1 Cyberpesten: hoeveel komt het voor en wat kunnen scholen ertegen doen? Joris Van Ouytsel, Heidi Vandebosch & Michel Walrave MIOS, Universiteit Antwerpen Koen Ponnet MIOS & Sociale concurrentie en Recht, Universiteit Antwerpen & Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, Odisee Regelmatig staan in de media alarmerende berichten over cyberpesten. Het zou een epidemie zijn en het wordt gelinkt aan zelfmoorden door tieners. Is cyberpesten echt zo n groot probleem? Onderzoek laat zien dat de problematiek allesbehalve eenduidig is. Afhankelijk van de meetmethode varieert het aantal cyberpestslachtoffers van 3,3% tot 72%. Zowel pesters als slachtoffers hebben vaak te maken met sociale en emotionele problemen. De talrijke programma s die in het leven zijn geroepen om cyberpesten tegen te gaan zijn zelden getest op effectiviteit. Uit Vlaams onderzoek blijkt dat 47,6% van de cyberpestslachtoffers wordt lastiggevallen door iemand uit de eigen school 4W: Weten Wat Werkt en Waarom Jaargang 3, nummer 4 december 2014 7
De afgelopen jaren zijn verschillende interventies tegen cyberpesten ontwikkeld; slechts een beperkt aantal van deze initiatieven blijkt op hun effectiviteit te zijn getest Hoe vaak komt cyberpesten voor? Statistieken over cyberpesten zijn erg afhankelijk van de manier waarop het in enquêtes ge meten en omschreven wordt. Uit een samenvattende overzichtsstudie blijkt bijvoorbeeld dat de internationale percentages van slachtofferschap van cyberpesten variëren van 3,3% tot maar liefst 72% (Tokunaga, 2010). Wie geconfronteerd wordt met dit soort statistieken doet er daarom goed aan na te gaan hoe het fenomeen in de enquête is gemeten. De invloed van de meetmethode vinden we ook terug in de twee belangrijkste Nederlandse statistieken over cyberpesten. Zo blijkt uit het EU Kids Online-onderzoek dat 4% van de 9- tot 16-jarige internetgebruikers in Nederland in 2010 via het internet op een pijnlijke of gemene manier behandeld was (Sonck, 2011). Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stelde bij de Veiligheidsmonitor 2012 echter meer gedetailleerde vragen aan een iets oudere doelgroep en kwam daarbij tot hogere percentages. Volgens het CBS werd 10,3% van de 15- tot 18-jarigen in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek via het internet geconfronteerd met een of meerdere soorten van cyberpesten, waaronder laster (4,4%), stalken (2,1%), chantage (1%), bedreiging (1,8%) en ander getreiter of pest gedrag (3,3%) (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013). In de wetenschappelijke literatuur spreken we doorgaans pas onder bepaalde voorwaarden van (cyber)pesten (Van Cleemput et al., 2013b). Zo moet er sprake zijn van een machtsongelijkheid tussen dader en slachtoffer, zoals een fysiek of sociaal onevenwicht. Bij cyberpesten kan de machtsongelijkheid ook technologisch zijn, als daders bijvoorbeeld beter met de computer overweg kunnen dan hun slachtoffers of wanneer ze technische kennis aanwenden om anoniem te blijven. Een tweede vereiste is dat het kwetsende gedrag zich herhaalt over een langere periode. Bij cyberpesten kunnen andere internetgebruikers bijvoorbeeld een eenmalige daad, zoals het plaatsen van een gênante foto van iemand, verder verspreiden. Op deze manier kan cyberpesten gedurende een langere tijd plaatsvinden. Een laatste vereiste is dat de daders de intentie moeten hebben om het slachtoffer te kwetsen. Misplaatste grappen of misverstanden vallen dus niet onder cyberpesten. Uit het Vlaamse DICA-onderzoek, dat de bovenstaande definitie hanteert, blijkt dat 11,1% van de 9- tot 16-jarigen in het half jaar voorafgaand aan de enquête slachtoffer was van cyberpesten (Van Cleemput et al., 2013b). Nederlandse cijfers over de omvang van cyberpesten zoals hierboven gedefinieerd, ontbreken tot nu toe. Zo hanteren de EU-Kids Online studie en het CBS deze drie voorwaarden niet. Op basis van de beschikbare onderzoeken kunnen we echter wel vaststellen dat cyberpesten in het leven van bepaalde jongeren voorkomt. De vraag is welke gevolgen cyberpesten voor deze jongeren kan hebben en wat eraan te doen is. Cyberpesten een zaak voor school? Dat cyberpesten zich in de online wereld afspeelt en buiten schooluren kan plaatsvinden, betekent niet dat het losstaat van de school- context. Uit het Vlaamse DICA-onderzoek blijkt namelijk dat 47,6% van de cyberpestslachtoffers lastiggevallen wordt door iemand uit de eigen school (Van Cleemput et al., 2013b). Netwerkanalyses bij Vlaamse middelbare scholieren bevestigen deze resultaten. Cyberpesten ligt dan ook vaak in het verlengde van meer traditionele vormen van pesten (Wegge, Vandebosch & Eggermont, 2014). Net als bij traditioneel pesten is slachtofferschap van cyberpesten in verband te brengen met talrijke negatieve emoties en gedragingen, zoals depressie, een laag zelfbeeld, wan trouwen tegenover anderen, zelfmoordgedachten of zelfs zelfmoordpogingen gaan bij slacht offers van cyberpesten de schoolresultaten gemiddeld genomen achteruit, kunnen ze zich moeilijker concentreren, zijn ze bang om naar school te gaan en spijbelen ze (Van Ouytsel et al., 2014). Daarnaast heeft de manier waarop het pesten plaatsvindt invloed op de hoeveelheid problemen die slachtoffers ervaren. Een Amerikaanse studie vergeleek problemen bij jongeren die alleen offline, alleen online, of zowel offine als online gepest werden. Hieruit bleek dat jongeren die offine én online gepest werden de meeste problemen meldden. De middengroep bestond uit jongeren waarbij het pesten alleen online plaatsvond, terwijl jongeren die alleen offine gepest werden de minste problemen rapporteerden. Een ver klaring hier voor is dat slachtoffers van cyberpesten minder makkelijk kunnen ontsnappen, omdat daders hen zelfs thuis lastigvallen. Hierdoor ervaren ze waarschijnlijk meer psychosociale problemen dan slachtoffers van offine pesten, dat doorgaans na schooltijd ophoudt (Schneider et al., 2012). 8 9
Niettemin is het belangrijk om twee beden- vaker betrokken bij fysiek en verbaal geweld Wat we echter wél weten is dat sommige preven- ouders, verhoogde bewaking op de speelplaats, kingen in het achterhoofd te houden wanneer (Van Ouytsel et al., 2014). Net als bij slachtoffer- tiecampagnes leiden tot een sterkere bele ving het opstellen van aangepaste methoden om we de gevolgen van cyberpesten beschouwen. schap van cyberpesten, kent dus ook dader- van pestgedrag. Zo blijkt uit een evaluatie studie pesten te bestraffen en het trainen van leraren, Zo ondervinden niet alle jongeren negatieve schap een verband met talrijke emotionele en van de Philosophy for Children Approach (P4C) ervoor zorgen dat minder jongeren pestgedrag gevolgen van cyberpesten. Daarnaast maakt de sociale problemen. dat leerlingen die deze methode hadden gevolgd gaan vertonen. Daarnaast zijn ook het opstellen meerderheid van de studies gebruik van eenmalige metingen. Hierdoor is het vaak onmogelijk Preventie váker rapporteren dat ze slachtoffer waren van pesten dan leerlingen die deze methode niet van regels in de klas tegen pesten, een formeel anti-pestbeleid op school en bijeenkomsten om te vast te stellen of emotionele toestanden of De afgelopen jaren zijn verschillende interventies hadden gevolgd (Tangen & Campbell, 2010). waarbij de leerlingen worden geïnformeerd over gedragingen daadwerkelijk het directe gevolg van tegen pesten ontwikkeld, zelfs meer specifiek Inmiddels zijn wel studies gedaan naar welke pesten succesvol (Ttofi &Farrington, 2011). cyberpesten zijn. De richting van de gevonden gericht tegen cyberpesten. Een recente over- elementen in preventiecampagnes gericht Vooralsnog blijft het echter onduidelijk in welke verbanden staat immers niet vast. Mogelijk zichtsstudie naar preventiecampagnes voor tegen traditioneel pesten effectief zijn. Uit een mate deze elementen ook effectief zijn bij het spelen ook andere factoren een rol. Zeker bij tradit ioneel pesten en cyberpesten komt echter tot overzichtsstudie blijkt dat elementen als het aanpakken van cyberpesten. ernstige problemen zoals zelfmoordneigingen de conclusie dat slechts een beperkt aantal van organiseren van trainingen en meetings voor of -pogingen is cyberpesten waarschijnlijk vooral deze initiatieven op hun effec tiviteit is getest (Van een bijkomende factor die het voor reeds kwets- Cleemput et al., 2013a). Het Nederlands Jeugd- bare jongeren moeilijker maakt om met andere instituut komt tot een vergelijk bare con clusie oorzaken van stress en emotionele problemen om te gaan. Bij jongeren die gevoelig of kwetsbaar zijn voor emotionele of psychosociale pro blemen, zal (Wienke et al., 2014). Succesvolle interventies combineren volgens de onderzoekers meerdere elementen met elkaar, zoals informatiesessies Joris Van Ouytsel Hoofdauteur Heidi Vandebosch, Michel Walrave & Koen Ponnet cyberpesten vooral samen met andere factoren voor begeleiders van jongeren, duidelijke regels, joris.vanouytsel@uantwerpen.be Auteurs hun toestand verslechteren (Sabella et al., 2013). posters en klassessies. Daarnaast vinden succes- Wat betreft de daders van cyberpesten blijkt volle preventie-acties gedurende een periode uit onderzoek dat zij vaker dan anderen geweld van meerdere weken en maanden plaats (Van en pesterijen als gerechtvaardigd zien. Uit theo- Cleemput et al., 2013a). Joris Van Ouytsel doet aan de Universiteit Heidi Vandebosch leidt sinds 2005 verschillende retische studies blijkt ook dat sommige daders Hiermee is de vraag echter nog niet beant- Antwerpen promotieonderzoek naar veilig onderzoeksprojecten over cyberpesten. met hun pesterijen een hogere status binnen woord welke activiteiten en maatregelen in internetgebruik bij adolescenten. Zijn onder- Het onderzoek van Michel Walrave richt zich op hun vriendengroep proberen te verkrijgen. Toch het algemeen doeltreffend zijn en hoe deze zoek focust op online privacy en de invloed van de sociale implicaties van ict en gerelateerde is het ook hier onmogelijk om vast te stellen effectiviteit te verklaren is. Immers: hoe meer internet op relaties en seksualiteit. Hij spreekt risico s. wat oorzaak of gevolg is van daderschap van elementen je combineert in een preventie- en schrijft regelmatig over mediawijsheid in het Koen Ponnet verricht onderzoek naar het offine cyberpesten, want daderschap wordt eveneens campagne, hoe groter vermoedelijk de kans is onderwijs. en online risicogedrag van jongeren. in verband gebracht met onder meer zelfmoord- dat één daarvan effect heeft. pogingen, hyperactiviteit, zwakkere sociale vaar- We weten dus nog niet goed wat werkt digheden en een lagere subjectieve gezondheid. tegen cyberpesten. Om te kunnen verklaren Daarnaast hebben daders van cyberpesten welke specifieke aspecten een aanpak tegen gemiddeld een zwakkere band met hun ouders cyberpesten, over individuele interventies heen, en vrienden. Ze vinden het net als hun slachtof- effectief maken is onderzoek nodig dat de werk- fers moeilijker om zich op school te concentreren zaamheid van de individuele elementen met en ze behalen slechtere cijfers. Voorts zijn ze elkaar vergelijkt. 10 11
Wat we weten over cyberpesten Meer weten? Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). Een op tien jongeren gepest op internet. Beschikbaar via cbs.nl. Naargelang de aard van het onderzoek variëren de statistieken over slachtofferschap van cyberpesten tussen 3,3% en 72%. Cyberpesten ligt vaak in het verlengde van traditioneel pesten. Zowel daderschap als slachtofferschap worden in verband gebracht met negatieve emoties en gedragingen. Het is echter onduidelijk wat de oorzaakgevolgrelatie is bij deze verbanden. De afgelopen jaren zijn verschillende preventiecampagnes over cyberpesten ontwikkeld. Slechts weinigen zijn echter getest op de werkzaamheid. Ook is nog onduidelijk welke elementen over die campagnes heen succesvol zijn en welke niet. Schneider, S.K., O Donnell, L., Stueve, A. & Coulter, R.W. (2012). Cyberbullying, school bullying, and psychological distress: A regional census of high school students. American Journal of Public Health, 102(1), 171-177. Sonck, N. (2011). Kinderen en internetrisico s. EU Kids Online onderzoek onder 9-16 jarige internetgebruikers in Nederland. Den Haag: SCP. Tangen, D. & Campbell, M. (2010). Cyberbullying Prevention: One primary school s approach. Australian Journal of Guidance and Counselling, 20(2), 225-234. Tokunaga, R.S. (2010). Following you home from school: A critical review and synthesis of research on cyberbullying victimization. Computers in Human Behavior,26(3), 277-287. Ttofi, M. & Farrington, D. (2011). Effectiveness of school-based programs to reduce bullying: a systematic and meta-analytic review. Journal of Experimental Criminology, 7(1), 27-56. Van Cleemput, K., Bastiaensens, S., Vandebosch, H., Poels, K., Deboutte, G., DeSmet, A. & De Bourdeaudhuij, I. (2013a). De internationale aanpak tegen cyberpesten. Een overzicht van wetenschappelijke studies waarin programma s rond cyberpesten geëvalueerd worden. (White Paper Friendly Attac, IWT-SBO). (2013b). Zes jaar onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen, België en daarbuiten: een overzicht van de bevindingen. (idem). Van Ouytsel, J., Walrave, M. & Vandebosch, H. (2014). Correlates of cyberbullying and how school nurses can respond. NASN School Nurse. Wegge, D., Vandebosch, H. & Eggermont, S. (2014). Who bullies whom online: a social network analysis of cyberbullying in a school context. Communications: the European journal of communication research, (39)4, 415-434. Wienke, D., Anthonijsz, I., Abrahamse, S., Daamen, W. & Nieuwboer, A. (2014). Beoordeling anti-pestprogramma s. Rapportage van de commissie voor het Ministerie van OCW. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. 12 13
Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 3.0 Nederland. (http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/deed.nl) De gebruiker mag: Het werk kopiëren, verspreiden, tonen en op- en uitvoeren onder de volgende voorwaarden: Naamsvermelding. De gebruiker dient bij het werk de naam van Kennisnet en de naam van de auteur te vermelden. NietCommercieel. De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. GeenAfgeleideWerken. De gebruiker mag het veranderde materiaal niet verspreiden als deze het werk heeft geremixt, veranderd, of op het werk heeft voortgebouwd. Bij hergebruik of verspreiding dient de gebruiker de licentievoorwaarden van dit werk kenbaar te maken aan derden. De gebruiker mag uitsluitend afstand doen van een of meerdere van deze voorwaarden met voorafgaande toestemming van Kennisnet. Het voorgaande laat de wettelijke beperkingen op de intellectuele eigendomsrechten onverlet. Dit is een publicatie van Stichting Kennisnet.