Hierbij is sprake van elektronenoverdracht; elk Na atoom draagt een elektron over aan Cl-atoom onder vorming van een ionrooster.

Vergelijkbare documenten
Redoxreacties; een aanvulling op hoofdstuk 13

Elektronenoverdracht (1)

Reacties en stroom 1

Reacties en stroom; een aanvulling op hoofdstuk 9

Inleiding in de RedOx chemie

Oxidator = het deeltje dat elektronen onttrekt aan een ander deeltje Reductor = het deeltje dat elektronen afstaat aan een ander deeltje

Hans Vanhoe Katrien Strubbe Universiteit Gent SLO Chemie

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Curie Hoofdstuk 11 HAVO 5

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

1. Geef bij de volgende reactievergelijkingen steeds aan:

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Redoxreacties. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen: Reactie 1: Pd Cl - 2- PdCl 4 Reactie 2: 2 Cu I - -

Module 5 Reductoren en Oxidatoren Antwoorden

Oefenopgaven REDOX vwo

5 Formules en reactievergelijkingen

leerlingenpracticum: met eenvoudige materiaal een eenvoudige redoxreactie uitvoeren;

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Stoffen en Reacties 2

Samenvatting Scheikunde Boek 2

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Stoffen, structuur en bindingen

Stabilisator voor PVC

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

7. Chemische reacties

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

1 Verdringingsreacties niet-metalen met lucifers

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Elektrochemie voor VWO

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

Atoommodel van Rutherford

Sk-13 Redoxreacties. Jan Lutgerink ; Dick Naafs. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 mei 2014 Frank Povel

CCVS-tentamen 16 mei Uitwerking

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Sk-13 redoxreacties. Jan Lutgerink; Dick Naafs. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Hieronder zie je een schema van een eenvoudige chemische cel met koper/zink elektroden. Bestudeer dit schema met aandacht:

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

Heavy metal. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

gelijk aan het aantal protonen in de kern. hebben allemaal hetzelfde aantal protonen in de kern.

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Zelfstudiepakket Leerkracht (Correctiesleutel) Industrieel Ingenieur Chemie, Biochemie, Milieukunde

!"#$%&#'()')##'*#'"#)#"'

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 4 Oxidimetrie bladzijde 1

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

ßCalciumChloride oplossing

Rekenen aan reacties (de mol)

Eindexamen scheikunde havo 2008-II

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen

Het smelten van tin is géén reactie.

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

namen formules ionogene stoffen van Als je de negatieve ionen (behalve OH - ) koppelt aan H + - ionen ontstaan verbindingen die men zuren noemt.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Chemie: Chemische reacties 1/7/2015. dr. Brenda Casteleyn

Klas 4 GT. Atomen en ionen 3(4) VMBO-TG

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen

1) Stoffen, moleculen en atomen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

6 H5 Organische oxidatoren en reductoren

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

Praktische opdracht Scheikunde Redoxreactie puntenslijper metalen

Elektrochemie (versie ) Inhoud

Het spel: Rad van Fortuin

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Eindexamen havo scheikunde II

Vraag Antwoord Scores

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8

Transcriptie:

Redoxreacties 1. Elektronenoverdracht In dit hoofdstuk maken we kennis met zogenaamde redoxreacties. Dit zijn reacties waarbij elektronenoverdracht plaatsvindt. De naam redoxreactie is een samentrekking van reductie- en oxidatiereactie. Dit type reactie komt veel in de praktijk voor. Bijvoorbeeld bij verbrandingen, maar ook in een batterij of accu en bij het galvaniseren (verzinken, vertinnen, verzilveren, vergulden). Bij de zoutvorming en de geleiding van elektrische stroom in een oplossing van een zout heb je in feite al kennis gemaakt met een tweetal redoxreacties. Zo heb je eerder geleerd dat bijvoorbeeld het zout NaCl uit de elementen Na en Cl2 kan worden gevormd volgens: 2 Na(s) + Cl2(g) 2 NaCl(s) (eerdere notatie: Na + Cl - ) Hierbij is sprake van elektronenoverdracht; elk Na atoom draagt een elektron over aan Cl-atoom onder vorming van een ionrooster. Je kunt deze reactie opsplitsen in twee zogenaamde halfreacties (die opgeteld weer de reactievergelijking opleveren). Tenslotte schrijf je voor 2 Na + + 2 Cl - weer gewoon 2 Na + Cl - of 2 NaCl. 2 Na 2 Na + + e Cl2 + 2 e 2 Cl 2 Na + Cl2 2 Na + + 2 Cl 2 Na + Cl2 2 NaCl Bij deze reacties verandert de lading van de atomen. Het aantal afgestane en opgenomen elektronen is altijd gelijk. Bovendien moet de lading van de deeltjes in de reactievergelijking links van de pijl gelijk zijn aan de lading rechts. Het deeltje dat elektronen opneemt noemt men de oxidator en wordt daarbij gereduceerd; de reductor staat elektronen af en wordt geoxideerd. Een oxidatie is dus het proces waarbij een deeltje elektronen afstaat en een reductie is het proces waarbij een deeltje elektronen opneemt. Een ander voorbeeld is de oxidatie van magnesium door zuurstof. Zuurstof treedt op als oxidator en magnesium als reductor: Mg Mg 2+ + 2 e oxidatie O2 + 4 e 2 O 2 reductie Oxidatie en reductie gaan altijd samen. Het aantal afgestane en opgenomen elektronen is altijd gelijk, dus moeten we de eerste halfreactie met twee vermenigvuldigen. Na optelling van beide halfreacties ontstaat de totale reactievergelijking van de redoxreactie. Tenslotte schrijf je voor 2 Mg 2+ + 2 O 2- weer gewoon 2 Mg 2+ O 2- of beter 2 MgO. 2 x [Mg Mg 2+ + 2 e ] O2 + 4 e 2 O 2 2 Mg + O2 2 Mg 2+ + 2 O 2 2 Mg + O2 2 MgO 1

Samenvattend: reductie = elektronenopname; oxidatie = elektronenafgifte; reductor (red) = deeltje dat elektronen kan afstaan; oxidator (ox) = deeltje dat elektronen kan opnemen. 2. Redoxreacties met metalen Bij de opdrachten 25 en 26 was sprake van redoxreacties waarbij een element reageerde met een ion van een ander element. Het ion werd daarbij ontladen terwijl het element zelf een ion werd. Het ging om de volgende redoxreacties: 1. Fe(s) + Cu 2+ (aq) Cu(s) + Fe 2+ (aq) (aan een CuSO4-oplossing werd staalwol toegevoegd) 2. Zn(s) + Pb 2+ (aq) Pb(s) + Zn 2+ (aq) (een korrel Zn werd in een Pb(NO3)2 -oplossing gebracht) 3. Cu(s) + 2 Ag + Cu 2+ (aq) + Ag(s) (een stukje koper werd in een AgNO3-oplossing gebracht) Uit het eerste en derde voorbeeld blijkt dat halfreacties omkeerbaar zijn. Bij 1 is Cu 2+ de oxidator, terwijl bij 3 Cu als reductor optreedt. Bovendien zijn het evenwichtsreacties, maar dat tonen we hier niet aan. Het algemene schema voor een redoxreactie kan als volgt worden weergegeven: oxidator1 + elektron(en) reductor1 of: ox1 + n e red1 reductor2 oxidator2 + elektron(en) red2 ox2 + n e oxidator1 + reductor2 oxidator2 + reductor1 ox1 + red2 ox2 + red1 We hebben bij opdracht 12 ook gezien dat, in het geval aan Fe 2+ ionen (in de vorm van een FeSO4-oplossing) een stukje koper wordt toegevoegd, geen reactie optreedt, terwijl Cu (kan elektronen afstaan) een reductor en Fe 2+ (kan elektronen opnemen) een oxidator is. Hieruit kun je concluderen dat Fe een sterkere reductor is dan Cu en dat Cu 2+ een sterkere oxidator is dan Fe 2+. Meer algemeen geformuleerd: Bij een redoxreactie zijn de reductor en de oxidator voor de pijl sterker dan de reductor en oxidator na de pijl. Aan de hand van soortgelijke proeven als 12, 14 en 15 kun je een reeks opstellen waarbij de metalen zowel als element (reductor) als ion (oxidator) naar sterkte gerangschikt staan. De belangrijkste staan hieronder weergegeven. Afbeelding 1: Rangschikking van een aantal metalen in de vorm van oxidatoren en reductoren. 2

In de tweede kolom is van boven naar beneden de mate waarin het metaal elektronen kan afstaan groter. Bijvoorbeeld Fe staat gemakkelijker elektronen af dan Cu. Dit betekent dat Cu 2+ ionen door Fe uit de oplossing worden verdrongen (onder vorming van Fe 2+ ionen en het metaal Cu). Zo is uit de eerste kolom af te lezen dat bijvoorbeeld Cu 2+ gemakkelijker elektronen opneemt dan de metaalionen die er onder staan. Deze rangschikking geeft tevens de indeling van de metalen in edel en onedel weer. Het meest edele metaal (in de tweede kolom) van de reeks (Au) staat boven aan en het meest onedele metaal onder aan. Goud wordt niet snel aangetast (staat niet snel elektronen af), terwijl van bijvoorbeeld natrium bekend is dat het zeer heftig met water reageert (onder vorming van Na+ ionen, dus gemakkelijk elektronen afstaat). In deze zogenaamde verdringingsreeks is ook het element waterstof opgenomen; alle metalen die in de reeks onder waterstof staan, reageren met H + ionen onder waterstofontwikkeling. Een voorbeeld (zie opdracht 1 blz. 32) is de reactie van magnesium met zoutzuur: Mg(s) Mg 2+ (aq) + 2 e red1 ox1 2 H + + 2 e H2(g) ox2 red2 Mg(s) + 2 H + (aq) Mg 2+ (aq) + H2(g) red 1 ox 2 ox 1 red 2 3. Redoxreacties met niet-metalen In opdracht 38 (blz. 129) is de oxidatorsterkte van de halogenen chloor, broom en jood onderzocht. Daarbij viel op dat de oxidatorsterkte overeenkomt met de volgorde van de halogenen in groep 17 van het periodiek systeem; fluor is de sterkste en jood de zwakte oxidator. De verdringingsreeks van de halogenen kan als volgt worden weergegeven: Afbeelding 2: Rangschikking van de halogenen in de vorm van oxidatoren en reductoren. Net zoals bij de verdringingsreeks van de metalen kun je hieruit aflezen dat een halogeen een ion van een ander halogeen dat er onder staat verdringt (omdat het een zwakkere oxidator is dan het daarboven). Zo heb je gezien dat chloorwater (Cl2(aq)) reageert met een KBr- en een KI-oplossing en dat broomwater (Br2(aq)) ook met een KI-oplossing reageert. De vergelijkingen van de eerste en laatste reactie kunnen als volgt worden weergegeven. Cl2 + 2 e 2 Cl Br2 + 2 e 2 Br 2 Br - Br2 + 2 e 2 I I2 + 2 e Cl2(aq) + 2 Br (aq) 2 Cl (aq) + Br2(aq) Br2(aq) + 2 I (aq) 2 Br - (aq) + I2(aq) 4. Het opstellen van redoxreacties Redoxreacties kunnen plaatsvinden in zowel zuur als in neutraal of basisch milieu. Als de halfreacties niet bekend zijn, kun je met behulp van de volgende regels, die aan de hand van twee voorbeelden stap voor stap zullen worden toegelicht, de redoxreactie opstellen. 3

Voorbeeld 1 Wanneer zwaveldioxide in een met azijnzuur aangezuurde oplossing van kaliumdichromaat (K2Cr2O7) wordt geleid, verandert de kleur van de oplossing van oranje veroorzaakt door de dichromaationen in groen, de kleur van chroom(iii)ionen. Tevens kunnen na de reactie in de oplossing sulfaationen worden aangetoond. Voor het opstellen van de redoxreacties worden de volgende regels toegepast: 1. Stel de redoxkoppels op en zorg dat het aantal atomen van elk element, met uitzondering van waterstof- en zuurstofatomen, links en rechts even groot is. Cr2O7 2-2 Cr 3+ SO2 SO4 2-2. Maak de zuurstofbalans kloppend met H 2O-moleculen. Cr2O7 2-2 Cr 3+ + 7 H2O SO2 + 2 H2O SO4 2-3a. Maak de waterstofbalans kloppend met H + -ionen. Cr2O7 2- + 14 H + 2 Cr 3+ + 7 H2O SO2 + 2 H2O SO4 2- + 4 H + (3b. Voeg in neutraal of basisch milieu aan beide kanten van de halfreacties evenveel OH -ionen toe als er H + -ionen in de vergelijking staan.) 4. Vul de ontbrekende lading aan met elektronen. Cr2O7 2- + 14 H + + 6e 2 Cr 3+ + 7 H2O SO2 + 2 H2O SO4 2- + 4 H + + 2e 5. Vermenigvuldig de halfreacties zodanig dat het aantal opgenomen elektronen gelijk is aan het aantal afgestane elektronen en tel tenslotte beide halreacties op. Vermeld ook de toestanden. Cr2O7 2- + 14 H + + 6e 2 Cr 3+ + 7 H2O 1 SO2 + 2 H2O SO4 2- + 4 H + + 2e 3 Cr2O7 2- (aq) + 3 SO2(g) + 2 H + (aq) 2 Cr 3+ (aq) + 3 SO4 2- (aq) + H2O(l) Voorbeeld 2 Bij het inleiden van zwaveldioxide in een basische oplossing van kaliumpermanganaat (KMnO4) verdwijnt de paarse kleur van de permanganaationen en ontstaat een bruin neerslag van bruinsteen (MnO2). Tevens kunnen na de reactie in de oplossing sulfaationen worden aangetoond. Het opstellen van de redoxvergelijking gaat nu als volgt. 1. MnO4 - MnO2 SO2 SO4 2-2. MnO4 - MnO2 + 2 H2O SO2 + 2 H2O SO4 2-3a. MnO4 - + 4 H + MnO2 + 2 H2O SO2 + 2 H2O SO4 2- + 4 H + 3b. MnO4 - + 4 H + + 4 OH - MnO2 + 2 H2O + 4 OH - SO2 + 2 H2O + 4 OH - SO4 2- + 4 H + + 4 OH - daar H + + OH - H2O volgt: 4

MnO4 - + 2 H2O MnO2 + 4 OH - SO2 + 4 OH - SO4 2- + 2 H2O 4. MnO4 - + 2 H2O + 3e MnO2 + 4 OH - SO2 + 4 OH - SO4 2- + 2 H2O + 2e 5. MnO4 - + 2 H2O + 3e MnO2 + 4 OH - 2 SO2 + 4 OH - SO4 2- + 2 H2O + 2e 3 2 MnO4 - (aq) + 3 SO2(g) + 4 OH - (aq) 2 MnO2 + 3 SO4 2- + 2 H2O 5. Het voorspellen van redoxreacties met behulp van standaard elektrodepotentialen In tabel 48 is ook een kolom opgenomen met zogenaamde standaard elektrodepotentialen 1, uitgedrukt in volt. De getalwaarden hiervan kun je gebruiken als maat voor de sterkte van oxidatoren en reductoren. Voor oxidatoren geldt dat een hoge waarde van V0 overeenkomt met een grote oxidatorsterkte. Een grote reductorsterkte daarentegen correspondeert met een lage waarde van V0. Hoe groter V0, hoe sterker de oxidator is en hoe zwakker zijn bijbehorende reductor. Van de volgende redoxreacties weten we al dat ze verlopen (zie punt 2.1 en 3): Fe(s) + Cu 2+ (aq) Cu(s) + Fe 2+ (aq) (aan een CuSO4-oplossing werd staalwol toegevoegd; de staalwol werd rood gekleurd door afzetting van een laagje Cu)) Cl2(aq) + 2 Br - (aq) 2 Cl - (aq) + Br2(aq) (aan een kleurloze KBr oplossing is chloorwater toegevoegd; de oplossing kleurde bruin) De standaard elektrodepotentialen van de redoxkoppels zijn: Cu 2+ + 2 e Cu Fe Fe 2+ + 2 e Fe(s) + Cu 2+ (aq) Cu(s) + Fe 2+ (aq) V0 = + 0,34 V V0 = 0,44 V ΔV0 = + 0,77 V Cl2 + 2 e 2 Cl V0 = + 1,36 V 2 Br Br2 + 2 e V0 = + 1,07 V Cl2(aq) + 2 Br (aq) 2 Cl (aq) + Br2(aq) ΔV0 = + 0,29 V Het blijkt dat en aflopende reactie optreedt als het verschil tussen de betreffende elektrodepotentialen, ΔV0, groter is dan 0,3 V. De volgende vuistregel blijkt te gelden voor elke combinatie van een oxidator en een reductor: de reactie is aflopend als V0 (ox1, red1) > V0 (ox2, red2), in de praktijk moet het verschil ΔV0 0,3 V zijn; de reactie verloopt niet als V0 (ox1, red1) < V0 (ox2, red2), in de praktijk moet het verschil ΔV0 0,3 V zijn; er stelt zich een evenwicht in als 0,3 V ΔV0 0,3 V. Let erop dat je bij deze methode altijd de reductie (elektronenopname) bovenaan zet. Laten we de eerder gegeven voorbeelden a, b en c ook eens op deze manier bekijken. a. Mg + HF 2 H + + 2 e H2 V0 = + 0,00 V Mg Mg 2+ + 2 e V0 = 2,37 V Mg(s) + 2 H + (aq) Mg 2+ (aq) + H2(g) ΔV0 = + 2,37 V Deze reactie is aflopend omdat ΔV0 > 0,3 V. 1 De standaard elektrodepotentialen gelden bij concentratie van 1 mol L 1 5

b. Br2 + FeCl2 Br2 + 2 e 2 Br V0 = + 1,09 V 2 Fe 2+ 2 Fe 3+ + 2 e ] V0 = + 0,77 V Mg(s) + 2 H + (aq) Mg 2+ (aq) + H2(g) ΔV0 = + 0,32 V Ook deze reactie is aflopend omdat ΔV0 > 0,3 V. c. Ag + HCl 2 H + + 2 e H2 V0 = + 0,00 V 2 Ag 2 Ag + + 2 e V0 = + 0,80 V 2 Ag(s) +2 H + (aq) geen reactie, omdat ΔV0 = 0,80 V De volgende reactie is een voorbeeld van een redoxreactie waarbij zich een evenwicht instelt: Tin wordt overgoten met geconcentreerd zoutzuur. 1 Inventariseer welke deeltjes aanwezig zijn: Sn(s), H + (aq) en Cl - (aq) 2 Zoek de (sterkste) oxidator: H + (aq) 3 Zoek de (sterkste) reductor: Sn, omdat V0(Sn 2+ /Sn) < V0(Cl2/Cl - ) (respectievelijk 0,14 en1,36 V) 4 Schrijf de halfreacties met V0 waarden op: 2 H + + 2 e H2 V0 = + 0,00 V Sn Sn 2+ + 2 e V0 = 0,14 V Sn(s) + 2 H + (aq) Sn 2+ (aq) + H2(g) ΔV0 = + 0,14 V 5 Ga na of de redoxreactie aflopend, een evenwicht is of niet verloopt Er stelt zich een evenwicht in, omdat 0,3 V ΔV0 0,3 V 6