Opdrachten bij Weer en klimaat. (Tekstboek en de ELO) 3.1.1. Temperatuurverschillen op aarde. 1-Maak een begrippenlijst van de rood gedrukte begrippen.
2-Wat zijn de drie elementen van weer en klimaat? 3-Leg uit waarom zonder dampkring het leven op aarde onmogelijk zou zijn. 4-Verklaar het grote verschil tussen dag- en nachttemperatuur in woestijngebieden. 4-Wat zijn de vijf temperatuurfactoren? 5-a-Beschrijf het verband tussen breedteligging en temperatuur. 5-b-Verklaar het verband tussen breedteligging en temperatuur. (2 oorzaken!) 1.. 2...
6-a-Hoe ontstaan dag en nacht? 6-b-Hoe ontstaan de seizoenen? 7-a-Zet de volgende tekstfragmenten achter de juiste tekening: Juni / Januari / zon schijnt loodrecht op de Kreeftskeerkring (NH) / zon schijnt loodrecht op de steenbokskeerkring (ZH) / pooldag op NP / Pooldag op ZP / zomer in Nederland / winter in Nederland........... 7-b-Het antwoord op de drie volgende vragen is steeds hetzelfde. -Waarom is het in Nederland in juli warmer dan in januari? -Waarom is het om 14.00 uur warmer dan om 10.00 uur? -Waarom wordt het op het noordelijk halfrond op een op het zuiden georiënteerde helling warmer dan op een noordhelling?
8-a-Teken links van de zonnestraal in de zomer op 1 cm afstand en exact evenwijdig een tweede zonnestraal. 8-b-Kleur de ruimte tussen deze 2 lijnen geel. De zonnestraal is nu 1 cm breed. Dan moet deze zonnestraal. cm aardoppervlak verwarmen. Kleur deze afstand in de balk zomer onder de tekening rood. 8-c-Teken nu rechts van de zonnestraal in de winter op 1cm afstand en exact evenwijdig een tweede zonnestraal. 8-d-Stel nu dat ook dit een zonnestraal is van 1 cm. Dan moet deze zonnestraal cm aardoppervlak verwarmen. Kleur deze afstand in de balk winter onder de tekening blauw. Een zelfde hoeveelheid zonlicht moet in de winter dus...
9-a-Beschrijf het verband tussen hoogteligging en temperatuur. 9-b-Verklaar het verband tussen hoogteligging en temperatuur. Hoogteligging en temperatuur Figuur 18: hoogteligging en temperatuur 9-c-In het dal op de tekening hierboven is het vandaag 20 C. Bereken nu voor ieder ballonnetje de temperatuur die wordt aangewezen. (zet je berekening er bij) 9-d-In het dal staan naaldbomen. Staat deze berg dan op hoge of op lage breedte (ligging). Leg uit waarom je dat denkt. 10-Welke vier factoren zorgen er voor dat water langzamer opwarmt dan land? Licht iedere factor kort toe. (Gebruik de clips uit de ELO)
11-a-Vul onderstaande tekst in. Kies uit de woorden: aanlandige / koele warmer / kouder / warmer / kouder / warme / aanlandige / aflandige In de zomer is het land.dan de zee. Een wind brengt dan de relatief zeelucht naar het kustgebied. Verder landinwaarts is het dan in het kustgebied. In de winter is het land dan de zee. Een.wind brengt dan de relatief..zeelucht naar het kustgebied. Verder landinwaarts is het. dan in het kustgebied.. 11-b-Zet in de figuur hiernaast de juiste temperatuur in de drie cirkels. Kies uit: 15 / -3 / 1 / 5 / -18 De matigende invloed van de zee.
12-Bekijk de clipjes van de figuren 9 en 10 op de ELO en zet achter de volgende stellingen: JUIST of ONJUIST. In de bergen is de zonzijde warmer dan de schaduwzijde en daardoor minder geschikt voor de landbouw. De hoogste maar ook de laagste temperaturen op aarde komen voor op het land. Land warmt sneller op dan water, doordat zonnestralen maar een paar centimeter in de aarde kunnen doordringen en alleen het bovenste laagje verwarmen. In water kunnen de zonnestralen veel dieper komen, en verwarmen dus een veel groter oppervlak. Zeewater warmt ook niet snel op doordat het continu in beweging is, waardoor het warme water aan het oppervlak steeds wordt gemengd met koud water uit de diepte. In de zomer is het land kouder dan de zee. In de zomer is het land warmer dan de zee. De klimaten op aarde worden voor een belangrijk deel bepaald door de zeestromen. Zeestromen brengen koud water van het noorden naar het zuiden. Zeestromen brengen warm water van de tropen naar de polen. Vanuit de Golf van Mexico stroomt het warme water naar Noord- en West-Europa. Dáár stijgt dan dus de temperatuur van het water. In de winter zorgt de koele wind van zee voor afkoeling aan de kust. Maar als de wind verder het land in waait, warmt ie weer op.
13-Welk gebergten ligt er tussen de volgende klimaatgebieden? Gebruik in de Bosatlas in ieder geval het kaartblad De aarde; klimaatgebieden. Klimaatgebieden Het gematigde zeeklimaat juist ten noorden van San Francisco en het woestijnklimaat ten oosten van San Francisco. Het gematigde zeeklimaat in het dal van de Donau en het landklimaat (warme zomers / koude winters) ten oosten daarvan. Het gematigde zeeklimaat in het westen van Patagonia en de droge klimaten in het oosten van Patagonia Gebergte 14-a-Gebruik in de Bosatlas het kaartblad Nederland; klimaat. Welke temperatuurfactor veroorzaakt het gevraagde verschil? -Egmond aan Zee heeft ijsdagen en Coevorden. Dit verschil wordt veroorzaakt door. -De gemiddelde jaartemperatuur in Breskens is.en in Delfzijl. Dit verschil wordt veroorzaakt door. 14-b-Wat valt je op als je kaart 47E en F met elkaar vergelijkt? 14-c-Gebruik in de Bosatlas de kaart Europa; klimaat, temperatuur in januari. -De gemiddelde juli temperatuur in Stavanger is en in Telemark Dit verschil wordt veroorzaakt door.. 14-d-Gebruik in de Bosatlas de kaart Europa; klimaat, temperatuur in juli. -Ondanks het verschil in breedteligging hebben Amsterdam, Brussel en Parijs ongeveer dezelfde temperatuur. De isotherm van..⁰c loopt van noord naar zuid langs deze plaatsen. Dat deze plaatsen ondanks het verschil in breedteligging ongeveer dezelfde gemiddelde temperatuur hebben komt door...
15-a-Waarom lopen de isothermen niet parallel aan de breedtecirkels. (zie figuur 12 op de ELO).. 15-b-waarom ligt de isotherm van 10⁰C op het noordelijk halfrond op veel hogere breedte dan op het zuidelijk halfrond?.. Ruimte voor aantekeningen etc..;...
3.1.2. Luchtdrukverschillen en wind. 1-Noteer hier de definitie van de rood gedrukte begrippen..
2-a-Bekijk de clip van figuur 1. Waardoor wordt het blikje in elkaar gedrukt? 2-b-Bekijk d eclip van figuur 3. Waardoor gaat lucht stromen? 3-Hoe luidt de wet van Buijs Ballot? Gebruik de dia s uit figuur 2. 1...... 2... 3-Leg aan de hand van onderstaand figuur uit hoe wind ontstaat. Vertel iets bij zowel fase I, II als III. I II III...............
4-Bestudeer op de ELO de uitleg over de grote windsystemen. Vergeet daarbij de clip van figuur 4 en de powerpoint-uitleg van figuur 5 niet. -a-teken in onderstaande wereldbol met ++++ de polaire maxima en de subtropische maxima in. Zet de namen in de blauwe kaders ernaast. -b-teken in onderstaande wereldbol met - - - - het equatoriaal minimum en de subpolaire minima. Zet de namen in de blauwe kaders ernaast. -c-teken vervolgens de passaten, westenwinden en de poolwinden er in. Denk aan de wet van Buijs Ballot. Zet de namen in de rode kaders ernaast. Figuur: de grote windsystemen.
5-De zeil schepen van de V.O.C. die in de 17 e eeuw van Amsterdam naar Indonesië (Nederlands-Indië) voeren sloegen vaak vers drinkwater in op de Canarische Eilanden. Van de Canarische Eilanden werd vervolgens koers gezet naar de Braziliaanse kust. Aan het begin van dit traject lagen deze schepen soms dagenlang stil in het subtropisch maximum. Vanaf de Zuid-Amerikaanse kust werd dan koers gezet naar het Kaapstad. Gebruik de globe van de vorige bladzijde. -a-de zeilschepen van de V.O.C. lagen vaak dagenlang stil op zowel 30⁰ NB als ter hoogte van de evenaar. Leg voor beide gebieden uit waardoor de vertraging ontstond. 30⁰ NB Evenaar.. 5-b-Waarom voeren de V.O.C. schepen niet gewoon de kortste route langs de Afrikaanse westkust?.. 6-a- Wat is de overheersende windrichting in Nederland?. 6-b-Welke gevolgen heeft dit voor de temperatuur en de neerslag in zowel de zomer als de winter? Zie in de ELO op de vorige pagina de 5 factoren die de temperatuur bepalen..... 7-Beschrijf de kenmerken van het weer in een hoge drukgebied en in een lage drukgebied. Gebruik figuur 6 uit de ELO.
8-a-Gebruik figuur 7 van de ELO. Zet in de kaarten A en B de juiste maand. Kies uit: juli of januari. Figuur 24: ITCZ, moesson en passaat. A x y.......... B x y 8-b-Teken in beide kaarten de wind in de vakken x en y. 8-c- Wat valt je op als je de windrichting bij x en y in beide kaarten vergelijkt? 8-d-Zet in de toelichting in de kaart of het gaat om een moesson of een passaat. Leg uit daar ook uit waarom het een moesson dan wel een passaat is.
3.1.3. Neerslag. 1-Noteer hier de definitie van de rood gedrukte begrippen..
2-a-In Nederland valt gemiddeld 803 mm neerslag per jaar. Hoeveel emmers van 10 liter zijn dat dan per m²? 2-b-Neem op het kaartblad Aarde;klimaat de klimaatgrafiek van Cherrapunji voor je. Hoeveel mm neerslag valt hier gemiddeld per jaar? En hoeveel emmers van 10 liter zijn dat?.. 3-a-Hoe wordt in de clip van figuur 2 het verdampen van water uitgelegd?.. 3-b-Hoe wordt in de clip van figuur 2 het condenseren van waterdamp uitgelegd?..
4-Aan het einde van een zonnige septemberdag is de lucht boven een weiland 15⁰C. Het KNMI voorspelt een heldere nacht. De lucht bevat op dat moment 10 gr waterdamp per kilo lucht. Gebruik figuur 2. 4-a-Tot welke temperatuur moet het s nachts afkoelen om mist te laten ontstaan boven het weiland? 4-b-De kans dat er mist ontstaat is groter in september dan in juli. Leg uit waarom... 4-c-Mist kan ook ontstaan als een vorstperiode eindigt met het opsteken van een zuidwesten wind. Leg uit waarom er dan mist kan ontstaan. 5-a-In welke 4 situaties kan lucht opstijgen (en afkoelen)? 1 2.... 3... 4 5-b-Leg uit hoe in stijgende lucht wolken ontstaan. 5-c-Leg uit waarom in dalende lucht wolken oplossen. (zie stuwingsneerslag)
6-Zie clip 3. Leg uit hoe hagel ontstaat. 7-Zie de clip van figuur 4 op de ELO en de figuur hiernaast.. 7-a-Welk type neerslag wordt hier weergegeven? 7-b-Leg in eigen woorden uit waarom hier neerslag ontstaat......... 8-Bekijk clip 5. Leg uit waarom het in Niger regent in de maanden juli en augustus. Gebruik in je antwoord de begrippen invalshoek van de zon, equatoriaal minimum en ITCZ.......... 9-In Sabha (Algerije) valt het gehele jaar door vrijwel geen neerslag. Wat is hiervoor de verklaring?
10-Vul onderstaande tabel in. Bergen (Noorwegen) Stockhom Amsterdam Gem. juli temperatuur Gem. jaarlijkse neerslag 10-a-Verklaar het verschil in neerslag tussen Bergen en Stockholm. 10-b-Welke temperatuurfactor verklaart het temperatuurverschil tussen Amsterdam en Bergen? 10-c-Wat valt je op als je de gemiddelde julitemperatuur van Amsterdam en Stockholm vergelijkt? Geef hiervoor ook een verklaring. 11-a-Maak het onderstaande weerpraatje compleet door onderstaande tekst in te vullen. Kies uit: hoge / zuidwesten / lagedrukgebied/ lage / rechts / lagedrukgebied / west / oost / koufront /warmfront / hevige regen / langdurig regen / Het weer voor morgen. Het weerbeeld wordt bepaald door een.ten westen van Schotland. Een..of depressie is een gebied waar de luchtdruk relatief lager is dan de omgeving. Het ontstaat in het grensgebied tussen twee verschillende luchtsoorten. Bijvoorbeeld tussen koude lucht van..breedten en tropische lucht van breedten. De scheiding tussen de warme lucht uit het zuiden en de koude lucht uit het noorden laat een golfvormig patroon zien. Op de top van zo een golf ontstaat een depressie. De hele depressie en de bijbehorende golf verplaatst zich van.. naar
Morgen, in de loop van de dag trekt er een. van zuidwest naar noordoost over het land. Als gevolg daarvan zal er.vallen. Na het overtrekken van het warmfront klaart het op, maar vanaf het begin van de avond trekt er een.. over het land. Het overtrekken van dit front gaat gepaard met. Zoals uit het weerkaartje is af te leiden staat er boven Nederland een stevige wind uit het... 11-b-Zet de juiste temperatuur in de vierkantjes. Kies uit: 7⁰C / 12⁰C / 5⁰C 11-c-De lijnen op de kaart zijn isobaren. Dat zijn lijnen die punten met een gelijke luchtdruk met elkaar verbinden. Zoek m.b.v. Google een weerkaartje op met een depressie in de buurt van Groot-Brittannië. Noteer vervolgens de luchtdruk in de ovaaltjes. 11-d-Teken m.b.v. een pijl de windrichting in boven Nederland. Leg vervolgens kort uit waarom de wind uit die richting waait. 11-e-Waar waait het harder, bij x of bij z? Leg uit waarom je dat denkt.