Edelhoogachtbaar College^ Bi] brief van 16 september 2011 heeft uw College gewezen op de mogelijkheid tot het instellen van Incidenteel beroep in cassatie. Hierbij maak ik van deze mogelijkheid gebruik. Daarbij merk ik vooraf op dat dit incidenteel beroep in cassatie een voorwaardelijk beroep Is, ingesteld voor het geval het principale beroep tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) of tot vernietiging van de aanslag' zou leiden. INCIDENTEEL BEROEP IN CASSATIE Middel van cassatio Tegen de onderhavige uitspraak van het Hof wordt aangevoerd het navolgende middel van cassatie, houdende schending van het recht - in het bijzonder de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004 - en/of verzuim van vormen waarvan de nlet-inachtneming nietigheid met zich meebrengt, omdat het Hof op grond van de In de uitspraak, waarvan beroep, vermelde gronden (met name rov. 4.1 en 4.2) heeft beslist als In het dictum van die uitspraak vermeld, ten onrechte op grond van de navolgende, mede in onderiing verband en samenhang In aanmerking te nemen redenen: Er Is sprake van een afeonderlijk belastbaar feit Feiten 1.1 De feiten, voor zover relevant, zijn als volgt 1.2 Belanghebbende heeft op 24 maart 2004 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag voor eén bouwvergunning eerste fase ingediend.' ' In dit stuk zal - Indien niet anders aangegeven - de term 'aanslag' worden gebruikt, hoewel sprake Is van een schiirtelljke kennisgeving. ' Zie rov. 2.1 van de Hofuitspraak. 1
1.3 Met dagtekening 12 september 2005 is aan belanghebbende een aanslag bouwleges opgelegd (hierna: de eerste aanslag) ter zake van het in behandeling nemen van aanvraag voor een bouwvergunning eerste Fase.' Tegen deze aanslag is geen bezwaar aangetekend,* en deze aanslag is ook geen onderwerp van het onderhavige geschil. 1.4 Bij brief van 14 november 2005' is namens belanghebbende aan de gemeente verzocht ^schriftelijk aan te geven, dat het gehele project dient te voldoen aan de eisen gestekl ten tijde van de aanvraag 1' fase d.d. 24 maart 2004'. 1.5 Bij brief van 9 december 2005* Is namens het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad (hierna: het college) aan de vertegenwoordiger van belanghebbende meegedeeld dat In overweging wordt genomen om de "1' fase aanvraag, voor 1 Januari 2006, om te zetten In een reguliere aanvraag om bouwvergunning", met daarbij genoemd een aantal voorwaarden voor de te verlenen medewerking. 1.6 Eén van die voorwaarden' is dat belanghebbende een schriftelijk verzoek bij het college indient tot "omzetting van de aanvraag om 1' fase vergunning in een reguliere vergunning", waarbij belanghebbende gebruik kan maken van een daartoe bestemd formulier.' 1.7 Tot de gedingstukken in hoger beroep behoort verder het door belanghebbende op 19 december 2005 ondertekende 'Formulier voor het verzoek om omzetting aanvraag'.' 1. 8 Tot de gedingstukken in hoger beroep behoort verder het door belanghebbende met dagtekening 19 december 2005 bij de gemeente Ingediende formulier 'Aanvraag bouwvergunning'."" Op dat formulier is door belanghebbende bij vraag '2a Welke bouwvergunning vraagt u aan?', aangekruist: 'Reguliere bouwvergunning'. 1.9 Bij brief van 23 december 2005" is namens het college besloten "om op uw verzoek uw aanvraag om eerste fase vergunning om te zetten in een reguliere aanvraag". 1.10 Met dagtekening 6 juni 2006 Is aan belanghebbende een aanslag" opgelegd (hierna: de tweede aanslag) terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning, welke aanslag bij besluit van 25 juli 2006 ambtshalve is verminderd." ' Zie rov. 2.2 van de Hofuitspraak, en zie rov. 2.1 van de uitspraak van Rechtbank Haarlem van la maart 2008, nr. 07/1130. " Zie rov. 2.1 van de uitspraak van Rechtbank Haarlem. ^ Zie rov. 2.3 van de Hofuitspraak. Het Hof citeert uit de brief van 14 november 2005 die namens belanghebbende is gericht aan de gemeente, en die blj fax van de gemachtigde van de heffingsambtenaar aan het Hof op 17 maart 2010 ln het geding is gebracht. ^ Deze brief is bij fax van de gemachtigde van de heffingsambtenaar aan het Hof op 17 maart 2010 in het geding gebracht. ' Zie rov. 2.4 van de Hofuitspraak en zie de brief van 9 december 2005 namens het college aan de vertegenwoordiger van belanghebbende. ' Zie onderdeel 1.7 van dit beroepschrift. ' Zie rov. 2.4 van de Hofuitspraak. Deze brief is bij fax van de gemachtigde van de heffingsambtenaar aan het Hof op 17 maart 2010 In het geding gebracht. ' Zie Productie l van het nader stuk van belanghebbende van 5 maart 2010. " Zie rov. 2.4 van de Hofuitspraak. Deze brief is bij fax van de gemachtigde van de heffingsambtenaar aan het Hof op 17 maart 2010 In het geding gebracht. " Zie rov. l.l van de Hofuitspraak. " Zie rov. 1.2 van de Hofuitspraak. 2
Belastbare feiten In de Tarieventabel 2.1 In paragraaf 17, onderdeel 6.2, onder a, van de Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2004 (hierna: de Tarieventabel) met als opschrift'planologische bouwvergunning (bouwvergunning eerste fase)' Is als belastbaar feit aangemerkt 'het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een planologische bouwvergunning'. 2.2 In paragraaf 17, onderdeel 6.1, onder a, van de Tarieventabel met als opschrift 'Reguliere bouwvergunning' is als belastbaar feit aangemerkt 'het In behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning'. Onjuiste conclusie Hof dat geen sprake is van afzonderlijk belastbaar feit 3.1 Indien uit hetgeen het i^of in rov. 4.1 (en 4.2) van de Hofuitspraak overweegt, volgt dat het Hof de conclusie trekt dat geen sprake is van een afzonderiijk belastbaar feit voor de heffing van leges, en dat daarmee de eerste aanslag en de tweede aanslag zijn opgelegd ter zake van hetzelfde belastbare feit, heeft het navolgende te gelden. 3.2 's Hofs conclusie Is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk, dan wel Is zij rechtens onjuist, omwille van het volgende. Hoftiad moeten concluderen dat sprake is van een ander belastbaar feit 3.3 Het Hof had, gelet op de In de onderdelen 1.1 tot en met 2.2 vermelde feiten en bepalingen In de Tarieventabel, moeten concluderen dat sprake Is van een nieuwe aanvraag, die ofwel naast de aanvraag van 24 maart 2004" ter zake van een bouwvergunning eerste fase bestaat, ofwel bestaat ter vervanging of wijziging van die aanvraag, en had daarom moeten concluderen dat sprake is van een - afzonderiijk of ander - belastbaar feit voor de heffing van leges als bedoeld in onderdeel 2.2 van dit beroepschrift. Ter ondersteuning van mijn stelling dat het Hof een ander belastbaar feit heeft moeten aannemen, wijs ik op het navolgende In de onderdelen 3.4.1 tot en met 3.9. Ander belastbaar feit want er Is sprake van Indiening van andere aanvraag 3.4.1 Er kan geen twijfel bestaan over het feit dat een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning door of namens belanghebbende Is Ingediend. Zie met name het in onderdeel 1.7 genoemde formulier en het in onderdeel 1.8 bedoelde aanvraagformulier. Op dat aanvraagformulier heeft belanghebbende aangegeven een aanvraag te doen voor het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning. Voor zover een aanvraag voor specifiek een reguliere bouwvergunning al betwijfeld kan worden; belanghebbende heeft niet aangeknjlst een 'Lichte bouwvergunning', niet aangekruist een 'Reguliere bouwvergunning fase 1', en ook niet aangekruist 'Reguliere bouwvergunning fase 2'. 3.4.2 Daarbij is ook van belang dat belanghebbende is verzocht om aanvullende gegevens te leveren voor het uitvoeren van de technische beoordeling (toetsing tweede fase)." De gemeente heeft vervolgens aan belanghebbende aangegeven dat die gegevens die nodig zijn voor de technische beoordeling, ook van haar zijn ontvangen." Doordat belanghebbende de benodigde gegevens voor de beoordeling van zowel de eerste als de tweede fase heeft aangeleverd, kan er geen enkele " Zie onderdeel 1.2 van dit beroepschrift. " Zie de brief van 9 december 200S (onderdeel 1.5 van dit beroepschrift). " Zie de brief van 23 december 2005 (onderdeel 1.9 van dit beroepschrift).
twijfel over bestaan dat ze ook een aanvraag voor een reguliere vergunning heeft ingediend. Ander belastbaar Feit want feitelljl< andere en meer uitgebreide dienstverlening 3.5.1 Dat het gaat om een ander belastbaar feit klemt te meer nu niet sprake is van enkel het achteraf plakken van een ander (formeel) etiket op het belastbaar feit." Er is ook daadwerkelijk in feitelijke zin sprake van andere, meer uitgebreide dienstverlening. Ik verwijs ten eerste naar hetgeen ik In onderdeel 3.4.2 heb opgemerkt. 3.5.2 Verder wijs ik in dit kader op de brief van 23 december 2005" namens het college aan belanghebbende: "Wij merken tenslotte op dat het feit dat wij hebben besloten tot de omzetting, geenszins impliceert dat wij de vergunning wat betreft het planologische, welstandelijlce of andere aspecten, zullen verlenen. Daartoe zullen deze aspecten, voorzover niet reeds uitgevoerd, (verder) ter beoordeling staan." Hieruit blijkt dat de gemeente op het moment dat zij besloot tot omzetting van de aanvraag reeds werkzaamheden heeft verricht^' Nu belanghebbende en de gemeente overeen waren gekomen om de aanvraag voor een planologische (eerste fase) bouwvergunning om te zetten naar een aanvraag voor een reguliere vergunning, diende de gemeente in feite extra, althans meer werkzaamheden te verrichten, namelijk die werkzaamheden die samenhangen met de aanvraag tweede fase. Er is, om het zo te zeggen, een stuk dienstverlening bij de reeds bestaande en reeds In gang gezette dienstverlening 'aangeplakt'. 3.5.3 Gelet op het voorgaande Is de aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ook in behandeling genomen. 3.5.3.1 Primair ben ik van mening dat het In behandeling nemen van de aanvraag voor een reguliere vergunning In 2004 heeft plaatsgevonden. In 2004 Is immers de aanvraag voor de planologische bouwvergunning (eerste fase) in behandeling genomen, en is met de werkzaamheden ter zake van de eerste fase aangevangen. Die werkzaamheden bleken later (na omzetting) betrekking te hebben op de aanvraag voor een reguliere vergunning. De werkzaamheden die betrekking hebben op het behandelen van de aanvraag voor een reguliere vergunning zijn dus niet pas gestart met het Indienen door belanghebbende van het aanvraagformulier voor een reguliere vergunning van 19 december 2005,' maar reeds op het moment dat de aanvraag voor een bouwvergunning eerste fase in behandeling is genomen. Zo ook het oordeel van het Hof in rov. 4.1: "Naar het oordeel van het Hof is de heffingsambtenaar terecht uitgegaan van het belastingjaar 2004 omdat de aanvraag In dat Jaar in behandeling Is genomen." " Ofwel het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlcrijgen van een pianoiogische bouwvergunning wordt achteraf aangemerlct als het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verl<rljgen van een reguliere bouwvergunning. " Zie onderdeel 1.9 van dit beroepschrift. " Ook uit de brief van 9 december 2005 blijkt dat reeds werkzaamheden zijn verricht: "Oe benodigde vrijstelllngsprocedure voor het bouwen van 320 woningen op het têkk/ê-terreln In Zaandam neemt meer tijd In beslag dan voorzien." Zie onderdeel 1.8 van dit beroepschrift. 4
3.5.3.2 Subsidiair ben lit van mening dat het In behandeling nemen van de aanvraag voor een reguliere vergunning in 2005" heeft plaatsgevonden, ln het geval de conclusie getrokken moet worden dat pas met het indienen van het aanvraagformulier op 19 december 2005" sprake zou zijn van een belastbaar feit als bedoeld in onderdeel 2.2 van dit beroepschrift. Ik verwijs hierbij ook naar onderdeel 3.6 van dit beroepschrift. In dit geval kan met het vermelden van 'Belastingjaar 2004' op het aanslagbiljet naar mijn mening niet sprake zijn van zo'n ernstig gebrek dat dit zou moeten lelden tot vernietiging van de aanslag. Er kon bij belanghebbende, gelet op de gehele gang van zaken met betrekking tot de omzetting," In redelijkheid geen twijfel over de belastingheffing bestaan. Ander belastbaar feit want belanghebbende heeft dit andere belastbare feit ook erkend 3.6 Belanghebbende heeft ook nimmer ontkend dat sprake is van een belastbaar feit ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning. Integendeel. Namens belanghebbende wordt ter zitting voor het Hof opgemerkt: "Het belastbare feit heeft zich voorgedaan in december 2005, dus zou er volgens de Legesverordening over het Jaar 2005 een heffing moeten volgen"." Ander belastbaar feit want zulks Is ook door belanghebbende beoogd 3.7 Belanghebbende heeft met haar verzoek om omzetting ook beoogd om de reeds ingediende aanvraag voor een planologische vergunning (eerste fase) achteraf als een aanvraag vooreen reguliere vergunning gekwalificeerd te zien. ZIJ schrijft immers op 14 november 2005 aan de gemeente: "Gezien het bovengenoemde verzoeken wij u schriftelijk aan te geven, dat het gehele project dient te voldoen aan de eisen gesteld ten tlide van de aanvraag 1'fase d.d. 24 maart 2004. (onderstreping heffingsambtenaar). Geen sprake van een tweede primitieve aanslag 3.8 Nu de tweede aanslag Is opgelegd ter zake van een ander belastbaar feit dan de eerste aanslag, kan van een tweede primitieve aanslag geen sprake zijn. Niet van belang dat verzoek tot omzetting niet ais afzonderiijk belastbaar feit Is opgenomen 3.9 Dat een verzoek tot omzetting of wijziging van een aanvraag bouwvergunning eerste fase In een reguliere, niet als zodanig als een belastbaar feit is opgenomen In de Tarieventabel, en ook dat In de Woningwet een verzoek tot omzetting niet worden genoemd, kan niet tot de conclusie leiden dat geen sprake zou zijn van een aanvraag voor een reguliere vergunning. Het belastbaar feit is immers niet het in behandeling nemen van het verzoek tot omzetting of wijziging van de aanvraag. '' Of later, mocht uw Raad zuiks van oordeel zijn. " Zie onderdeel 1.8 van dit beroepschrift. " Zie de onderdelen 1.1 tot en met 1.10 van dit beroepschrift. " Proces-verbaai van de eerste Hofzitting van 18 maart 2010, p. 1. Ik ben van mening dat het belastbare feit zich in 2004 heeft voorgedaan. Ik verwijs naar onderdeel Sf^StS?! van dit beroepschrift. " Zie onderdeel 2.3.3 van dit beroepschrift. 5
maar het fn behandeling nemen van de aanvraag van een reguliere bouwvergun ning als bedoeld In de Tarieventabel.'* Condusie Ik concludeer tot het in stand laten van de in onderdeel 1.10 van dit beroepschrift bedoelde aanslag. Hoogachtend, Het College van Burgemeester en Wethouders, Namens deze* ^ Dan wel een aanvraag voor een bouwvergunning tweede Fase. Zie ook rov. 4.2 van de Hofuitspraak. 6