Statistische discriminatie van allochtonen op jobmarkten met rigide lonen



Vergelijkbare documenten
Evolutie van de toestand op de arbeidsmarkt van een cohorte van werkzoekenden

Korte jobs: springplank naar een duurzame baan?

BART CAPÉAU (ECARES ULB) LIEVE EEMAN, STEVEN GROENEZ, MIET LAMBERTS (HIVA KULEUVEN)

Overscholing bij de start van de carrière: springplank of valkuil? 1

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

Wie heeft voorrang: jonge Turken of prille grijsaards?

Wervings- en selectieprocedures en discriminatie: een bevraging van HRpersoneel. Lieve Eeman en Miet Lamberts - HIVA

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

67,3% van de jarigen aan het werk

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

De relatie tussen werkloosheidsduur en onderwijsniveau voor schoolverlaters in België

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Enkele cijfers Vaststellingen en antwoorden. Focus op. Jobkanaal Diversiteitsplannen Jobcoaching IBO Financiële tewerkstellingsmaatregelen

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Populaties beschrijven met kansmodellen

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

De arbeidsmarkt in maart 2016

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

opgeleiden te Brussel. Trends naar Arbeidsmarktontwikkeling voor hoger 6 juni 2006 Studiedag onderwijsvernieuwing

Activering en opleiding van werklozen: actualisering van de resultaten (2 de semester 2013)

De arbeidsmarkt in januari 2016

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Jeugdwerkloosheid. Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten 11 december Jan Smets

Niet-werkende werkzoekenden in Genk

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Juridische ondersteuning

Salaires et négociation collective en Belgique: une analyse microéconomique en panel

De wortel of de stok?

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

DAGELIJKS WERKBOEK DEEL #1

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Allochtoon talent aan het werk

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België Rapport 2014

De arbeidsmarkt in juni 2014

Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het?

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

Langdurige werkloosheid in Nederland

De regionale impact van de economische crisis

Examen Statistiek I Feedback

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap

BELG WORDEN GESCHIEDENIS VAN DE BELGISCHE NATIONALITEITSVERWERVING SINDS 1830

De arbeidsmarkt in juli 2014

De arbeidsmarkt in oktober 2016

De arbeidsmarkt in mei 2016

De arbeidsmarkt in februari 2016

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland

De arbeidsmarkt in augustus 2017

De arbeidsmarkt in april 2016

De arbeidsmarkt in maart 2015

Bijlagen. Bijlage B Tabellen en figuren behorend bij hoofdstuk Bijlage C Tabellen en figuren behorend bij hoofdstuk

Vraaggestuurde re-integratie: methode of mythe? Arjan Heyma (SEO Economisch Onderzoek) 27 mei 2011

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

De arbeidsmarkt in mei 2017

Welke vaardigheden hebben een invloed op het al dan niet succesvol zijn van het outplacement?

De arbeidsmarkt in september 2014

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Arbeidsmarkt en sociale uitsluiting: een blijvende zorg. Frank Vandenbroucke Lezing n.a.v. 25 jaar Werkervaringsbedrijven Turnhout, 9 maart 2017

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

De arbeidsmarkt in december 2014

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

De arbeidsmarkt in augustus 2016

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Baanvindduren, hoe snel vinden werklozen een baan?

De arbeidsmarkt in april 2015

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Dutch Summary. Dutch Summary

Statistiek voor A.I.

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kansengroepen op de arbeidsmarkt Faiza Djait

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Jongeren op de arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt in augustus 2013

2. Hoe kan je de strijd tegen discriminatie aangaan?

Vraag nr. 37 van 29 januari 2002 van de heer ROLAND VAN GOETHEM Antwoord 1. Overzicht over alle kenmerken heen

De arbeidsmarkt in februari 2015

Transcriptie:

Faculteit der Economische en Toegepaste Economische wetenschappen KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN Statistische discriminatie van allochtonen op jobmarkten met rigide lonen Proefschrift voorgedragen tot het behalen van de graad van Doctor in de Economische Wetenschappen door Bart Van den Cruyce Promotor: Erik Schockaert Nummer 134 2000

Daar de proefschriften in de reeks van de faculteit der Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen het persoonlijk werk zijn van hun auteurs, zijn alleen deze laatsten daarvoor verantwoordelijk

I Dankwoord Aan een proefschrift beginnen is niet meer of minder dan een pelgrimstocht aanvatten. Het einddoel ligt vast, maar de weg er naartoe is lang, hobbelig, en, hoewel reeds betreden door anderen, onbekend voor de pelgrim. De zin ervan ligt niet in het bereiken van het einddoel, daar zijn tegenwoordig vliegtuigen voor, maar in het ondernemen van de tocht. En er is nog een overeenkomst. Net zoals pelgrims overleven doctorandi dankzij de onbetaalde hulp van velen. Omdat elke stap belangrijk is, is ook de kleinste hulp van wezenlijk belang. In de eerste plaats gaat mijn dankbaarheid uit naar de promotor van dit proefschrift, prof. Erik Schokkaert. Uit zijn grondige opmerkingen op de talloze versies van de moeilijke en minder moeilijke hoofdstukken bleek een schier oneindig geduld en een grote zin voor zelfopoffering. Zijn geloof in het bereiken van de bestemming was een onmisbare bron van energie. Deze eigenschappen kunnen ook toegeschreven worden aan prof. Joop Hartog, die als copromotor eveneens een aantal ruwe versies te lezen kreeg. De vruchtbare gesprekken met promotor, copromotor en mijzelf, die volgden op die lectuur hebben sterk bijgedragen tot de kwaliteit van het proefschrift. Veel van de inspanningen van promotor en copromotor en de leden van de doctoraatscommissie zijn het gevolg van mijn volharding om naast het model van statistische discriminatie, ook een evenwichtsmodel voor de werking van de jobmarkt op te zetten. De opmerkingen van prof. Guido De Bruyne en eerder Erik Schokkaert spoorden mij aan om de voorwaarden voor het evenwicht, waarvan ik de eigenschappen afleidde, duidelijker neer te schrijven. De opmerkingen van prof. Filip Abraham, prof. Stefan Dercon, prof Van Rompuy en prof Joop Hartog waren een stimulans om hoofdstuk 5 meer te richten op de hoofdzaak en niet uit te wijden over alle resultaten. Van prof. em. Mark Eyskens kreeg ik de opmerking dat het rendement van mijn inspanningen in vraag kan gesteld worden omdat mijn conclusies verwachte evidenties zijn. Ik neem dit op als een compliment. Het zou pas onverantwoord zijn mocht deze studie naar de werkloosheid en discriminatie van allochtonen geleid hebben tot wereldvreemde conclusies waar verder geen politicus, werkgever of sociale organisatie naar omkijkt.

II Het empirische en econometrische luik nam in dit werk een zeer voorname plaats in. Daarom ben ik, naast mijn commissieleden, dank verschuldigd aan prof. Frans Spinnewyn die mij toeliet gebruik te maken van RVA-gegevens over de werkloosheidsduur en vooral aan Robrecht Lambrechts en Yves Saks die hun kennis over deze grote gegevensbestanden en de sasprogramma s waarmee zij verwerkt konden worden steeds met mij wilden delen. Ik bedank ook Dirk Van den Broeck (VDAB) en de studiedienst van de RVA voor hun uitleg bij deze gegevens. Ik ben Geert Dhaene en prof. Frans Spinnewyn dankbaar dat ik mocht deelnemen aan hun seminaries over duuranalyse en bedank ook Geert Dhaene en Robrecht Lambrechts voor het nalezen van de afleiding van een likelihood die corrigeert voor censurering, afronding en de niet observatie van kleine intervallen die later gebruikt werd bij de parametrische schattingen (zie hoofdstuk 4). Verder bedank ik Bart Capeau voor het nalezen en zijn stimulerende commentaar op de allereerste versie van hoofdstuk 2. Gezien de grote omvang van de tekst prees ik mijzelf gelukkig dat ik een beroep kon doen op een paar goede vrienden en familieleden, namelijk Jan Moris, Renilde Jansens, Ghislaine Coigneau en Geert Van den Cruyce die elk een stuk van de tekst wilden nalezen op het taalgebruik. De basis van het groot aantal doctorale proefschriften dat behaald werd op het Centrum voor Economische studieën, ligt, naast de seminaries en de lessen, ongetwijfeld in de ontspannen sfeer en de aandacht voor een reflectie over de economische en andere problemen van de samenleving. Daarbij mag de kwaliteit van het onderzoek soms primeren boven strikte deadlines en carrièreplannen. Die sfeer werd mee gedragen door mijn bureaugenoten en vele (ex)-collega s waarmee ik mijn middag en andere pauzes doorbracht. Zeer belangrijk was ook de morele steun die ik gedurende meer dan 3 jaar kreeg van mijn collega s en teamleiders op het Federaal Planbureau. Ik wil vooral Herman Van Sebroeck, Joost Verlinden, Etienne Rohaert en Albert Gilot bedanken voor hun soepelheid o.m. inzake verloven en deadlines. Alhoewel het werk aan het proefschrift uitsluitend in Leuven gebeurde kan niet ontkend worden dat de continue inspanningen energie gekost hebben. Dit dubbel onderzoekswerk leverde ook synergievoordelen op. Mijn proefschrift profiteerde mee van de

III ervaring opgedaan in het econometrisch onderzoek en het schrijven van onderzoeksrapporten voor de studie naar delokalisatie op het Federaal Planbureau. Tenslotte wil ik mijn vriend Marc bedanken, voor zijn begrip voor het gedeelde tijdsgebruik, omdat hij altijd vierkant achter dit proefschrift stond, steun en toeverlaat was, praktische en huishoudelijke problemen oploste, en vooral omdat hij mij omringde met een oneindige warmte en zorgzaamheid.

Inhoudsopgave IV Dankwoord...I Inhoudsopgave...IV Bijgevoegde stellingen...xiii Lijst van symbolen en functies...xiv 1 OMSCHRIJVING SYMBOLEN NORMAAL ALFABET... XIV 2 OMSCHRIJVING GRIEKSE SYMBOLEN... XVI 3 OMSCHRIJVING FUNCTIES MET SYMBOLEN NIET OPGENOMEN ONDER 1 EN 2...XVII Lijst van tabellen en figuren...xviii Inleiding... 1

Deel I Statistische discriminatie en de werking van de jobmarkt Hoofdstuk 1 Discriminatie, achterstelling en achterstand van allochtonen V...11 1 INTRODUCTIE VAN ENKELE BEGRIPPEN...12 1.1 DE NATIONALE GROEP...12 1.2 DISCRIMINATIE...16 1.2.1 Definitie van discriminatie...16 1.2.2 Het verschil tussen baan- en loondiscriminatie...19 1.2.3 Achterstelling...21 1.2.4 Economische discriminatie...21 1.3 STATISTISCHE DISCRIMINATIE...26 1.3.1 Definitie van statistische discriminatie en differentiatie...26 1.3.2 Statistische discriminatie en andere vormen van discriminatie of achterstelling...29 1.3.3 Statistische differentiatie en efficiëntie...35 2 DE OPBOUW VAN MENSELIJK KAPITAAL DOOR IMMIGRANTEN EN HUN KINDEREN 40 2.1 INLEIDING...41 2.2 HET TEKORTSCHIETEN VAN DE ASSIMILATIEHYPOTHESE...43 2.3 DE EFFECTEN VAN TIJDELIJKE MIGRATIE...47 2.4 DE ROL VAN "ETNISCH KAPITAAL"...50 2.5 BESLUIT...54 3 DE ARBEIDSMARKTPOSITIE VAN ALLOCHTONEN IN BELGIË EN DISCRIMINATIE...55 3.1 INLEIDING...55 3.2 WERKLOOSHEIDSGRADEN EN NATIONALITEIT...57 3.3 HET BESTAAN VAN SEGREGATIE VOLGENS STATUUT...62 3.4 LOONSVERSCHILLEN TUSSEN NATIONALE GROEPEN...64 4 BESLUIT HOOFDSTUK 1...68 Hoofdstuk 2 De werking van de jobmarkt... 70

VI 1 HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN DE JOBMARKT... 72 1.1 DE JOBMARKT VERSUS DE MARKT VOOR BESTAANDE CONTRACTEN... 72 1.2 ZOEKMODELLEN EN HET EXOGENE KARAKTER VAN DE LONEN OP DE JOBMARKT... 73 2 EEN ZOEKMODEL VOOR WERKLOZEN.... 76 2.1 EEN ALGEMEEN GEFORMULEERD ZOEKMODEL MET EEN CONSTANT RESERVATIELOON... 78 2.1.1 Veronderstellingen... 78 2.1.2 Resultaten van het zoekmodel van Devine en Kiefer... 80 2.2 EEN CONCREET ZOEKMODEL OP EEN SEGMENT VAN DE JOBMARKT... 86 2.2.1 Bijkomende veronderstellingen... 86 2.2.2 Afleiding van de resultaten... 88 2.2.3 Bespreking resultaten... 95 3 EEN ZOEKMODEL VOOR WERKGEVERS... 96 3.1 VERONDERSTELLINGEN... 97 3.2 HET RESERVATIENIVEAU VAN VERWACHTE EFFECTIEVE ARBEIDSEENHEDEN (E R W)... 100 3.3 REACTIE VAN DE WERKGEVER OP EEN VERHOGING VAN E* W EN W.... 102 3.3.1 De impact van e* w op e r w... 102 3.3.2 De impact van w op e r w... 103 4 EEN EVENWICHTSMODEL VOOR EEN SEGMENT VAN DE JOBMARKT... 105 4.1 VERONDERSTELLINGEN VAN HET JOBMARKTMODEL... 105 4.2 VOORWAARDEN VOOR EEN EVENWICHT OP EEN OP ZICHZELF WERKEND JOBMARKTSEGMENT... 108 4.3 EIGENSCHAPPEN VAN HET EVENWICHT OP EEN JOBMARKTSEGMENT... 113 4.3.1 Het bestaan van w* e en e* w... 113 4.3.2 Het verloop van de functies w*(e), w r (e), e*(w) en e r (w) in het marktevenwicht... 115 4.3.3 Andere eigenschappen van het jobmarktevenwicht... 116 4.4 BESPREKING VAN HET JOBMARKTEVENWICHT... 118 4.4.1 Vlakke stukken in de functies w*(e) en w r (e).... 119 4.4.2 Discrete sprongen in de functies e*(w) en e r (w) en in V V (w)... 122 4.4.3 Het bestaan van werklozen zonder uitstroomkansen en de stationariteit van het jobmarktevenwicht.... 125 4.5 DE UITSTROOMINTENSITEIT UIT DE WERKLOOSHEID... 127 4.5.1 Het verloop van de functie τ(e) in het marktevenwicht onder de veronderstellingen C.1 tot C.5 128 4.5.2 Het jobmarktevenwicht voor de werklozen met de laagste e-waarden... 130 4.5.3 Het verloop van τ(e) als werklozen verschillende b-waarden hebben... 135 4.5.4 Toepassing van het model voor een beroepsgroep of de gehele jobmarkt... 136

VII 5 VERANDERING VAN HET JOBMARKTEVENWICHT... 138 5.1 HET INVOEREN VAN EEN WETTELIJK MINIMUMLOON... 138 5.1.1 Het effect van een verhoging van de minimumlonen op de verdeling van de aangeboden lonen en de intensiteit van de baanaanbiedingen... 139 5.1.2 Het effect van w' min op τ(e)... 141 5.2 HET EFFECT VAN EEN WIJZIGING IN DE (STATIONAIRE) TOESTAND OP DE ARBEIDSMARKT OP RESERVATIELONEN EN NIVEAUS EN UITSTROOMKANSEN... 145 5.2.1 Het directe effect van een wijziging in U,V en α, β op de uitstroomkansen... 146 5.2.2 Bespreking... 150 6 ALTERNATIEVEN VOOR DE EXOGENE BEPALING VAN LONEN EN VACATURES, EEN BESPREKING... 153 6.1 EEN MODELVARIANT MET ENDOGEEN BEPAALDE LONEN... 153 6.1.1 Veronderstellingen... 153 6.1.2 Resultaten... 154 6.2 HET EXOGENE KARAKTER VAN DE INSTROOM VAN NIEUWE VACATURES EN WERKLOZEN... 157 7 BESLUIT VAN HOOFDSTUK 2... 159 Hoofdstuk 3: Statistische discriminatie op de jobmarkt... 163 1 HET BASISMODEL VAN STATISTISCHE DISCRIMINATIE... 165 1.1 VERONDERSTELLINGEN VAN HET MODEL VAN AIGNER EN CAIN... 165 1.2 RESULTATEN VAN HET BASISMODEL... 169 1.2.1 Formulering propositie 6:... 169 1.2.2 Bewijs van propositie 6 :... 169 1.3 BESPREKING... 171 2 HET VERALGEMEENDE MODEL... 174 2.1 VERONDERSTELLINGEN... 174 2.2 RESULTATEN... 175 2.3 CONCRETE INVULLINGEN VAN HET ALGEMENE MODEL... 176 2.3.1 Discriminatie als gevolg van verschillen in µ j *'s:... 176 2.3.2 Discriminatie bij verschillen tussen nationale groepen in de precisie van de test... 180 2.3.3 De invloed van de onderliggende variantie σ... 183 2 q j

VIII 2.3.4 De invloed van η 2 j... 184 3 STATISTISCHE DISCRIMINATIE EN SELECTIE IN MEERDERE RONDEN... 186 3.1 AFLEIDING RESULTATEN... 186 3.2 BESPREKING... 188 3.3 STATISTISCHE DISCRIMINATIE EN EMPIRISCH ONDERZOEK NAAR DISCRIMINATIE... 190 4 STATISTISCHE DISCRIMINATIE EN DE WERKING VAN DE JOBMARKT.... 194 4.1 STATISTISCHE DISCRIMINATIE EN DE ALLOCATIE IN EEN BAAN MET GEGEVEN RESERVATIENIVEAU.... 195 4.1.1 Veronderstellingen... 195 4.1.2 Formulering van propositie 8... 198 4.1.3 Bespreking van propositie 8... 199 4.2 STATISTISCHE DISCRIMINATIE IN DE CONTEXT VAN EEN VACATURE ZOEKMODEL MET EINDIGE CONTRACTEN EN OPLEIDINGSKOSTEN... 204 5 DE IMPLICATIES VAN JOBMARKTSEGREGATIE.... 207 5.1 OORZAKEN VAN SEGMENTERING VAN DE JOBMARKT VOLGENS BEROEPSGROEPEN... 207 5.2 STATISTISCHE DISCRIMINATIE IN DE CONTEXT VAN EEN GESEGMENTEERDE JOBMARKT... 209 5.2.1 Verschillen in de oorzaken en de mate van discriminatie tussen jobmarktsegmenten... 209 5.2.2 Uitwijkmogelijkheden op een gesegmenteerde jobmarkt met discriminatie... 211 5.2.3 De differentiële impact van wettelijke discriminatie (of differentiatie)... 213 6 BESLUIT... 218 Deel II Schattingen van de werkloosheidsduur en de tewerkstellingsduur na werkloosheid Hoofdstuk 4 Gegevens en gehanteerde schattingsmethoden...225 GEGEVENS EN GEHANTEERDE SCHATTINGSMETHODEN...225 1 BESCHRIJVING VAN HET RVA-BESTAND...226 1.1 AARD VAN BESTANDEN EN BRONNEN...226 1.2 FYSIEKE VORM EN OMVANG BESTANDEN...227 1.3 VARIABELEN IN EEN MAANDELIJKS BESTAND...227 2 PROBLEMEN BIJ HET BEREKENEN VAN WERKLOOSHEID EN TEWERKSTELLINGSDUUR MET DE RVA-BESTANDEN...231 2.1 TEKORTKOMINGEN IN DE REGISTRATIE VAN IN- EN UITSTROOMMOMENT EN BESTEMMING NA

IX WERKLOOSHEID...232 2.1.1 Onzekerheid over de bestemming van de uitgestroomde werkloze...232 2.1.2 De gebrekkige registratie van het uitstroommoment tijdens de wachttijd...237 2.1.3 Het bestaan van niet-unieke tewerkstellingsnummers...238 2.2 LINKSE CENSURERING EN MEERDERE WERKLOOSHEIDSINTERVALLEN PER INDIVIDU...239 2.3 PROBLEMEN OPGELOST MET EEN AANPASSING VAN DE LIKELIHOOD...240 2.3.1 Het bestaan van rechtse censurering...240 2.3.2 Het probleem van afronding of discrete waarneming...240 2.3.3 De niet observatie van zeer kleine werkloosheidsintervallen...241 2.3.4 De gebrekkige waarneming van het uitstroommoment bij werkzoekende werklozen in hun wachttijd...241 3 AFLEIDING EN TEST VAN DE PRODUKT-LIMIET SCHATTER IN DE CONTEXT VAN EEN DISCRETE OVERLEVINGSFUNCTIE IN DE WERKLOOSHEID...242 3.1 DE PRODUKT-LIMIET (OF KAPLAN-MEIER) SCHATTER...243 3.2 TOEPASSING VAN DE PRODUCT-LIMIET SCHATTER OP DE RVA DATA...245 4 PARAMETRISCHE SCHATTING VAN DE UITSTROOMINTENSITEIT UIT DE WERKLOOSHEID...248 4.1 AFLEIDEN VAN DE LIKELIHOOD ZONDER SPECIFICATIE VAN DE DUURVERDELING...249 4.1.1 Waarnemingsschema, definitie stochastische variabelen en verdeling van de duur...249 4.1.2 Schattingsmethode...251 4.1.3 Veronderstelling betreffende de instroom in de werkloosheid binnen één maand...251 4.1.4 Het probleem van de niet geobserveerde kleine intervallen...252 4.1.5 Het afleiden van Pr'(Di=0 fi(t), Ji=j) voor gecensureerde intervallen...253 4.1.6 Het afleiden van Pr'(J i =j f i (t)) voor niet gecensureerde intervallen (met uitzondering van werkzoekenden in wachttijd met j=6,7)...254 4.1.7 Het afleiden van Pr'(J i =6 f i (t)) voor werkzoekenden in wachttijd...256 4.1.8 Likelihood zonder gespecifieerde verdeling van de duur...258 4.2 SPECIFICATIE VAN DE HAZARD FUNCTIE EN NIET GEOBSERVEERDE HETEROGENITEIT...260 4.2.1 Een proportionele hazardspecificatie met correctie voor niet-geobserveerde heterogeniteit...261 4.2.2 De keuze van de basishazard...262 5 VERGELIJKING VAN DE PARAMETRISCHE EN NIET-PARAMETRISCHE SCHATTING VAN DE BASELINE HAZARD...268 5.1 VERGELIJKING TUSSEN PARAMETRISCHE EN NIET-PARAMETRISCHE SCHATTING VOOR GROEP NIET IN WACHTTIJD...269 5.2 HET BELANG VAN DE CORRECTIES VOOR HET WAARNEMINGSSCHEMA...273

X 6 BESLUIT...277 Hoofdstuk 5 Een vergelijking tussen Belgen en vreemdelingen op basis van werkloosheidsgegevens... 280 1 HET TOETSEN VAN STATISTISCHE DISCRIMINATIE MET WERKLOOSHEIDSDUURGEGEVENS... 282 1.1 EEN GEZAMENLIJKE TOETS VOOR STATISTISCHE DISCRIMINATIE EN PROPOSITIE 4... 282 1.2 VERSCHILLEN IN µ J * S EN γ J S TUSSEN NATIONALE GROEPEN... 285 1.3 TOETSEN OP BASIS VAN NIET PARAMETRISCHE SCHATTINGSRESULTATEN... 287 1.3.1 De overlevingsfunctie in de werkloosheid... 287 1.3.2 Verschillen in gemiddelde werkloosheidsduur... 290 2 SCHATTING VAN DE WERKLOOSHEIDSDUUR MET VERKLARENDE VARIABELEN... 294 2.1 VERSCHILLEN IN KARAKTERISTIEKEN TUSSEN GROEPEN... 295 2.2 VERWACHTE VERSCHILLEN IN COËFFICIËNTEN TUSSEN NATIONALITEITEN... 302 2.3 SCHATTINGSRESULTATEN EN BESPREKING... 305 2.3.1 Resultaten en hun interpretatie... 305 2.3.2 Bespreking resultaten... 309 3 DECOMPOSITIE VAN OAXACA... 318 4 HET VERLOOP VAN DE HAZARD EN DE IMPLICATIES VAN STATISTISCHE DISCRIMINATIE BIJ SELECTIE IN MEERDERE RONDES.... 329 4.1 IMPLICATIES VAN STATISTISCHE DISCRIMINATIE BIJ SELECTIE IN MEERDERE RONDES... 329 4.2 SCHATTINGSRESULTATEN VOOR DE VARIANTIE σ V ² VAN DE MENGVERDELING... 331 4.3 HET VERLOOP VAN DE HAZARD ALS WERKGEVERS ZOWEL DE NATIONALE GROEP ALS DE DOORSTANE WERKLOOSHEIDSDUUR ALS SELECTIEMECHANISME GEBRUIKEN... 334 5 SCHATTING VAN DE TEWERKSTELLINGSDUUR NA WERKLOOSHEID... 339 5.1 VERWACHTINGEN... 340 5.1.1 Schatting met de Kaplan-Meier schatter... 341 5.1.2 Resultaten niet parametrische schatting... 342 6 BESLUIT VAN HOOFDSTUK 5... 345

Hoofdstuk 6 XI Besluit en beleidsconclusies...347 BESLUIT EN BELEIDSCONCLUSIES...347 1 SYNTHESE ONDERZOEKSRESULTATEN...348 1.1 THEORETISCH LUIK...348 1.1.1 Resultaten over de werking van de jobmarkt(en)...348 1.1.2 De gevolgen van statistische discriminatie op de jobmarkt...352 1.2 EMPIRISCH LUIK...355 1.3 METHODOLOGISCHE RESULTATEN M.B.T. HET GEBRUIK VAN DE RVA-DATA...359 2 IMPLICATIES VOOR EEN BELEID GERICHT OP GELIJKE KANSEN VOOR EN INTEGRATIE VAN ALLOCHTONEN...362 2.1 HET BEREIKEN VAN GELIJKE KANSEN BIJ AANWERVING...363 2.1.1 De implicaties van discriminatie op basis van stereotype beelden...363 2.1.2 Wettelijke discriminatie en tewerkstelling in de publieke sector....367 2.1.3 Achterstelling...369 2.2 HET ALGEMENE TEWERKSTELLINGSBELEID...370 2.2.1 De rol van minimumlonen en het beleid t.o.v. nieuwe immigranten...371 2.2.2 Het macro-economisch beleid...375 2.2.3 Aanbodzijdebeleid...376 2.2.4 Inspanningen voor vorming en opleiding...377 Referenties.379 Appendices I. APPENDICES HOOFDSTUK 1...389 I.1 WETGEVING INZAKE HET VERWERVEN VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT...389 I.2 WERKLOOSHEIDSGRADEN EN BEROEPSBEVOLKING PER PROVINCIE...390 II. APPENDICES HOOFDSTUK 2...393 II.1 HET BESTAAN VAN EEN UNIEK RESERVATIELOON...393 II.2 AFLEIDING VAN DW R IJ /D µ (ZIE HOOFDSTUK 2, AFD. 2)...394 wij II.3 Dτ IJ /DW* IJ IN HET GEVAL H(W) UNIFORM IS (ZIE HOOFDSTUK 2, AFD. 3)...395

XII II.4 HET BEWIJS VAN LEMMA 1 EN PROPOSITIE 3...396 II.5 HET EVENWICHT IN EEN JOBMARKT MET TWEE TYPES WERKLOZEN EN TWEE LONEN...411 II.6 HET JOBMARKTEVENWICHT ALS ER WERKLOZEN ZIJN ZONDER UITSTROOMKANSEN...414 II.7 EEN ILLUSTRATIE VAN HET EFFECT VAN EEN MINIMUMLOONSVERHOGING OP DE VERDELING VAN DE AANGEBODEN LONEN...415 III. APPENDICES HOOFDSTUK 3...416 III.1 DE STUDIE "ETNISCHE DISCRIMINATIE BIJ DE AANWERVING" (1997)...416 III.2 HET EFFECT VAN STATISTISCHE DISCRIMINATIE OP DE RESERVATIENIVEAUS...421 IV. APPENDICES BIJ HOOFDSTUK 4...423 IV.1 DE OVERLEVINGS- EN HAZARDFUNCTIE BIJ EEN CONTINUE VERDELING VAN DE WERKLH.DUUR...423 IV.2 AFLEIDING VAN DE LIKELIHOOD VOOR DE KAPLAN MEIER SCHATTER...425 IV.3 HET RESULTAAT VAN DE PRODUCT-LIMIET SCHATTER VOOR WERKZOEKENDEN IN WACHTTIJD...426 IV.4 DE LIKELIHOOD BIJ EEN TAYLOR EXPANSIE VOOR S I (T) TOT DE TWEEDE RONDE...429 IV.5 INVULLING VAN ρ 0 EN κ VOOR EEN TOEPASSING VAN DE COMPOUND EXPONENTIAL DISTRIBUTION VAN COX EN OAKES (1994)...430 V. APPENDICES BIJ HOOFDSTUK 5...431 V.1 DE LOG RANK EN WILCOXON TEST...431 V.2 HET OPLEIDINGSNIVEAU VAN MIN 25 JARIGE WERKLOZEN IN EN NIET IN WACHTTIJD...433 V.3 PARAMETRISCHE SCHATTING ZONDER VERKLARENDE VARIABELEN VOOR DE GROEP VAN MIN 25- JARIGEN IN EN NIET IN WACHTTIJD...436 V.4 NUMERIEKE EVALUATIE VAN HET EFFECT VAN σ V ² OP HET VERLOOP VAN DE HAZARD...439 V.5 DECOMPOSITIE VAN DE VERSCHILLEN IN θ X TUSSEN NATIONALE GROEPEN...440 Lijst van proefschriften... 442

Bijgevoegde stellingen XIII 1. Het tariferen van het woon-werkverkeer tijdens de piekuren verhoogt de werkloosheid van laag geschoolden. 2. Het verankeringsdebat van ondernemingen appelleert aan een reëel probleem maar zou beter vertaald worden naar één over Mitbestimmung en participatie in het kapitaal door werknemers. 3. Het ontwikkelingsbeleid zou gebaat zijn met een bevoegdheidsoverdracht naar de Europese Unie; vooral een administratie die richtlijnen voorbereidt en het nationale beleid controleert en evalueert is noodzakelijk.

Lijst van symbolen en functies XIV Deze lijst omvat alleen de symbolen en functies die in meerdere afdelingen en /of hoofdstukken gebruikt worden. Er wordt telkens aangegeven in welke afdeling van welk hoofdstuk en eventueel in welke veronderstelling of uitdrukking de volledige definitie kan weergevonden worden. De subscripten i en j slaan op werkloze i van nationale groep j. Omschrijving symbolen normaal alfabet symbool Omschrijving Geïntroduceerd in: b Inkomen per tijdseenheid bij werkloosheid H2, afd. 2, A.2 c j Aantal gecensureerde intervallen met j telmaanden H4, afd. 4 D i Wissel die 1 is bij niet gecensureerde intervallen H4, afd. 4 e e ij Verwachte effectieve arbeidseenheden van een werkloze H2, afd. 3, B.4 e max De hoogste e-waarde op een jobmarkt H2, afd. 4 e min De laagste e-waarde op een jobmarkt H2, afd. 4 e* w Maximaal haalbare e-waarde voor de werkgever met loon w, H2, afd. 3, B.8 zo dat elke werkloze met e <e* w bereid is er te werken e r w Reservatieniveau van e van de werkgever met het loon w H2, afd. 3 e' e-waarde vanaf dewelke de reservatielonen niet bindend zijn H2, afd 4, (59) e " e-waarde vanaf dewelke de uitstroomkans nul is, valt samen met r ew min als w min >b, anders gelijk aan e r b H2, afd. 4, (59) e r 1 Reservatieniveau van de werkgever met het hoogste loon H2, afd. 4, (43) e r 2 Reservatieniveau van de werkgever met w=max(w min,w r 1) H2, afd. 4, (49) e r 3 Reservatieniveau van werkgever met w een fractie lager dan w r 1 App (A.II.15) f j Onvoorwaardelijke discrete uitstroomkans H4, afd. 3 h j, h l, h k Voorwaardelijke discrete uitstroomkans H4, afd. 3 j Nationale groep / Aantal geobserveerde telmaanden, realisatie van J i H2, afd. 2 H4, afd. 4

XV m Het aantal maanden in de observatieperiode(=60) H4, afd. 4 n De contractduur H3, afd. 4 n j, n l Het aantal werklozen dat uitstroomt na j, l maand H4, afd. 3 q ij Werkelijke effectieve arbeidseenheden van een werkloze H2, afd. 3, B.4 r Intrestvoet bij het actualiseren door werkgevers en werklozen H2, afd. 2, 3 r j, r l Het aantal individuen nog werkloos op moment j of l H4, afd. 3 t Werkloosheidsduur, realisatie van T i H4, afd 3, 4 U Het aantal werklozen op een jobmarkt H2, afd 4, C.4 u ij Storingsterm bij individuele test-score werkloze H3, afd. 1, D.3 V Het aantal vacatures op een jobmarkt H2, afd. 4, C.4 v i Variabele die niet geobserveerde heterogeniteit weergeeft H4, afd. 4 v ij Vector van individuele kenmerken van een werkloze H3, afd 1, (2) V v w Actuele waarde van het zoeken naar een werknemer H2, afd. 3 V u e V u ij Actuele waarde van het zoeken naar werk als werkloze H2, afd. 2 W i Wissel, gelijk aan 1 voor werklozen in wachttijd H4, afd. 4 w Loon aangeboden in een vacature H2, afd 2, A.4 w max Hoogst aangeboden loon op een jobmarkt H2, afd. 2, A.9 w min Laagst aangeboden loon op een jobmarkt H2, afd. 2, A.9 w* e w* i Maximaal haalbare loon van een werkloze, zo dat elke H2, afd. 2, A11 vacature met een lager loon open staat voor die werkloze j w r e w r ij Reservatieloon van een werkloze H2, afd 2. w r 1 Reservatieloon van de werklozen met e e r 1 H2, afd.4, (45) w r 2 Reservatieloon van de werklozen met e tussen e r 2 en e r 3 H2, afd.4 w 6 -w 9 Aantal werklozen in wachttijd met een geobserveerde duur H4, afd 4, van 6 tot 9 maand App V.3 x i Vector van verklarende variabelen in regressie H4, afd. 4, (32) y ij Het resultaat van een individuele test van een werkloze H3, afd. 1, D.3 y" y-waarde waaronder de uitstroomkansen 0 zijn voor groep j H5, afd. 2, (3) j

Omschrijving Griekse symbolen XVI symbool Omschrijving Geïntroduceerd in: α Intensiteit waarmee werkgevers werklozen ontmoeten / parameter in Weibull verdeling H2, afd. 3, B.6 / H4, afd. 4 β Intensiteit waarmee werklozen werkgevers ontmoeten H2, afd. 2, A.10 δ ij Intensiteit waarmee een werkloze werkaanbiedingen krijgt H2, afd. 2, A.3 γ j Gewicht van y-score bij bepalen e-waarde H3,afd.1, 2, (3) of (15) η² j Variantie van het verschil tussen µ* j en µ j H3, afd. 2, E.2 µ j Gemiddelde van q ij voor nationale groep j H3, afd. 1, D.5 µ* j Schatter van µ j gehanteerd door werkgever(s) H3, afd. 2, E.1 θ Vector coëfficiënten van verklarende variabelen in regressie H4, afd. 4, (32) θ 0 Constante term in regressie H4, afd. 5 σ Variantie van e ij in nationale groep j H3, afd. 2, (21) 2 e j σ Variantie van q ij in nationale groep j H3, afd. 1, D.5 2 q j σ Variantie van u ij in nationale groep j H3, afd. 1, D.3 2 u j σ v ² Variantie van v i, maatstaf niet geobserveerde heterogeniteit H4, afd. 4 σ Variantie van y ij in nationale groep j H3, afd. 2 y j τ ij τ e Uitstroomintensiteit uit de werkloosheid of hazard H2, afd. 2, 4 ω Natuurlijke logaritme van σ v ² H5, afd. 3, (5)

XVII Omschrijving functies met symbolen niet opgenomen onder punt 1 en 2 1 Functie Omschrijving Geïntroduceerd in: f(t), f i (t) Dichtheidsfunctie van de werkloosheidsduur App IV.1 f w (e) Dichtheidsfunctie van de e-waarden van werklozen die bereid H2, afd. 3 zijn bij de werkgever met het loon w te werken g ij (w) Dichtheidsfunctie van de lonen aangeboden aan een werkloze H2, afd. 2, A.5 h(w) Dichtheidsfunctie van de op een jobmarkt aangeboden lonen H2, afd. 2, A.9 θ(v ij ) Transformatie van individuele kenmerken die leidt tot y- H3, afd. 1, (2) waarde m(w) Het aantal nieuwe vacatures met loon w per tijdseenheid H2, afd. 4, C.5 n(e) Het aantal nieuwe werklozen van type e per tijdseenheid H2, afd. 4, C.5 p(e) Dichtheidsfunctie van de e-waarden van werklozen op een H2, afd. 2, A.3 jobmarkt S(t),S i (t) Overlevingsfunctie in de werkloosheid App IV.1 τ 0 (t) De basishazard H4, afd. 4, (32) τ(t), τ i (t) Hazard als functie van de doorstane werkloosheidsduur App IV.1 υ(w) Intensiteit waarmee een vacature met loon w ingevuld wordt H2, afd. 4 1 De bijbehorende verdelingsfunctie of cumulatieve dichtheid wordt telkens weergegeven door een hoofdletter.

Lijst van tabellen XVIII Tabel Titel Pagina 1.1 Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking per leeftijdsgroep en nationaliteit in p. 42 1997, mannen 1.2 Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking per leeftijdsgroep en nationaliteit in p. 43 1997, vrouwen 1.3 Zelf gerapporteerde werkloosheid per nationaliteit op 1 maart 1991, mannen p. 58 1.4 Zelf gerapporteerde werkloosheid per nationaliteit op 1 maart 1991, vrouwen p. 59 1.5 Aantal arbeiders en bedienden per nationaliteit en geslacht in het arrondissement p. 63 Antwerpen, tweede kwartaal 1991 1.6 De maandelijkse brutolonen en -wedden van mannelijke arbeiders en bedienden in p. 66 het arrondissement Antwerpen, tweede kwartaal 1991 1.7 Het percentage van het loonsverschil met de Belgen dat verklaard wordt door p. 67 verschillen in de verdeling van werknemers over bedrijfstakken 2.1 Het effect van het introduceren van een minimumloon op de uitstroomintensiteit uit p. 144 de werkloosheid 2.2 Het effect van een discrete daling van β op de uitstroomintensiteit uit de p. 150 werkloosheid bij een constante α 2.3 Het effect van een discrete toename van α op de uitstroomintensiteit uit de p. 152 werkloosheid bij een constante β 3.1 Het vereist scholingsniveau volgens functie p. 212 3.2 Beroepsstatuut van mannen met een betrekking, wonend in het Vlaams Gewest in p. 215 1995 3.3 Beroepsstatuut van vrouwen met een betrekking, wonend in het Vlaams Gewest in p. 215 1995 4.1 Categorieën in het RVA-bestand van 31 december 1993 p. 229 4.2 Bestemming uitgestroomde werkzoekend werkloze mannen in 1989-1993 p. 233 4.3 Bestemming uitgestroomde werkzoekend werkloze vrouwen in 1989-1993 p. 235 4.4 Berekening van de maandelijkse hazard met de Kaplan-Meier methode p. 245 4.5 Resultaten van een parametrische schatting zonder verklarende variabelen p. 269 4.6 Resultaten van een parametrische schatting met enkel correctie voor rechtse p. 273 censurering 5.1 Het opleidingsniveau van werklozen in wachttijd p. 286 5.2 Resultaten van een Log-Rank en Wilcoxon-toets voor verschillen in de p. 289

XIX overlevingsfunctie in de werkloosheid met de Belgen 5.3 Gemiddelde werkloosheidsduur bij mannen jonger dan 25 jaar, niet in wachttijd p. 291 5.4 Gemiddelde werkloosheidsduur bij vrouwen jonger dan 25 jaar, niet in wachttijd p. 292 5.5 Kenmerken van werkzoekend werkloze mannen tussen 18 en 30 jaar, niet in p. 295 wachttijd 5.6 Kenmerken van werkzoekend werkloze vrouwen tussen 18 en 30 jaar, niet in p. 297 wachttijd 5.7 Activiteitsgraad en werkloosheidsgraad in het Vlaams Gewest van 1988 tot 1994 p. 299 5.8 Schatting van de hazard bij mannen tussen 18 en 30 jaar, niet in wachttijd, periode p. 306 1989-1993 5.9 Schatting van de hazard bij vrouwen tussen 18 en 30 jaar, niet in wachttijd, periode p. 307 1989-1993 5.10 De effecten van wonen in een concentratiegemeente p. 314 5.11 De verschillen in de hazard bij een doorstane duur van 0 en 7 maanden, mannen p. 324 5.12 De verschillen in de hazard bij een doorstane duur van 0 en 7 maanden, vrouwen p. 327 5.13 Parametrische schatting van θ 0 en σ² v bij een exponentieel verdeelde duur met nietgeobserveerde p. 330 heterogeniteit 5.14 Gemiddelde duur van de afwezigheid uit de werkloosheid na uitstroom per p. 341 opleiding bij mannen niet in wachttijd tussen 18 en 30 jaar bij het begin van de werkloosheid 5.15 Gemiddelde duur van de afwezigheid uit de werkloosheid na uitstroom per p. 341 opleiding bij vrouwen niet in wachttijd tussen 18 en 30 jaar bij het begin van de werkloosheid A.I.1 Werkloosheid per provincie in maart 1991, mannen p. 390 A.I.2 Werkloosheid per provincie in maart 1991, mannen p. 390 A.I.3 Italiaanse, Marokkaanse en Turkse beroepsbevolking per provincie, maart 1991 p. 391 A.III.1 Resultaten van een praktijktest van discriminatie op basis van herkomst p. 419 A.IV.1 Berekening van de (vertekende) Kaplan-Meier schatter bij werklozen in wachttijd p. 426 A.V.1 Toets van de hypothese van geen verschillen tussen Marokkanen en Turken p. 432 A.V.2 De opleiding van werkzoekend werkloze mannen in wachttijd jonger dan 25 jaar p. 433 A.V.3 De opleiding van werkzoekend werkloze mannen niet in wachttijd jonger dan 25 p. 433 jaar A.V.4 De opleiding van werkzoekend werkloze vrouwen in wachttijd jonger dan 25 jaar p. 434 A.V.5 De opleiding van werkzoekend werkloze vrouwen niet in wachttijd jonger dan 25 jaar p. 434

A.V.6 A.V.7 A.V.8 A.V.9 A.V.10 A.V.11 Parametrische schatting bij een exponentieel verdeelde duur met niet geobserveerde heterogeniteit, groep LSB jonger dan 25 jaar niet in wachttijd Parametrische schatting bij een exponentieel verdeelde duur met niet geobserveerde heterogeniteit, groep LSB jonger dan 25 jaar in wachttijd Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen bij mannen op basis van de coëfficiënten van de Belgen Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen bij mannen op basis van de coëfficiënten van de vreemde nationaliteit Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen bij vrouwen op basis van de coëfficiënten van de Belgen Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen bij vrouwen op basis van de coëfficiënten van de vreemde nationaliteit XX p. 436 p. 437 p. 440 p. 440 p. 441 p. 441 Lijst van Figuren Figuur Titel Pagina 2.1 Het verloop van het reservatieloon en de uitstroomintensiteit uit de werkloosheid als functie van het maximaal haalbare loon als b > w min 2.2 Het verloop van het reservatieloon en de uitstroomintensiteit uit de werkloosheid p. 93 p. 95 als functie van het maximaal haalbare loon als b < w min 2.3 Een jobmarktevenwicht met w r 2 > w min en e r 2 > e min p. 118 3.1 De relatie tussen e ij en y ij als enkel de µ j * s verschillen p. 181 3.2 De relatie tussen e ij en y ij als de y-score voor de groep met de laagste µ j * minder p. 183 precies is 3.3 De relatie tussen e ij en y ij als de groep met de laagste µ j * heterogener is p. 185 4.1 Overlevingskans in en uitstroomkans uit de werkloosheid in functie van de p. 246 doorstane werkloosheidsduur op basis van de Kaplan-Meier schatter 4.2 Een voorbeeld van een gecensureerd interval p. 253 4.3 Een voorbeeld van twee niet gecensureerde intervallen p. 254 4.4 Twee intervallen van werkzoekenden in wachttijd p. 256 4.5 De hazard bij parametrische en niet parametrische schatting p. 270 4.6 Een parametrisch geschatte hazard met enkel correctie voor rechtse censurering p. 275 5.1 Overlevingskans in de werkloosheid bij mannen jonger dan 25 jaar uit het LSB p. 288 5.2 Overlevingskans in de werkloosheid bij vrouwen jonger dan 25 jaar uit het LSB p. 288 5.3 Duur werkloosheid in functie van opleiding en nationaliteit bij mannen p. 293

XXI 5.4 Duur werkloosheid in functie van opleiding en nationaliteit bij vrouwen p. 293 5.5 Theoretische hazard en potentiële ervaring bij basisgroep mannen p. 309 5.6 Theoretische hazard en potentiële ervaring bij basisgroep vrouwen p. 309 5.7 Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen op basis van de coëfficiënten p. 319 van de Belgen, mannen 5.8 Decompositie van het verschil in θ x met Belgen op basis van de coëfficiënten van p. 322 de vreemde nationaliteiten, mannen 5.9 Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen op basis van de coëfficiënten p. 326 van de Belgen, vrouwen 5.10 Decompositie van het verschil in θ x met de Belgen op basis van coëfficiënten p. 326 vreemde nationaliteiten, vrouwen 5.11 De hazard bij mannen jonger dan 30 jaar niet in wachttijd p. 336 5.12 De hazard bij vrouwen jonger dan 30 jaar niet in wachttijd p. 336 A.II.1 Het evenwicht in het model van Devine en Kiefer p. 392 A.II.2 Het evenwicht als reservatielonen en reservatieniveau s nooit bindend zijn p. 400 A.II.3 Het evenwicht als enkel (sommige) reservatieniveau s van e bindend zijn p. 401 A.II.4 Een evenwicht met w min > w r 2 en e min > e r 2 p. 405 A.II.5 Een evenwicht met w min > w r 2 en e min < e r 2 p. 405 A.II.6 Een ander evenwicht met w min > w r 2 en e min < e r 2 p. 406 A.II.7 Loonsverdeling in Pennsylvania en New Jersey p. 414 A.IV.1 Vertekende overlevingskans en uitstroomkans in functie van de doorstane p. 427 werkloosheidsduur bij werklozen in wachttijd A.V.1 Het effect van σ v ² op het verloop van de hazard bij θ 0 = -0.6197 p. 439 A.V.2 Het effect van σ v ² op het verloop van de hazard bij θ 0 = -1.497 p. 439

Algemene Inleiding 1 Het uitgangspunt van dit proefschrift is de massale werkloosheid en de significant langere werkloosheidsduur, zelfs na controle voor gevolgde opleiding en andere factoren, van mannen en vrouwen uit de Turkse en Marokkaanse nationale groep 2 in België. Onderzoek van de VDAB in 12 Vlaamse Gemeenten (Van den Broeck, 1999) wees uit dat in december 1998, 27.4 % van de mannen tussen 18 en 50 jaar uit de Turkse of Marokkaanse nationale groep 3 werkloos was 4. Dit staat tegenover een werkloosheidsgraad van 5% bij de mannen tussen 18 en 50 jaar uit de Belgische nationale groep in dezelfde gemeenten. Uit ons eigen onderzoek bij jonge Belgen en vreemdelingen met een Belgisch diploma blijkt dat het diploma, de sector van vorige tewerkstelling, het instroomjaar, de provincie en de leeftijd slechts een gedeelte van het verschil in werkloosheidsduur met de Belgen verklaren (zie hoofdstuk 5). Caestecker en van de Voorde (1996) vinden dat Turkse en Marokkaanse schoolverlaters met een diploma uit het beroeps of technisch middelbaar onderwijs kleinere kansen hebben werk te vinden dan Belgische schoolverlaters met een gelijk diploma. Hun steekproef omvat ook genaturaliseerde Belgen van Turkse en Marokkaanse afkomst. In dit proefschrift wordt een verklaring gegeven voor deze resultaten. Daartoe wordt verder gebouwd op de theorie rond statistische discriminatie en wordt een zoekmodel van werkgevers en werklozen op de jobmarkt ontwikkeld. Vanuit die dubbele benadering leiden wij een aantal stellingen af die empirisch getoetst worden. De termen statistische discriminatie en jobmarkt worden verder toegelicht. De jobmarkt is de plaats waar werkgevers met een vacature en werkzoekenden elkaar 2 Iemands nationale groep wordt bepaald door de (oorspronkelijke) nationaliteit van zijn recente naamgevende voorouders. Zij omvat immigranten en hun kinderen en kleinkinderen, ook diegene die (door naturalisatie of automatisch) Belg geworden zijn. Wij geven een definitie in hoofstuk 1. De gehele groep van immigranten uit arme landen en hun kinderen wordt in het proefschrift ook aangeduid met de term allochtonen. 3 In het VDAB- onderzoek werd bepaald of een werkzoekende tot de Turkse of nationale groep (de studie spreekt van etnische groep) of die van een Maghreb land behoort via een programma voor naamherkenning. Dat is een operationalisering van onze definitie van de nationale groep. 4 Bij de vrouwen uit de Maghrebijns/Turkse bevolking is tussen de 18 en de 30 jaar 35% werkloos. Boven de 30 jaar is de werkloosheid bij de vrouwen er lager dan bij de mannen door een geringe participatiegraad.

2 ontmoeten. Zij wordt gekenmerkt door zoekkosten en imperfecte informatie, zowel voor werkgevers als werkzoekenden, en is veel minder georganiseerd dan de markt voor bestaande contracten 5. Werkgevers noch werklozen weten wanneer zij een aanbieding krijgen en wat de kwaliteit ervan zal zijn. Ook na een (eerste) contact in het kader van een sollicitatie blijft het voor de werkgever moeilijk zich een juist beeld te vormen over de vaardigheden van een individuele kandidaat. Bij wijzigingen in de conjuctuur is het vooral de jobmarkt die de klappen opvangt, via aanzienlijke schommelingen in het aantal vacatures en werklozen. De werking van de jobmarkt kreeg aandacht in de literatuur rond zoekmodellen voor werklozen en werkgevers met een vacature 6. In deze zoekmodellen komt wat gebeurt op de jobmarkt vaak naar voor als een resultante van het globale economisch gebeuren. Het aantal vacatures en de daarbij aangeboden lonen zijn er vaak exogeen. De essentiële veronderstelling, die ook in dit werk gehanteerd wordt, is dat de situatie op de jobmarkt geen directe invloed heeft op de aangeboden lonen en het aantal vacatures (en ontslagen). Er gaat een invloed uit van de jobmarkt op de kosten van werkgevers via de wachttijd voor werknemers en de kwaliteit van de aanbiedingen, maar dat beïnvloedt het aantal vacatures enkel indirect. De aanpassing van de lonen aan de toestand op de jobmarkt wordt gehinderd door administratieve kosten, institutionele loonbepaling (met wettelijke en onderhandelde minimumlonen) en de onwenselijkheid dat loonschalen voor nieuw personeel te ver afwijken van die voor bestaand personeel. Ondanks deze beperkingen van de rol van de jobmarkt, blijft de werking ervan cruciaal. Op de jobmarkt wordt bepaald welke reservatielonen werkzoekenden hanteren en wat de eisen zijn van werkgevers met een vacature. Beide beïnvloeden de kansen voor werklozen om werk te vinden en voor werkgevers om vacatures op te vullen en zo ook de gemiddelde werkloosheidsduur en zoektijd voor werkgevers. Een vraag waarop enkel een model van de jobmarkt een antwoord kan bieden is welke factoren de verdeling van de werkloosheid beïnvloeden. Het is om een antwoord te geven op die vraag dat wij een eigen model van de jobmarkt ontwikkelen. 5 Dat is de plaats waar werkgevers en werknemers die reeds verbonden zijn met een arbeidscontract, vaak via vakbonden en werkgeversorganisaties, onderhandelen over lonen en arbeidsvoorwaarden. 6 Voor een overzicht, zie Devine en Kiefer (1991).

3 Wij gaan er van uit dat de jobmarkt bestaat uit een geheel van segmenten of beroepsgroepen die, zodra het aantal vacatures vast ligt, onafhankelijk van elkaar functioneren, wat impliceert dat de meeste werkzoekenden enkel actief zijn op één dergelijk segment. Binnen elke beroepsgroep bestaat een ordening van werkgevers volgens aangeboden loon 7 en van werkzoekenden volgens productieve vaardigheden. Algemeen wordt aangenomen dat de kansen om werk te vinden afhangen van de productieve vaardigheden van een individu. Wij spreken verder van zijn effectieve arbeidseenheden. Die verschillen tussen individuen en hangen af van het uit te voeren werk 8. Omwille van de allocatieve efficiëntie, is het wenselijk dat een hoger aantal effectieve arbeidseenheden leidt tot hogere kansen op het vinden van werk en dat dit verband gelijk is ongeacht de nationale groep, het geslacht of andere (voor de productiviteit) irrelevante kenmerken van een werkloze 9. Die zwakke formulering van het principe van gelijke kansen 10 is echter niet gerealiseerd in de praktijk. Ten eerste is het voor een werkzoekende niet zozeer van belang wat zijn werkelijke effectieve arbeidseenheden zijn, maar wél hoe die ingeschat worden door de werkgevers met een vacature. Ten tweede zijn er marktimperfecties op de jobmarkt, waardoor een hoger verwacht aantal effectieve arbeidseenheden niet altijd omgezet wordt in meer aanbiedingen. Beide soorten imperfecties krijgen aandacht in dit werk. De tweede soort imperfecties worden aan het licht gebracht door het evenwichtsmodel voor de jobmarkt, uitgewerkt in hoofdstuk 2. Wij argumenteren dat de mate waarin hogere verwachte effectieve arbeidseenheden worden omgezet in meer mogelijkheden voor een werkloze afhangen van het aantal (types) werkgevers dat actief is op een jobmarktsegment. Wij tonen ook dat er op de jobmarkt werklozen kunnen zijn zonder uitstroomkansen, ook al 7 Wij veronderstellen expliciet dat de lonen tussen ondernemingen voor het uitoefenen van gelijkaardig werk verschillen. Dat kan omdat mensen met eenzelfde beroep (boekhouder, arbeider, sekretaresse, ) werken in verschillende sectoren, waarvoor verschillende CAO s gelden. Ook binnen een sector zijn er loonverschillen tussen ondernemingen voor gelijkaardige functies. Sommige werkgevers passen het minimumloon toe, andere bieden bewust een loon dat hoger is (wat kan verantwoord worden vanuit de literatuur rond efficiëntielonen). 8 In een model van job matching hangen zij af van de specifieke combinatie van werkgever en werknemer. Dezelfde persoon heeft er bij andere werkgevers een verschillende productiviteit. Wij veronderstellen dat een persoon dezelfde verwachte effectieve arbeidseenheden heeft bij verschillende werkgevers en gaan niet in op het matching - probleem. Dat is realistisch zolang men blijft binnen hetzelfde jobmarktsegment. 9 Er zijn zeker Pareto verbeteringen mogelijk als er werklozen zijn die hogere kansen hebben werk te vinden dan andere met hogere effectieve arbeidseenheden. 10 Dit is een zwakke formulering want wij gaan er van uit dat er wel degelijk verschillen in effectieve arbeidseenheden bestaan tussen werkzoekenden op de (een) jobmarkt.

4 is hun verwachte productiviteit hoog genoeg voor een rendabele tewerkstelling tegen het laagst aangeboden loon. Institutionele factoren zoals minimumlonen zijn in de context van ons model van de jobmarkt geen oorzaak van inefficiëntie, wel integendeel. De verlaging of afschaffing ervan leidt wel tot het verhogen van de kansen op het vinden van werk van een groep werklozen met (zeer) lage verwachte productiviteit, maar het verlaagt tegelijkertijd de kans om uit te stromen naar werk voor een groep werklozen met een hogere verwachte productiviteit en een reservatieloon dat tussen het oude en het nieuwe minimumloon in zit. De eerste soort imperfecties leidt tot statistische discriminatie. Werkgevers moeten zich een beeld vormen over de effectieve arbeidseenheden van kandidaten. Dat kan door iedereen uitvoerig te testen. Om op selectiekosten te besparen wordt ook statistische differentiatie toegepast. Daarbij wordt aan de hand van enkele ruwe criteria bepaald of een kandidaat in aanmerking komt om hem/haar verder te testen. Voorbeelden van dergelijke criteria zijn de leeftijd, het diploma en de vermelde ervaring. In het algemeen gaat het om goed observeerbare kenmerken die gecorreleerd zijn met de (niet geobserveerde) effectieve arbeidseenheden van een kandidaat. Deze praktijk is gericht op het verminderen van de kosten van selectie of het afstemmen van de lonen op de werkelijke productiviteit. Dat verhoogt de efficiëntie van de jobmarkt. Zodra werkgevers het geslacht, de huidskleur of de nationale of etnische afkomst hanteren als selectiecriterium rijst er echter een probleem van ongelijke behandeling. Phelps (1972) argumenteerde dat (in de context van discriminatie van zwarten in de Verenigde Staten) de huidskleur een rol kan krijgen bij de selectie of de beloning omwille van de concentratie van zwarten in kansarme buurten en sociaal zwakke groepen. Door die concentratie is de huidskleur gecorreleerd met een geheel van factoren die aanleiding geven tot een lagere productiviteit maar zelf niet direct geobserveerd worden. In een alternatieve verklaring voor verschillen in «productiviteit» tussen groepen stelde Arrow (1973) dat de heersende discriminatie op de arbeidsmarkt zelf aanleiding geeft tot verschillen tussen groepen in investeringen in niet (onmiddellijk) geobserveerde aspecten van menselijk kapitaal 11 nodig bij de uitoefening van complexe banen. Deze benadering kende navolging in 11 Arrow (1973) omschrijft dit als volgt:..the investments are not the usual types of education or experience, which are observable, but more subtle types of personal deprivation and deferment of gratification which lead to

5 de modellen van statistische discriminatie van Coate en Tennyson (1992) en Coate en Loury (1993). Nog anderen werken met een model waarbij werkgevers de individuele productiviteit van zwarten (Oettinger, 1996) of allochtonen (Schmidt, 1993) minder precies kunnen inschatten. Dat kan bijvoorbeeld omdat immigranten vaker geen bekend diploma kunnen voorleggen, of omdat zij in hun gedrag en reacties verschillen van autochtonen, waardoor de werkgever bij die groep over minder betrouwbare individuele informatie beschikt. Lundberg en Startz (1983) gaan er van uit dat leden van dergelijke groepen minder beoordeeld worden op hun individuele kenmerken, waardoor zij minder incentieven hebben om te investeren in menselijk kapitaal. Daardoor ontstaan verschillen in gemiddeld bezit van menselijk kapitaal tussen groepen, wat aanleiding geeft tot statistische discriminatie. De redenering van dit proefschrift ter verklaring van de massale werkloosheid onder immigranten en hun kinderen bestaat uit drie stappen. De eerste stap is de vaststelling van een blijvende achterstand inzake het bezit van menselijk kapitaal bij immigranten uit arme landen en hun kinderen. Immigranten uit arme landen belanden op onze arbeidsmarkt met een geringe voorraad land-specifiek en algemeen menselijk kapitaal 12. De generatie van immigranten 13, noch die van hun kinderen geboren in het gastland 14, slaagt er in om de achterstand ten opzichte van de Belgen inzake scholing en taalkennis volledig weg te werken. De achterstand in menselijk kapitaal zelf kan niet alleen toegeschreven worden aan een geringere motivatie als gevolg van discriminatie op de arbeidsmarkt 15, maar ook aan good performance in skilled jobs, steadiness, punctuality, responsiveness, and initiative. 12 Land-specifiek menselijk kapitaal omvat diploma s van Belgische onderwijsinstellingen, kennis van het Nederlands of Frans en van de wetten, normen en omgangsvormen op en buiten de werkvloer. Aspecten van algemeen menselijk kapitaal zijn: kunnen lezen en schrijven en formele scholing in eender welke taal. 13 Uit cijfers van de volkstelling van 1991 blijkt dat de kans dat de eerste generatie Turkse en Marokkaanse immigranten het secundair onderwijs voltooid heeft drie keer kleiner is dan die in de totale bevolking van gelijke leeftijd en sekse (Lesthaege 1999, Eggerickx et al. (1999)). Van de Marokkaanse en Turkse vrouwen tussen 30 en 39 in 1991-1993 (waarvan het grootste gedeelte immigreerde) was slechts resp. 59% en 44% in staat een beetje (of beter) Nederlands en Frans te lezen (Lesthaege (1999) en Surkin (1993)). 14 Dat wil niet zeggen dat de generatiewissel niet belangrijk was. De achterstand met Belgische leeftijd en seksegenoten in de kans op een diploma lager of secundair onderwijs is veel kleiner onder de kinderen en kleinkinderen van immigranten dan bij de immigranten zelf (zie Lesthaege (1999)). Hetzelfde blijkt over cijfers over analfabetisme. Bij de eerste generatie Marokkanen is 21% ongeletterd; bij de tweede generatie is dat slechts 4%. Onder de oudste generatie Marokkanen was zelfs 47 % analfabeet (zie Karen Phalet, Marc Swyngedouw, Kris Deschouwer en Els Witte (1999) in De Morgen, 8/2/99, p 4). 15 Op dat punt gaan wij minder ver dan Arrow (1973), Lundberg en Startz (1983) en Coate en Loury (1993). In hun modellen is discriminatie de enige reden voor minder investeringen in menselijk kapitaal door zwarten.

problemen bij de vorming van kinderen 16 en een gebrek aan investeringen in land-specifiek menselijk kapitaal door de immigranten 17. Deze punten worden uitgewerkt in hoofdstuk 1. 6 Die achterstand inzake scholing en in het algemeen inzake menselijk kapitaal heeft uiteraard op zichzelf een negatieve impact op de uitstroomkansen uit de werkloosheid van immigranten en hun kinderen. Wij stellen dat zij tegelijkertijd de oorzaak is van statistische discriminatie bij aanwerving door werkgevers, waardoor hun kansen op werk verder dalen. Dat is de tweede stap in de redenering. Analoog met de visie van Phelps (1972) geloven wij dat de nationale groep een rol krijgt bij de aanwerving of de beloning omwille van haar correlatie met minder snel observeerbare factoren die leiden tot een lagere productiviteit op de job. Allochtonen uit arme landen wonen vaker in kansarme buurten (zie De Lannoy, Lammens, Lesthaeghe en Willaert (1999)), sturen hun kinderen noodgedwongen naar concentratiescholen en hebben om nog andere redenen (zie eerder) een achterstand inzake menselijk kapitaal, nuttig bij de uitoefening van de meeste banen. Deze factoren leiden er toe dat werkgevers van een allochtoon met hetzelfde diploma als een Belg lagere effectieve arbeidseenheden verwachten 18. De derde stap is de transmissie van lagere verwachte effectieve arbeidseenheden naar lagere uitstroomkansen uit de werkloosheid. Dat is, theoretisch gezien, geen noodzakelijk resultaat. In de modellen van de jaren 70 waarin statistische discriminatie geïntroduceerd werd, werd uitgegaan van volledige tewerkstelling. Statistische discriminatie leidde er enkel tot loonsverschillen tussen observationeel equivalente individuen van een andere sekse of met een andere huidskleur. In die context verklaarden Aigner en Cain (1977) dat statistische 16 Een relatief gebrek aan menselijk kapitaal bij immigranten sijpelt rechtstreeks over naar hun kinderen. Daarenboven doen zich nog de effecten voelen van kansarme buurten, concentratiescholen, e.d. waardoor er geringere kansen zijn in het onderwijs voor kinderen van immigranten uit arme landen. Deze effecten worden samengevat door de theorie van het «etnisch kapitaal» (Borjas, 1992, 1995) waarbij gesteld wordt dat niet alleen het menselijk kapitaal van de ouders, maar ook de gemiddelde hoeveelheid menselijk kapitaal in de etnische groep een invloed heeft op de vorming van menselijk kapitaal door kinderen. 17 De immigratie naar Noord-Europese landen sinds de jaren 50 was (en is nog steeds) in de hoofden van de meeste immigranten een tijdelijke migratie. De bedoeling is een paar jaar te komen werken en nadien terug te keren met een gespaard bedrag. Weinig immigranten uit arme landen hadden (hebben) de bedoeling ook hun oude dag in een Noord-Europees land door te brengen. Dustmann (1991) toonde aan dat immigranten minder investeren in land-specifieke aspecten van menselijk kapitaal naarmate de geplande verblijfsduur korter is. 18 Bijkomende oorzaken van een lagere verwachte productiviteit van allochtonen zijn problemen van communicatie op de werkvloer (door culturele verschillen en vooroordelen langs de twee kanten, zie Van de Voorde (1996)) of racisme door werkgevers, werknemers of klanten.