Energie Verslag Nederland 1999



Vergelijkbare documenten
Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Energiebesparing in de bouw

WKK: de energiebesparingtechnologie bij uitstek!

De kleur van stroom: de milieukwaliteit van in Nederland geleverde elektriciteit

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Nationale Energieverkenning 2014

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Elektriciteit. Versie maart 2017

Heeft de milieubeweging een alternatief? Ron Wit, Stichting Natuur en Milieu Mini-symposium klimaat en energiebeleid 10 september 2009

Hernieuwbare energie in Brussel

Energie voor morgen, vandaag bij GTI

2 Producenten grijze stroom laten betalen voor transport?

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

MANAGEMENT SAMENVATTING ENERGIERAPPORT 2008

Emissiehandel: Commissie geeft groen licht voor nog eens 8 plannen zodat de handel zoals gepland van start kan gaan

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Visie op Windenergie en solar Update 2014

Geothermie. traditioneel energiebedrijf?

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

WATER- SCHAPPEN & ENERGIE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 4 juli 2017 Betreft Tweede openstelling SDE+ 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Factsheet: Dong Energy

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ENERGIE-INFRASTRUCTUUR IN HET ROTTERDAMSE HAVENGEBIED. Maart 2019

Hernieuwbare elektriciteit,

Wie betaalt de rekening van de energietransitie?

ZUINIGE ENERGIE EN KPN

Verbruik van duurzame energie,

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Ontwerpregeling subsidiebedragen WKK 2006

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN

ENERGIEPRIORITEITEN VOOR EUROPA

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

1 Kunt u zich de antwoorden herinneren van eerdere vragen over de import van groen gas? 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) 15528/02 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) ENER 315 CODEC 1640

Windvermogen in Nederland,

en uitdagingen voor de toekomst Pieter Boot, maart 2018

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie interne markt en consumentenbescherming. Commissie interne markt en consumentenbescherming

Duurzame liberalisering in Nederland?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Kwaliteits- en Capaciteitsplan 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst

Hét groene energieplan voor Nederland

ENERGIE IN EIGEN HAND

Energieprijzen in vergelijk

actueel FORUM #03/

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Duurzame elektriciteit,

Ontwikkelingen Zonne-energie

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Gas. Versie 8 april 2015

Insights Energiebranche

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

Rol energiedragers binnen de Nederlandse energievoorziening

EUROPESE COMMISSIE. Steunmaatregel SA (2017/N) Nederland Wijziging van de SDE+-regeling voor steun voor biogas

PROEFTUIN VOOR HET EUROPESE ENERGIESYSTEEM VAN DE TOEKOMST

Verbruik van duurzame energie,

Betekenis Energieakkoord voor Duurzame Groei voor de Installatiebranche. Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel 3 februari 2014 / VSK beurs

Veel meer hernieuwbaar hoe managen we dat? Frans Rooijers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Klimaatakkoord Rijk en UvW

Lusten en lasten eerlijk verdelen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verbruik van duurzame energie,

Regionaal Energie Convenant

Achtergrond en doel presentatie

Het energiesysteem verduurzaamt (Bron: ECN, Energie-Nederland en Netbeheer Nederland)

Gegevens stroometikettering 2004

certificeert duurzame energie

6 Pijler 4: Het energietransportnetwerk gereedmaken

Broeikasgasemissies in Nederland,

Inpassing van duurzame energie

WKK en decentrale energie systemen, in Nederland

Invloed overheidsbeleid op de afzet van brandstoffen. Arno Schroten

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Gas. Versie 26 januari 2016

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid

Bouwen aan de wereld van morgen! Making more transitions together!

De Energietransitie van de Elektriciteitsproductie

Windenergie in Wijk bij Duurstede

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Betreft Beantwoording vragen van het lid Spies (CDA) over energieprijzen en - contractsvoorwaarden voor consumenten

Fiscale faciliteiten op milieugebied,

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Achtergrond leveringszekerheid L-gas en wettelijke taak GTS met betrekking tot kwaliteitsconversie

Nieuwe Energie Aanboren. PvdA Aanvalsplan Aardwarmte 17 februari 2011

Balans van de Leefomgeving

Fiscale faciliteiten op milieugebied,

Essent en duurzame energieproductie in Nederland

Bevoorradingszekerheid

Transcriptie:

Energie Verslag Nederland 1999

VOORWOORD De energiesector is in beweging. Fusies en overnames zorgen voor concentratie op de energiemarkt, terwijl buitenlandse partijen zich langzamerhand op de nationale markt mengen. De Europese Unie tracht de gas- en elektriciteitsmarkten te harmoniseren om gelijkwaardige handel te garanderen. Op nationaal niveau krijgen de Kyoto-verplichtingen gestalte in concreet beleid. Maar de veranderingen brengen ook conflicten met zich mee. Hoe kunnen de veelbesproken bakstenen verdeeld worden? Welk deel van de reductieverplichting mag Nederland in het buitenland realiseren? En moeten EU-lidstaten Franse stroom weigeren, omdat Frankrijk zich niet aan de internationale afspraken houdt? Naast deze turbulente ontwikkelingen tonen de jongste energiecijfers ook een aantal stabiele trends. Het aandeel duurzame bronnen in de elektriciteitsproductie groeit gestaag; het opgesteld vermogen fotovoltaïsche zonne-energie zelfs exponentieel. Toch stijgt de CO 2-uitstoot nog steeds door het toenemende energieverbruik. In dit Energie Verslag Nederland 1999 vindt u de belangrijkste ontwikkelingen van het afgelopen jaar terug. Het biedt in vier delen een overzicht van de energiesector en het energiebeleid. Het eerste deel, Kroniek, geeft in chronologische volgorde de belangrijkste gebeurtenissen op energiegebied. Een greep uit de onderwerpen: het Energierapport, verschillende convenanten (Benchmarking, Zonneboilers), boringen in de Waddenzee, extreem fluctuerende olieprijzen, fusies en overnames in de energiesector, energiezuinige woonwijken, twee warmtepompprojecten. Focus, het tweede deel, gaat dieper in op duurzame bedrijventerreinen en energie uit afval en biomassa. Bedrijventerreinen komen steeds meer in de belangstelling te staan na de successen die duurzame woonwijken behalen. Aanleiding voor het belichten van energiewinning uit biomassa en afval is de discussie over het nut van gescheiden GFT-inzamelen, die vooral in Groningen werd gevoerd. De derde bijdrage aan Focus gaat over de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel 1, waarin maatregelen zijn aangekondigd om binnen Nederland de uitstoot van broeikasgassen te reduceren. Daarmee moet de helft van de nationale doelstelling gerealiseerd worden. Over de andere helft van de nationale doelstelling voor emissiereductie wordt nog volop nagedacht. Zeker is echter dat de relatief goedkope reductiemogelijkheden in het buitenland daarvoor aangewend gaan worden. De discussies over economische ontwikkeling van arme landen en hun verhouding tot rijke landen krijgen hierdoor een nieuwe impuls. In het derde deel, de Beschouwing, blikt het verslag vooruit op de samenhang tussen klimaatbeleid en ontwikkelingssamenwerking. Het vierde deel biedt een overzicht van de belangrijkste trends in energie. Hierin komt het historisch verloop aan de orde van energieprijzen, -vraag, -aanbod, de emissies en de markt voor diverse technieken. Nieuw in deze jaargang is het hoofdstuk Trendanalyse, waarin de netto energiebesparing systematisch is ontleed. Prof. dr. F.W. Saris Directeur

Reacties Voor vragen en opmerkingen of de bestelling van één of meer exemplaren van EVN 1999 of eerdere edities kunt u contact opnemen met het secretariaat van ECN Beleidsstudies. Het telefoonnummer is 0224-564347 en het faxnummer is 0224-563338. EVN 1994 tot en met EVN 1999 zijn tevens via Internet te raadplegen en te bestellen via een elektronisch bestelformulier op het adres: http://www.ecn.nl/document/evn99/index.html EVN 1993-1999 is integraal en gerubriceerd beschikbaar op het adres: http://www.ecn.nl/unit_bs/evn/index.html

INHOUD Deel 1: Kroniek Overheid en energiebeleid 7 Gas- en oliewinning 25 Raffinaderijen en olieproducten 33 Elektriciteits- en gasmarkt 41 Duurzame energie en energiebesparing 55 Techniek en onderzoek 63 Deel 2: Focus Duurzame bedrijventerreinen 73 Energie uit afval en biomassa 81 Uitvoeringsnota Klimaatbeleid 89 Deel 3: Beschouwing Laten Pronk en Herfkens elkaar een handje helpen 99 Deel 4: Trends Energieprijzen 109 Energievraag 113 Energieaanbod 119 Emissies 125 Marktontwikkeling technieken 127 Trendanalyse 133 Afkortingen 139 Index 141

DEEL 1 Kroniek De Kroniek geeft een beknopte beschrijving van de belangrijkste ontwikkelingen in 1999 op het gebied van energie en milieu. Achtereenvolgens komen aan de orde: overheid en energiebeleid, gas- en oliewinning, raffinaderijen en olieproducten, elektriciteits- en gasmarkt, duurzame energie en energiebesparing en techniek en onderzoek. De Kroniek is geschreven door Hugo Burger, Marcel Kaal, Pieter Kroon, Paul Lako, Roel Nahuis, Manuel de Noord en Martine Uyterlinde. Energie Verslag Nederland 1999 5

Kroniek 6 Energie Verslag Nederland 1999

OVERHEID EN ENERGIEBELEID JANUARI Subsidies en fiscale prikkels voor energiebesparing en duurzame energie in 1999 Vergeleken met voorgaande jaren is het budget voor energiebesparing en duurzame energie in 1999 fors verhoogd. Naast de structureel voor energiebesparing beschikbare middelen op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken is in 1999 uit de klimaatgelden een eenmalig bedrag van 145 miljoen gulden aan de begroting toegevoegd (zie tabel). Daarnaast is er in 1999 nog 230 miljoen gulden beschikbaar voor afwikkeling van de open tender in het door EZ uitgevoerde Besluit subsidies CO 2-reductieplan. Ook is er in 1999 258 miljoen gulden beschikbaar voor fiscale positieve prikkels voor energiebesparing bij bedrijven. In de periode 1999-2000 is er voor hetzelfde doel voor huishoudens 210 miljoen gulden gereserveerd. Dit brengt het totale beschikbare budget voor energiebesparing in 1999 op zo n 690 miljoen gulden. Budget energiebesparing op de EZ-begroting 1999 (miljoen gulden op verplichtingenbasis) Structureel Eenmalig (gemiddeld per jaar) Programma s lange termijn onderzoek besparingstechnologie 22,9 10,0 Programma s industrie 83,0 65,0 Energieconversie 10,6 Programma s woningbouw en diensten 36,6 57,0 Programma s verkeer en vervoer 8,4 3,0 Programma s agrarische sector 6,8 10,0 Non-profit regeling 24,0 Onderzoek ECN, TNO, e.a. 24,3 Totaal 216,9 145,0 Ook het 1999-budget voor stimulering van duurzame energie is aanzienlijk hoger dan het gemiddelde. Dit komt doordat in 1999 een drietal Novem-programma s tweejarig zijn gecontracteerd. Het 2000- budget is hierom naar 1999 gehaald. Budget voor duurzame energie op de EZ begroting 1999 (miljoen gulden) Meerjarenprogramma windenergie 34,4 Meerjarenprogramma fotovoltaïsche zonne-energie 94,4 Meerjarenprogramma energiewinning uit afval en biomassa 51,0 Meerjarenprogramma thermische zonne-energie 0 Subsidieregeling zonneboilers 8,0 Subsidieregeling windturbines 7,5 Programma warmtepompen 11,6 Projectbureau Duurzame Energie en overige uitgaven 5,0 Beleidsondersteuning 1,9 Basis- missie- en samenwerkingsfinanciering ECN 19,4 Doelfinanciering TNO 1,5 Programma Economie-Ecologie-Technologie 20,0 Totaal 254,5 Energie Verslag Nederland 1999 7

Kroniek Maximum eindverbruikerstarieven half procent omlaag In de loop van dit jaar treedt de nieuwe Elektriciteitswet in zijn geheel in werking en houdt het systeem van Maximum Eindverbruikerstarieven (MET) op te bestaan. Voor dit jaar evenwel stelt de minister van EZ de tarieven nog vast, zij het dus voor de laatste keer. Als gevolg hiervan dalen de maximum tarieven voor afnemers met een aangesloten vermogen van minder dan 2 MW met 0,5%. De door de distributiebedrijven in rekening gebrachte tarieven kunnen echter nog wel stijgen doordat deze 3 tot 10% onder de MET liggen. Distributiebedrijven beroepen zich daarbij op dalende inkomsten als gevolg van de buitenlandse importen van vrije afnemers. Verplichte Energievisie voor gemeenten Op veel nieuwbouwlocaties lukt het niet om een optimale invulling te geven aan de energievoorziening. Om dit probleem op te lossen wil het ministerie van VROM elke gemeente die gaat bouwen op een grote nieuwbouwlocatie (meer dan duizend woningen) verplichten tot het opstellen van een energievisie. In deze visie moet de gemeente vastleggen welke ambities zij op het gebied van energiebesparing en duurzame energie heeft. Deze ambities worden in een tienpuntsschaal getalsmatig gerangschikt: de Energieprestatie op Locatie, ofwel EPL. Via deze wettelijke regeling kunnen energiebedrijven en projectontwikkelaars zich inschrijven op bouwprojecten. VROM is niet van plan ambities op te leggen, gemeenten zijn hier aan de hand van lokale omstandigheden vrij in. Via de EPL-monitor die Novem halverwege dit jaar publiceert, kunnen gemeenten onderling worden vergeleken. FEBRUARI Mijlpaal in de liberalisering van de Europese elektriciteitsmarkt 19 februari 1999 is een belangrijke datum in het proces van liberalisering van de Europese elektriciteitsmarkt. Op deze datum moeten alle 15 EU-landen de Europese richtlijn in hun nationale wetgeving hebben geïmplementeerd en moet de markt voor minstens 26% vrij zijn. De Europese richtlijn geeft de eisen waaraan de EU-landen minimaal moeten voldoen voor het openen van hun elektriciteitsmarkt. Fasering (minimum) vrijmaking elektriciteitsmarkt volgens de Europese richtlijn Datum Vrije klanten Drempel jaarlijks elektriciteitsverbruik Deel van nationale markt Februari 1999 40 GWh 26% Februari 2000 20 GWh 28% Februari 2003 9 GWh 33% Nederland heeft de Europese richtlijn in 1998 al geïmplementeerd met het van kracht worden van de nieuwe Elektriciteitswet. Ook de meeste andere lidstaten hebben relevante wetgeving aangenomen (behalve Frankrijk en Luxemburg, zie ook november). België en Ierland hebben van de Europese Commissie een jaar uitstel gekregen en Griekenland twee jaar. Februari 1999 is ook de startdatum voor vrije mededinging in het bouwen van nieuwe productiecapaciteit binnen de EU. Dit betekent dat elke elektriciteitsproducent vanaf dat moment in elk EU-land een nieuwe elektriciteitscentrale mag bouwen en bedienen. De meeste landen stellen een vergunningsprocedure in voor het toelaten van nieuwe producenten en capaciteit. 8 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid De landen in de Europese Unie voldoen op de volgende manier aan de richtlijn:! Minimaal 33% van de afnemers zal in 2003 in de gelegenheid moeten zijn om zijn eigen aanbieder te kiezen. De meeste landen hebben gekozen voor liberaliseringstempo dat hoger ligt dan dit minimum en gaan bovendien verder dan de minimumeisen. Zo zijn in Groot-Brittannië, Duitsland, Finland en Zweden alle afnemers in 1999 al vrij. Ook in Nederland, België, Denemarken en Spanje zullen binnen een paar jaar alle afnemers vrij zijn. De resterende landen openen hun markten op een manier die correspondeert met de minimumeisen of iets verder gaat.! Voor wat betreft de toegang tot het net voor derden ( Third Party Access ofwel TPA) kiezen bijna alle lidstaten, inclusief Nederland, voor het systeem van gereguleerde toegang (rtpa), waarbij een toezichthouder voorwaarden en tarieven vaststelt. Uitzonderingen zijn Duitsland en Griekenland, die voor onderhandelde toegang kiezen (ntpa). Hierbij is het aan de marktpartijen om onderling voorwaarden en tarieven overeen te komen.! De mate van unbundling de scheiding van enerzijds productie en handel en anderzijds transmissie en distributie is de derde belangrijke factor in de liberalisering van de elektriciteitsmarkt. Deze scheiding is nodig om te waarborgen dat de eigenaar van het transmissienetwerk alle marktpartijen gelijke toegang tot het transmissienet verschaft. De meeste lidstaten kiezen voor juridische unbundling waarbij een producent of handelaar wel eigenaar mag zijn van een netwerk, maar het netwerk moet zijn ondergebracht in een aparte onderneming. In Nederland is dit TenneT voor het transmissienet. Daarnaast zijn er 21 lokale netwerkbedrijven opgericht voor het beheer van de distributienetten. In Duitsland, Frankrijk, delen van Groot-Brittannië, Denemarken en Oostenrijk zullen de netbeheerders onderdeel blijven van elektriciteitsbedrijven. In mei wordt het tweede rapport van de Europese commissie aan de Europese Raad en het Parlement betreffende liberalisering van de EU energiemarkten aangenomen. Dit rapport evalueert de voortgang van de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkten in de lidstaten. De toon is positief. Over de elektriciteitsmarkt wordt gesteld dat de toegenomen concurrentie al geresulteerd heeft in een duidelijke prijsdaling. Het toezien op een correcte implementatie van de gasrichtlijn en het juiste toepassen van de elektriciteitsrichtlijn wordt gezien als topprioriteit voor de Europese Unie en de lidstaten. Daarnaast wordt het belang van duurzame energie nog eens onderstreept. Tenslotte wordt gewezen op de noodzaak van een soepele overgang naar een grotere markt voor elektriciteit en aardgas bij het toetreden van nieuwe lidstaten. 26 tot 45% 45 tot 90% 100% 33 tot 45% 45 tot 90% 100% (*) (*) België 100% in 2010 Opening van markten na implementatie van richtlijn Situatie in 2007 Energie Verslag Nederland 1999 9

Kroniek Rijk houdt rekening met klimaatverandering In de afgelopen jaren zorgden extreme regenval en smeltwater voor overstromingen. De regering houdt er serieus rekening mee dat de wateroverlast het gevolg is van een ontregeld klimaat. In de vierde Nota Waterhuishouding en de notitie Aanpak Wateroverlast gaat het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) uit van een stijging van de zeewaterspiegel met 25 cm in de komende 50 jaar en 10% toename van extreme neerslag. In deze periode daalt de bodem in Noord- en West-Nederland waarschijnlijk ook met 25 tot 50 cm. V&W heeft de commissie Waterbeheer in de 21 e eeuw in het leven geroepen, die met een lange termijn aanpak van het waterprobleem moet komen. Verkeersprestatie op Locatie nieuw instrument in de stedenbouw Lokale overheden hebben er een nieuw instrument bij, dat ze kunnen gebruiken voor het terugdringen van het energiegebruik door verkeer en vervoer: de Verkeersprestatie op Locatie, kortweg VPL. Het hulpmiddel is gericht op een energiezuinige ontsluiting van bestemmingsgebieden. Binnen een gebied van een vierkante kilometer heeft een optimaal voetgangersnetwerk voorrang, voor de daarop volgende schaal van vier bij vier kilometer, het netwerk van fietspaden. Onderlinge verbindingen worden afgelegd via openbaar vervoer of fietspad. In de VPL draait het niet per se om de kortste weg voor voetgangers en fietser, maar eerder om de aantrekkelijkste. Op deze manier komt voor de voetganger en fietser de weg van de minste verplaatsingsweerstand vrij. Wanneer de VPL bij de ontwikkeling van grote nieuwbouwlocaties in een vroeg stadium wordt ingebracht (nog voor het programma van eisen) dan kan de VPL worden toegepast zonder dat de creativiteit van stedenbouwers er onder lijdt. Bij binnenstedelijke herinrichting zal de aanpak waarschijnlijk minder resultaat opleveren aangezien dan veel aangrenzende omstandigheden niet kunnen veranderen. Plannen schoon stadsvervoer verkeren nog in pril stadium Het kabinet wil de brandstofmix van stadsverkeer schoner maken, te beginnen met het terugdringen van het aandeel diesel. Dat staat in een brief die Minister Jorritsma van Economische Zaken naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Plannen voor schoner stadsverkeer zijn er genoeg. Maar volgens Novem wordt er nog maar weinig concreet. Buiten fiscale maatregelen en subsidieprogramma s heeft het kabinet zelf weinig instrumenten in handen om het stedelijk verkeer schoner te maken. Lokale overheden bepalen zelf wat ze aan verkeer in de binnenstad toelaten. De overheid is dan ook in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om te bezien hoe dit probleem kan worden aangepakt. Een verplicht quotum opleggen voor schone motoren, zoals in Californië, overweegt de minister niet. Zij is van mening dat de overheid afnemers niet kan dwingen tot het betalen van een meerprijs. Stimulering van LPG is een belangrijk aandachtspunt. Het overheidsprogramma Stiller, schoner, zuiniger biedt 5 miljoen gulden voor technologische innovatie op het gebied van stedelijk transport. Vooral niet-technische drempels maken dat vervoerders aarzelen om schonere bussen en vrachtauto s in te zetten. Daarom is 20% van het budget bestemd voor organisatorische aanpassingen om innovaties in te voeren. 10 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid MAART Nieuwe gaswet aangeboden aan Tweede Kamer Op 30 maart biedt minister Jorritsma de Gaswet aan de Tweede Kamer aan, in de hoop dat deze op 1 januari 2000 in werking zal treden. Belangrijkste hoofdlijn van de Gaswet is het introduceren van concurrentie en daarmee het geven van keuzevrijheid aan klanten. De markt wordt in drie stappen vrijgemaakt, synchroon aan de elektriciteitsmarkt. Per 1 januari 2000 zullen partijen die meer dan 10 miljoen m 3 gas per jaar afnemen, zoals elektriciteitscentrales en grote bedrijven, vrij zijn in de keuze van hun leverancier. De middengroep van afnemers van meer dan 170.000 m 3 per jaar is per 2002 aan de beurt. Als laatste groep zijn kleinverbruikers in 2007 vrij om hun leverancier te kiezen. Liberaliseringstempo van de gasmarkt m 3 aantal afnemers Vrij vanaf meer dan 10 miljoen 150 1-1-2000 meer dan 170.000 16.000 (waarvan 11.000 tuinders) 1-1-2002 alle afnemers 645.8000 1-1-2007 Een ander belangrijk punt van de wet vormt de onderhandelde nettoegang van derden. De huidige eigenaren van gasnetwerken, de distributiebedrijven en de Gasunie, zullen andere partijen toegang moeten geven tot hun gasnetwerk. Voor deze toegang moet een prijs worden bedongen, vandaar de term onderhandelde nettoegang (npta). Dit is een belangrijk verschil met de elektriciteitsmarkt, waar voor de toegang tot het elektriciteitsnet vastgestelde tarieven worden betaald (rpta). De overheid gaat ervan uit dat de concurrentie voor de consument prijsvoordeel en een betere dienstverlening oplevert. Gaswet Een belangrijk verschil met de nota Gasstromen (december 1997) is dat in het wetsvoorstel gasbedrijven in de toekomst niet uitgesloten zijn van de plicht tot een bijdrage aan een duurzame energievoorziening. In tegenstelling tot haar eerdere overtuiging is minister Jorritsma van mening dat ook gasconsumenten kunnen bijdragen aan een duurzame energievoorziening. Het groene stroom -systeem wordt uitgebreid met een gasvariant. De certificaten voor duurzaam geproduceerd gas zullen uitwisselbaar zijn met de elektriciteitscertificaten. Tezamen vormen zij de basis voor een toekomstig systeem voor alle andere vormen van groene energie. Voor het overige is er weinig nieuws onder de zon. De overheid houdt vast aan het in Gasstromen geïntroduceerde marktmodel voor de gasmarkt. Dit model van onderhandelde toegang verschilt sterk met het model van de elektriciteitsmarkt. De gehele opzet van de markt is losser dan die van de elektriciteitsmarkt. De lichte regulering komt onder meer tot uiting in de afwezigheid van een toezichthouder. De tarieven en voorwaarden zullen a priori via marktwerking tot stand moeten komen. De Nationale Mededingingsautoriteit zal dus toezicht houden op de nettoegang en zal optreden bij geschillen daarover. Tijdens de overgangsperiode, waarin de prijsvorming tussen producenten en leveranciers (gas-to-gas competition) tot stand komt, zal de overheid voor de gebonden klanten de maximale prijzen vaststellen. Om de gebonden klanten verder te beschermen krijgen distributiebedrijven een tijdelijke doch wettelijke leveringsplicht aan hun gebonden klanten. Na 2007 wordt deze plicht opgeheven en speelt de overheid geen enkele rol meer in de prijsvorming. Voor het lokale energiebeleid is het van belang dat in dit wetsvoorstel wordt getornd aan de vrijheid van netaanleg. Het voorstel voorziet in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur speciale regels op te stellen bij de aanleg van gasnetten in Vinex-locaties. Voor die gebieden zullen openbare inschrijvingen mogelijk zijn, waarbij gas-, elektriciteit- en warmtenetten met elkaar concurreren. Reacties van marktpartijen kenmerken zich door geluiden dat de concurrentie niet van de grond komt. Energiebedrijven blijven tot 2007 gebonden aan de langjarige contracten met Gasunie. Forse prijsdalingen worden hierdoor niet voorzien. Energie Verslag Nederland 1999 11

Kroniek APRIL Tweede Kamer neemt Elektriciteitswet aan Op 1 april wordt de elektriciteitswet door de Tweede Kamer aangenomen. Hierin is de mogelijkheid opgenomen om percentages vast te leggen voor de verplichte afname van duurzame elektriciteit. Afnemers moeten dat percentage halen via het aankopen van certificaten, die worden uitgegeven door producenten van duurzame energie. Minister Jorritsma wil het certificatensysteem en de verplichting nu nog niet activeren, maar wil wachten tot publicatie van het eerste Energierapport, komend najaar. De Tweede Kamer drong middels moties om direct tot verplichtingen over te gaan, maar minister Jorritsma krijgt een halfjaar de tijd om met betere opties dan de verplichting te komen. Liberalisering elektriciteitsmarkt in drie fasen Afnemers Aansluiting Vrij per Grootverbruikers Vermogen per aansluiting groter dan 2 MW Al vrijgegeven Middelgrote verbruikers Vermogen per aansluiting minder dan 2 MW 1-1-2002 en doorlaatwaarde van 3 80 Amp Kleinverbruikers Overige 1-1-2007 Vanwege de vrije markt die ontstaat zijn in de wet garanties opgenomen voor onder andere de eerlijke toegang tot het net, waarop een aparte dienst toezicht gaat houden, de tarieven voor de nog beschermde afnemers, de ontwikkeling van duurzame energiebronnen en de evenredigheid van de regels voor energiehandelaars uit verschillende landen (het reciprociteitsbeginsel). De Kamer heeft deze garanties aangescherpt en vroeg om extra ruimte voor de ontwikkeling van warmtekracht. Jorritsma zegde toe een studie uit te voeren naar de rentabiliteit van warmtekracht in een geliberaliseerde markt. Doelstellingen Campaign for Take-off In de campagne zijn de doelstellingen voor 2010 vertaald naar de volgende concrete doelen, te bereiken in 2003.! 1 miljoen kw p aan PV-systemen, waarvan 650 MW p geplaatst zou moeten worden in de lidstaten van de EU. De resterende 350 MW p zou geplaatst moeten worden in delen van ontwikkelingslanden waar de bevolking nog niet is aangesloten op het elektriciteitsnet.! 15 miljoen m 2 zonnecollectoren, niet alleen voor warm water productie in huishoudens, maar ook in collectieve systemen, bijvoorbeeld voor stadsverwarming.! 10.000 MW windturbines, met name te steunen waar de locatie extra kosten met zich meebrengt, zoals moeilijk te bereiken gebieden en offshore windparken.! 10.000 MW th warmtekrachtinstallaties gebaseerd op biomassa.! 1 miljoen woningen verwarmd met biomassa. Het gaat hier om warmte met een lage temperatuur, voornamelijk afkomstig van efficiënte houtkachels en stadsverwarming.! 1000 MW biogasinstallaties om onder meer stortgas te benutten voor elektriciteitsopwekking.! 5 miljoen ton vloeibare biobrandstoffen voor transporttoepassingen.! De inrichting van 100 gemeenschappen dorpen, woonwijken, eilanden die volledig op een duurzame manier in hun energiebehoefte voorzien. Naar schatting zal realisatie van de doelstellingen een investering vragen van zo n 30 miljard Euro, waarvan driekwart uit particuliere bronnen moet komen. Gepoogd wordt om investeerders bij de campagne te betrekken onder de vlag van renewable energy partnerships waarin marktpartijen projecten kunnen ontwikkelen. 12 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid EU lanceert campagne voor duurzame energie In april wordt het startsein gegeven voor de Europese aanloopcampagne, ofwel de Campaign for Take-off die duurzame energie onder de aandacht moet brengen van industrie, investeerders en publiek. In 1997 gaf de EU aan om uiterlijk in 2010 de bijdrage van duurzame bronnen te willen verdubbelen van 6 naar 12%. De campagne wordt gezien als belangrijk onderdeel van de strategie om deze doelstelling te bereiken. In Nederland gaat de campagne officieel van start tijdens de beurs Sustain 99 in mei. EU inventariseert steunmaatregelen voor duurzaam geproduceerde elektriciteit De Europese Commissie publiceert op 13 april de discussienota Electricity from renewable sources and the internal electricity market, waarin een inventarisatie is gemaakt van de steunmaatregelen voor duurzaam geproduceerde elektriciteit, die in de lidstaten gehanteerd worden. De nota vormt een aanzet tot een harmonisering van deze steunmaatregelen binnen de Europese Unie. Het ontwikkelen van EU-beleid moet voorkomen dat de verschillende maatregelen in de lidstaten verstorend werken voor de handel in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt. Bovendien past steun aan duurzaam geproduceerde elektriciteit in het streven om in 2010 het aandeel duurzame energie in de EU verdubbeld te hebben. Drie mechanismen De nota concludeert dat er drie mechanismen denkbaar zijn.! Mechanismen die werken met een doelstelling op nationaal niveau, die vervolgens op een marktconforme manier, in concurrentie tussen verschillende producenten, behaald moet worden. Er zijn twee hoofdvormen. Allereerst een systeem van groene certificaten, die aangeven dat de elektriciteit duurzaam geproduceerd is en die apart van de fysieke stroom verhandeld kunnen worden. Het groene aspect van de duurzaam opgewekte elektriciteit krijgt zo een marktwaarde, wat werkt als een stimulans voor de productie, zeker in combinatie met een doelstelling of verplichting voor afnemers tot een bepaald percentage duurzame elektriciteit. Een soortgelijk systeem wordt in Nederland door de energiebedrijven gehanteerd en verschillende andere landen overwegen introductie op korte termijn. Ten tweede een systeem van tenders, waarbij de producenten in concurrentie inschrijven voor subsidie per kwh duurzaam geproduceerde elektriciteit. Dit systeem wordt op het moment in Engeland en Ierland gehanteerd.! Het vaste premie mechanisme, een nieuw instrument waarbij alle producten van groene elektriciteit een vaste premie krijgen voor elke kwh die aan het net geleverd wordt. De premie is afhankelijk van de duurzame technologie en kan zo dure, nieuwe technologieën stimuleren. De premie zou ook betaald kunnen worden aan de afnemers van groene elektriciteit, die zo een prikkel hebben om de meest efficiënte producent te selecteren. Een belangrijk verschil met de vaste terugleververgoeding, die onder meer in Duitsland gehanteerd wordt, is dat de premie op de variabele elektriciteitsprijs gegeven wordt, waardoor het totaal nog steeds variabel is en bijvoorbeeld afhankelijk van het moment waarop aan het net geleverd wordt. In die zin is het instrument meer marktconform dan de terugleververgoeding.! Combinaties van deze systemen, waarbij elke lidstaat vrijheid krijgt om een keuze te maken en het gekozen systeem binnen een aantal randvoorwaarden in te vullen. EU-nota over de noodzaak van harmonisering in de elektriciteitsmarkt De Europese elektriciteitsrichtlijn schetst de kaders voor de liberalisering van de elektriciteitsmarkt (zie ook februari). Om nu te voorkomen dat implementatie van deze richtlijn uitmondt in het ontstaan van 15 geliberaliseerde maar geïsoleerde elektriciteitsmarkten, verschijnt op 16 april over dit onderwerp de tweede nota on harmonisation requirements: Directive 96/92/EC concerning common rules for the internal market in electricity. In 1998 verscheen al een nota over het harmoniseren van het beleid voor duurzame elektriciteit. Het doel van deze tweede nota is het identificeren van belemmeringen voor een gemeenschappelijke markt voor elektriciteit, waar het gaat om grensoverschrijdende handel en ongelijkheden tussen Energie Verslag Nederland 1999 13

Kroniek lidstaten. In hoeverre de Europese Unie deze zaken kan en wil reguleren, zal in debatten in het Europese parlement en de Energieraad duidelijk moeten worden. Het eerste thema, grensoverschrijdende handel, wordt uitgewerkt in een analyse van de beschikbaarheid van transmissiecapaciteit tussen de lidstaten, het ontwerp van een systeem voor tariefvorming voor grensoverschrijdende handel en een gezamenlijk beleid voor handel met landen buiten de EU. Het tweede thema is gelijkheid tussen de verschillende spelers op de markt na liberalisering ( level playing field ). De belangrijkste onderwerpen zijn milieu-eisen in de elektriciteitsproductie en de rol van belastingen op elektriciteit. Financieren van bakstenen in de elektriciteitssector Via een Nota van Wijziging op de nieuwe Elektriciteitswet laat Minister Jorritsma van Economische Zaken deze maand aan de Tweede Kamer weten hoe de financiering van de zogenoemde bakstenen in de elektriciteitsproductie zal plaatsvinden. Dit zijn de niet-rendabele investeringen die de elektriciteitssector in het verleden heeft gedaan en die hij niet in een liberale markt kan terugverdienen. De nota verschijnt omdat begin februari bleek dat de producenten onderling niet tot een oplossing konden komen over deze niet-marktconforme kosten die ontstaan zijn door bijvoorbeeld het realiseren van stadsverwarming en de kolenvergassingsinstallatie in Buggenum. De Minister stelt een commissie in, onder leiding van de heer Herkströter, die de problematiek zal onderzoeken. Deze commissie van wijze mannen zal eind 1999 advies uitbrengen. Kosten van bakstenen ter discussie Door het mislukken van de poging om tot een Grootschalig Productiebedrijf (GPB) te komen, worden een aantal van deze bakstenen die op naam van de Sep staan, verdeeld over de vier afzonderlijke bedrijven. De hoogte van deze niet-rendabele investeringen is een belangrijk punt. In eerste instantie werden alleen de investeringen in stadsverwarming meegerekend, later volgden ook de investering in de kolenvergassingsinstallatie Demkolec, de aanleg van een stroomkabel naar Noorwegen en verschillende importcontracten. De geschatte waarde van deze investeringen kan oplopen tot circa 6 miljard gulden, afhankelijk van de uiteindelijke marktprijs voor elektriciteit. Deze kosten zouden op alle afnemers verhaald moeten worden door middel van een jarenlange opslag op het transporttarief. De Tweede Kamer twijfelt of de overheid wel 2 tot 8 miljard moet uittrekken voor het saneren van de bakstenen. Dit naar aanleiding van de overname van de UNA door het Amerikaanse bedrijf Reliant, waarmee een bedrag van 4,5 miljard gulden gemoeid is. Minister Jorritsma stelt dat als blijkt dat de draagkracht van de bedrijven ten gunste is veranderd, de eerder afgesproken bedragen kunnen veranderen. De Tweede Kamer wacht het advies van de commissie van wijze mannen af. Ook vraagt de Kamer een extra garantie van de minister om te voorkomen dat productiebedrijven zich bij eventuele privatisering onttrekken aan de nog te maken afspraken over de bakstenen. Voor distributiebedrijven vraagt de Kamer aan de minister nog voor de zomer criteria voor privatisering op te stellen. Convenant Benchmarking: energiebesparing in industrie Eind april sluiten de energie-intensieve industrie, provincies, rijksoverheid en werkgeversvereniging VNO-NCW een convenant over nieuwe doelstellingen voor energiebesparing. Bedrijven in vijf branches hebben zich verplicht om uiterlijk in 2012 te behoren tot de wereldtop in efficiënt gebruik van energie in hun eigen tak van industrie. De vijf branches die zich hebben aangemeld zijn: chemie, basismetaal, raffinaderijen, papier en elektriciteitsproductie. Wanneer de cement-, glas- en suikerindustrie zich hierbij aansluiten, dan valt ongeveer 80% van het industriële energiegebruik onder het convenant. Het convenant is de opvolger van de meerjarenafspraken (MJA s), die eind 2000 aflopen. Er geldt nu een resultaatsverplichting per individueel bedrijf in plaats van de inspanningsverplichting per branche uit de MJA s. In bijna alle gevallen is de provincie het bevoegd gezag en daarmee belangrijk voor de 14 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid uitvoering van het convenant. De provincies zullen het energie-efficiencyplan van de ondernemingen beoordelen en formaliseren in de milieuvergunning. De werkgeversorganisatie VNO-NCW is positief over het convenant. Het wisselgeld voor deze verplichting komt in de vorm van een vrijstelling van een specifieke energieheffing. Stichting Natuur en Milieu is kritisch. Omdat er twijfels bestaan of de Kyoto-doelstelling van Nederland gehaald wordt, vindt de stichting het dichttimmeren van de overeenkomst tot 2012 een slechte zaak. De mogelijkheid tot tussentijdse aanscherping van maatregelen wordt hiermee de das om gedaan. Volgens een rapport van de Universiteit Utrecht en Ecofys levert benchmarking in de nationale CO 2-balans van 2012 een winst op van 5 tot 9 miljoen ton CO 2 ten opzichte van de autonome ontwikkeling. De grootste winst komt op het conto van de kolencentrales, de petrochemie en de raffinage, vooral vanwege de omvang van deze sectoren. De staalindustrie kent nauwelijks een reductiewinst: deze sector is al heel efficiënt. AER advies Duurzame Energie De Algemene Energieraad (AER), een onafhankelijke adviesraad voor kabinet en parlement, ziet drie knelpunten in het halen van de 10% norm duurzaam in 2020: de ongunstige prijs, een onduidelijke definitie en (lokale) bestuurlijke problemen. Ze pleit voor meer overheidsgeld voor duurzame energie. Verder acht de raad een verplicht aandeel duurzame energie voor alle afnemers onvermijdelijk om in de buurt te komen van de overheidsdoelstelling. De overheid zou ook ander beleid, zoals Ruimtelijke Ordening, moeten toetsen op de gevolgen voor een duurzame energievoorziening. In laatste instantie zou de overheid regels moeten opstellen. JUNI Eerste Kamer stemt in met wijziging Elektriciteitswet De Senaat gaat op 1 juni akkoord met de Elektriciteitswet 1998, ondanks het bezwaar van de Eerste Kamer dat de overheid het hoogspanningsnet in handen zou moeten houden. De vorige elektriciteitswet dateerde uit 1989. De wijziging is per 1 juli 1999 van kracht, met uitzondering van de artikelen over de financiering van de bakstenen : de niet-rendabele investeringen in de elektriciteitssector en eigendomsverhoudingen van het hoogspanningsnet. Besluiten hieromtrent worden uitgesteld. De Elektriciteitswet was in 1998 al door het parlement goedgekeurd en is per 1 augustus 1998 gedeeltelijk in werking getreden. Met deze wijziging wordt de wet aangepast op een aantal punten: de tariefstructuur, het transporttarief, het tarief voor gebonden afnemers en de voorwaarden voor toegang tot de netten. De wet geeft aan dat eigenaren van distributienetten een onafhankelijk netbeheerder moeten aanwijzen en dat de minister deze aanwijzing vervolgens moet goedkeuren. Een belangrijke criterium is de manier waarop de onafhankelijke positie van de netbeheerder ten opzichte van het leveringsbedrijf wordt gegarandeerd. Een belangrijk discussiepunt bij de behandeling van de wet vormden de zogeheten bakstenen (zie ook april). Energie Verslag Nederland 1999 15

Kroniek Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel 1 Op 8 juni biedt de minister van VROM het eerste deel van de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid aan de Tweede Kamer aan. De Nota richt zich op het beleid, nodig om het binnenlandse aandeel te realiseren in de reductieverplichting voor broeikasgassen van 6% in de eerste budgetperiode (2008-2012) van het Kyoto-protocol en de daaruit voortvloeiende afspraken binnen de Europese Unie (zie ook Focus). De maatregelen moeten zorgen voor een reductie van 25 Mton, de helft van de in totaal 50 Mton die gereduceerd moet worden. De andere 25 Mton reductie moet in het buitenland bereikt worden. Het tweede deel van de Nota, dat in 2000 zal verschijnen, zal hier aangewijd zijn. De maatregelen zijn gekozen op basis van kosteneffectiviteit en een evenredige verdeling over de gassen en de doelgroepen. Veel aandacht gaat uit naar CO 2 omdat de andere gassen relatief moeilijk te reduceren zijn. De maatregelen zijn verdeeld in drie pakketten. Het basispakket bevat maatregelen die direct worden genomen en die een redelijke mate van zekerheid en doeltreffendheid hebben. Het reservepakket wordt aangesproken op het moment dat het duidelijk wordt dat het basispakket niet voldoende is. Een derde pakket bevat initiatieven die tot innovaties moeten leiden en die de basis moeten vormen voor het beleid na de eerste budgetperiode (2008-2012). Met betrekking tot duurzame energie introduceert de Nota een nieuw doel van 5% duurzame energie in 2010. (Zie ook Focus.) Reacties op de Uitvoeringsnota Een belangrijk heet hangijzer in de Nota zijn de maatregelen bij kolengestookte centrales. De overheid is van mening het CO 2-niveau per kwh moet worden teruggebracht tot het niveau van aardgasstoken. Het aandeel van deze kolengestookte centrales is sinds de jaren zeventig juist gestegen van 10% naar 40%, met brandstofdiversificatie als achterliggend motief. De reactie vanuit de stroomproducenten is echter zeer afwijzend en enkele protestacties, bijvoorbeeld van EPZ, volgen snel. Stroomproducenten zijn van mening dat ombouw naar gasgestookte centrales veel te duur is. Hierdoor zullen zij hun prijzen moeten verhogen en dat zorgt voor een teruglopend marktaandeel. In het kader van de CO 2-reductie is het volgens hen een betere optie om Borssele langer dan 2003 open te houden. Bovendien waarschuwen zij dat in een geliberaliseerde markt er een import van met bruinkool opgewekte Duitse elektriciteit op gang zal komen. Hierdoor zal de uitstoot van broeikasgassen door Nederlandse energieconsumptie juist toenemen. Ook de industriële grootverbruikers zijn bezorgd over de kabinetsplannen uit de nota. Zij vinden dat de inspanningen die in het kader van de meerjarenafspraken zijn gedaan al veel kosten met zich mee hebben gebracht. VNO-NCW waarschuwt dat de effecten van milieumaatregelen de internationale concurrentiepositie van het Nederlands bedrijfsleven steeds meer raken. Het Kabinet en de Tweede Kamer behandelen de Uitvoeringsnota in november. Actieprogramma Energiebesparing 1999-2002 Op 15 juni wordt het Actieprogramma Energiebesparing 1999-2002 aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit actieprogramma beschrijft het kabinet welke bijdrage aan energiebesparing het in de periode 1999-2002 verwacht van de verschillende maatschappelijke sectoren en doelgroepen. Het actieprogramma bouwt voort op de Energiebesparingsnota uit 1998. De instrumenten die het hiervoor inzet worden uitgewerkt. Het bevat geen nieuwe beleidsvoornemens in vergelijking met het Belastingplan 1999 en de Energiebesparingsnota. De komende jaren zal voor het actieprogramma 16 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid een bedrag in worden gezet dat oploopt van zo n 690 miljoen gulden in 1999 tot circa 910 miljoen gulden in 2001. Het actieprogramma onderscheidt acht verschillende groepen eindgebruikers; deze groepen vormen de kern van het programma. De overheid zet voor deze eindgebruikers generieke instrumenten in, met name op het vlak van financiële stimulering van investeringen in energiebesparing. Daarnaast wordt per groep een beperkt aantal kerninstrumenten ingezet, zoals convenanten, heffingen, advisering en regelgeving. Aan intermediairs zoals gemeenten, energieleveranciers en maatschappelijke organisaties, wordt een cruciale rol toegedicht bij het bereiken en stimuleren van de eindgebruikersgroepen. Het verbeteren van de energie-efficiency is in het actieprogramma langs drie wegen uitgewerkt: een doelgerichte benadering van eindgebruikers, een heldere verdeling van verantwoordelijkheden binnen de Rijksoverheid en een belangrijke rol van intermediaire organisaties. Het gaat om de volgende groepen eindgebruikers en instrumenten. Eindgebruikers en instrumenten van het energiebesparingsbeleid Doelgroep Energie-intensieve industrie Middelgrote industrie (vooral maak-, voedings- en genotmiddelenindustrie) Zakelijke dienstverlening (heterogene groep) Midden- en kleinbedrijf (bedrijven met minder dan 100 werknemers) Agrarische sector (80% van het energieverbruik is glastuinbouw) Non-profit sector (ook onderwijs) Overheid Huishoudens Instrumentarium Convenant Benchmarking Meerjarenafspraken Financiële stimulering Meerjarenafspraken Energie Prestatie Norm (EPN) voor nieuwbouw Energie Prestatie Advies (EPA) voor bestaande bouw Financiële stimulering Regulerende Energiebelasting (REB) EPN EPA Wet milieubeheer Branche Energie Afspraken Meerjarenafspraken Convenanten Financiële instrumenten Voorfinanciering REB Subsidieregeling energievoorzieningen in de nonprofitsector Meerjarenafspraken EPN EPA REB Financiële stimulering EPN EPA REB EPN EPA Energiepremies Een belangrijk aspect van het actieprogramma is het monitoren van het energiebesparingsbeleid. Het kabinet wil de vinger aan de pols houden door op nationaal-, eindgebruiker- en maatregelniveau te monitoren. Harmonisatie van monitorsystemen is noodzakelijk. Het Ministerie van EZ streeft naar publicatie van een monitorprotocol in het Energierapport. In 2002 zal worden bekeken of de koers moet worden bijgesteld. Energie Verslag Nederland 1999 17

Kroniek JULI Duurzame energie in uitvoering Voortgangsrapportage 1999 Op 23 juli heeft de minister van Economische Zaken, mevrouw Jorritsma, de voortgangsrapportage Duurzame energie in uitvoering aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze voortgangsrapportage wordt verslag gedaan van de acties zoals deze zijn aangekondigd in het Actieprogramma Duurzame energie in opmars (DEIO) dat in maart 1997 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Ook wordt er invulling gegeven aan de intensivering van het beleid ter stimulering van duurzame energie, waarvoor voor de periode 1999-2002 tachtig miljoen extra is uitgetrokken. De voortgangsrapportage concentreert zich op de acties die volgens het Actieprogramma in de periode tot en met 2000 moeten worden ondernomen. Actiepunten 1999/2000 In de voortgangsrapportage wordt onderstreept dat het in DEIO uiteengezette beleid langs drie lijnen - verbetering van de prijsprestatieverhouding - stimulering van de marktpenetratie en aanpak van bestuurlijke knelpunten - niets aan actualiteit heeft verloren. Het blijkt dat er aanvullende beleidsintensiveringen nodig zijn, namelijk een toename van het budget voor duurzame energie, een verhoging van de Regulerende Energie Belasting (REB) en speciale voorschriften voor Duurzame Energie in de nieuwe Gaswet. De toename van het budget bedraagt 108 miljoen voor de periode 1999-2002 en 320 miljoen voor de periode 2003-2010. Deze bedragen zijn al in het regeerakkoord opgenomen en dus niet nieuw. De extra gelden zullen worden ingezet voor de verdere stimulering van zon-pv, energie uit biomassa en warmtepompen.! De rapportage komt met een aantal actiepunten, dat voortkomt uit een evaluatie van de actiepunten in Duurzame Energie in Opmars.! In 1999 moet het Kabinet besluiten over een verdere verhoging van de REB en de bepalingen voor duurzame energie daarbij.! In 1999 moet EZ overeenstemming bereiken met de energiesector met betrekking tot het aandeel duurzame energie in de energievoorziening voor de periode na 2000.! In 1999/2000 moet er een uitwerking komen van het duurzame energie-certificaten-systeem.! In 1999/2000 moet een Landelijk Afvalbeheersplan worden opgesteld, waarin bevorderd wordt dat brandbare stoffen zoveel mogelijk in installaties verwerkt worden die zijn geoptimaliseerd naar energieopbrengst.! In 1999 moet er een wijziging komen van de Wet Milieubeheer opdat PV-installaties niet langer vergunningsplichtig zijn.! In 1999/2000 moet er overeenstemming tussen betrokken partijen zijn over visgeleidingssystemen bij waterkrachtcentrales.! In 1999 moet EZ overeenstemming bereiken met betrokken partijen in de woningbouw over een convenant inzake warmtepompen.! In 1999 moet er door EZ een start worden gemaakt met een programma voor de marktintroductie van warmtepompen.! In 1999/2000 moet in opdracht van EZ het programma Marktrealisatie van Energie-opslag in Aquifers worden uitgevoerd.! In 1999/2000 moet er een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om initiatieven voor aardwarmteprojecten te ondersteunen. AER Advies Overheidsbeleid voor de lange termijn energievoorziening De Algemene Energieraad (AER) meent dat EZ bij zijn energiebeleid voor de lange termijn vooral moet streven naar de ontwikkeling van duurzame energie. Daarnaast dient het departement de marktwerking op de energiemarkt te bevorderen. Hiertoe is een goed mededingingsbeleid en toezicht op de uitvoering daarvan noodzakelijk. In toenemende mate dient hierin de internationale dimensie door te werken zonder daarbij de nationale belangen uit het oog te verliezen. 18 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid De AER signaleert veranderingen in de gemeenschappelijke opvattingen over energie. Energie wordt een normaal, niet-collectief goed. In samenhang met de liberalisering verandert de rol van de overheid. De overheid gaat niet meer over capaciteit en productievermogen maar stelt de randvoorwaarden, met name op het gebied van milieu en marktwerking en houdt daar toezicht op. De overheid moet voortgaan met het stimuleren van concurrentie op de energiemarkt. Marktwerking vereist volgens de Raad een goed mededingingsbeleid. In de samenleving groeit de notie dat op de lange termijn een overschakeling naar een duurzame energievoorziening noodzakelijk is. De overgang ziet de AER als centraal perspectief voor de lange termijn en deze zal veel tijd en inspanning kosten. Voor de korte en middellange termijn (2010-2020) moet het beleid daarom enerzijds al volop worden gericht op de ontwikkeling van duurzame bronnen. Anderzijds is het noodzakelijk om tevens het zwaartepunt te leggen bij het stimuleren van schone fossiele energie (met CO 2-berging) en het bevorderen van energie-efficiency. Ook moet er de nodige aandacht aan R&D worden besteed. SEPTEMBER Belastingstelsel wordt lichtgroen Het Plan voor de Belastingherziening en de Miljoenennota zetten stappen in de richting van een verdere vergroening van het belastingstelsel. Centraal staat de verdubbeling van de opbrengst van de regulerende energiebelasting (REB), waarvan de eerste stap in januari reeds is gezet. In 2000 en 2001 zal deze verdubbeling worden voltooid. Samen met de verhoging van enkele andere milieubelastingen levert dit netto ongeveer 3,7 miljard gulden op. De Belastingherziening 2001 gaat vooral over de verlaging van de inkomsten- en vermogensbelasting. Deze verlaging wordt grotendeels betaald met inkomsten uit directe belastingen zoals de REB. Er vindt een verschuiving plaats van belasting op arbeid naar belasting op milieu, te zien in het verhogen van de BTW van 17,5% naar 19%. Sommige arbeidsintensieve diensten zullen conform Europese richtlijnen vallen onder het lage BTW-tarief. Van de REB-opbrengst wordt 500 miljoen gulden direct omgezet in positieve prikkels, zoals premies voor energiezuinige apparatuur voor huishoudens en de Milieu-Investeringsaftrek (MIA) voor bedrijven. Een aantal autobelastingen wordt hervormd. Per 2000 worden nieuwe dieselauto s met 2000 gulden extra belast en terwijl de wegenbelasting voor LPG-auto s met 200 gulden wordt verlaagd. In 2001 wordt de belasting voor personenauto s en motorrijtuigen gedifferentieerd naar uitstoot van CO 2. Milieubalans 1999 De emissie van veel milieubelastende stoffen is de afgelopen decennia gedaald, ondanks de groei van de economie. CO 2 vormt hier de negatieve uitzondering op. Dit is de kern van de milieubalans 1999 die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft opgesteld. In tegenstelling tot de productie wordt de consumptie in Nederland steeds energie-intensiever, door bijvoorbeeld meer mobiliteit en elektrische apparaten. Deze energie-intensiteit uit zich in een groei van de CO 2-uitstoot. De emissie is in 1998 nauwelijks toegenomen ten opzichte van 1997, maar is nog altijd 11% hoger dan in 1990. Verwacht wordt dat in 2003 de emissie van CO 2 bijna 15% hoger zal zijn dan in 1990. Volgens de Milieubalans zullen de Nederlandse maatregelen uit de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid tot 2003 nauwelijks effect hebben op de CO 2-uitstoot. Het aandeel duurzaam opgewekte energie is de afgelopen tien jaar ongeveer verdubbeld tot circa 1,8% van het Nederlandse energiegebruik. Deze groei is echter onvoldoende om de doelstelling van een aandeel van 3% in 2000 te kunnen bereiken. Energie Verslag Nederland 1999 19

Kroniek OKTOBER De vijfde klimaattop in Bonn wordt optimistisch afgesloten Van 25 oktober tot 5 november wordt in Bonn de vijfde Conference of the Parties (CoP-5) gehouden. Sinds de klimaatconferentie in Rio de Janeiro in 1992, komen zo n 160 landen regelmatig bij elkaar om afspraken te maken voor het terugdringen van broeikasgasemissies. Het Kyoto Protocol wordt pas van kracht als het geratificeerd is door tenminste 55 landen en als het tenminste 55% van de emissies uit de industriële landen dekt. Tot nu toe hebben 16 ontwikkelingslanden geratificeerd. Daarnaast hebben 83 landen en de Europese Unie een CO 2-reductie in het buitenland eerste stap gezet. Tijdens de opening van CoP- Belangrijk discussiepunt is het percentage CO 2-reductie dat 5 in Bonn riep de Duitse premier Schröder op in het buitenland gehaald mag worden. De Verenigde Staten tot snelle ratificatie. zouden het liefst alle CO 2 -reductie in het buitenland willen Het belangrijkste resultaat van dit proces is tot realiseren, terwijl de Europese Unie vasthoudt aan nu toe het Kyoto Protocol, dat in 1997 tot stand maximaal 50%. Dit is ook de beleidslijn die Nederland al kwam. In Bonn zijn geen harde afspraken heeft uitgezet in de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid, hoewel gemaakt, maar wel werd het pad geëffend om Minister Pronk aangaf dat over dit percentage te onderhandelen valt, mocht dit nodig zijn om de VS tot het Kyoto Protocol operationeel te maken bij de ratificatie van het Kyoto Protocol te bewegen. volgende top in november 2000 in Den Haag. Vooruitlopend op de besluitvorming over het halen van CO 2- Daar zal concrete invulling gegeven moeten reductie in het buitenland, gaat het Ministerie van EZ in worden aan de zogenaamde flexibele 2000 vast experimenteren met een Europese tender voor instrumenten, die de mogelijkheid bieden om aankoop van CO 2-reductie in Oost Europa (Joint emissiereducties, behaald in het buitenland, Implementation). Bedrijven uit heel Europa kunnen plannen mee te tellen voor de eigen doelstelling en om indienen voor bijvoorbeeld warmtekracht installaties of te handelen in emissierechten. warmteterugwinning in Bulgarije, Tsjechië, Roemenië en Europese ontwerprichtlijn ter bevordering van duurzaam geproduceerde stroom De Europese Unie ontwikkelt beleid om, binnen een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt, steun te verlenen aan elektriciteit uit duurzame bronnen (zie ook april). In oktober wordt een voorstel voor een nieuwe Richtlijn ter bevordering van duurzaam geproduceerde elektriciteit bekend. Deze richtlijn is echter nog niet aangenomen en heeft geen officiële status. Toch houden de lidstaten al rekening met de ontwerprichtlijn, bijvoorbeeld door het formuleren van nationale doelstellingen. De belangrijkste elementen uit de richtlijn! Alle lidstaten moeten een doelstelling voor het aandeel groene stroom in de totale elektriciteitsconsumptie formuleren. De hoogte van de doelstelling wordt niet opgelegd, maar moet in lijn zijn met de 12% doelstelling in 2010 voor de EU als geheel.! Stroomproductie uit duurzame energie mag gesubsidieerd worden tot 5% van het nationaal elektriciteitsverbruik is bereikt, deze regeling moet uiterlijk in 2010 weer afgeschaft worden. De productie van groene elektriciteit mag dus gestimuleerd worden totdat deze vormen van energieopwekking een competitief peil hebben bereikt.! Alle lidstaten krijgen de verantwoordelijkheid om groene elektriciteit te certificeren. Hoewel het niet expliciet aangekondigd wordt, zouden deze groene certificaten vervolgens kunnen dienen als basis voor een handelssysteem. Milieugroeperingen vinden het plan vaag en onvoldoende bindend voor de regeringen van de lidstaten. 20 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid NOVEMBER Energierapport 1999 De derde Energienota van eind 1995 repte over het eens in de vier jaar uitbrengen van een Energierapport, een strategische nota over de ontwikkeling van het energiebeleid. Op 15 oktober is het zover, het Energierapport 1999 verschijnt. Het Energierapport heeft een wettelijke basis in de Elektriciteitswet en de ontwerp-gaswet bepaalt dat het Energierapport ook betrekking heeft op de gasvoorziening. In het Energierapport stelt het ministerie dat het gaat onderzoeken of de markt voor elektriciteit niet in 2003 en niet in 2007 zoals eerder gepland - in zijn geheel vrij kan komen. De groep van 55.000 kleinere bedrijven die gezamenlijk goed zijn voor eenderde van de stroommarkt is al in 2002 vrij. Met deze aangekondigde versnelde liberalisering komt de Minister tegemoet aan de wensen van de elektriciteitssector, bedrijven en de Consumentenbond, om de markt eerder te openen. De markt voor duurzame energie zou zelfs al sneller kunnen worden geopend, namelijk reeds in 2001. Om dit te ondersteunen zou dan een systeem van groene certificaten op dezelfde datum operationeel moeten zijn. Volgens het rapport is er voldoende vraag naar duurzame energie en zit het probleem meer aan de aanbodzijde. Windenergie en warmtekrachtkoppeling Het rapport noemt de langzame penetratie van windenergie als een goed voorbeeld van deze problemen. Dit wordt voor een belangrijk deel geweten aan de afwerende houding van gemeenten bij het verlenen van vergunningen. De Minister denkt erover om een windenergie-verplichting voor gemeenten in te stellen. Ook juridische belemmeringen voor de aanleg van grote windmolenparken in zee moeten in 2002 zijn verdwenen. Het doel is dat in 2010 5% van de stroom duurzaam is, in 2020 moet dat zijn gegroeid naar 10%. Onderzoek heeft uitgewezen dat warmtekrachtkoppeling door lage energieprijzen en de introductie van een nieuw tarievensysteem bij de gasvoorziening sterk onder druk is komen te staan. Warmtekracht is hierom in de komende jaren de nodige steun toegezegd. EZ verwacht doelstelling meerjarenafspraken te zullen halen Op 9 november worden de resultaten van de MJA s 1998 door minister Jorritsma bekend gemaakt. Sinds 1992 worden, in het kader van het energiebesparingsbeleid, meerjarenafspraken omtrent energie-efficiency (MJA s) gemaakt met de industrie en met een aantal andere sectoren zoals de commerciële en non-profit dienstverlening. Ieder jaar rapporteren de afzonderlijke bedrijfstakken over de behaalde besparingsresultaten. Bij de industriële sectoren waarmee een meerjarenafspraak is afgesloten is sinds 1989 de energieefficiency met 17,4% verbeterd. Men verwacht daarom de doelstelling van 20% energie-efficiency verbetering in het jaar 2000 ten opzichte van 1989 vrijwel zeker te halen. In 1998 hebben de industriële sectoren de energie-efficiency met 2,7% verbeterd; in 1997 was dit 2%. De gerapporteerde energie-efficiency verbetering van alle MJA-sectoren in het jaar 1998 ten opzichte van 1997 bedraagt 2,6%. De energie-efficiency verbetering van 1989 tot en met 1998 voor alle MJA-sectoren (exclusief de agrarische sector) staat gelijk aan een absolute energiebesparing van 155 PJ/jaar en betekent een vermindering van de CO 2-uitstoot met 8,7 miljoen ton per jaar. In 2000 lopen de meeste huidige meerjarenafspraken af. Minister Jorritsma wil de MJA-aanpak continueren in de vorm van een tweede generatie MJA s na het jaar 2000. Het overleg met de branches is al gestart. Voor de energie-intensieve industrie is het convenant Benchmarking (zie april) de opvolger van de MJA. Energie Verslag Nederland 1999 21

Kroniek Brussel start procedure tegen Frans stroombeleid Frankrijk en Luxemburg zijn de enige EU-lidstaten die de Europese elektriciteitsrichtlijn nog niet in nationale wetgeving hebben opgenomen, hoewel dit eigenlijk in februari al het geval had moeten zijn. In Frankrijk wordt de goedkeuring van de richtlijn tegengehouden door de Senaat, die aanpassingen eist. De Europese Commissie heeft beide landen nu om uitleg gevraagd en opent hiermee de weg naar gerechtelijke stappen. Met name de positie van de belangrijke stroomexporteur Frankrijk ligt hiermee onder vuur, omdat Frankrijk op deze manier het reciprociteitsbeginsel niet naleeft. Andere EU-lidstaten hebben nu ook het recht om de grenzen te sluiten voor Franse stroom. Minister Jorritsma van EZ heeft al eerder kritiek laten horen op de opstelling van Frankrijk en bereidt een importverbod voor Franse stroom voor. Frankrijk komt op de lijst van landen die in Nederland geen stroom mogen leveren aan klanten onder de 100 GWh. Grote stroomimportcontracten die jaren geleden met Frankrijk zijn gesloten, blijven intact. Nieuwe contracten verwijst de minister naar eigen zeggen naar de koelkast. Begin december belooft Frankrijk dat het wetsontwerp, dat de elektriciteitsmarkt moet openen, op 15 februari 2000 getekend zal worden. Commissie Herkströter: bakstenen maximaal 1,3 miljard Op 10 november presenteert de Commissie Herkströter op verzoek van minister Jorritsma het advies inzake de onderlinge verdeling van verplichtingen van de elektriciteitsproductiesector, ofwel de verdeling van de bakstenen. Op 18 november presenteert de Minister het advies aan het Parlement. Kern van het advies is dat een financiële compensatie van de overheid voor verplichtingen van de elektriciteitsproductiesector beperkt moet blijven tot de kolenvergassingsinstallatie Demkolec en de stadsverwarmingscontracten. Het bedrag hiervoor, maximaal 1,3 miljard gulden, is lager dan waarvan eerder werd uitgegaan (zie ook april). De Minister noemt het advies een goede oplossing voor het probleem van de verdeling van de niet-marktconforme kosten. EU-nota over de noodzaak van harmonisering in de gasmarkt Na het uitkomen van de Europese gasrichtlijn, in 1998, hebben de lidstaten tot augustus 2000 de tijd gekregen om de richtlijn te implementeren in nationale wetgeving. Intussen wordt, analoog aan de gang van zaken bij de elektriciteitsmarkt, alvast verder doorgedacht over onderwerpen die de handel binnen de interne gasmarkt zouden kunnen belemmeren. Op 23 november publiceert de Europese Commissie daarom de nota on harmonisation requirements: Directive 98/30/EC concerning common rules for the internal market for natural gas. Concrete maatregelen worden niet voorgesteld. Na consultatie van belanghebbende partijen zal een tweede rapport verschijnen. Het rapport behandelt voornamelijk potentiële technische obstakels voor grensoverschrijdende handel in aardgas zoals: " Toegang tot pijpleidingen met gas in verschillende kwaliteiten (calorische waarden) en het komen tot een specificatie van onderling uitwisselbare gaskwaliteiten. " Specificatie van de ondersteunende diensten van de netbeheerder en de kosten hiervan. " Het in sommige landen gepraktiseerde toevoegen van een geurstof aan het gas, wat de uitwisseling van gas tussen landen kan belemmeren. " De variatie in nationale technische normen voor het ontwerp en de constructie van pijpleidingen. " Principes voor redelijke tariefsystemen voor de toegang tot het net. Daarnaast wordt de inrichting van de handel in aardgas met landen buiten de Europese Unie gezien als een belangrijk punt, omdat de EU op dit moment zo n 40% van zijn aardgasbehoefte importeert en men verwacht dat deze afhankelijkheid nog zal toenemen. 22 Energie Verslag Nederland 1999

Overheid en energiebeleid Energie-etiketten witgoed geven niet altijd juiste informatie In november rapporteert de Economische Controledienst (ECD) over een onderzoek, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, naar de naleving van het Kaderbesluit etikettering energiegebruik huishoudelijke apparatuur van de Wet Energiebesparing Toestellen. Dit besluit schrijft voor dat handelaren in huishoudelijke apparatuur (koel/vriesapparatuur, wasmachines, droogtrommels, was- en droogcombinaties) deze moeten voorzien van een energie-etiket. Op dit etiket staat informatie over het energiegebruik van het apparaat en in welke klasse van energiegebruik het apparaat valt (A t/m G). Sinds 1 juli 1999 geldt de etiket-verplichting ook voor vaatwassers. Daarnaast zijn voor koel- en vriesapparatuur per 4 september 1999 minimumefficiëntie eisen van kracht. Dit betekent dat apparaten die niet voldoen aan deze eisen, niet in de handel mogen worden gebracht. Deze verplichtingen vloeien voort uit EU-beleid wat erop gericht is het marktaandeel van energiezuinige huishoudelijke apparatuur te vergroten ten opzichte van de minder zuinige modellen. Gebruik energie-etiketten onderzocht Het onderzoek richtte zich op twee onderdelen.! De naleving van de etiketteringsverplichting. Het blijkt dat kleinere winkels minder nauwgezet zijn in het bevestigen van het juiste etiket op de apparatuur. Op 87% van de koel/vriesapparaten, 89% van de wasmachines, 94% van de droogtrommels en 72% van de was/droogcombinaties was het energieetiket bevestigd. Soms werden andere etiketten op de apparatuur aangetroffen in plaats van de wettelijk voorgeschreven etiketten.! De juistheid van de op het etiket vermelde informatie over energiegebruik. Door TNO zijn 21 verschillende koel/vriesapparaten getest, waaruit bleek dat de afwijkingen procentueel hoog waren: 25% van de geteste apparaten had een hoger verbruik dan aangegeven op het etiket en overtrad daarmee de norm. Bij de wasmachines zijn 17 verschillende apparaten getest en is er 1 overtreding geconstateerd. De etiketten op de 5 geteste was/droogcombinaties bleken wel adequate informatie te bevatten. Overigens bleek uit een vergelijkend onderzoek binnen de landen van de Europese Unie, dat Nederland, na Denemarken, het beste scoort, zowel waar het gaat om het naleven van de etiketteringsverplichting door handelaren, als wat betreft het bewustzijn van klanten van de betekenis van de etiketten. De nieuwe regeling Energiepremies, aangekondigd in het Actieplan Energiebesparing, speelt daarop in door kopers van apparaten uit de zuinige A-klasse een premie te geven. DECEMBER Europese Energieraad Op 2 december komen de EU-ministers van energie bijeen voor de halfjaarlijkse Energieraad. Naast de voortgang van de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt, zijn de belangrijkste uitkomsten van het overleg als volgt: " De Raad keurt de Post-Cardiff strategie goed, met als doel de integratie van milieuaspecten en duurzame ontwikkeling in het energiebeleid. Op de Europese top in Cardiff in 1998 is besloten tot het ontwikkelen van zo n strategie. Alle landen zullen een voortdurende inspanning moeten leveren om hun energieverbruik zo efficiënt en zuinig mogelijk te organiseren. Verder dienen zij energiebronnen met een lage CO 2-uitstoot te gebruiken en maatregelen te nemen om de schadelijke gevolgen van elektriciteitsproductie te beperken. Denemarken poogt, met steun van Nederland, België en Frankrijk, om concrete doelstellingen voor energiebesparing, aandelen duurzame energie en warmtekrachtkoppeling in de strategie op te nemen. Vanwege een gebrek Energie Verslag Nederland 1999 23

Kroniek aan steun van andere lidstaten wordt volstaan met het verwijzen naar resoluties waarin indicatieve doelstellingen zijn vermeld. " De Raad keurt een ontwerprichtlijn goed, die strenge rendementseisen stelt aan voorschakelapparaten voor TL-buizen en spaarlampen. Het doel hiervan is energiebesparing. " De toelating van duurzame energie tot de interne elektriciteitsmarkt blijft liggen. Minister Jorritsma van EZ betreurt het dat de Europese Commissie de ontwerprichtlijn hiervoor nog niet klaar heeft (zie oktober). Commissaris De Palacio licht toe dat zij heeft besloten de ontwerprichtlijn nog niet uit te brengen, omdat het onderwerp binnen de Commissie controversieel ligt, maar ambieert wel om de richtlijn voor de volgende Energieraad in mei 2000 uit te brengen en nodigt de lidstaten uit om met ideeën te komen. 24 Energie Verslag Nederland 1999

GAS- EN OLIEWINNING JANUARI De NAM en het IJsselmeer Sinds 1986 heeft de NAM een vergunning voor het boren naar gas in het IJsselmeer. Begin december 1998 behandelde de Raad van State het bestemmingsplan IJsselmeer van de gemeente Medemblik. De provincie Noord-Holland is tegen het verlenen van een vergunning aan de NAM. Eind januari wijst de Raad van State de bezwaren van zowel de gemeente Medemblik (en later nog andere gemeenten als Nijefjurd) af. Over opnieuw ingesteld beroep van gemeenten en provincies doet de Raad van State naar verwachting begin 2000 uitspraak. FEBRUARI Geen verlichting belastingdruk voor olie- en gasexploratie Noordzee In de offshore-industrie gaan in 1999 en 2000 honderden arbeidsplaatsen verloren door de aanhoudend lage olieprijzen. Het offshorebedrijf Heerema bijvoorbeeld besluit zijn personeelsbestand met eenderde terug te brengen van 600 tot 400 personen, met name als gevolg van de zwakke offshoremarkt. Minister Jorritsma van Economische Zaken, is niet van plan de belastingdruk voor olie- en gasexploratie op de Nederlandse Noordzee te verlichten. Zij laat dit in februari weten naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer. Wel zegt zij te studeren op maatregelen binnen het bestaande financiële kader, die gunstig zouden kunnen uitwerken. Wintershall en EBN leveren Duits gas aan Gasunie De Nederlandse Gasunie tekent in februari voor het eerst een contract voor de inkoop van Duits aardgas uit het A-6/B-4 veld op het Duitse deel van het Continentale Plat. In 2000 wordt het veld in productie genomen. Het gasveld ligt dicht bij de Duits-Nederlandse grens op het Continentale Plat en het veld wordt geëxploiteerd door een consortium onder leiding van Wintershall, een dochter van het Duitse BASF (naast Wintershall wordt ook de naam Wingas gebruikt; dat staat voor Wintershall Gas). Energie Beheer Nederland (EBN), dat de belangen van Nederland behartigt, neemt een belang van ruim 58% in het project. Volgens Wintershall is de deelname van EBN bedoeld om het Noorden open te gooien. Het project behelst een productieplatform en twee transportleidingen van 117 km naar het F-3 platform van de NAM; een van de leidingen transporteert het condensaat, de andere het aardgas. Vanaf het F-3 platform stroomt het gas via de Nogat pijpleiding naar Callantsoog. Het project vergt een investering van 225 miljoen dollar. Gedurende de 16 jaar durende exploitatiefase zal de productie gemiddeld 1,2 miljard m 3 per jaar bedragen. Interconnector heeft weinig invloed op gasprijzen in West Europa De op 1 oktober 1998 in gebruik genomen Interconnector tussen het Engelse Bacton en het Belgische Zeebrugge vervoert Brits gas naar het Europese vasteland. Al in het begin van 1999 blijkt dat deze aardgasleiding nog weinig invloed heeft op de gasprijzen op het continent. Tegen de verwachting in keert 10 weken na de opening de stroomrichting in de Interconnector om: van 10 december 1998 tot 1 februari 1999 stroomt er gas, afkomstig van de gasleveranciers Distrigas (België), Gaz de France (Frankrijk) en Statoil (Noorwegen), naar Engeland. De Interconnector, met een capaciteit van 20 Energie Verslag Nederland 1999 25

Kroniek miljard m 3 per jaar in de richting van het continent, is primair aangelegd om overschotten van Brits aardgas aan het continent te leveren. Grote aardgasprojecten in Noorwegen uitgesteld Doordat een aantal buitenlandse afnemers hun geplande inkoop van Noors aardgas terugschroeven, ziet de gasaanbod-commissie Forsyningsutvalget (FU) zich genoodzaakt een aantal grote aardgasprojecten uit te stellen. De FU is in Noorwegen verantwoordelijk voor de goedkeuring van uitbreiding van de aardgaswinning. Italië neemt vanaf 2000 de geplande hoeveelheid van 6 miljard m 3 per jaar uit Noorwegen af, maar ziet af van de optie op nog eens 2 miljard m 3 per jaar. Tsjechië importeert 3 miljard m 3 en niet de maximale 4 miljard m 3 per jaar. Ook dragen de lage olieprijzen van 1998 bij tot het besluit om de gaswinning minder snel uit te breiden. Noorwegen wil de gasproductie opvoeren tot 72 miljard m 3 per jaar in 2005 en mogelijk zelfs 85 miljard m 3 per jaar op langere termijn. Een van de grootste aardgasvelden is het in 1997 aangeboorde Ormen Lange in de Noorse Zee, met een reserve van 390 miljard m 3. Naar verwachting zal de productie niet eerder dan in 2007 beginnen. Platform en gasleidingen vergen een investering van circa 5,4 miljard dollar. Gascontract Gasunie met Polen in de wachtkamer Op 23 februari sluiten Gasunie en het Poolse gasbedrijf Polish Oil and Gas Company (PoGC) een akkoord over de levering van 2 miljard m 3 aardgas per jaar gedurende 15 jaar. Officiële goedkeuring van het contract ligt in handen van de Poolse overheid. De aanvankelijk beoogde ingangsdatum van 1 oktober 1999 is niet haalbaar. De Poolse regering wil eerst een energiebeleid uitstippelen. Als het contract definitief wordt, betekent het niet dat Gasunie in fysieke termen gas zal leveren aan Polen. Het gas dat Gasunie volgens contract moet leveren aan PoGC, wordt geruild met Russisch gas dat aan Gasunie zal worden geleverd door Gazexport, een dochter van het Russische Gazprom. Wel kan Gasunie direct de Poolse afnemer gas leveren, als zich een storing zou voordoen in het Russische gastransport. In mei bereikt PoGC ook overeenstemming met een Noors consortium onder leiding van Statoil over levering van Noors gas. In december wordt het definitieve contract getekend. Het behelst de levering van 5 miljard m 3 per jaar gedurende een periode van vijf jaar, te beginnen in 2006 of 2007. Omdat het contract met Gasunie wordt aangehouden, rijst de vraag of Gasunie de boot zal missen in Polen. Premier Kok brengt het onderwerp in mei tijdens zijn bezoek aan Polen ter sprake bij zijn Poolse ambtsgenoot Buzek. Deze zegt dat Polen welwillend staat tegenover het contract en hij verwacht dat het voor de zomer van het jaar 2000 kan worden getekend. MAART Gasboringen in Pieterburen van de baan De NAM ziet af van voorgenomen gasboringen in Pieterburen. Nader seismisch bodemonderzoek heeft geleerd dat het veronderstelde aardgas waarschijnlijk op die plaats niet aanwezig is. Dit risico wordt te groot geacht om de investering van circa 15 miljoen gulden voor boringen te rechtvaardigen. Bodemdalingsfonds NAM voor gaswinning in Friesland In de loop van 1999 wordt een schadefonds opgezet door de NAM voor Friesland. De provincie Friesland en de NAM zijn het in principe eens over een bodemdalingfonds conform het zogenoemde Groningenmodel. Particulieren en bedrijven ageren al jaren tegen de NAM, omdat zij schade lijden door de gaswinning. In Groningen worden schadeformulieren door onafhankelijke deskundigen 26 Energie Verslag Nederland 1999

Gas- en oliewinning beoordeeld. Ook schade aan waterstaatwerken en investeringen voor gemalen ter compensatie van de bodemdaling worden in Groningen uit het fonds vergoed. De overeenkomst tussen de provincie Friesland en de NAM moet nog nader worden ingevuld voor wat betreft de samenstelling van commissies, werkwijze, et cetera. Boringen voor piekopslag Alkmaar Oliemaatschappij Amoco start na de zomer met de uitbreiding van de piekgasinstallatie te Alkmaar. Naast de zes bestaande putten worden drie nieuwe putten geboord, zodat de leveringscapaciteit toeneemt van 20 tot 36 miljoen m 3 per dag. Amoco stelt de capaciteit ter beschikking aan Gasunie. APRIL Politieke jongerenorganisaties dagen staat voor de rechter om gaswinning Acht politieke jongerenorganisaties klagen de staat aan vanwege het potverteren van de Nederlandse aardgasvoorraden en gasboringen in de Waddenzee. Al eind januari hadden de organisaties gedreigd naar de rechter te stappen, als de overheid de winning van aardgas in Nederland niet zou vertragen en voorrang zou geven aan duurzame energiebronnen. Ze zijn namelijk van mening dat het mogelijk moet zijn in 2030 de helft van de energie uit duurzame bronnen te halen. De jongerenorganisaties van PvdA, D66 en CDA behoren tot de klagers. MEI Aardschokken bij Roswinkel In het gebied rond Roswinkel en Emmer-Compascuum doen zich op 14 en 15 mei aardschokken voor, met een kracht van 1,8 en 1,4 op de schaal van Richter. Op 6 mei registreerde het KNMI ook al een beving met een sterkte van 1,5. De indruk bestaat dat de schokken ditmaal geen schade hebben veroorzaakt. De NAM maakt ook in mei bekend 144.000 gulden te zullen uitkeren aan 62 inwoners van Roswinkel die aantoonbare schade hadden geleden door een beving op 14 juli 1998, met een kracht van 3,1 op de schaal van Richter. Energie Verslag Nederland 1999 27

Kroniek NAM test gasveld voor mogelijke elektriciteitsproductie De NAM onderzoekt vanaf 17 mei te Grolloo, op een plaats waar al in 1980 aardgas was aangetoond, of het gas winbaar is en of de put geschikt is om aardgas aan de bron om te zetten in elektriciteit. Destijds is de put niet in exploitatie genomen, omdat er geen grote hoeveelheden aardgas konden worden geproduceerd en de druk aan de lage kant was. De NAM onderzoekt in breder verband welke mogelijkheden er in Nederland zijn om dergelijke gasputten rendabel te maken. Mocht de test bij Grolloo positief uitvallen, dan overweegt de NAM elektriciteit te gaan produceren met een kleine stoomturbine-installatie. AUGUSTUS Bezwaar tegen proefboring Castricum In augustus tekenen zeven organisaties bezwaar aan tegen het verlenen van een vergunning voor een proefboring voor de kust van Castricum. Clyde Petroleum had die vergunning aangevraagd in juli 1998. De proefboringen bedreigen volgens de organisaties de kust, milieukwaliteit en unieke weidsheid van de Noordzeekust. Ook zou schade kunnen ontstaan aan een infiltratiegebied voor drinkwaterbereiding. Nieuwe gasvondsten op Noordzee Elf Petroland maakt in april bekend dat het bedrijf in het blok K5a een nieuwe gasvondst heeft gedaan. Elf Petroland is de producent van een consortium van bedrijven, waaronder Energie Beheer Nederland met een aandeel 50%, voor de blokken K4b en K5a. De onderneming schat de omvang van de nieuwe vondst op 2 tot 3 miljard m 3, iets meer dan de meeste kleine velden. In augustus boort zij in hetzelfde gebied opnieuw een gasveld aan. Het gas bevindt zich op ruim 4 kilometer diepte in een veld dat ongeveer 170 kilometer ten noordwesten van Den Helder ligt. De aandacht richt zich nu op de meest efficiënte vorm van ontsluiting van de velden. TransCanada Pipeline, een kleine olie- en gasmaatschappij die ook actief is op het Nederlandse continentale plat, toont gas aan bij een exploratieboring. Of de vondst voldoende groot is voor economische exploitatie, is niet bekend. Op twee andere locaties, waar eerder boringen waren gedaan, in blok K/9-abB, wordt opnieuw geboord als voorbereiding op latere gasproductie. SEPTEMBER Studie Frikken levert sleutel voor exploitatie olie- en gasvelden Op 19 september promoveert de heer Frikken aan de TU Delft op een onderzoek naar het verband tussen de hoeveelheid winbaar gas in een aardgasreservoir en de aanwezigheid van zogenoemde diaklazen, die hij omschrijft als ondoorlaatbare glasplaten. Diaklazen zijn het gevolg van de wrijvingshitte die ontstond bij het botsen van de continenten, miljoenen jaren geleden. Zelfs 1600 kilometer ten noorden van het punt waar de continenten met elkaar botsten zijn, op drie kilometer diepte, in het aardgasreservoir zulke glasplaten gevormd. Diaklazen zijn effectieve barrières tegen de toestroom van gas. De theorie is bevestigd door boringen in de K- en L-blokken op het Nederlandse continentale plat en door analyse van in totaal zeseneenhalve kilometer boorkernen. De kennis, die is ontwikkeld bij dit onderzoek, stelt olie- en gasmaatschappijen in staat te bepalen in welke richting (namelijk oost-west) en over welke afstand er horizontaal moet worden geboord. Frikken meent dat zijn bevindingen ook belangrijk kunnen zijn voor olievelden, bijvoorbeeld voor het afgesloten olieveld te Schoonebeek. Hij suggereert dat het veld misschien weer in productie kan worden genomen. Het enige wat nog ontbreekt is een methode om de zeer stroperige olie ter plaatse vloeibaar te maken. De olie zelf is van een zeer hoge kwaliteit. 28 Energie Verslag Nederland 1999

Gas- en oliewinning Arbitrage over aardgasleveranties aan Duitsland vanuit Eemsmond In juli spreekt het Internationale Hof van Arbitrage in Zürich uit dat het Duitse Brigitta aan de NAM in totaal 5 miljard gulden moet betalen voor te veel geleverd aardgas uit de zogenoemde Common Area in de Eemsmond. Nederland heeft namelijk in de jaren zeventig en tachtig 20 miljard m 3 aardgas te veel geleverd in verhouding tot de aanspraken van Brigitta. In overleg met het Ministerie van EZ besluit de NAM in september om gebruik te maken van de zogeheten setting aside procedure. De NAM en EZ menen dat er gronden zijn om het vonnis op onderdelen aan te vechten. Dit betekent een nieuwe procedure, die ongeveer een jaar in beslag zal nemen. NAM en EZ blijven ontevreden Het Groningen-veld strekt zich voor een klein deel uit onder de Eemsmond. Daardoor kan het Duitse Brigitta aanspraak maken op een deel van de reserves onder dit gebied. In 1990 werd duidelijk dat er in de jaren zeventig en tachtig 20 miljard m 3 aardgas te veel was geleverd uit de Common Area, het deel van de Eemsmond waar zich de uitloper van het Groningen-veld bevindt. Brigitta en de NAM werden het echter niet eens over financiële compensatie. De NAM maakt de zaak in 1991 aanhangig bij het Internationale Hof van Arbitrage. Op 2 mei 1991 wijst het Hof een vergoeding toe van 855 miljoen DM plus rente. Omdat de partijen het niet eens worden over het resterende bedrag als vergoeding voor de rente, doet het Hof in juli 1996 een tussenuitspraak dat de NAM recht heeft op een compensatie van 3,7 miljard gulden. Daarvan zou 2,5 miljard gulden naar de Nederlandse Staat gaan. In een definitieve uitspraak in juli wijst het Hof 5 miljard gulden toe aan de NAM. Het staatsaandeel in dit bedrag wordt tenminste 3,5 miljard gulden, mogelijk zelfs 4,3 miljard gulden. De extra opbrengst van een miljard gulden (ten opzichte van het tussenvonnis) wordt gebruikt om de staatsschuld te verlagen. De NAM en EZ zijn niet tevreden en starten een nieuwe procedure. Europipe II gereed Statoil neemt op 19 september een tweede, 660 km lange, transportleiding (Europipe II) tussen het Noorse Kårstø en het Duitse Dornum in gebruik. Deze aanlandingsplaats ligt ten oosten van Emden, het eindpunt van Europipe I (in gebruik sinds 1994). De capaciteit van Europipe II bedraagt 21 miljard m 3 per jaar. De tweede gasleiding tussen Noorwegen en Duitsland wordt aangesloten op een verlengde Netra pijpleiding die eindigt bij Etzel in het oosten van Duitsland. Brent Spar gebruikt voor fundering havenpier De roemruchte Brent Spar, de olie-opslag- en overlaadtank die in 1995 in het nieuws kwam door het plan van Shell om het gevaarte te laten afzinken naar de bodem van de Atlantische Oceaan, krijgt een nieuw leven als fundering van een havenpier in Noorwegen. In het begin van 1999 versleept men de 7500 ton wegende opslagtank naar de kustplaats Mekjarvik in de buurt van Stavanger. Een ponton met zware hydraulische liftinstallaties takelt de tank uit het water. Eerst wordt de top van de installatie verwijderd. Daarna volgen ringen van ongeveer 25 meter hoogte. De topsectie wordt op het land gesloopt, evenals de ruggegraat die over de volle 140 meter hoogte van de constructie liep. De ringvormige secties worden gevuld met breuksteen en gebruikt voor de fundering van de havenkade. OKTOBER Gasunie stelt aanleg transportleiding naar Engeland uit In oktober wordt bekend dat de gasleiding, die Gasunie al in juni 1998 voorstelde als tweede Interconnector tussen het Nederlandse Callantsoog en het Engelse Bacton, niet eerder dan in 2005 zal worden aangelegd. De oorspronkelijke streefdatum was 2003. Inmiddels is bekend dat de capaciteit van de Interconnector tussen Bacton en Zeebrugge niet volledig wordt benut. Vermoedelijk zal het surplus van aardgas in Engeland later omslaan in een tekort dan men eerst verwachtte. Energie Verslag Nederland 1999 29

Kroniek Noorwegen stemt olieproductie af met OPEC Noorwegen is sinds 1998 in gesprek met OPEC over beperking van de olieproductie. Net als de OPEC-landen besluit de Noorse overheid de olieproductie te beperken. Er volgen twee reductiestappen van 0,1 miljoen vaten per dag (uitgaande van een niveau van 2,9 miljoen vaten per dag), de laatste stap in maart. Het Noorse parlement moet deze reducties goedkeuren. Een dergelijke vorm van dialoog en samenwerking tussen Noorwegen en OPEC is nog niet eerder voorgekomen. Noorwegen is niet van plan de contacten met de OPEC te formaliseren, zo blijkt uit een interview van Dow Jones Newswires in oktober met de Noorse Minister van Olie en Energie. NOVEMBER Sep voor Ondernemingskamer wegens twijfel over gascontract Op 18 november dient bij de Ondernemingskamer een rechtszaak die zeven Noorse energiebedrijven, die de zogenoemde Troll Group vormen, hebben aangespannen tegen Sep om naleving van een gascontract af te dwingen. De Noren vrezen dat Sep failliet gaat en dat als gevolg daarvan hun contract zou worden ontbonden. Sep wordt gedeeltelijk ontmanteld in het kader van de liberalisering van de energiesector. Het hoogspanningsnet wordt afgesplitst onder de naam TenneT. De Ondernemingskamer oordeelt dat de splitsing van Sep genoeg mogelijkheden biedt om verplichtingen uit eerder aangegane contracten na te komen. Het contract tussen Sep en de Troll Group dateert van 1989. Het bijzondere van dit contract is dat de prijs van het gas (op afstand) is gekoppeld aan de prijs van steenkool. Door de relatief lage olie- en gasprijzen van de laatste jaren is deze indexatie niet profijtelijk gebleken, ook al is de gasprijs wel stabiel. Het gas wordt geleverd aan de nieuwe Eemscentrale - met vijf eenheden van ruim 350 MW - van EPON (inmiddels Electrabel). Het contract, met een looptijd van 1995 tot 2016, kent geen heronderhandelingsclausule. DECEMBER Weer olieramp voor de Franse kust Op 12 december breekt voor de Franse kust de Maltese tanker Erika in tweeën. Mede door het slechte weer, maar ook door onderschatting en onduidelijkheid in aansprakelijkheid, komen maatregelen pas laat op gang. Ook de inzet, na een week, van het moderne Nederlandse oliebestrijdingsschip Arca van Rijkswaterstaat kan niet verhinderen dat 11 miljoen liter zware olie de kust van Bretagne bereikt. Zo n 300.000 zeevogels overleven de ramp niet. De tanker vervoerde de olie in opdracht van het Frans-Belgische TotalFina. Hoewel mogelijk niet juridisch aansprakelijk biedt TotalFina twee en halve week na de ramp excuses aan en trekt vierhonderd miljoen gulden uit voor de schoonmaakoperatie. Uiteindelijk blijkt een doorgeroeste scheidingswand tussen een olietank en een ballasttank de oorzaak van het breken te zijn. Mede door de ramp komt een mogelijk verbod van tankers met slechts een enkele wand weer in discussie. 30 Energie Verslag Nederland 1999

Gas- en oliewinning Voorlopig geen gasboringen in de Waddenzee Het Kabinet maakt op 7 december bekend dat er op dit moment nog geen boringen mogen worden uitgevoerd naar aardgas in de Waddenzee. Het Kabinet is van oordeel dat niet alle onzekerheden en twijfel over mogelijke blijvende aantasting van de Waddenzee in voldoende mate zijn weggenomen. De komende jaren zullen worden benut om voortschrijdend inzicht te krijgen in de vraag of de resterende onzekerheden over de mogelijkheid tot het vervullen van sluitende voorwaarden kunnen worden weggenomen. Aldus een brief aan de Tweede Kamer van de verantwoordelijke Ministers van EZ (Jorritsma) en VROM (Pronk). Vijftien jaar Waddengas De discussie over aardgasboringen in de Waddenzee duurt al tientallen jaren. In het begin van de jaren tachtig werden vergunningen verleend aan Elf Petroland voor het Zuidwalveld en aan de NAM voor Ameland-Oost. In de periode 1984-1994 was een vrijwillig moratorium op nieuwe gasboringen in de Waddenzee van kracht. In 1993 verschijnt het rapport Mijnbouwactiviteiten in de Waddenzee. Op grond van dit rapport maken de NAM en de regering nieuwe afspraken:! In de NAM-concessies Groningen en Noord-Friesland mag in de Waddenzee op zes plaatsen een (tijdelijke) exploratieboring worden uitgevoerd.! Als er aardgas wordt gevonden, moet de winning buiten de Waddenzee plaatsvinden; dit is mogelijk door gedevieerd (schuin) of horizontaal boren. Er mogen geen permanente installaties in de Waddenzee worden opgesteld.! De boringen moeten voldoen aan de strengste eisen en zijn beschreven in een Milieu-Effect-Rapport.! Er worden onafhankelijke studies gedaan naar de effecten van bodemdaling. Op grond van de in 1994 met de regering gemaakte afspraken publiceren begin 1999 onafhankelijke wetenschappers de onderzoeksresultaten naar alle effecten van de maximale bodemdaling in het gehele gebied. De conclusie is dat met name door de natuurlijke dynamiek de geringe effecten niet zullen leiden tot schade. Niettemin is een meerderheid van de Tweede Kamer een andere mening toegedaan. Dit is dan ook de reden voor het (voorlopig) afwijzende standpunt van de regering. Business Plan NAM voorziet terugval gasboringen en schrappen van banen In december maakt de NAM bekend dat er 600 tot 750 arbeidsplaatsen komen te vervallen op een totaal van 2450 personeelsleden. Deze actie vloeit voort uit het Business Plan 2000-2004. Eind 2000 moeten de eerste 250 arbeidsplaatsen zijn vervallen. De NAM verwacht in de periode vanaf 2004 acht tot tien exploratieboringen per jaar uit te voeren. Zes redenen voor reorganisatie De NAM geeft aan dat de drastische afslanking samenhangt met ontwikkelingen op de energiemarkt, zoals:! De ontwikkeling van de olieprijs: de olieprijs bepaalt in belangrijke mate het niveau van de gasprijs; een lage olieprijs werpt zijn schaduw vooruit wat betreft te verwachten aardgasinkomsten.! Liberalisatie van de energiemarkt: liberalisatie van de gasmarkt veroorzaakt marktverlies voor Gasunie en daarmee voor de voornaamste leverancier, de NAM.! Restrictief vergunningbeleid: de toegang tot gebieden in Nederland om naar gas te boren wordt moeilijker en het duurt langer voordat de procedures om vergunningen te krijgen zijn doorlopen.! Lagere capaciteitsbehoefte: de behoefte aan capaciteit, met name opslagcapaciteit blijkt lager te zijn dan verwacht; uitbreiding van de ondergrondse gasopslag bij Norg en Grijpskerk is daarom uitgesteld.! Lager exploratieniveau: de succes-ratio bij exploratieboringen daalt al jaren; om deze daling een halt toe te roepen, ziet de NAM zich genoodzaakt het aantal boringen terug te brengen.! Tegenvallende resultaten: sommige boringen, die aardgas aantoonden, waren teleurstellend in de zin dat de aanwezige voorraden niet economisch winbaar bleken. Energie Verslag Nederland 1999 31

Kroniek NAM gaat naar aardgas boren nabij Biesbosch Begin december wordt bekend dat de NAM naar aardgas wil boren in het gebied rond Andel, nabij de Biesbosch. Het Ministerie van Economische Zaken beslist binnenkort over de vergunningaanvraag. De NAM is niet van plan boortorens in de Biesbosch te plaatsen. Het natuurgebied ligt in het uiterste puntje van een gebied waar het bedrijf aardgasreserves vermoedt. Olie- en gasboringen 1999 In 1999 vinden er in Nederland 28 boringen naar olie en gas plaats. In 1998 was het aantal boringen reeds gedaald tot 59, vergeleken met 73 in 1997. Deze gegevens zijn afkomstig van het Nederlands Instituut voor Toegepaste Wetenschappen - TNO (NIGT-TNO). De olie- en gasboringen worden onderverdeeld in: " 17 exploratieboringen, gericht op opsporen van olie- of gasvelden. " Vijf evaluatieboringen, voor nadere verkenning van eerder aangetoonde olie- of gasvelden. " Zes productieboringen, om velden daadwerkelijk te exploiteren. De daling van het aantal boringen ten opzichte van 1998 doet zich over de gehele linie voor, dat wil zeggen, bij de exploratieboringen, de evaluatieboringen en de productieboringen. De verklaring voor de daling van het aantal boringen is het lage niveau van de olieprijs in het voorgaande jaar en in het begin van 1999. Olie- en gaswinning 1999 In 1999 wordt 1,9 miljoen m 3 olie gewonnen, 7% minder dan in 1998. Van deze hoeveelheid is 0,7 miljoen m 3 afkomstig van velden op het vaste land en 1,2 miljoen m 3 van velden op het Nederlandse deel van de Noordzee. In 1999 wordt (bruto) 72 miljard m 3 aardgas gewonnen, 10% minder dan in 1998. Bij de gasvelden op het vaste land is sprake van een daling van 19%, terwijl de offshore gasvelden juist een productiestijging van 8% laten zien. Nog niet eerder is het aandeel van de offshore productie in de totale Nederlandse gaswinning zo hoog geweest als in 1999, namelijk 40%. De totale productie bevindt zich in 1999 op het laagste niveau sinds 1989. De terugval in de productie komt vooral voor rekening van toegenomen concurrentie op de Nederlands gasmarkt, met name in de vorm van import van Brits gas. 32 Energie Verslag Nederland 1999

RAFFINADERIJEN EN OLIEPRODUCTEN JANUARI Tegenvallende winstcijfers Shell, BP Amoco en Petrofina hebben het moeilijk. Zo daalt de jaarwinst van Koninklijke Shell over 1998 met maar liefst 95%. Shell noemt hiervoor als oorzaak naast de lage olieprijs ook de forse herstructureringskosten, de stagnerende vraag naar olieproducten in met name het Verre Oosten en overcapaciteiten bij raffinaderijen. De Aziëcrisis heeft ook effect op de chemiesector waar ze de afzet van bulkchemicaliën onder druk zet. Daar hebben concerns als DSM en BASF last van. FEBRUARI Novem presenteert het nieuwe rijden Novem presenteert op de Autorai het nieuwe rijden, een rijstijl die tot 10% minder brandstofverbruik moet leiden. Het gaat hierbij niet alleen over de rijstijl, maar ook over controle van de bandenspanning en zuiniger aankoopgedrag door energie-etiketten op auto s. Het nieuwe rijden wordt ondersteund via initiatieven bij rijopleidingen, demonstratieprojecten en een internetsite. Onderzoek toont aan dat personenauto s de laatste jaren gemiddeld niet meer zuiniger worden. Dit komt omdat steeds zwaardere auto s worden gekocht. De efficiency-verbeteringen worden bij het rijden tenietgedaan door het hogere gewicht. Het nieuwe rijden Het concept omvat vier basiselementen: ƒ De rijstijl. Deze omvat onder andere elementen als starten zonder gas geven, zo snel mogelijk bij lage toerentallen doorschakelen (binnen de bebouwde kom de vijfde versnelling gebruiken) en waar mogelijk de auto in een zo hoog mogelijke versnelling laten uitrollen in plaats van remmen; vooruitkijken dus. ƒ Het etiket brandstofverbruik. Dit etiket, dat in de loop van het jaar 2001, als gevolg van Europese regelgeving, op alle nieuwe auto s verplicht wordt, geeft het relatieve brandstofverbruik en de CO 2- uitstoot weer. Er komen drie kleuren labels: groen (verbruikt minder dan gemiddeld), geel (gemiddeld verbruik) en rood (verbruik meer dan gemiddeld). Het gemiddelde wordt bepaald door naar andere auto s in dezelfde grootte klasse te kijken. ƒ Bandenspanning en onderhoud. Regelmatige controle van de bandenspanning verhoogt de veiligheid en reduceert het brandstofverbruik. ƒ Het gebruik van in-car instrumenten. Dit zijn instrumenten die de automobilist informatie geven over onzuinig rijgedrag, over het actuele brandstofverbruik of het verbruik per rit. MAART OPEC realiseert hogere olieprijs Na een aanvankelijke opleving in januari gaat de olieprijs in februari opnieuw richting de 10 dollar per vat. Op de halfjaarlijkse OPEC-vergadering in maart wordt daarom besloten de OPEC-productie met zo n 10% te verminderen. Ook vier niet-opec landen doen mee. De productiebeperking gaat op 1 april in. Als blijkt dat de productie inderdaad daalt, gaat de olieprijs stijgen. In de zomer wordt de grens van 20 dollar gepasseerd. Het doel van de OPEC wordt hiermee gerealiseerd. De OPEC blijkt ondanks zijn teruggelopen marktaandeel nog steeds in staat te zijn om door zijn beslissingen de olieprijs, in ieder geval op korte termijn, een bepaalde kant op te sturen. In september besluit de Energie Verslag Nederland 1999 33

Kroniek OPEC om de productiebeperking in ieder geval tot maart 2000 te handhaven. De olieprijs blijft hierop richting de winter, wanneer de vraag het hoogste is, oplopen tot een niveau van 25 dollar per vat. olieprijs in dollar/vat 30 25 20 15 10 5 0 mei-97 jul-97 sep-97 nov-97 jan-98 mrt-98 mei-98 jul-98 sep-98 nov-98 jan-99 mrt-99 mei-99 jul-99 sep-99 nov-99 Ontwikkeling van de olieprijs De prijs van Brent ruwe olie (Noordzee olie) is in 1998 gemiddeld 13 dollar per vat tegen 19 dollar per vat in 1997 en daalt steeds verder. De daling begon in het vierde kwartaal van 1997, toen op de oliemarkt overaanbod ontstond. De redenen hiervoor waren een verhoogde OPEC-productie (toename met 2,5 miljoen vaten per dag in november 1997), een daling van de vraag in het Aziatisch-Pacifisch gebied en een zachte winter op het noordelijk halfrond. De productiebeperking in juni 1998 door de OPEC (2,6 miljoen vaten minder) en sommige niet-opec landen (0,5 miljoen vaten) zorgde weliswaar voor enige steun, maar kon niet voorkomen dat de olieprijs eind 1998 zelfs beneden de 10 dollar per vat daalde. Zover zelfs dat de bodem in de markt bereikt werd. Op dat prijsniveau is het economisch gezien bij een aantal velden niet meer interessant om ze nog te exploiteren. Het aanbod neemt dus af, waardoor de prijs zich stabiliseert. De lage olieprijs heeft grote economische gevolgen voor de olie-exporterende landen. Ook energiebesparing en in mindere mate de toename van duurzame energie komen er door onder druk te staan. Na aanvankelijke verdeeldheid komt de OPEC in maart tot een akkoord over lagere olieproductie. In totaal gaat de productie per 1 april met 2,1 miljoen vaten per dag naar beneden. Tien OPEC-leden zorgen voor een beperking van 1,7 op een totale OPEC-productie van 24,7 miljoen vaten per dag. De resterende 0,4 wordt beperkt door producenten die niet tot OPEC behoren (Mexico, Oman, Rusland en Noorwegen). De Petroleum Economist noemt voor maart een totale wereld olieproductie van 73,5 miljoen vaten per dag waarvan 30,7 (42%) afkomstig van OPEC-landen. Het verschil tussen 30,7 en 24,7 bestaat voor een belangrijk deel uit aardgascondensaat. De 2,1 miljoen ton beperking betekent een daling van de olieproductie met bijna 3%. Hoewel in de markt lange tijd getwijfeld werd aan de haalbaarheid van de OPEC-plannen, lijkt het er steeds meer op dat het kartel dit keer wel de discipline opbrengt die nodig is. In mei behaalden de aangesloten leden bijna 90% van de afgesproken productiebeperking. Normaal gesproken daalt in de zomermaanden de olieprijs door seizoensinvloeden. Immers, het grootste verbruik komt van geïndustrialiseerde landen uit de noordelijke helft van de aardbol en door de zomerse warmte neemt de vraag naar olie af. Door de eensgezindheid van de OPEC blijft deze prijsdaling dit jaar uit. In augustus wordt de 20 dollar grens gepasseerd. Eind december ligt de prijs op 25 dollar. Het idee dat de prijs in december wel eens tot 30 dollar per vat op kon lopen, wordt geen realiteit. Voor vele olieproducerende landen en olieconcerns is het een opluchting dat de opgelopen economische schade door de lage prijs in de tweede helft van 1999 gedeeltelijk wordt goedgemaakt. Hoewel OPEC-leden wel eens hebben aangeven dat 21 dollar per vat hun doel is, wordt niet verwacht dat zij op korte termijn maatregelen gaan nemen om tot een lagere olieprijs te komen. De afgesproken beperking duurt in ieder geval nog tot maart 2000. 34 Energie Verslag Nederland 1999

Raffinaderijen en olieproducten Benzinestations geruild Het Belgische Petrofina neemt 26 van de Nederlandse benzinestations van Shell over. In ruil daarvoor krijgt Shell alle Fina pompstations in Noorwegen. Het marktaandeel van Shell in Nederland van 45% neemt hierdoor af. Shell wilde, in verband met een inmiddels afgeketste fusie met Texaco, een deel van de pompstations kwijt. In Noorwegen wordt Shell nu een grotere speler en kan tegen lagere kosten distribueren. Marktwerking bij de benzinestations Na een kritische evaluatie van de benzinemarkt heeft het kabinet besloten om hier meer concurrentie te creëren. Deze operatie vind plaats in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW). In maart brengen een drietal werkgroepen advies uit hoe langs de autowegen tot meer concurrentie gekomen kan worden. Met deze implementatievoorstellen belegt de overheid in mei een tweetal consultatiebijeenkomsten. Bij het overleg op 20 mei met de zittende partijen, die reeds benzine stations exploiteren, wilde deze eerst over de uitgangspunten praten. Nadat de voorzitter aangegeven had dat dit niet de bedoeling was, verliet een ruime meerderheid de bijeenkomst. De consultatiebijeenkomst met andere belanghebbende partijen (nieuwe toetreders, consumenten en andere maatschappelijke organisaties) op 31 mei is wel goed verlopen. In juli gaan de zittende partijen toch weer met de overheid om de tafel zitten. Tot een akkoord komt het echter in 1999 niet meer. Nieuwe randvoorwaarden benzinemarkt in ontwikkeling De overheid belemmert door een aantal zaken zelf de marktwerking. De volgende suggesties zijn reeds gedaan:! Opheffen van het verbod op onbemande benzinestations.! Opheffen van de verplichting tot het voeren van alle gangbare motorbrandstoffen.! Toestaan van sobere reclame voor motorbrandstofprijzen langs de autosnelweg.! Opheffen van het 20 kilometerstramien (de regel dat om de twintig kilometer een benzinestation wordt gevestigd). Opheffen van de functiescheiding tussen benzinestations en wegrestaurants. In maart is de stand van zaken: De eerste twee aanbevelingen zijn inmiddels verwerkt in een ontwerpbesluit tot wijziging van de Richtlijnen bewegwijzering. Wat betreft het toestaan van sobere prijsreclame zal een wijziging van het aanduidingenbeleid worden voorbereid. Het twintig kilometer stramien is historisch bepaald. Er wordt naar gestreefd betere criteria te ontwikkelen, die rekening houden met belangen van ruimtelijke ordening en verkeersveiligheid. Totdat die nieuwe criteria zijn vastgesteld wordt de afwijking van het twintig kilometer stramien beperkt tot nieuwe locaties aan bestaande op- en afritten. De functiescheiding tussen benzinestations en wegrestaurants wordt opgeheven. Er is een drietal werkgroepen opgericht, dat aanbevelingen heeft gedaan. De werkgroep veilen adviseert om maatschappijen met een klein marktaandeel een voorkeursbehandeling te geven bij het voor 15 jaar in gebruik geven van nieuwe locaties. Een bekende maatschappij zal namelijk veel meer omzet maken op een locatie en kan daardoor meer bieden dan een onbekende. Bij het veilen wordt een locatie niet toegewezen aan de hoogste bieder, maar aan de hoogste bieder gecorrigeerd voor marktaandeel. Hoe hoger het aandeel, hoe meer er geboden moet worden. Een vergunning geeft direct ook recht op het leveren van restauratieve voorzieningen. De werkgroep bestaande overeenkomsten adviseert het openbreken van alle contracten voor onbepaalde tijd. Door het contract pas over 10 jaar te beëindigen, hoeft nu maar een kleine afkoopsom betaald te worden. De werkgroep verbruiksvergoeding adviseert om naast een eenmalige betaling voor de vergunning de jaarlijkse vergoeding niet te koppelen aan de feitelijk verkochte volumina, maar aan de hoeveelheid motorbrandstof die gekoppeld aan criteria als verkeersintensiteit, zichtbaarheid en kavelgrootte bij normaal ondernemerschap verkocht zou worden. Energie Verslag Nederland 1999 35

Kroniek Californische controverse over MTBE duurt voort Omdat in 1% van de drinkwaterbronnen een te hoog gehalte aan het moeilijk afbreekbare MTBE (Methyl TertiairButyl Ether) aangetroffen is, wil Californië deze stof de komende jaren uit benzine gaan weren. De raffinage sector geeft aan dat MTBE voor benzine een zeer uitstekende vervanger voor lood in de benzine is. Alternatieven zijn niet in voldoende mate beschikbaar en hebben ook minder goede eigenschappen. Ook de meeste Nederlandse benzine bevat enkele procenten MTBE. MTBE wordt gemaakt uit aardgas en butaan (een LPG-component). APRIL Weinig investeringen in de oliesector Vergeleken met andere jaren wordt er in 1999 weinig nieuwbouw gepleegd. In Pernis wordt door Texaco voor 140 miljoen een syngas-fabriek op basis van plasticafval gebouwd. De fabriek heeft een capaciteit van 50.000 ton per jaar. Bij Total in Vlissingen wordt voor 35 miljoen een TRN Sulpher ontzwavelingsinstallatie gebouwd, die begin 2000 klaar moet zijn. Shell knapt in Pernis drie HDS ontzwavelingsfabrieken op die medio 2000 opgeleverd moeten worden. Bij Nerefco wordt dit jaar 23 miljoen geïnvesteerd in een installatie voor benzeen verwijdering. Deze installatie is eind 1999 klaar zijn. Tenslotte geeft Dow in Terneuzen in april aan de capaciteit van zijn twee naftakrakers van 1,1 tot 1,7 miljoen ton etheen per jaar uit te willen breiden. Eind 2001 moet deze aanpassing klaar zijn. JUNI Shell gaat schonere benzine verkopen Op 1 juni begint Shell een proef met de verkoop van schonere benzine. Deze Shell Pura is geschikt voor auto s die op Euro 95 rijden. Bij gebruik van de nieuwe benzine dalen de emissies van NO x met 3%, van SO 2 met 50% en van benzeen met 10%. De benzine wordt voorlopig verkrijgbaar op zo n dertig stations in de regio s Leiden en Arnhem en is wegens de hogere productie en distributiekosten op dit moment 14 cent per liter duurder dan Euro 95. Met deze benzine wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van klanten aan minder milieubelastende producten. Mogelijk wordt deze benzine in 2000 landelijk verkrijgbaar. JULI Productie industriële gassen steeds meer uitbesteed In 1997 begon Air Products met de grootste zuurstoffabriek ter wereld in het Botlekgebied te leveren aan onder andere Shell. De wereldwijde tendens van bedrijven om ook bij grootschalige projecten de gassen niet zelf te maken maar in te kopen zet ook dit jaar door. De afnemers van de gassen kunnen zich meer richten op hun kernactiviteiten, hoeven minder te investeren en lopen minder risico. Air Liquide neemt in juli een koolmonoxide fabriek van 140 miljoen gulden in gebruik, gebaseerd op steam-reforming en cryogene scheiding, ten behoeve van GE Plastics in Bergen op Zoom. De installatie die jaarlijks 70.000 ton koolmonoxide moet leveren, wordt wereldwijd de eerste installatie die GEP niet zelf beheerd. De gelijktijdig geproduceerde waterstof gaat via een ondergrondse leiding naar Antwerpen en Noord-Frankrijk. Air Liquide heeft in de regio een leidingnetwerk van 2700 km voor transport van een viertal gassen. Via dit netwerk kunnen ook kortstondige storingen worden opgevangen. 36 Energie Verslag Nederland 1999

Raffinaderijen en olieproducten In Rotterdam bouwt de elektriciteitsproducent EZH momenteel samen met Hoek Loos een Utility Centre Rotterdam dat waterstof, synthesegas en koolmonoxide gaat produceren voor bedrijven in de Rijnmond. Naast gassen wordt door een utility centre soms ook elektriciteit, water en stoom geleverd. Het aantal grote aanbieders op deze gasmarkt neemt in 1999 van acht af naar zeven. Voor 350 miljoen gulden neemt Air Liquide in maart eerst de gasactiviteiten van BOC in de Benelux en Duitsland over. In september wordt de rest van dit concern overgenomen door Air Liquide en Air Products voor 11,2 miljard gulden. SEPTEMBER Autovrije zondag Op initiatief van Milieudefensie en het Landelijk Overleg Autovrije Zondag (LOAZ) is er op 19 september 1999 een autovrije zondag georganiseerd. De autovrije zondag is volgens de organisatoren bedoeld om stil te staan bij de uit de hand lopende automobiliteit: "Het is geen anti-autodag. De mensen die meedoen zijn niet tegen de auto, maar voor een leefbare straat, voor een schoner milieu en voor een eerlijker verdeling van de openbare ruimte." Aanleiding van het initiatief is dat precies 25 jaar geleden - tijdens de oliecrisis in 1973-1974 - de overheid een autoloze zondag instelde om benzine te besparen. Aan de eerste autoloze zondag in 25 jaar doen 50 steden mee. Meedoen betekent meestal het afzetten van een aantal straten en de organisatie van een sportief evenement, zoals een skeelerwedstrijd, een fietstocht of kinderspelletjes. Mede gezien de positieve reacties wordt er op 24 september 2000 weer een autovrije zondag georganiseerd. Olie-industrie doorgelicht In opdracht van het ministerie van Economische zaken heeft Roland Berger & Partners de Nederlandse olie-industrie doorgelicht op sterke en zwakke punten. Bedreigingen zijn de milieumaatregelen, de hoge kosten en de hoge productiviteit. Kansen liggen onder andere bij de levering van CO 2 aan kassen, verbetering van het pijpleidingennet en warmtekrachtkoppeling. De lage marges en de overcapaciteit kunnen hiermee niet gecompenseerd worden. Clustering van raffinaderijen is dan ook noodzakelijk. OKTOBER Moeten pomphouders in de grensstreek subsidie terugbetalen? In januari wordt bekend dat honderden pomphouders aan de grensstreek met Duitsland het risico lopen dat zij een forse subsidie van ruim 200.000 gulden per tankstation moeten terugbetalen aan de Nederlandse staat. Bij de verhoging van de benzine accijns in 1997 heeft het ministerie van Financiën deze tankstations financieel gecompenseerd om te voorkomen dat massaal in het buitenland getankt zou gaan worden. De Europese Commissie heeft deze subsidie inmiddels echter verboden en gesteld dat per oliemaatschappij slechts een eenmalige subsidie van 100.000 Euro toegestaan was. Het verschil moet worden terugbetaald. In oktober willen de pomphouders via een kortgeding weten waar ze aan toe zijn. De minister besluit daarop om allereerst te proberen het geld terug te vorderen van de Energie Verslag Nederland 1999 37