Levensbeschouwelijke vakken in het gemeentelijk onderwijs

Vergelijkbare documenten
Pedagogisch Project. Gemeentelijke basisschool Buggenhout

Werkingscode pedagogische begeleidingsdienst OVSG

1. Situering van de onderwijsinstelling:

Pedagogisch project 1

Pedagogisch project Levensbeschouwelijke en maatschappelijke uitgangspunten

Engagementsverklaring

Kleuterschool Ondersteboven

Gemeentelijke basisschool De Knipoog Cardijnlaan Vorselaar 014/ / /

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit. Onderwerp: Beginselverklaring neutraliteit van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs - Goedkeuring

Pedagogisch project. Dit pedagogisch project werd ontworpen in overleg met het schoolteam.

Mijn kind gaat naar de basisschool

1. Pedagogisch project

Voorstel van resolutie. betreffende de invoering van een nieuw onderwijsvak rond burgerschap, filosofie en levensbeschouwing

Gemeentebestuur Houthalen -Helchteren

Mijn kind gaat naar de basisschool.

WERKINGSCODE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST PROVINCIAAL ONDERWIJS VLAANDEREN

Pedagogisch project Ter Elst

2.1. Gegevens m.b.t. de situering van onze onderwijsinstelling Gegevens met betrekking tot lokale situatie

Situering van de onderwijsinstelling

-Onze school behoort tot het officieel gesubsidieerd onderwijsnet. Het schoolbestuur is de gemeente Olen.

Ondersteuningsaanbod vanuit AgODi

Pedagogisch project. Beginselverklaring neutraliteit. Kerkplein Gooik-Oetingen Tel. 054/

I N F O R M A T I E B R O C H U R E

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Specifieke lerarenopleiding Maatschappelijk en beroepsgericht handelen in de onderwijspraktijk

Gemeentelijke Basisschool Hoegaarden

HANDELINGEN C267 OND30. Zitting mei 2008 COMMISSIEVERGADERING. C267OND3029 mei

7/05/2009. Belgische grondwet onderschrijft een strikte scheiding kerk en staat. Dit geldt ook voor de toepassing in het Onderwijs.

PEDAGOGISCH PROJECT. GBS Wemmel BROCHURE 1. Schooljaar

Verhoogde instroom van kinderen van vluchtelingen in het onderwijs

Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. Hoofdstuk 8 : Onderwijs niet-confessionele zedenleer en godsdienst Basis- en secundair onderwijs

Tijdelijke aanstelling en aanvangsbegeleiding vanaf 1 september 2019

De leermeester/leraar levensbeschouwelijke vakken neemt hierdoor een brede humane taak op zich.

Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. Hoofdstuk 8 : Onderwijs niet-confessionele zedenleer en godsdienst Basis- en secundair onderwijs

Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de vervangingen van korte afwezigheden DE VLAAMSE REGERING,

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van Vrije Basisschool Rinkrank te Kalmthout

ADVIES. Algemene Raad. 25 september 2008 AR/PCA/ADV/002

5. Kan de minister eveneens een overzicht geven voor het schooljaar van het aantal

Strijlandstraat Gooik-Strijland Tel. 054/ Fax. 054/

INHOUD. Woord vooraf 11 INHOUD

MEDEDELING. Moderne vreemde talen in de B-stroom en in het bso. 1 Algemeen

Inhoudsopgave Pedagogisch project

B A S I S O N D E R W I J S

Omkadering in het gewoon voltijds so. Overheidsdoelstellingen. Huidige omkaderingsregeling

ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van GVB School met de Bijbel Den Akker te Lommel

In het officieel onderwijs bestaat bovendien de mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen voor het volgen van een levensbeschouwelijk vak.

9/02/16. De Belgische voorgeschiedenis Structuren SESSIE 1. Voorkennis?

Voorstel van resolutie. betreffende het verplicht aanbieden van cursussen eerste hulp bij ongevallen (EHBO) in het lager en secundair onderwijs

AFWEZIGHEDEN VAN LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS: wettelijke richtlijnen

Hoofdstuk I: Schoolconcept Pedagogisch project

Je kunt je kind inschrijven op onze school:

Diversiteit als meerwaarde Engagementsverklaring van de Vlaamse onderwijswereld

10/02/17. Onderwijsregelgeving gebeurt op het niveau van. Wie heeft wetgevende bevoegdheid in de beleidscyclus? Voorkennis?

Ronde van Vlaanderen VVSG

Het pedagogisch project van de stedelijke scholen hebben we als volgt verwoord:

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December

DOCUMENT. Toelichting bij de lessentabellen. Inhoud. Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

Hoofdstuk I: Eindtermen de basics

Juist in het openbaar onderwijs

1.Pedagogisch project

Mogelijkheden voor het keuzegedeelte in de eerste graad

LAUREAATSCHAP inspecteurs-adviseurs niet-confessionele zedenleer. 2010

1. Algemene situering van de cursus NCZ leraar secundair onderwijs-groep 1 2. Doel van de cursus NCZ

PEDAGOGISCH PROJECT GEMEENTELIJKE BASISSCHOOL OP DREEF

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Sportpleinstraat Hoeselt tel./fax : 012 /

Wij gaan met plezier naar school.

HOOFDSTUK 1 : PEDAGOGISCH PROJECT

Advies over de evaluatie van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Op Stapel november Onderwijsorganisatie en -personeel Huis van het GO! Willebroekkaai Brussel

FUNCTIEBESCHRIJVING VOOR HET AMBT VAN LERAAR NIET- CONFESSIONELE ZEDENLEER

Referentiekader OK: aan de slag met enkele kwaliteitsverwachtingen. Katrien Van Asch

Levensbeschouwelijke veruiterlijkingen in het secundair onderwijs

GBS 't Villegastje Pedagogisch project

Huisonderwijs Communicatie aan de CLB s

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. basisonderwijs AMENDEMENTEN. Stuk 451 ( ) Nr. 8. Zitting januari 1997

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

COMMISSIE ZORGVULDIG BESTUUR

Op Stapel mei Onderwijsorganisatie en -personeel Huis van het GO! Willebroekkaai Brussel

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober

Commissie Zorgvuldig Bestuur

1. Onderwijsbevoegdheid lerarenopleiding van een cyclus voor het schooljaar in het secundair onderwijs

Psychosociale aandoeningen bij leidinggevenden Bevraging februari 2017 (VLVO/ODVB)

Reglement met betrekking tot het subsidiëren van projecten ter bevordering van een goede studiekeuze in het secundair onderwijs

Standpunt rapport in het basisonderwijs PBD Basisonderwijs (september 2015)

Aandachtspunten bekwaamheidsbewijzen islamitische godsdienst zoals meegedeeld in het schooljaar

Gemeentelijke Basisschool Reynaerdijn Stationsstraat Stekene Kemzeke Pedagogisch project Openheid Verscheidenheid Democratisch Socialisatie

Vrijheid van onderwijs is de belangrijkste richtinggevende factor voor de wijze waarop

Engamentsverklaring tussen het Executief van de Moslims van België en de Vlaamse Overheid/beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Deel 1: PEDAGOGISCH PROJECT 1. DE SCHOOL ALS INSTELLING

Uw ervaringen na 1 jaar M-decreet

Mogelijke opdrachten voor een vakgroep techniek.

De schoolbrochure. Jenaplanschool Lieven Gevaert. van het GESUBSIDIEERD OFFICIEEL LAGER ONDERWIJS

Een nieuw vak over ethiek en levensbeschouwing in het officieel onderwijs: levensbeschouwelijke oriëntatie. Advies

Het artistiek pedagogisch project

Transcriptie:

Levensbeschouwelijke vakken in het gemeentelijk onderwijs 1 Voorstel van decreet Het voorstel van decreet dat op 15 december in het Vlaams Parlement besproken wordt, vraagt dat in de derde graad van het secundair onderwijs tijdens minstens de helft van de aangeboden uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer, de andere erkende godsdiensten uitgebreid aan bod komen. Dit voorstel heeft als doel de jongeren de kans te geven om elkaars levensbeschouwing en cultuur beter te leren kennen, naast het volgen van een geëngageerd levensbeschouwelijk vak. Dit voorstel van decreet heeft de verdienste dat het publieke debat over de plaats en de inhoud van de levensbeschouwelijke vakken geopend is. Wat stellen wij vast in onze stedelijke en gemeentelijke scholen en instellingen? We geven u hier een overzicht voor de situatie zoals wij ze ervaren in ons net. 2 Context officieel gesubsidieerd onderwijs De Belgische grondwet bepaalt dat scholen ingericht door openbare besturen tot het einde van de leerplicht, de keuze tussen onderwijs in een van de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer aanbieden. Dit principe is internationaalrechtelijk terug te vinden in het eerste aanvullend protocol bij het Europees verdrag van de rechten van de mens. Artikel 2 van dit protocol bepaalt dat de Staat het recht van ouders moet eerbiedigen om voor hun kinderen die opvoeding en dat onderwijs te kiezen dat overeenstemt met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen. Als officieel gesubsidieerd onderwijs moeten wij dit recht van ouders garanderen. Om erkend te worden moeten onze scholen dan ook een open karakter hebben, door open te staan voor alle leerlingen. Dit ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvatting van de ouders en de leerling. Vandaag zijn er zes erkende godsdiensten en niet-confessionele zedenleer. Ouders en leerlingen kunnen een vrijstelling aanvragen. Het boeddhisme onderneemt stappen om erkend te worden als confessionele zedenleer. OVSG stelt vast dat stedelijke en gemeentelijke scholen daarnaast steeds meer belang hechten aan de dialoog tussen levensbeschouwingen. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen is het een opdracht om hieraan te werken. Dat de gemeenten hieraan belang hechten, blijkt uit de gemeenschappelijke basisdoelen van de pedagogische projecten van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs (zie blz. 6). Dit belang wordt bevestigd in het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. In artikel 13 oordelen de staten die het verdrag ondertekenen dat het onderwijs een ieder in staat moet stellen een nuttige rol te vervullen in een vrije samenleving en het begrip, de verdraagzaamheid en de vriendschap onder alle volken en alle rasgemeenschappen, etnische en godsdienstige groeperingen, alsmede de activiteiten van de Verenigde Naties voor de handhaving van de vrede dient te bevorderen. Het voorstel van decreet dat voorligt, kadert in deze maatschappelijke tendens. 3 Vaststellingen en knelpunten Al geruime tijd kwamen tijdens vergaderingen van de directeurenplatforms van het stedelijke en gemeentelijk basisonderwijs problemen ter sprake in verband met de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken. OVSG organiseerde een online bevraging bij de lagere scholen om een geobjectiveerd beeld te krijgen van de situatie (zie Imago september 2011, blz. 12-13). Als we de Hoorzitting Vlaams Parlement 15 december 2011 1/6

resultaten van deze bevraging aftoetsen bij directies secundair onderwijs, melden zij gelijkaardige knelpunten. Grote diversiteit in de keuze voor levensbeschouwelijke vakken binnen de scholen In het stedelijk en gemeentelijk onderwijs is de afgelopen tien jaar een duidelijke verschuiving in de keuze voor de levensbeschouwelijke vakken (bijlage). Als we de cijfers van schooljaar 2002-2003 vergelijken met die van 2010-2011 merken we in het lager onderwijs voor rooms-katholieke godsdienst een daling van het aantal leerlingen met 10,68%. Deze daling is voornamelijk ten voordele van de niet-confessionele zedenleer (+ 3,58%) en islamitische godsdienst (+ 6,7%). De andere erkende godsdiensten kennen ook een stijging. Het secundair onderwijs kent eerder een kleine daling in het aantal leerlingen dat rooms-katholieke godsdienst volgt (- 1,79%). Het aantal leerlingen nietconfessionele zedenleer daalt met 6,16%. Het aantal leerlingen dat islamitische godsdienst volgt, stijgt met 7,78%. Ook voor protestantse en orthodoxe godsdienst stijgen het aantal leerlingen. Deze maatschappelijke evolutie zorgt ervoor dat het wettelijk verplichte organisatiemodel moeilijker wordt om mee te werken in de praktijk. Praktisch-organisatorische aspecten De berekening van de omkadering voor levensbeschouwelijke vakken is afgestemd op een situatie waarin er één grote groep is die dezelfde keuze maakt en daarnaast een aantal kleinere groepen. Dat was vroeger immers vaak het geval in onze scholen. Door de verschuiving in de keuzes en de grotere diversiteit, zijn de groepen meer naar elkaar toegegroeid. Aangezien er verplichte splitsingsnormen zijn voor levensbeschouwelijke vakken, volstaat de omkadering in bepaalde gevallen niet meer. Om aan de decretale verplichtingen te voldoen, moeten scholen in die gevallen middelen van het reguliere pakket aanwenden, en dit ten nadele van de groepsgroottes van de andere vakken, of zelfs bijkomende uren betalen uit de werkingsmiddelen. De decreetgever verplicht ons om zowel in het basisonderwijs als in het secundair onderwijs, wekelijks ten minste twee lesuren te voorzien voor levensbeschouwelijke vakken. Daarenboven moeten leerlingen voor deze vakken per levensbeschouwing ingedeeld worden, in tegenstelling tot de andere vakken waarvoor dit niet mag. Elke klas moet dus gesplitst worden zodat alle leerlingen op hetzelfde moment hun levensbeschouwelijk vak krijgen. De inspectie levensbeschouwelijke vakken vraagt om in de eerste graad secundair onderwijs en in het lager onderwijs bij voorkeur geen blokuren aan te bieden. De personeelsregelgeving in het onderwijs vereist dat de uren van de personeelsleden zoveel mogelijk worden geclusterd. Dit betekent dat scholen voor het opstellen van hun lessenroosters moeten starten met de levensbeschouwelijke vakken. Hiervoor moeten ze in bepaalde gevallen met verschillende scholen overleggen, omdat de leraren niet noodzakelijk een voltijdse betrekking hebben in één school. Soms moeten scholen hierdoor voor andere vakken met blokken van drie uur werken, terwijl dit pedagogisch eigenlijk niet verantwoord is. Uit de praktijk: Onze school telt 400 leerlingen. Daarvan volgen ongeveer 260 leerlingen roomskatholieke godsdienst, 100 kinderen kiezen voor Islam en 40 voor niet-confessionele zedenleer. Twee leerlingen volgen protestantse godsdienst. De samenstelling van de lessenroosters begint bij de leraar protestantse godsdienst. Deze geeft les in 5 scholen verspreid over de provincie. Hij bepaalt twee momenten waarop hij aanwezig kan zijn in onze school. Daarna bepalen de leraren rooms-katholieke godsdienst die verbonden zijn aan 3 scholen hun invulling. Vervolgens wordt daaraan de invulling van niet-confessionele zedenleer gekoppeld. Bovendien vraagt de leraar Islam aan het schoolbestuur om op vrijdagnamiddag vrijgesteld te worden van de lessen om te kunnen deelnemen aan het vrijdaggebed in de moskee. De puzzel maken is heel moeilijk. Hoorzitting Vlaams Parlement 15 december 2011 2/6

Een bijkomende moeilijkheid is dat ouders/leerlingen tot acht dagen na de eerste schooldag de tijd hebben om hun keuze te wijzigen. Mogelijk moet de school dan helemaal opnieuw starten met het opstellen van de lessenroosters. Omwille van de splitsingsnormen en de klasgroottes kan één leerling meer of minder een verplichting tot ontdubbeling betekenen. Indien de leerling een levensbeschouwelijk vak aanvraagt dat in dat leerjaar nog niet werd ingericht, moet de school een nieuwe klas inrichten en start de zoektocht naar een nieuwe vakleraar. Infrastructuur De inspecties van de levensbeschouwelijke vakken vragen een eigen, voldoende ruim, levensbeschouwelijk vaklokaal waar het levensbeschouwelijk teken/zinnebeeld of symbool permanent wordt aangebracht. Als dat niet mogelijk is, moet de inspectie op de hoogte worden gebracht. In het kader van het gebrek aan infrastructuur in het onderwijs is dit niet altijd evident. Uit de praktijk: De inspectie wil voor elke godsdienst een apart lokaal dat enkel daarvoor gebruikt wordt. Je moet als school dus heel wat ruimte opofferen voor godsdienstonderwijs. De groep die rooms-katholieke godsdienst volgt, kan bij ons vanaf dit schooljaar niet meer over een eigen lokaal beschikken omdat er een klas lager onderwijs is bijgekomen. Niet-confessionele zedenleer en Islam hebben elk een eigen klein lokaal dat echter gedeeld moet worden met het CLB en ook gebruikt wordt voor medisch schooltoezicht, oudergesprekken, etc. We kampen met een permanent gebrek aan lokalen. Personeel Wat personeel betreft is het, zoals bij andere vakken, niet altijd evident om iemand te vinden die dit vak mag geven. Daar komt nog bij dat een leraar levensbeschouwelijke vakken een voordracht moet hebben van de inspectie levensbeschouwelijke vakken. Alle stappen in de loopbaan van deze leerkrachten (aanstelling, voorrang, benoeming, evaluatie) gebeuren in samenwerking met de inspectie. In tegenstelling tot andere personeelsleden is voor deze personeelsleden slechts een minimale opvolging mogelijk. De directeur van de school mag zich immers niet inlaten met de inhoud van de les, noch met de beroeps- en pedagogische bekwaamheid van de leraar. De inspectie levensbeschouwelijke vakken is hiervoor verantwoordelijk. Kwaliteit De scheiding tussen Kerk en Staat impliceert dat de decreetgever niet tussenbeide kan komen in de inhoud van de levensbeschouwelijke vakken. Modaliteiten vastleggen waarbinnen gewerkt moet worden, is wel mogelijk. De overheid investeert in de organisatie van levensbeschouwelijke vakken. We maakten een raming van de kostprijs voor het stedelijk en gemeentelijk lager onderwijs. Op basis van het aantal lestijden (in totaal 17 117 uren) berekenen we dat er 713 fulltime equivalenten aan de slag zijn om de levensbeschouwelijke vakken in ons net te geven. Dit kost de maatschappij ruw geschat 28 500 000. Ter vergelijking: 1300 extra ambten creëren in het hele kleuteronderwijs (alle netten) komt neer op 50 000 000. De inspanning van de overheid is dus zeker niet gering, maar ze legt weinig modaliteiten vast. Voor deze vakken zijn geen eindtermen of ontwikkelingsdoelen bepaald. De kwaliteit ervan wordt bewaakt door de inspectie levensbeschouwelijke vakken. De inspectie levensbeschouwelijke vakken Hoorzitting Vlaams Parlement 15 december 2011 3/6

werkt op een andere manier dan de onderwijsinspectie van de andere vakken. Voor de andere vakken zijn het de pedagogische begeleidingsdiensten die leerplannen ontwikkelen en de scholen begeleiden. De decreetgever heeft ervoor gekozen om inspectie en begeleiding voor de levensbeschouwelijke vakken in éénzelfde ambt te integreren. De leden van de levensbeschouwelijke inspectie hebben dus een drieledige rol. Zij zijn inspecteur (controle leermiddelen, lokalen, leerplannen), pedagogisch begeleider (nascholen, begeleiden, leerplanmaker) en zij nemen gedeeltelijk de rol van werkgever op zich (voordragen, ontnemen van de voordracht, evalueren). Op die manier wordt de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur voor de kwaliteit van het onderwijs dat het aanbiedt, uitgehold. Voor de andere vakken is het schoolbestuur, en meer bepaald de directeur, verantwoordelijk voor de dagdagelijkse opvolging van de manier waarop de leerplannen worden aangeboden en of dit wel conform het pedagogisch project van de school gebeurt. De onderwijsinspectie speelt hierin een tweedelijnsrol en de pedagogische begeleiding kan ondersteunen en eventueel bijsturen. In het geval van de levensbeschouwelijke vakken, vallen al deze rollen samen. Hierdoor hebben scholen geen zicht op wat precies in de levensbeschouwelijke cursussen wordt aangeboden. Uit de praktijk De levensbeschouwelijke vakken worden vaak vermeld als ondersteuners voor de vakoverschrijdende eindtermen. Toch heeft onze school geen vat op wat er in die vakken écht aangeboden wordt. In het ene levensbeschouwelijk vak krijgen onze leerlingen bv. informatie over gezondheid, seksualiteit, enz. In het andere levensbeschouwelijk vak is dit taboe. Onze school herneemt deze onderwerpen in een ander vak of project, waar we wel zicht hebben op de inhoud. Een groot deel van de leerlingen krijgt dus bepaalde onderwerpen voor de tweede keer aangeboden. Er is ook dikwijls overlapping met PAV (Project Algemene Vakken), natuurwetenschappen of geschiedenis. Dialoog tussen de levensbeschouwingen Scholen hebben een belangrijke maatschappelijke opdracht om kinderen en jongeren op te voeden tot kritische, democratische en verdraagzame burgers. Binnen de toenemende diversiteit is het belangrijk dat scholen de leerlingen kaders aanreiken om hun plaats te vinden in deze samenleving. Vanuit de tien gemeenschappelijke basisdoelen van het pedagogisch project van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs is het daarom niet alleen belangrijk om te leren over de verschillende levensbeschouwingen. Het stedelijk en gemeentelijk onderwijs hecht ook veel belang aan de dialoog tussen de verschillende levensbeschouwingen. We zijn ervan overtuigd dat dit een positieve bijdrage levert aan een meer verdraagzame maatschappij. Deze dialoog wordt binnen het huidige kader niet gefaciliteerd. Als wel samengewerkt wordt tussen leraren van verschillende levensbeschouwelijke vakken (en dat is soms het geval), dan is in de school een sterke initiatiefnemer: bv. de directie of één leraar van een levensbeschouwelijk vak. Een dergelijke samenwerking streeft kennis van en respect voor mekaars leefwereld en overtuiging na. Ouders en leerlingen De organisatie van de levensbeschouwingen in het onderwijs is vandaag gebaseerd op het recht van ouders om hun kinderen op te voeden in de levensbeschouwing van hun keuze. We krijgen vandaag signalen uit onze scholen dat ouders die keuze niet uitsluitend maken vanuit hun eigen levensbeschouwelijke overtuiging. Ouders maken ook keuzes op basis van de leraren die het levensbeschouwelijke vak geven, of op basis van de keuze die vrienden maken. Soms laten ze hun kinderen shoppen om met verschillende levensbeschouwingen kennis te maken. Hoorzitting Vlaams Parlement 15 december 2011 4/6

Uit de praktijk Een nieuwe trend is dat een aantal leerlingen in het eerste leerjaar rooms-katholieke godsdienst volgen om hun eerste communie te kunnen doen en dan vanaf het tweede leerjaar overschakelen op niet-confessionele zedenleer. We beschikken niet over cijfermateriaal om deze signalen te onderbouwen. Het zou interessant zijn om een wetenschappelijke bevraging te organiseren bij ouders en leerlingen om hierop een duidelijk zicht te krijgen. 4 Oplossing Het laatste decennium zijn een aantal verdienstelijke pogingen gedaan om een oplossing te zoeken voor de problemen die zich stellen in het officieel gesubsidieerd onderwijs en om het gesprek hierover aan te gaan. In 2003 bracht de Vlor een advies uit over een nieuw vak ethiek en levensbeschouwing levensbeschouwelijke oriëntatie (22 april 2003). Een tijd geleden maakte de vzw LEF (Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie) haar pleidooi bekend voor een algemeen vormend eenheidsvak over levensbeschouwing en filosofie. De overheid voert gesprekken over dit thema, waarbij de onderwijsactoren momenteel niet rechtstreeks betrokken zijn. Vandaag wordt gedebatteerd over een voorstel van decreet om in de derde graad van het secundair onderwijs tijdens minstens de helft van de aangeboden uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer, de andere erkende godsdiensten uitgebreid aan bod te laten komen. Het voorstel van decreet heeft de bedoeling om binnen elk levensbeschouwelijk vak ruimte te maken voor de vergelijking tussen de verschillende levensbeschouwingen. Dat betekent dat het voorstel blijft binnen het huidige kader van de levensbeschouwelijke vakken. Dit heeft een aantal gevolgen. Ook de Raad van State heeft hierop gewezen in zijn advies. De leraren van de levensbeschouwelijke vakken zullen vergelijkende godsdienstwetenschap moeten geven. Zij zullen op dezelfde wijze worden aangesteld zoals vandaag het geval is en over dezelfde bekwaamheidsbewijzen moeten beschikken. De klasgroepen zullen nog steeds opgesplitst worden volgens godsdienst of niet-confessionele zedenleer. Een dialoog wordt met dit voorstel van decreet structureel niet mogelijk gemaakt. De inhoud van het vakonderdeel zal nog steeds op dezelfde wijze worden bepaald als de vakinhoud van het levensbeschouwelijke vak (geen eindtermen en geen door de overheid goedgekeurde leerplannen). Dit vakonderdeel zal onder controle staan van een specifieke inspectiedienst per erkende levensbeschouwing. Het voorstel van decreet biedt met andere woorden geen oplossing voor de vastgestelde knelpunten in het stedelijk en gemeentelijk onderwijs. 5 Besluit Voor OVSG blijft het belangrijk dat levensbeschouwingen een plaats krijgen in de vorming van kinderen en jongeren op school. We vragen echter wel dat nagedacht wordt in welke mate een antwoord kan geboden worden op de huidige knelpunten die de organisatie van de levensbeschouwingen in het officieel onderwijs met zich meebrengen. Daarnaast vinden we dat leerlingen moeten kennismaken met de diversiteit aan levensbeschouwingen. Op dat vlak is dit voorstel van decreet een verdienstelijke poging om de verschillende actoren aan het denken te zetten. OVSG vindt dat ook een dialoog tussen de levensbeschouwingen op school structureel mogelijk gemaakt moet worden. Het behoort tot de pedagogische opdracht van de school om kinderen en jongeren met verschillende levensbeschouwelijke overtuigingen samen te brengen en met elkaar van gedachten te laten wisselen. OVSG vraagt een breder maatschappelijk debat over waar deze dialoog een plaats moet krijgen binnen de school en hoe deze moet georganiseerd worden. Aan dit debat moeten directies en leraren, ouders en leerlingen kunnen deelnemen. Nu er over de invulling van de Hoorzitting Vlaams Parlement 15 december 2011 5/6

algemene vorming in het secundair onderwijs gedebatteerd wordt, moeten we de kans grijpen om dit thema mee te nemen in de gesprekken. Brussel, 15 december 2011 IDENTITEITSKENMERKEN STEDELIJK EN GEMEENTELIJK ONDERWIJS Het stedelijk en gemeentelijk onderwijs is in wezen divers: alle steden en gemeenten in Vlaanderen en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest besturen autonoom hun onderwijs met het oog op de noden van hun eigen gemeente of stad. De gemeente legt een pedagogisch, artistiek of agogisch project vast, dat de blauwdruk vormt van haar onderwijs. Toch herkennen we in de lokaal tot stand gekomen pedagogische, artistieke en agogische projecten een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Zij vormen de identiteitskenmerken van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs. (zie www.ovsg.be) 1. Openheid: de school staat open voor iedereen, ongeacht zijn of haar filosofische of ideologische overtuiging, sociale of etnische afkomst, sekse of nationaliteit. 2. Verscheidenheid: de school vertrekt vanuit een positieve en onbevooroordeelde erkenning van de verscheidenheid van de gemeenschap. Verscheidenheid is een verrijking. 3. Democratisch: de school is het product van de democratische overtuiging dat verschillende opvattingen over mens en maatschappij naast elkaar kunnen bestaan. 4. Socialisatie: de school leert jongeren leven met anderen en voedt hen op om als volwaardige leden deel te nemen aan een democratische en pluralistische samenleving. 5. Emancipatie: de school kiest ervoor alle leerlingen gelijke ontwikkelingskansen te bieden en wakkert hun zelfredzaamheid aan. 6. Totale persoon: de school streeft een harmonische persoonlijkheidsvorming na met aandacht voor zowel kennisverwerving als attitudevorming. 7. Gelijke kansen: de school treedt compenserend op voor kansarme leerlingen door de gevolgen van een ongelijke sociale positie om te buigen. 8. Medemens: de school voedt op tot respect voor de eigenheid van elke mens. 9. Europees burgerschap: de school brengt de leerlingen de principes bij van het Europese burgerschap en vraagt aandacht voor het mondiale kader en het multiculturele gemeenschapsleven. 10. Mensenrechten: de school draagt de beginselen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en van het Kind uit en verdedigt ze. Hoorzitting Vlaams Parlement 15 december 2011 6/6