De Antwerpse connectie

Vergelijkbare documenten
Kaarten in soorten en maten

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

Gunther De Vogelaer De Nederlandse en Friese subjectsmarkeerders: geografie, typologie en diachronie

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

5,2. Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari keer beoordeeld. Nederlands

De analyse van uitspraakverschillen in Nederlandse en Friese taalvariëteiten

Talen, dialecten, nijlpaarden en fruitvliegjes

Over de taal van Blokzijl

Taalvariatie in Nederland: Fonologische Atlassen

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Dialectsyntaxis in bloei *

Samenvatting in het Nederlands

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen


Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Rijksmonumenten - nabijheid

Werkwoordsvolgorde in de rechter- periferie van de Nederlandse zin: inleiding

Januari. - Indeling van de Nederlandse dialecten in 28 dialectgroepen door Jo Daan uit 1969.

Luisteractiviteit 48: Zoektocht

I (I. uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. jaargang 121

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

aard zijn. De techniek kan ook gebruikt worden bij het onderzoeken van de taalkundige variatie tussen sociale klassen, sexe, en andere dimensies.

VAN HET CENTRUM VAN DE LINGUÏSTIEK NAAR DE

HET MORFOLOGISCHE LANDSCHAP:

OPA-methode. Inhoud. 1. De OPA-methode maakt uw zinnen leesbaar 2. Zinnen bestaan uit zinsdelen 3

MORFOLOGISCH OF SYNTACTISCH VERSCHIJNSEL?

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Weekdagen. Art Art 250 Acc 50 Acc 100 Acc 150 Acc 2 Acc 3 Ap 50 Ap 100 Ap 200 Ap 400

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Planten uit de Habitatrichtlijn

Ronde 3. Voer je eigen taalonderzoek! 2. Onderzoek is hot. 1. Inleiding

W O O R D E N B O E K V A N D E V L A A M S E D I A L E C T E N

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Bespreking pagina 1

Nationaal Leenonderzoek Analyse van tienduizenden leningaanvragen uit 2016

Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit

Inhoud. 1 Spelling 10

Praktische taalbeschouwing op de basisschool en in de eerste graad secundair onderwijs anno 2010

Twee- en meerledige werkwoordsgroepen in gesproken Nederlands Stroop, J.P.A.

Daarom krijg je feedback bij iedere taak over je eigen werk. Het kan echter nuttig zijn om ook uit de fouten van je klasgenoten te leren.

Werkkatern 6 Welkom in onze provincie

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Kunstmatige nesthulp voor de zwarte stern in Nederland

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Vlamingen en Walen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

20 EEUWIGE STRUIKELBLOKKEN

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 3. Nicoline van der Sijs (red.) De Kaartenbank. Over taal en cultuur

Inwoners en huishoudens per gemeente, provincie en in de Randstad,

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Inhoud. Woord vooraf 15

toerisme in cijfers tourism in figures aantal inrichtingen en capaciteit 2010 number of accommodations and capacity 2010

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

"Allee, wat was het weer?"

Ronde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie

DE VLAAMSE PROVINCIES IN EUROPEES PERSPECTIEF Hoofdstuk 4

Geert Goeyvaerts & Erik Buyst

Geschiedenis van het Nederlands. Oudnederlands

BESTUURLIJKE VERNIEUWING?

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Antwoorden Nederlands Ontleding

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Huldenummer voor Georges De Schutter

Evaluatie actie Winterwandelboek Scheldeland. Kenniscel Toerisme Oost-Vlaanderen, April

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

2. De Antwerpse leerlingen in cijfers en kleuren

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt Onderwijs

Spojená východoindická společnost. Comenius Státní překlad Bible

zondag E n g e l s e n N e d e r l a n d s

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

nr. 128 van MATHIAS DE CLERCQ datum: 25 januari 2018 aan SVEN GATZ Uitrol UiTPAS - Stand van zaken

Vlaamse Ruit of ABC As?

kettinkje Ik hoor ju. ik schrijf je. Categorie 43d Verkleinwoorden op nkje Thema 5 groep 6

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Volgordevariatie in twee- en meerledige hypotactische en paratactische werkwoordclusters in Middelnederlandse oorkonden

ZICH STABILISERENDE GRAMMATICALE KENMERKEN IN VLAAMSE TUSSENTAAL

Werkkatern 6 Welkom in onze provincie

De PVV in het land en in de peiling

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Monitor Nieuwe Woningen tot en met het derde kwartaal 2011

Ruil en sponsor tarieven

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Demi Smit Sarah Lingaard. Atlas van de toekomst

Transcriptie:

De Antwerpse connectie De rol van het Antwerps in de verspreiding van Noord-Nederlands in Vlaanderen EVIE COUSSÉ & GUNTHER DE VOGELAER 1. Inleiding Het jaar 2005 was een jubeljaar voor de Nederlandse dialectgeografie. Behalve de derde en laatste aflevering van de Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (FAND), zagen ook de eerste afleveringen van de Morfologische en de Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (resp. MAND en SAND) het levenslicht. Wanneer de tweede afleveringen van MAND en SAND verschijnen in 2007, beschikt het Nederlandse taalgebied over een drieluik van dialectbeschrijvingen dat uniek is in de wereld. Het valt te verwachten dat die sterk verbeterde datasituatie spoedig zal leiden tot nieuwe inzichten op alle terreinen van de taalkunde waar dialectkaarten als informatiebron worden gebruikt, gaande van de historische taalkunde over de sociolinguïstiek tot de meer theoretische neerlandistiek. Met dit artikel wordt alvast een bescheiden bijdrage in die richting beoogd: we willen de mogelijke voortrekkersrol van het Antwerpse stadsdialect onderzoeken bij de integratie van typisch Noord-Nederlandse taalelementen in Vlaanderen, door een aantal voorbeelden te geven van taalverschijnselen waarbij het Antwerps zich meer dan andere Belgische dialecten gedraagt zoals het noordelijke Nederlands. Daarmee begeven we ons zowel op het terrein van de (historische) dialectologie als op dat van de sociolinguïstiek. Het artikel is als volgt gestructureerd: nadat in 2 een aantal beginselen van de dialectgeografie besproken worden, werken we in 3 de bijzondere 79

STRUCTUREN IN DE TALIGE VARIATIE IN VLAANDEREN positie van het Antwerps uit op basis van enkele dialectkaarten uit bovengenoemde atlassen. In 4 vullen we ons modern dialectmateriaal aan met oudere dialectkaarten over werkwoordsvolgorde. 5 bevat een korte conclusie. 2. Dialectgeografie en 'externe' factoren Gelijkenissen tussen dialecten zijn zelden toevallig. Binnen de taalgeografie gaat men ervan uit dat gelijkenissen tussen dialecten doorgaans het gevolg zijn van zogenaamde externe, niet-talige factoren. De belangrijkste vormen van externe factoren zijn enerzijds historische verwantschappen tussen dialecten, en anderzijds intensief contact tussen sprekers van die dialecten. De relevantie van historische verwantschap is wellicht intuïtief makkelijk te vatten: dialecten die afstammen van hetzelfde moederdialect' zullen uiteraard meer op elkaar lijken dan dialecten die minder nauw met elkaar verwant zijn, doordat ze een aantal gemeenschappelijke 'oude' kenmerken bewaard hebben. Het belang van contact tussen sprekers manifesteert zich eerder in `jonge' taalkenmerken: aangezien talige vernieuwingen, zoals nieuwe woorden, klankverschuivingen, etc. zich via taalcontact verspreiden van de ene plaats naar de andere, zal intensiever contact tussen dialecten leiden tot sterkere gelijkenissen. Eén van de taken van de dialectgeografie is het identificeren van vaak voorkomende kaartbeelden waaruit dergelijke historische verwantschappen of intensieve contactrelaties afgeleid kunnen worden. Een typisch voorbeeld van een kaartbeeld dat duidelijk wijst op een op het eerste gezicht misschien onverwachte historische verwantschap tussen dialecten, is de verspreiding van zgn. Kustwestgermaanse verschijnselen. Deze verschijnselen worden ook wel Ingvaeonismen genoemd, naar de benaming Ingvaeones', die de Romeinse historicus Tacitus gebruikte als verzamelterm voor de Germaanse stammen die de Noordzeekusten bevolkten, in casu de Angelen, de Saksen, de Jutten en de Friezen. Kustwestgermaanse verschijnselen vindt men terug van Friesland in het noorden over Noord- en Zuid-Holland in het centrum van het taalgebied tot Zeeland en West-Vlaanderen in het zuiden. Een bekend voorbeeld zijn de oorspronkelijke toponiemen op -ingahem (later geëvolueerd tot -egem, b.v. Kanegern, Waregem). Een ander voorbeeld zijn de tweedepersoonspronomina met een initiële /j/, zoals het doffe 2enk.-pronomen je of 2mv.-pronomina zoals jullie en julder (dieper in het binnenland vindt men /g/-vormen, zoals ge, gij, gulder,...). 8o

DE ANTWERPSE CONNECTIE Het bekendste kaartbeeld waaruit het belang van contact blijkt voor de verspreiding van jonge kenmerken, is ongetwijfeld dat van de door Kloeke (1927) beschreven Hollandse expansie. In het taalgebied zijn veel taalinnovaties ontstaan in centrale steden als Amsterdam en Rotterdam in het Noorden en Antwerpen en Brussel in het Zuiden. Zulke innovaties hebben zich doorgaans wel verspreid over de omliggende gebieden, maar hebben zelden de oostelijke en westelijke periferie van het taalgebied bereikt. Zo beschikken de centrale gebieden zowel in het Noorden als het Zuiden over een aantal diftongen (ui, ij), terwijl de periferie' de oudere monoftongen heeft bewaard (resp. uu/oe en ie). Kloekes beroemde kaarten tonen o.a. de uitspraak van de woorden huis en muis: een diftong in het Hollands (/ui/) en het Brabants (/oa/); de originele monoftongen /uu/ en /oe/ in perifere gebieden als West- Vlaanderen, Limburg en Groningen. Typische kaartbeelden zoals de.kustwestgermaanse distributie en de Hollandse expansie worden maar zelden in hun zuivere vorm zichtbaar op dialectkaarten. Meestal komen oude en jonge verschijnselen door elkaar voor op een kaart. Vaak kan alleen een geoefend oog de diverse lagen taalverschijnselen op een dialectkaart van elkaar onderscheiden. 3. De Antwerpse connectie blootgelegd Met het verschijnen van de nieuwe dialectatlassen kunnen we historische verwantschappen en intensieve contactrelaties tussen dialecten in het Nederlandse taalgebied opsporen. In deze paragraaf willen we aan de hand van kaarten 1-4 de aandacht vestigen op een vooralsnog onderbelicht kaartbeeld. Op enkele kaarten in de Syntactische en de Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (SAND en MAND) blijkt het Antwerps zich (al dan niet wars van de omringende dialecten) op een opvallende manier bij de Randstad in Nederland aan te sluiten; er lijkt in zekere zin sprake van een soort 'Antwerpse connectie' met Nederland. Mogelijk gaat het hier om een voorbeeld van jong taalcontact waarbij het Antwerpse dialect ontvankelijk is voor (standaard-)talige input uit de Randstad. Op kaart 1 worden de dialecten afgebeeld die volgens SAND-kaart 44a beschikken over het 1 mv.-pronomen wij (of een uitspraakvariant als wie). Wij blijkt min of meer in het hele taalgebied voor te komen, behalve in de zuidwestelijke dialecten (Zeeland en Vlaanderen), en in de zuidelijk-centrale, Brabantse dialecten, waarbij zich een klein Limburgs gebied aansluit. Overigens komen in Limburg, naast wij en wie, ook nog de (oudere) varianten wir en 81

STRUCTUREN IN DE TALIGE VARIATIE IN VLAANDEREN vir voor. In die dialecten is wij in de regel vervangen door een jongere samenstelling van wij en het zelfstandig naamwoord -lieden, -lui of een morfologische variant (-lieder, -lies,...), met vormen als wullie, wulder en wieder als eindresultaat. Binnen dat zuidwestelijke en zuidelijk centrale gebied vormt het grootste deel van de Nederlandse provincie Noord-Brabant en een Antwerps/Oost-Vlaams gebied rond de stad Antwerpen de uitzondering: in die regio's wordt wél gebruik gemaakt van het pronomen wij. De Schutter (1992:346n) stelt vast dat die mogelijkheid om wij te gebruiken in sommige van de betreffende dialecten (in casu de stad Antwerpen en omgeving) vrij recent is. In veel plaatsen uit de zuidelijke wij-regio worden trouwens naast wij ook vaak één of meerdere lieden-samenstellingen aangetroffen. Het lijkt er dus op dat wij in het zuidelijk-centrale gebied bezig is om de lieden-samenstellingen te verdringen. Dat wij steun geniet van de standaardtaal, speelt hier wellicht een cruciale rol. Ook kaart 2 toont vormvariatie bij voornaamwoorden, deze keer in de derde persoon meervoud. Het is bekend dat het oorspronkelijke objectspronomen hun in Nederland in toenemende mate wordt gebruikt als subject, zoals in het zinnetje Hun hebben de wedstrijd meta-0 verloren. Het gebruik als subject van 3mv.-objectsvormen zoals hun, en ook van vormvarianten zoals ulder en hullie, is redelijk oud in sommige dialecten (cf. De Rooij 1990), maar de grote verspreiding is recent (zie o.a. Van Hout 1996 voor een verdere bespreking van de opmars van hun). De kaart toont dat het gebruik van hun in Nederland intussen is doorgedrongen tot aan de Duitse grens in het oosten, en geïsoleerde voorkomens van hun als subject worden in het SAND-materiaal (kaart 47a) aangetroffen in alle Nederlandse provincies behalve Limburg. In België wordt hun (vooralsnog?) niet gebruikt als subject, maar wel het verwante pronomen zun. Dat pronomen zun is een mengvorm van hun en het doffe pronomen ze. Zulke mengvormen van een dof en een vol pronomen komen in het zuiden van het taalgebied wel vaker voor, doordat veel zuidelijke dialecten beschikken over de zgn. 'pronominale reduplicatie'. In dialecten met reduplicatie kunnen doffe en volle subjectspronomina in één zin met elkaar gecombineerd worden, b.v. in kan-ek ik, kun-de gij,... In dergelijke reduplicaties ligt een heranalyse tot één pronomen voor de hand; behalve 3mv. zun komen in het zuiden ook vormen voor als lenk. kik, 2enk. egij en 3enk.mann. jij (uit ie + hij); zie De Vogelaer (2005) voor een uitgebreide bespreking. De verspreiding van zun wijst er opnieuw op dat de regio Antwerpen een belangrijke 'ontvanger' is van innovaties uit Nederland: zun komt in het SAND-materiaal alleen voor in de steden Antwerpen en Lier. 8z

DE ANTWERPSE CONNECTIE Kaart 3, naar MAND-kaart 89b, toont de distributie van de buigings-e aan adjectieven die, ten eerste, een onzijdig nomen (of het-woord) voorafgaan, en, ten tweede, zelf voorafgegaan worden door een bepaalde determinator, in dit geval het bepaalde lidwoord het. In die grammaticale omgeving treedt een duidelijk noord/zuid-verschil op in het Nederlands: sprekers uit de noordelijke helft van het taalgebied gebruiken in de regel een buigings-e (en zeggen dus het oude huis), terwijl die buigings-e bij zuidelijke sprekers achterwege blijft (in het zuiden spreekt men dus van het oud huis). Volgens de gegevens in de MAND sluit Zeeland zich aan bij het noorden, en ook in de provincies Noord-Brabant en Antwerpen wordt de buigings-e aangetroffen. Hoewel de buigings-e in het betreffende gebied allesbehalve algemeen is (naast het oude huis komt ook het oud huis frequent voor), blijkt de regio Antwerpen dus opnieuw sterker naar het Randstedelijke Nederlands te neigen dan andere gebieden in België. Overigens is de noordelijke invloed op Antwerpen in dit geval betrekkelijk recent: op de kaart van Daan (1969), gepubliceerd op basis van dialectmateriaal dat rond 1950 is verzameld, worden zowel Zeeland als Noord-Brabant en Antwerpen volledig tot het massieve gebied zonder buigings-e gerekend. Kaart 4 ten slotte, toont de verspreiding van de verkleinwoordvorming met een /j/-klank in het woord vogeltje (cf. MAND-kaart 57a). Verkleinwoorden

STRUCTUREN IN DE TALIGE VARIATIE IN VLAANDEREN met /j/ zijn in de eerste plaats typisch voor de kustdialecten; ze zijn wellicht een Kustwestgermaans verschijnsel (cf. 2; zie MAND:34-35 voor een uitgebreidere bespreking), dat evenwel ook aangetroffen wordt dieper in het binnenland: voorbeelden van een /j/ in het verkleinwoord vogeltje worden teruggevonden tot diep in de provincie Antwerpen. Het voorkomen van verkleinwoorden met /j/ in de regio Antwerpen is beperkt tot een klein aantal woorden, en is zeker geen gevolg van recente verschuivingen. Ook Pée (1936) situeert Antwerpen namelijk al in een overgangszone tussen het westelijke gebied met /j/-verkleinwoorden en oostelijke en zuidelijke /k/-gebieden; zijn isoglosse voor het verkleinwoord vogeltje vs. vogelke ligt overigens min of meer op dezelfde plaats als op kaart 4. In elk geval blijft de vastelling dat er zich in de buurt van Antwerpen een opmerkelijke uitstulping van het /j/-gebied aftekent naar het zuiden toe. Kaarten 1 tot en met 4 tonen aan dat in de recent verschenen dialectatlassen een aantal zeer diverse taalverschijnselen te vinden zijn waarvoor de regio Antwerpen zich gedraagt zoals de Randstad. Het aantal taalverschijnselen waarvoor een Antwerpse connectie vastgesteld wordt, is niet erg hoog, maar toch voldoende om van een patroon te spreken. De extralinguïstische verklaring voor het bestaan van de Antwerpse connectie ligt voor de hand: een havenstad zoals Antwerpen is de plaats bij uitstek waar mensen uit verafgelegen streken elkaar ontmoeten, en waar verschillende talen en taalvariëteiten met elkaar in contact komen. Dat Antwerpen een populair oord is bij Nederlanders, hoeft wellicht weinig betoog: Antwerpen krijgt frequent het bezoek van onder meer Nederlandse zakenlui en dagjestoeristen, en, recenter, Nederlandse studenten die de numerus fixus trachten te ontlopen, en bemiddelde noorderburen op de vlucht voor de vermogensbelasting. Als taalcontact leidt tot een toename van talige gelijkenissen, kan het dan ook nauwelijks verbazen dat Antwerpen en omgeving meer dan andere Vlaamse regio's blootstaat aan Nederlandse invloed. Het valt op dat het in enkele van de genoemde voorbeelden gaat om relatief recente expansie van verschijnselen die behoren tot de standaardtaal (het pronomen wij; -e in het oude huis), of, in het geval van hun/zun, in elk geval toch tot de substandaard. Als zou blijken dat het inderdaad vooral standaardtaalverschijnselen zijn die vanuit het noorden hun weg vinden naar de dialecten van de regio Antwerpen, zou de regio meteen ook fungeren als een leidende regio in de verspreiding van de standaardtaal in België. De aanwezigheid van het verkleinwoord vogeltje (niet /j/) in Antwerpen op de kaarten van Pée (1936), suggereert echter dat het patroon al langer aanwezig is dan eventuele standaardiseringstendensen. Om meer zicht te krijgen op de mogelijke 84

DE ANTWERPSE CONNECTIE ouderdom van de Antwerpse connectie, bekijken we in de volgende paragraaf in meer detail dialectgegevens over de evolutie van werkwoordsvolgorde in het Nederlandse taalgebied. 4. Historische dimensie van de Antwerpse connectie: casus werkwoordsvolgorde Wanneer een bijzin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord bevat, is het niet ongewoon dat beide werkwoorden onderling van volgorde wisselen binnen eenzelfde dialect. Zo kunnen sprekers zowel de zin ze weet niet dat Marie gisteren gestorven is naast ze weet niet dat Marie gisteren is gestorven gebruiken. Over de precieze motivatie voor de keuze uit beide varianten is men het in de neerlandistiek nog niet eens, wellicht spelen uiteenlopende factoren als zinsritme en subtiele betekenisnuances samen een rol. Opvallend is dat sommige dialecten een duidelijke voorkeur blijken te hebben voor de ene volgorde terwijl andere dialecten veeleer kiezen voor de alternatieve volgorde. Anita Pauwels was in 1953 de eerste die de geografische verspreiding van werkwoordsvolgorde op dialectkaarten weergaf. Dialecten met de volgorde voltooid deelwoord + persoonsvorm (b.v. '...dat het vogeltje gestorven is') werden voorgesteld door een groene stip op de kaart, dialecten met de alternatieve volgorde persoonsvorm + voltooid deelwoord (b.v. '...dat het vogeltje is gestorven') kregen een rode stip. Sindsdien worden de termen 'rode' en `groene volgorde' gebruikt om kortweg naar beide werkwoordsvolgordes te verwijzen. In wat volgt zullen we twee moderne SAND-kaarten over werkwoordsvolgorde (kaart 5-6) vergelijken met twee oudere kaarten van Pauwels (kaart 7-8). Zo krijgen we een indruk hoe de geografische verspreiding van de rode en groene volgorde in de loop van een halve eeuw geëvolueerd is in het Nederlandse taalgebied. Kaart 5 toont de verspreiding van de groene volgorde in de bijzin ze weet niet dat Marie gisteren gestorven is versus de alternatieve rode volgorde ze weet niet dat Marie gisteren is gestorven. Centraal in het Nederlandse taalgebied zien we de regio's Holland, Utrecht en Noord-Brabant in het zwart ingekleurd: hier komt de rode volgorde naast de groene volgorde voor. Daarnaast komen ook nog enkele geïsoleerde voorbeelden van rode volgorde voor in Antwerpen en omgeving. Ook in het oosten zien we een massief gebied met rode volgorde. In de witte gebieden op de kaart geniet de groene volgorde duidelijk de voorkeur van de dialectsprekers, de alternatieve rode volgorde is niet of slechts marginaal mogelijk. Deze groene regio's zijn vrij homogeen en 8 5

STRUCTUREN IN DE TALIGE VARIATIE IN VLAANDEREN 6. Rode volgorde, hww. zijn - aa gebied met dat Is.9 gestorven geisoleerde plaats met dat is gestorven, - - -- -_r7 u 1... 6. Rode volgorde, hww. hebben gebied met dat heeft l.rir verteld geïsoleerde plaats met dat heeft verteld - ---,_ (... - naar: `,,,--.,/,...- rr.'3.-, a I SAND r /:,,,,-;,..... 7. Rode volgorde, hww. zim 8. Rode volgorde, hww hebben --..,, (...", t IE gebied f met de is l) - `i ', j ei gebed met dat. hee gevallen r -{ ' geslagen 4K-'" - 1 geïsoleerde plaats met/ ' geïsoleerde plaats met/..,_ die is gevallen dat. heeft geslagen! V...-..-,". naar SAND...mil fl:1 naar,...-. naar:. Pauwels - Pauwels (195,V. (1953) ---- bevinden zich aan de periferie van het taalgebied: in het zuidwesten met de provincies Zeeland, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en de Antwerpse Kempen en in het noordwesten. Deze verspreiding kan erop wijzen dat de groene volgorde een oude taalsituatie weerspiegelt (cf. het bestaan van relictgebieden in de periferie van het taalgebied, zie ook 2). Het centrale rode gebied is veel minder homogeen: kleinere gebieden met vooral rode volgorde wisselen elkaar af met gebieden waar zowel rode als groene volgorde voorkomt. Met deze geografische verspreiding ligt het voor de hand om de rode volgorde in deze gebieden te beschouwen als een opkomende variant die in concurrentie staat met de groene volgorde. De zuidelijke voorkomens van de rode volgorde rond Antwerpen kunnen we dan interpreteren als een eerste infiltratie van de rode volgorde in het 'groene' Vlaanderen en Brabant vanuit Nederland, via cie Antwerpse connectie. We kunnen niet alleen voor werkwoordgroepen met zijn + voltooid deelwoord een Antwerpse connectie aannemen. Ook voor werkwoordgroepen met hebben + voltooid deelwoord kunnen we het bestaan van een Antwerpse connectie verdedigen. Op kaart 6 wordt de verspreiding van de rode en groene volgorde in de zin dat is de man die het verhaal heeft verteld/ verteld heeft weergegeven. Net als op kaart 5 zien we de hoogste concentraties rode volgorde in het centrum en het oosten van het taalgebied. Opnieuw vallen de 86

DE ANTWERPSE CONNECTIE attestaties van rode volgorde op rond Antwerpen, te midden van een voor het overige homogeen groen gebied. In tegenstelling tot de vorige kaart heeft de rode as rond Antwerpen op kaart 6 wel aansluiting met Vlaams-Brabant, waar eveneens enkel rode volgordes worden aangetroffen. Mogelijk is de rode volgorde via de Antwerpse connectie al tot in Vlaams-Brabant geïnfiltreerd maar ook de mogelijke invloed van het aangrenzende Limburg mag niet uitgesloten worden. De mogelijke voortrekkersrol van Antwerpen bij de verspreiding van de rode volgorde laat zich niet alleen van de SAND-kaarten aflezen. Ook in het gesproken Standaardnederlands gebruiken sprekers uit de regio's Antwerpen en Vlaams-Brabant significant meer rode volgorde dan de omringende Vlaamse provincies. Deze voorkeur voor de rode volgorde blijken de Antwerpenaars te delen met standaardtaalsprekers uit Nederland (cf. De Sutter 2005: 71-73). Het taalcontact tussen Antwerpen en de Randstad heeft dus niet alleen zijn weerslag op het Antwerpse dialect maar heeft ook invloed op de standaardtaal van de Antwerpenaar. Deze tendens wijst erop dat de Antwerpse connectie stevig verankerd is in de verschillende taalregisters die in Antwerpen gebruikt worden. Of deze verankering van de rode volgorde in het Antwerps een recent gevolg is van taalcontact zoals voor kaart 1-3 het geval was of dat de rode volgorde vanouds in het Antwerps aanwezig is, proberen we te achterhalen met de dialectgegevens van Pauwels (1953), waarmee we tot een halve eeuw kunnen terugkijken in het Nederlandse dialectlandschap. Kaart 7 toont de verspreiding van de rode en groene volgorde in de zin De jongen die gisteren van het dak is gevallen, is nu dood. In vergelijking met de moderne dialectsituatie valt het gebied met rode volgorde op de kaart van Pauwels een stuk kleiner uit. Ruim een halve eeuw geleden kwam de rode volgorde op grote schaal voor in Holland, Utrecht en de oostelijke gebieden. Ook de regio rond Antwerpen is ten tijde van Pauwels al rood ingekleurd. In tegenstelling tot vandaag heeft Antwerpen geen directe aansluiting met de rode volgorde in het noorden via Noord-Brabant. De aanwezigheid van een massieve groene buffer tussen Antwerpen en de Randstad sluit het bestaan van een Antwerpse connectie ten tijde van Pauwels niet echt uit. Inwoners van steden onderhouden vaak hechtere banden met verafgelegen stadskernen dan met het achterland van die stadskernen of zelfs met dichterbijgelegen minder grote plaatsen. Zo is in het hedendaagse Vlaanderen de kans groter dat een Gentenaar of Brusselaar de stad Antwerpen bezoekt dan, pakweg, de Antwerpse randgemeenten Kapellen of Brasschaat, of zelfs de dichterbijgelegen kleinere steden Aalst en Sint-Niklaas. Door die gepriviligeerde contact- 87

STRUCTUREN IN DE TALIGE VARIATIE IN VLAANDEREN relaties kunnen steden soms taalkenmerken van elkaar overnemen die in het tussenliggende platteland geen voet aan de grond krijgen. Er is dus geen principiële reden waarom de Antwerpse rode volgordes op kaart 7 niet toe te schrijven kunnen zijn aan invloed uit Nederlandse steden als Amsterdam en Rotterdam. Maar het is onverwacht dat in de jaren vijftig ook veel rode volgordes worden aangetroffen in een gebied dat het grootste deel van Oost- Vlaanderen bestrijkt. Als de rode volgorde inderdaad vanuit Nederland tot in Antwerpen gekomen is, zouden die Oost-Vlaamse attestaties het gevolg zijn van verspreiding vanuit Antwerpen, wat dan weer de vraag doet rijzen waarom Oost-Vlaanderen kenmerken overneemt van de stad Antwerpen die ten oosten van de stad geen voet aan de grond hebben gekregen. De gegevens op kaart 7 zijn dus niet makkelijk te verklaren: op basis van de gegevens op kaart 7 kunnen we niet besluiten dat er een Antwerpse connectie bestond in de jaren 1950, maar al evenmin dat die Antwerpse connectie er niet was. Toch hoeft het problematische karakter van kaart 7 niet uit te sluiten dat er tussen de jaren 1950 en nu een Antwerpse connectie aan het werk is geweest. In Oost-Vlaanderen heeft de rode volgorde namelijk stilaan vaste grond verloren, mogelijk onder druk van de omringende groene dialectregio's. In Noord-Brabant zien we het omgekeerde gebeuren: daar is de oorspronkelijke groene volgorde vervangen door de rode volgorde uit de Randstad. Het is erg significant dat Antwerpen in deze veranderende dialectcontext niet de kant gekozen heeft van de oprukkende groene volgorde in Vlaanderen maar dat het als laatste rode bastion aansluiting heeft gezocht met de opkomende rode volgorde in Noord-Brabant. Met dit scenario kunnen we zowel verklaren waarom de rode volgorde enerzijds zo verankerd is in het Antwerpse dialect terwijl de Antwerpse connectie met Nederland anderzijds betrekkelijk jong lijkt. De geschetste ontwikkeling kunnen we ook toepassen voor werkwoordgroepen met hebben + voltooid deelwoord. De verspreiding van de rode en groene volgorde bij de zin Ik heb gezien, dat hij zijn hond heeft geslagen op kaart 8 is nagenoeg identiek met het kaartbeeld van kaart 7. Ook hier kunnen we aannemen dat de rode ' volgorde vanuit Holland, Utrecht en het oosten van het taalgebied zich over grote delen van Nederland heeft verspreid. In Vlaanderen zien we opnieuw de merkwaardige verschrompeling van het Oost-Vlaamse rode gebied tot de streek rond Antwerpen. De resterende rode as rond Antwerpen vindt tegenwoordig niet alleen aansluiting met het nieuwe rode gebied in Noord-Brabant maar ook met Vlaams-Brabant, dat mogelijk (mede) vanuit Limburg de rode volgorde heeft ontvangen. Opnieuw kunnen we besluiten dat Antwerpen zich wars van de ontwikkeling 88

DE ANTWERPSE CONNECTIE in Vlaanderen naar groene volgorde heeft aangesloten bij de Nederlandse tendens tot rode volgorde. 5. Conclusie In deze bijdrage hebben we op basis van enkele nieuwe dialectkaarten aangetoond dat voor een aantal uiteenlopende dialectkenmerken het moderne Antwerpse stadsdialect zich (vaak in tegenstelling tot andere zuidelijke dialecten) op een opvallende manier aansluit bij de dialecten uit Nederland. Vergelijking met oudere dialectkaarten heeft geen uitsluitsel gebracht over de ouderdom van dit patroon: kaart 4 suggereerde een hoge ouderdom, maar op basis van kaart 1, 2 en 3 leek een jonge leeftijd waarschijnlijker. We hebben dit patroon de Antwerpse connectie genoemd. Deze term impliceert niet alleen dat het Antwerps aansluiting zoekt bij Nederland maar ook dat het Antwerps een doorgeefluik kan vormen voor taalelementen vanuit Nederland naar de rest van Vlaanderen. Op die manier functioneert het Antwerps als een katalysator bij de overname en verspreiding van talige elementen vanuit Nederland, waartegen in Vlaanderen vaak een zekere weerstand leeft. Van het Antwerpse dialect is daarentegen bekend dat het expansief is: regionale kenmerken verspreiden zich vanuit het dialectgebied Brabant in het algemeen en de stad Antwerpen in het bijzonder veel makkelijker over Nederlandstalig België dan vanuit perifere regio's als Oost- en West-Vlaanderen en Limburg. Door het relatief intensievere taalcontact tussen Antwerpen en de Randstad sluipen op die manier ook Hollandse taalkenmerken in het Antwerpse taalgebruik die op hun beurt zonder de gebruikelijke weerstand in de Vlaamse dialecten terecht kunnen komen: de Antwerpse connectie in actie. Veel van de Hollandse kenmerken die via de Antwerpse connectie in Vlaanderen ingang vinden, behoren tot de standaardtaal. Antwerpen fungeert dus in zekere zin als een doorgeefluik voor standaardtaalinvloed. De rol van Antwerpen staat of valt met de intensiteit van het taalcontact met Nederland. In dat opzicht kan erop gewezen worden dat de rol van de regio kan wijzigen als ook de aard verandert van het taalcontact in de samenleving, wat wel degelijk het geval is: terwijl taalcontact vroeger ook fysiek contact impliceerde, kunnen taalverschijnselen zich tegenwoordig via de media veel sneller over het taalgebied verspreiden. Het doorgeefluik Antwerpen kan dan als het ware overgeslagen worden. Het is dus goed mogelijk dat de Antwerpse connectie anno 2006 haar beste tijd wel gehad heeft. 89

STRUCTUREN IN DE TALIGE VARIATIE IN VLAANDEREN Bronnen Jo Daan, 'Ons oude huis', In: Taal é. Ton al 21 (1969), p. 112-114. Jaap de Rooij, 'Over hun en hen, en hun. Vorm en functie van de niet-gereduceerde voorwerpsvomren van het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud, in standaardtaal, ouder Nederlands en dialect', In: Taal er Tongval 42 (1990), p. 107-147. Gert De Sutter, Rood, groen, corpus! Een taalgebruiksgebaseerde analyse van woordvolgordevariatie in tweeledige werkwoordelijke eindgroepen, Proefschrift Katholieke Universiteit Leuven. Leuven: Departement Linguïstiek 2005. Georges De Schutter, 'Persoonlijke voornaamwoorden in het Antwerps', In: Hans Bennis & Jan W. De Vries (red.). De binnenbouw van het Nederlands: een bundel artikelen voor Piet Paardekooper. ICG publications, Dordrecht 1992, p.343-352. Gunther De Vogelaer, Subjectsmarkering in de Nederlandse en Friese Dialecten, Proefschrift Universiteit Gent 2005. FAND = Jan Goossens, Johan Taeldeman & Geert Verleyen (1998: deel I; 2000: deel II + III); Chris Dewulf, Jan Goossens & Johan Taeldeman (2005: deel IV). Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent. Gesinus Kloeke, De Hollandsche expansie in de zestiende en zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Nederlandsche dialecten, Nijhoff, 's Gravenhage 1927. MAND = De Schutter, Georges, Boudewijn van den Berg, Ton Goeman & Thera De Jong. Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, deel I, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2005. Anita Pauwels, De plaats van hulpwerkwoord, verleden deelwoord en infinitief in de Nederlandse bijzin. Deel I Tekst. Deel II Kaarten, Drukkerij M. & L. Symons,:Leuven 1953. Willem Pée, Dialectgeographie der Nederlandsche diminutiva. Deel I en II, Michiels, Tongeren 1936. SAND = Barbiers, Sjef, Hans Bennis, Gunther De Vogelaer, Magda Devos & Margreet van der Ham. Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Amsterdam University Press, Amsterdam. Roeland van Hout, 'Waar kwamen hun onze taal binnen?' In: Roeland van Hout & Joep Kruijsen (red.). Taalvariaties: toonzettingen en modulaties op een thema, Foris, Dordrecht 1996, p. 143-156. 90