Orde van dienst, zondag 18 december 2016 Verkondiging Gemeente in de Heer Jezus Christus, Toegegeven, de evangelist Matteüs zet in met een indrukwekkende ouverture. Hij laat geen middel onbeproefd om te laten zien dat Jezus is de Christus, de gezalfde. De ware en werkelijke koning uit het huis van David. Dit is het boek van de genesis, de wording, van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham, zo opent Matteus zijn evangelie. Wat volgt, is een enorme namenlijst, waarvan ik overigens vermoed dat deze zelfs in het meest vrome protestantse huisgezin van vroeger dagen, toch maar stiekem werd overgeslagen. Het lot van alle geslachtsregisters in de bijbel, naar ik vrees. Het doet er ook niet zo heel veel toe. Bekende, onbekende en verrassende namen passeren de revue. Wie hier hoopvol zoekt naar een sprankje historisch bewijs voor het bestaan van Jezus moet ik bij voorbaat teleurstellen: dit is geen historische maar eerst en vooral een theologische biografie. De evangelist Matteus wil ons duidelijk maken dat in deze genesis van Jezus alles samenkomt wat ons in het boek Genesis aan aartsvader Abraham van oudsher is beloofd. Daarom, zo besluit Matteus veelzeggend, verliepen er sinds Abraham veertien geslachten tot aan koning David. Nog eens veertien tot aan de ballingschap in Babel. En weer veertien tot aan de geboorte van Jezus. In deze dus steeds weer twee keer zeven geslachten, is nu eindelijk de achtste dag aangebroken. De achtste zoon, zoals het destijds ook met David ging: Jezus, Davids zoon, lang verwacht. 1
Het is theologisch indrukwekkend. Geen speld tussen te krijgen. Toch begint een mens zich onderhand af te vragen waar hij zelf in het spel komt? Wanneer het over hem zou gaan? En het lijkt er wel op alsof Matteus dat ook wel aanvoelt door na zijn indrukwekkende ouverture opeens over te schakelen op een ander register. Nog altijd verhaalt hij over ongewone gebeurtenissen. Maar nu toch in alledaagse, haast prozaïsche taal. Dat was het verhaal van de genesis van Jezus. Maar er moet nog een verhaal verteld worden. Een verhaal over twee mensen. En hoe dat dan moet in het licht van de grote gebeurtenissen. Dus pakt Matteus ten tweeden male zijn pen op: Van Jezus Christus is de genesis zó geweest. Het is niet onvergelijkbaar met dat grote boek Genesis dat Matteus haast op de voet volgt. Eerst is er dat grote verhaal van de schepping van hemel en aarde. Hoe de zaken in zeven dagen geordend werden en de chaos bedwongen. Maar dan toch in een tuin dat kleine verhaal van twee mensen en wat zich te midden van dat alles tussen hen afspeelt. En zo volgt ook hier een tweede, kleiner verhaal. Met die genesis van Jezus was het aldus: Maria, zijn moeder, is uitgehuwelijkt aan Jozef maar blijkt, voordat zij zich tot elkaar bekenden, reeds zwanger uit de Heilige Geest. Bij Matteüs komt deze informatie zomaar uit de hemel vallen. Maar misschien was dat nu juist precies de bedoeling. Lucas vertelt ons wat meer en mogelijk kende Matteüs zijn verhaal. Maar wij worden er, met Jozef, door verrast: Maria, zijn verloofde, blijkt zwanger. Het verhaal van alzo hoge krijgt hier even de trekken van een streekroman: wat zal Jozef doen? En voor een moment worden we ook geconfronteerd met menselijke al te menselijke ditjes en datjes. Jozef is verloofd met Maria. Hoe moet dat nu en wat zullen de buren er wel niet van zeggen? Niet eens zulke onredelijke 2
overwegingen volgen. Jozef besluit in stilte de verloving te verbreken. De oudtestamentische straf op overspel waarvan natuurlijk al tijdens de verloving sprake van zou zijn bestond uit steniging. Buitenbijbelse bronnen maken wel duidelijk dat daar in nieuwtestamentische tijd geen sprake meer van was, maar dat Maria openbaar te schande zou komen te staan, was wel duidelijk. Waarom Jozef niet eenvoudigweg bij haar bleef om haar elke schande te besparen, iets dat hij uiteindelijk toch zal doen, komt niet in het hoofd van Matteüs op. Een deelneemster van de meeleeskring merkte dat op maar ik vrees dat Matteüs toch niet over dat Amsterdamse gogme beschikt dat daarvoor wordt verondersteld. Het heeft ook niet echt de interesse van Matteüs. Wat hij heel bijbels maar wil zeggen is dat het heil iets is dat mensen niet verwekken kunnen. Dat hebben zij niet in hun macht en dat ligt niet binnen hun bereik. Ach, al die eeuwen treurigheid waarin de theologie zich heeft bekreund over de al of niet maagdelijkheid van Maria. De Heilige Kerk die het dogma uitvaardigde van de eeuwige maagdelijkheid van Maria pre en post partum dat biologisch gezien toch een hele prestatie is. Wat wij daarmee doen is het wonder binnen ons bereik, binnen onze verstaanshorizon halen terwijl het kenmerk van het wonder is dat dat nu juist niet kan. Het wonder is principieel onvoorstelbaar. Laat ik een voorbeeld geven. De Amerikaanse schrijver Jonathan Safran Foer had vorige week een buitengewoon interessant opiniestuk in de krant. Het ging erover dat de algemene en oppervlakkige toegang tot informatie ons het vermogen tot verwondering en empathie had ontnomen. Daar valt nog wel wat op af te dingen maar daar gaat het me nu niet om. Het artikel opende met een gesprek met een oom die gynaecoloog was. Een man van de 3
wetenschap en wars van elke vage spiritualiteit. De vrouw van de schrijver was zwanger. Raadde de oom een echografie aan? Oom antwoorde: Als een arts naar het scherm kijkt en vertelt wat hij ziet, krijg je informatie. Als je erachter komt bij de geboorte, krijg je een wonder. Het betekent niet dat je je rationaliteit uitschakelt. Of het eigen handelen. We zullen nog zien hoezeer dat van belang is. Maar het houdt rekening met het wonder. Iets dat zich buiten je mogelijkheden en denken voltrekt, maar waarmee je je toch hebt te verhouden. Dat is wat van Jozef wordt gevraagd. En in Jozef is de kleine man in dat grote verhaal nabij. Jozef, dat zijn wij, Jozefs en Josephines. De mensen van alledag. Jozef, mogelijk weet u dat nog. Nog niet zo lang geleden lazen wij uitgebreid in de Jozefverhalen. Jozef behoort niet langer meer tot de aartsvaderen. Hij is de toegevoegde, wat zijn naam ook letterlijk betekent. En er is nog iets: Jozef is een meesterdromer. Gevoelig en alert als het om dromen van Godswege gaat. Niet toevallig, natuurlijk niet toevallig, noemt de evangelist Matteüs, diep verworteld in de Schriften van oudsher, de man van Maria, Jozef. En Jozef krijgt een droom. Natuurlijk krijgt Jozef een droom. Hoe zou hij deze niet kunnen krijgen? Maar net als zijn oudtestamentische evenknie zet hij deze droom om in zeer praktische daden. Hij zal zich ontfermen over Maria en haar niet verlaten. En uiteindelijk zal hij doen wat vaders moeten doen: over zijn kind de Naam Jezus uitroepen. En pas dan ben je wat je bent. Waar het mij vandaag om gaat, is dus dat het dromen, het irreguliere, dat wat zich aan ons openbaart, ook praktische consequenties heeft. Natuurlijk 4
overzien wij het hele wereldgebeuren niet maar wij betrekken wel de wacht bij wat ons concreet te doen staat. Jozef zal vader zijn. Hij zal over dit kind de naam Jezus uitroepen: Immanoeël: God zal met ons zijn. Het is goed dat wij vandaag wat uitgebreider in het profetenboek Jesaja hebben gelezen waar de naam Immanuël valt. Goed ook na een tijd waarin deze naam, God met ons, te lezen viel op koppelriemen van Duitse soldaten en op de rand van de Amerikaanse dollar. Profeten zijn, zoals u weet, geen toekomstvoorspellers maar analisten van hun huidige tijd. En die was, ook al in de tijd van Jesaja, behoorlijk complex. Twee koningen, die van Aram en Israël, trekken op naar de koning van Juda, Achaz. Achaz weet niet goed wat te doen maar de profeet Jesaja komt naar hem met een geruststellende boodschap. Het politieke klimaat zal veranderen. Heel concreet zullen de koningen van Aram en Israël het binnenkort zo druk krijgen met de opkomende natie Assyrië dat Israël voorlopig gevrijwaard is van buitenlandse druk. Eer het kind dat een jonge vrouw zal baren, Immanuël, gespeend is. Dat wil zeggen aan iets anders toe is dan aan boter en honing, zal er niets meer van Aram en Israël over zijn. Een schrale troost, zo weten wij achteraf, omdat Assyrië uiteindelijk ook zijn begerig oog op het Zuidrijk, op Juda, zal laten vallen. Maar dat is allemaal informatie en aan informatie ontlenen wij uiteindelijk geen hoop. De Heer geeft ons een teken. Een teken van hoop. Een uitnodiging tot de aanvaarding van een wonder. En ergens klinkt de vraag. Zo groot als aartsvaders of koning David kunnen wij niet zijn. Maar zouden wij iemand als Jozef kunnen wezen? Amen. 5