v DE BIBLIOTHEEK HANDELSRECHT LARCIER............................. VOORWOORD BIJ DE REEKS VENNOOTSCHAPS- EN FINANCIEEL RECHT......... i iii TEN GELEIDE.................................................... 1 DEEL I. DELEGATIE VAN BEVOEGDHEDEN DOOR DE RAAD VAN BESTUUR IN DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP..................... 3 INLEIDING...................................................... 5 HOOFDSTUK I. HET ORGAAN VAN DAGELIJKS BESTUUR.................. 6 Afdeling 1. Terminologie.......................................... 6 1. Dagelijks bestuurder orgaan van dagelijks bestuur................. 7 2. Gedelegeerd bestuurder....................................... 7 3. Algemeen directeur directeur-generaal........................... 9 4. CEO...................................................... 9 Afdeling 2. Kwalificatie van de contractuele verhouding met de vennootschap. 10 1. Algemeen.................................................. 10 2. De dagelijks bestuurder is een orgaan van de vennootschap............ 11 3. Intuitu personae-karakter van het mandaat........................ 13 Afdeling 3. Benoeming en ontslag................................... 14 1. Bevoegdheid tot benoeming.................................... 14 2. Duur en beëindiging van het mandaat............................ 15 A. Beëindiging van het mandaat door de dagelijks bestuurder......... 15 B. Beëindiging van het mandaat van de dagelijks bestuurder door de vennootschap............................................ 16 C. Overige beëindigingsgronden................................ 18 3. Openbaarmaking tegenwerpelijkheid............................ 18 Afdeling 4. Hoedanigheidsvoorwaarden.............................. 20 1. Bestuurder of niet, al dan niet aandeelhouder....................... 20 2. Zelfstandige of werknemer..................................... 20 3. De dagelijks bestuurder-rechtspersoon............................ 21 4. Geen beroepsverbod.......................................... 23 Afdeling 5. Bezoldiging/vergoeding.................................. 24 1. Bezoldigd karakter van het mandaat van de dagelijks bestuurder........ 24 2. Specifieke regels in de aandelengenoteerde vennootschappen........... 26 A. Transparantie omtrent de remuneratie......................... 26 B. Structuur van de remuneratie................................ 27 C. Maximaal bedrag van de vertrekvergoeding.................... 27
vi 3. Enkele praktische problemen in het kader van de toekenning van aandelengerelateerde vergoeding van de dagelijks bestuurder die geen arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap.................... 28 A. Uitdrukkelijke vermelding van de identiteit bij opheffing van het voorkeurrecht bij de uitgifte van warrants...................... 28 B. Kortere duurtijd van warrants............................... 30 C. Geen uitgifte van warrants onder het toegestaan kapitaal.......... 30 D. Uitzondering op de strenge procedurele omkadering van financial assistance is niet van toepassing.............................. 31 Afdeling 6. Bevoegdheden......................................... 31 1. Bevoegdheidsomschrijving..................................... 31 A. Definitie door het Hof van Cassatie........................... 31 B. Uitwerking.............................................. 33 1. Beoordeling in concreto van de dagelijkse noden van de vennootschap........................................ 33 2. Bevoegdheden vs. opdracht.............................. 34 C. Voorbeelden uit de rechtspraak.............................. 35 1. Arbeidsrecht......................................... 35 2. Fiscale bezwaarschriften................................ 37 3. Handelstransacties.................................... 37 4. Beslissing tot instellen van gerechtelijke procedures........... 39 5. Vertegenwoordiging van de rechtspersoon in rechte........... 43 6. Passieve vertegenwoordiging van de vennootschap............ 44 2. Beslissingsbevoegdheid vs. vertegenwoordigingsmacht................ 45 A. Het Prokura-systeem...................................... 45 B. Enkele nuances inzake de vertegenwoordigingsproblematiek........ 48 1. Niet elke derde kan de onbevoegdheid van de vertegenwoordiger zomaar inroepen...................................... 48 2. Bijzondere volmachten................................. 49 3. Schijnvertegenwoordiging............................... 49 4. Bekrachtiging........................................ 50 C. De gedelegeerd bestuurder.................................. 51 D. Doeloverschrijdende handelingen van de dagelijks bestuurder....... 53 3. De praktijk: een interne definitie van dagelijks bestuur?............... 53 4. Toekenning van het dagelijks bestuur aan het directiecomité?.......... 54 Afdeling 7. Werking............................................. 55 1. Concurrentiële bevoegdheidsuitoefening........................... 55 2. Meerdere dagelijks bestuurders................................. 55 3. Bewijs van de beslissingen van dagelijks bestuur..................... 56 4. Belangenconflicten........................................... 56 A. Belangenconflictprocedure voor de persoonlijke belangen van de dagelijks bestuurder....................................... 56 B. Groepsinterne belangenconflicten (art. 524 W.Venn.)............. 59
vii HOOFDSTUK II. HET DIRECTIECOMITÉ............................... 60 Afdeling 1. Terminologie.......................................... 62 Afdeling 2. Oprichting van het directiecomité.......................... 63 1. Statutaire machtiging en beslissing van de raad van bestuur............ 63 2. Publiciteit.................................................. 64 3. Afschaffing van het directiecomité............................... 65 Afdeling 3. Kwalificatie van de contractuele verhouding met de vennootschap. 66 1. Algemeen.................................................. 66 2. Intuitu personae-karakter van het mandaat........................ 66 3. Inhoud van de contractuele verbintenissen van het lid van het directiecomité 66 Afdeling 4. Benoeming en ontslag................................... 67 1. Bevoegd orgaan............................................. 67 2. Duur en beëindiging van het mandaat............................ 68 3. Openbaarmaking tegenwerpelijkheid............................ 70 Afdeling 5. Hoedanigheid......................................... 70 1. Bestuurder of niet, al dan niet vennoot............................ 70 2. Zelfstandige of werknemer..................................... 71 A. Kwalificatie van het mandaat onder een arbeidsovereenkomst?...... 71 B. Statuut in de sociale zekerheid............................... 73 3. Het lid van het directiecomité-rechtspersoon....................... 74 4. Beroepsverbod.............................................. 74 5. Bezoldiging/vergoeding........................................ 75 A. Bevoegd orgaan.......................................... 75 B. Bezoldigd karakter van het mandaat van lid van het directiecomité... 75 C. Bezoldiging in aandelengenoteerde vennootschappen............. 76 6. Praktische problemen in het kader van de toekenning van aandelengerelateerde vergoeding aan de leden van het directiecomité..... 76 Afdeling 6. Beslissingsbevoegdheid.................................. 76 1. Het directiecomité oefent zijn bevoegdheden uit als een orgaan......... 76 2. Bevoegdheidsomschrijving een wettelijke negatieve definitie.......... 77 3. Uitwerking................................................. 78 A. Algemeen beleid.......................................... 78 B. Toezicht................................................ 79 C. Wettelijk voorbehouden bevoegdheden........................ 80 4. Interne bevoegdheidsafbakening................................. 81 5. Doeloverschrijdende handelingen................................ 81 Afdeling 7. Vertegenwoordigingsmacht............................... 81 1. Het directiecomité is een vertegenwoordigingsorgaan................. 81 2. De plaats van het directiecomité in het Prokura-systeem.............. 82 3. Het bijzondere vertegenwoordigingsorgaan van artikel 524bis, 3 e lid W.Venn.................................................... 83
viii 4. Enkele nuances inzake de vertegenwoordigingsproblematiek........... 85 Afdeling 8. Werking............................................. 85 1. Concurrentiële bevoegdheid met de raad van bestuur of niet?.......... 85 2. Het directiecomité is een collegiaal orgaan......................... 88 3. Aantal leden................................................ 89 4. Belangenconflicten........................................... 90 A. Belangenconflictprocedure voor de persoonlijke belangenconflicten van de leden van het directiecomité........................... 90 B. Groepsinterne belangenconflicten............................ 93 5. Bewijs van de beslissingen van het directiecomité en rapportering....... 94 Afdeling 9. Evaluatie van 13 jaar directiecomité........................ 94 1. Elementen die pleiten tegen de invoering van een directiecomité......... 95 2. Elementen die pleiten voor de invoering van een directiecomité......... 97 HOOFDSTUK III. BIJZONDERE DELEGATIES............................. 99 Afdeling 1. Bevoegdheid tot verlenen van bijzondere volmachten........... 99 Afdeling 2. Wie kan optreden als lasthebber?.......................... 100 Afdeling 3. Bevoegdheden van de lasthebber........................... 100 1. Enkel bijzondere delegaties..................................... 101 A. Definitie................................................ 101 B. Interpretatie............................................. 102 2. Bevoegdheden die niet kunnen worden gedelegeerd.................. 102 3. Tegenwerpelijkheid van de bevoegdheidsafbakening................. 103 Afdeling 4. De praktijk van interne delegatiehandleidingen (over de hele (multinationale) groep heen).............................. 103 1. Rechtsgeldigheid............................................. 104 2. Praktische werking........................................... 105 A. Meerzijdige rechtshandelingen............................... 106 B. Eenzijdige rechtshandelingen................................ 106 3. Rol van de organen van de vennootschap.......................... 107 DEEL II. COMITÉS IN DE RAAD VAN BESTUUR.................... 111 HOOFDSTUK I. HET BELANG TOT HET OPRICHTEN VAN BIJZONDERE COMITÉS BINNEN DE RAAD VAN BESTUUR........................ 113 HOOFDSTUK II. JURIDISCHE GRONDSLAG............................. 116 HOOFDSTUK III. AUDITCOMITÉ..................................... 121 Afdeling 1. Inleiding............................................. 121 Afdeling 2. Toepassingsgebied...................................... 123 1. Genoteerde vennootschappen conform artikel 4 W.Venn.............. 123
ix 2. Kleine en middelgrote vennootschappen zijn vrijgesteld............... 123 3. Financiële instellingen......................................... 124 Afdeling 3. Samenstelling......................................... 125 Afdeling 4. Taken en bevoegdheden................................. 129 1. Monitoring van het financiële verslaggevingsproces.................. 130 2. Monitoring van de doeltreffendheid van het interne controlesysteem en risicobeheerssysteem.......................................... 132 A. Inleiding............................................... 132 B. Definitie interne controle en risicobeheer....................... 134 C. Monitoringrol van het auditcomité........................... 137 3. Toezicht op interne audit...................................... 139 4. Monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening............ 139 5. Monitoring van de onafhankelijkheid van de commissaris............. 143 Afdeling 5. De werking........................................... 147 Afdeling 6. De relatie tussen het auditcomité en andere organen van de vennootschap......................................... 148 HOOFDSTUK IV. REMUNERATIECOMITÉ............................... 153 Afdeling 1. Inleiding............................................. 153 Afdeling 2. Toepassingsgebied...................................... 154 Afdeling 3. Samenstelling......................................... 156 Afdeling 4. Taken en bevoegdheden................................. 159 1. Voorstellen formuleren betreffende het algemeen en individueel remuneratiebeleid............................................ 160 2. Voorbereiden van het remuneratieverslag als deel van het jaarverslag.... 160 A. Het remuneratiebeleid..................................... 161 B. Individuele remuneratie- of verloningspakketten................. 161 C. Vertrekvergoedingen en terugvorderingsrecht................... 164 3. Toelichting geven op de algemene vergadering van aandeelhouders...... 164 4. Overige taken............................................... 165 Afdeling 5. De werking........................................... 165 Afdeling 6. De relatie tussen het remuneratiecomité en andere organen van de vennootschap......................................... 166 HOOFDSTUK V. BENOEMINGSCOMITÉ................................ 169 Afdeling 1. Inleiding............................................. 169 Afdeling 2. Toepassingsgebied...................................... 169 Afdeling 3. Samenstelling......................................... 171 Afdeling 4. Taken en bevoegdheden................................. 171 Afdeling 5. De werking........................................... 173 HOOFDSTUK VI. OVERIGE ADVISERENDE COMITÉS....................... 174
x DEEL III. DE TOEZICHTSTAAK VAN DE RAAD VAN BESTUUR.......... 177 HOOFDSTUK I. INLEIDING........................................ 179 HOOFDSTUK II. GEEN WETTELIJKE DEFINITIE VAN TOEZICHT.............. 181 HOOFDSTUK III. VERSCHILLENDE VORMEN VAN TOEZICHT................ 182 Afdeling 1. Bepalen en opvolgen van de algemene strategie................ 182 Afdeling 2. Verlenen van advies.................................... 182 Afdeling 3. Toestemmingsvoorbehoud............................... 182 Afdeling 4. Evocatierecht......................................... 184 Afdeling 5. Aansprakelijkheidsvordering.............................. 184 Afdeling 6. Ontslag.............................................. 185 HOOFDSTUK IV. HET TOEZICHT INHOUDELIJK: VAN INTERNE CONTROLE NAAR ONDERNEMINGSRISICOMANAGEMENT................... 186 Afdeling 1. Inleiding............................................. 186 Afdeling 2. De begrippen ondernemingsrisico en ondernemingsrisicomanagement........................... 187 Afdeling 3. Voorbeeld van een raamwerk voor ondernemingsrisicomanagement: COSO ERM-raamwerk....... 188 Afdeling 4. Ondernemingsrisicomanagement in het Belgisch vennootschapsrecht..................................... 195 1. Ondernemingsrisicomanagement in het jaarverslag.................. 195 2. Het auditcomité............................................. 199 3. Regels inzake de bewaking van de continuïteit...................... 199 A. Verantwoording van de toegepaste waarderingsregels bij aanhoudende verliezen............................................... 199 B. Maatregelen om de continuïteit gedurende redelijke termijn te vrijwaren............................................... 200 C. De alarmbelprocedure..................................... 202 4. Besluit.................................................... 204 HOOFDSTUK V. DE TOEZICHTSTAAK VAN DE RAAD VAN BESTUUR IN DE RECHTSPRAAK..................................... 206 Afdeling 1. Toezicht als actieve verplichting........................... 206 Afdeling 2. Verplichting voor niet-uitvoerende bestuurders om zichzelf te informeren........................................... 210 Afdeling 3. Verplichting om een informatie- en verslaggevingssysteem te installeren............................................ 212 Afdeling 4. Besluit............................................... 215
xi DEEL IV. GEVOLGEN VAN BEVOEGDHEIDSDELEGATIE EN TAAKVERDELING VOOR DE AANSPRAKELIJKHEID VAN BESTUURDERS.......... 217 HOOFDSTUK I. INLEIDING........................................ 219 HOOFDSTUK II. AANSPRAKELIJKHEID VAN DE GEDELEGEERDE IN GEVAL VAN BEVOEGDHEIDSDELEGATIE............................ 221 Afdeling 1. Wie stelt de aansprakelijkheidsvordering in?.................. 221 Afdeling 2. Aansprakelijkheidsgronden............................... 222 1. Orgaan van dagelijks bestuur................................... 222 2. Directiecomité.............................................. 222 3. Bijzondere gevolmachtigde..................................... 223 Afdeling 3. Kwijting............................................. 224 Afdeling 4. Verjaring............................................. 224 HOOFDSTUK III. AANSPRAKELIJKHEID VAN DE RAAD VAN BESTUUR IN GEVAL VAN BEVOEGDHEIDSDELEGATIE............................ 226 Afdeling 1. Zorgvuldige bevoegdheidsdelegatie als feitelijk verweer tegen een aansprakelijkheidsvordering.............................. 226 Afdeling 2. Aansprakelijkheid van de bestuurders voor selectie, bijstand en toezicht.............................................. 230 1. Selectie van een bekwame gedelegeerde........................... 230 2. Bijstand aan de gedelegeerde................................... 230 3. Toezicht op de gedelegeerde.................................... 231 HOOFDSTUK IV. AANSPRAKELIJKHEID IN GEVAL VAN INTERNE TAAKVERDELING. 234 Afdeling 1. Principe: collegiale besluitvorming leidt tot collectieve aansprakelijkheid...................................... 234 Afdeling 2. Mogelijkheid tot differentiatie op het vlak van aansprakelijkheid?. 235 1. De aansprakelijkheid van de bestuurders die zich hebben gebaseerd op het advies van anderen........................................... 235 2. De aansprakelijkheid van de gespecialiseerde bestuurders............ 237 Afdeling 3. Besluit............................................... 239 BIBLIOGRAFIE.................................................... 241