans om na afronding van de lerarenopleiding aan de slag te gaan als leraar schatten de studenten vrij hoog in. 6. Ook het animo onder studenten om les te gaan geven in het vmbo is redelijk. Ruim de helft (59%) van de studenten aan een tweedegraads lerarenopleiding zou na de afronding van de opleiding les willen geven op het vmbo. Het animo voor het lesgeven op het mbo en in de Randstad is wat minder maar ook niet slecht; 41% zou na afronding van de studie les willen geven op het mbo en 46% op een school in de Randstad. Het animo om les te gaan geven in de Randstad is lager onder studenten die studeren aan een hbolerarenopleiding buiten de Randstad dan onder studenten die studeren aan een opleiding in de Randstad (14% versus 63%). Verder is een aanzienlijk deel van de studenten aan een hbo-lerarenopleiding bereid om stage te lopen of les te geven op een school die niet in de buurt ligt. 18

Bijlage Tabellen 19

20

Tabel B1: Wat is nu je oordeel over de volgende aspecten van je huidige / vorige / afgebroken opleiding en instelling? (gemiddeld rapportcijfer) Totaal Geslacht Vooropleiding Etniciteit Uitval Opleiding Alleen (Ook) Gaat Valt Ned. allocht. door uit Pabo 2eGr. Overig Interessante inhoud van de opleiding 7,4 7,4 7,5 7,5 7,4 7,5 7,4 7,5 7,5 7,2 7,3 7,5 8,1 De onderwijsmethode, leer- en werkvormen 7 6,8 7 7 6,9 7,1 7 6,5 7,1 6,4 7,1 6,7 7,5 De kwaliteit van de docenten 7,4 7,5 7,4 7,4 7,5 7,5 7,5 7 7,5 6,9 7,5 7,2 8,1 Persoonlijk contact met docenten 7,6 7,4 7,6 7,5 7,6 7,8 7,6 6,9 7,7 6,8 7,7 7,3 7,8 Persoonlijk contact met medestudenten 8,1 8,2 8,1 8 8,3 8,2 8,2 6,9 8,1 7,7 8,3 7,7 8,5 De studiebegeleiding 7 6,8 7 7,1 6,9 7,4 7 6,3 7,1 6,2 7,3 6,5 6,8 De sfeer op de opleiding 7,8 7,8 7,8 7,8 7,9 8 7,9 7 7,9 7,2 8,1 7,3 8,6 De onderwijsvoorzieningen 11 7,3 7,4 7,2 7,3 7,2 7,3 7,3 6,6 7,3 7 7,6 6,8 7,3 De algemene voorzieningen 12 6,7 6,9 6,7 6,6 6,8 6,8 6,8 6 6,8 6,4 6,9 6,4 7,3 Het leven als student 7 7,1 7 6,9 7,2 7,4 7 6,5 7,1 6,2 7,2 6,6 7,7 Het georganiseerde studentenleven 13 6 6,2 5,9 5,9 6,1 6,3 6 5,7 6,1 5,1 6,1 5,7 6,4 Totaal (N) 416 101 315 105 205 62 395 21 367 49 221 156 39 Tabel B2: Oordeel van studenten over de zwaarte van de opleiding Totaal Geslacht Vooropleiding Etniciteit Uitval Opleiding Alleen (Ook) Gaat Valt Ned. allocht. door uit Pabo 2eGr. Overig (Zeer) laag niveau 14% 17% 13% 8% 14% 21% 14% 10% 12% 23% 17% 11% 8% Het niveau, de moeilijkheidsgraad Geen hoog, geen laag niveau 42% 36% 44% 41% 46% 47% 43% 24% 41% 48% 50% 35% 26% (Zeer) hoog niveau 44% 48% 43% 51% 41% 32% 43% 67% 46% 29% 33% 54% 67% De intensiteit (Zeer) weinig werk 6% 11% 4% 3% 7% 3% 5% 14% 5% 15% 3% 10% 5% (hoeveelheid werk, Niet weinig, niet veel werk 17% 14% 17% 14% 18% 24% 17% 10% 16% 23% 17% 18% 8% studielast) (Zeer) intensief 78% 75% 78% 83% 75% 73% 78% 76% 80% 63% 80% 72% 87% (Zeer) weinig theorie 11% 14% 10% 2% 13% 19% 11% 10% 10% 19% 12% 8% 21% Het aandeel theorie Niet veel, niet weinig theorie in de opleiding 41% 35% 42% 40% 39% 52% 41% 33% 41% 33% 45% 33% 44% (Zeer) veel theorie 48% 51% 47% 58% 48% 29% 48% 57% 48% 48% 43% 59% 36% (Zeer) weinig praktijk 12% 20% 9% 20% 8% 3% 12% 14% 12% 15% 9% 19% 3% Het aandeel praktijk Niet veel, niet weinig praktijk in de opleiding 34% 27% 37% 35% 33% 34% 34% 33% 34% 40% 35% 37% 21% (Zeer) veel praktijk 54% 53% 54% 45% 59% 63% 54% 52% 55% 46% 56% 45% 77% Totaal (N) 412 101 311 103 204 62 391 21 364 48 217 156 39 11 Bijvoorbeeld computers, bibliotheek, onderwijsruimtes 12 Bijvoorbeeld sport, cultuur, kantines 13 Bijvoorbeeld studie- en studentenverenigingen 21

Tabel B3: Zoeken van en voorbereiding op de stage Totaal Geslacht Vooropleiding Etniciteit Uitval Opleiding Alleen (Ook) Gaat Valt uit Pabo 2eGr. Ned. allocht. door zeer weinig moeite 57% 51% 59% 60% 54% 56% 58% 50% 57% 62% 61% 51% Hoeveel moeite heb je over b 23% 23% 22% 20% 22% 33% 22% 31% 23% 19% 24% 21% het algemeen moeten doen om een stageplaats te c 12% 15% 11% 12% 14% 7% 12% 6% 12% 7% 10% 14% vinden? d 7% 9% 7% 7% 8% 4% 7% 13% 7% 7% 4% 12% zeer veel moeite 1% 2% 1% 1% 2% 0% 1% 0% 1% 5% 0% 3% Op hoeveel stagescholen heb je gesolliciteerd voor de stageplek? (gemiddelde) 2,2 2,3 2,1 2 2,5 1,3 2,1 3,3 2,1 2,3 1,6 2,9 Hoe tevreden ben je over het algemeen over de voorbereiding vanuit de opleiding op de stage? zeer ontevreden 3% 5% 3% 2% 3% 2% 3% 6% 3% 2% 2% 4% b 15% 21% 13% 16% 15% 13% 15% 25% 13% 29% 9% 24% c 33% 26% 35% 36% 31% 22% 32% 44% 34% 24% 27% 41% d 41% 40% 41% 33% 43% 54% 42% 13% 42% 33% 51% 26% zeer tevreden 9% 9% 9% 12% 7% 9% 8% 13% 8% 12% 11% 5% Totaal (N) 360 82 278 91 181 54 344 16 318 42 215 145 Tabel B4: Hoe tevreden ben je over het algemeen over de volgende aspecten van de begeleiding door de stagementor op de stageschool? (% (zeer) tevreden) Totaal Geslacht Vooropleiding Etniciteit Uitval Opleiding Alleen (Ook) Gaat Valt Ned. allocht. door uit Pabo 2eGr. Introductie op de stageschool 66% 63% 67% 72% 63% 80% 67% 56% 68% 56% 69% 62% Het voor aanvang van de stage bespreken en vaststellen van de tijdsplanning met een overzicht van de lesactiviteiten en opdrachten voor de betreffende stageperiode 61% 59% 62% 68% 59% 65% 61% 63% 62% 56% 64% 56% Het informeren en adviseren bij de voorbereiding op de lessen 66% 65% 66% 71% 63% 78% 66% 63% 68% 51% 67% 65% De observatie en evaluatie van de lessen en opdrachten 71% 75% 69% 74% 70% 74% 71% 75% 72% 61% 74% 66% Het aantal overlegmomenten met de stagementor 72% 77% 71% 74% 72% 80% 72% 75% 73% 66% 77% 65% De tijd die de stagementor voor je heeft 72% 73% 72% 74% 72% 76% 72% 69% 73% 63% 77% 65% De feedback van de stagementor 72% 74% 72% 79% 69% 80% 72% 81% 74% 61% 75% 69% De mogelijkheid om vragen te stellen aan en problemen te bespreken met de stagementor 75% 78% 74% 73% 76% 80% 75% 75% 77% 61% 79% 68% De totale begeleiding door de stagementor 74% 72% 74% 78% 70% 85% 73% 81% 76% 56% 78% 67% Totaal (N) 352 81 271 90 176 54 336 16 311 41 211 141 22

Tabel B5: Hoe tevreden ben je over het algemeen over de volgende aspecten van de begeleiding door de stagebegeleider vanuit de opleiding? (% (zeer) tevreden) Totaal Geslacht Vooropleiding Etniciteit Uitval Opleiding Alleen Ned. (Ook) allocht. De tijd die de stagebegeleider voor je heeft 44% 38% 46% 47% 44% 46% 44% 50% 45% 39% 46% 41% De feedback van de stagebegeleider 54% 52% 54% 57% 55% 54% 54% 44% 55% 44% 57% 48% De stagebezoeken van de stagebegeleider aan de stageschool 41% 37% 42% 40% 43% 37% 41% 38% 41% 39% 46% 32% De communicatie tussen de stagebegeleider en de stageschool 35% 33% 35% 32% 37% 35% 35% 25% 35% 32% 39% 28% De mogelijkheid om vragen te stellen aan en problemen te bespreken met de stagebegeleider 60% 56% 61% 58% 61% 65% 60% 44% 61% 51% 62% 56% Het aantal overlegmomenten met de stagebegeleider 43% 42% 43% 41% 43% 46% 43% 31% 43% 37% 45% 39% De totale begeleiding door de stagebegeleider 48% 47% 49% 49% 51% 43% 49% 31% 50% 39% 51% 45% Totaal (N) 355 81 274 90 179 54 339 16 314 41 213 142 Tabel B6: Hoe tevreden ben je over de volgende aspecten van de praktijkopdrachten? (% (zeer) tevreden) Totaal Geslacht Vooropleiding Etniciteit Uitval Opleiding Alleen Ned. (Ook) allocht. Gaat door Gaat door Valt uit Pabo 2eGr. Valt uit Pabo 2eGr. Duidelijkheid opdracht 40% 40% 40% 48% 37% 44% 41% 25% 40% 37% 42% 36% Duidelijkheid beoordelingscriteria 42% 40% 42% 50% 38% 52% 42% 25% 43% 34% 44% 38% Mate waarin het mogelijk is de opdracht af te stemmen op je persoonlijke interesses 44% 48% 43% 51% 43% 41% 44% 44% 46% 32% 46% 41% Mate waarin het mogelijk is de opdracht af te stemmen op de situatie op de stageschool 47% 49% 47% 57% 45% 43% 47% 50% 47% 46% 47% 48% De mate waarin de koppeling tussen theorie en praktijk wordt gemaakt in de stageopdracht 49% 44% 51% 58% 43% 63% 50% 31% 50% 41% 53% 43% De inhoud van de stageopdracht 40% 40% 40% 50% 34% 43% 40% 38% 40% 39% 42% 37% De begeleiding bij de stageopdracht vanuit je opleiding 32% 31% 32% 36% 29% 37% 32% 31% 32% 32% 37% 25% De begeleiding bij de stageopdracht vanuit de stageschool 51% 56% 50% 64% 45% 59% 51% 50% 53% 41% 51% 52% Totaal (N) 349 81 268 88 175 54 333 16 308 41 208 141 23